Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, de noden aan infrastructuur zijn in de verschillende sectoren zeer groot. Momenteel geldt een verlaging van btw tot 6 procent enkel voor de bouw van voorzieningen die residentiële opvang aanbieden.
De Federale Regering heeft vorig jaar beslist om de btw voor schoolgebouwen vanaf 1 januari 2016 te verlagen van 21 procent naar 6 procent. Door deze aanpassing van het btw-tarief voor één sector is het bepalend criterium voor de verlaging van het btw-tarief, namelijk de residentiële kenmerken van een organisatie, verlaten.
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Vlaams Welzijnsverbond en de federatie van sociale ondernemingen (SOM) hebben aan de federale minister van Financiën gevraagd om het verlaagde btw-tarief door te trekken in de hele welzijnssector, zodat bijvoorbeeld voorzieningen die enkel dagopvang aanbieden er ook van kunnen genieten.
Een lagere btw zou een lagere kostprijs betekenen, waardoor het eigen aandeel in de bouwkosten en de druk op de werkingsmiddelen zou kunnen afnemen, alsook de druk en de vragen in het kader van infrastructuursubsidies. Het zou met betrekking tot die bouwwerken in de welzijnssector een boost kunnen geven, naar analogie met de positieve geluiden uit de onderwijssector.
Vroeger leek het steeds alsof er regelgeving, ook Europees, in de weg stond. Thans is er binnen de onderwijssector wel een mogelijkheid gecreëerd.
Minister, hoe staat u tegenover de vraag van genoemde organisaties om in heel de welzijnssector een verlaagd tarief van 6 procent te hanteren voor infrastructuurwerken?
Zijn er eventueel bepalingen die zo’n aanpassing in de weg staan?
Zult u hierover in overleg gaan met en dit standpunt bepleiten bij uw federale collega van Financiën?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, ik sta uiteraard positief tegenover de vraag van de VVSG, het Vlaams Welzijnsverbond en de SOM. Maar dat is natuurlijk relatief gemakkelijk omdat iemand anders daarover de budgettaire consequenties moet nemen.
Het is natuurlijk zo dat er in de klassieke subsidiëring vanuit het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) rekening wordt gehouden met de geldende btw-tarieven. Het is dus niet zo dat de btw-kost volledig bij de voorzieningen wordt gelegd.
Er is een budget uitgetrokken om die VIPA-investeringen te kunnen volhouden. We hebben in de voorbije legislatuur een btw-verlaging kunnen overeenkomen met de minister van Financiën in verband met woningen en woningcomplexen voor personen met een handicap.
De btw-materie behoort inderdaad tot de bevoegdheid van de federale overheid. Het is dus aan de federale overheid om al dan niet op die vraag in te gaan.
Naast de federale regelgeving moet er voor zo’n aanpassing ook rekening worden gehouden met de Europese richtlijn van 2006 die hier van toepassing is. Het is ook in toepassing van deze richtlijn dat mogelijke uitzonderingstarieven die in de sector bestaan, tot stand zijn gekomen. Men zal in die richtlijn moeten blijven.
Het is belangrijk te benadrukken dat nu al een uitzonderingstarief geldt voor de investeringen in residentiële infrastructuur voor ouderen of personen met een handicap.
We kunnen het standpunt over dat btw-tarief onder de aandacht van de minister brengen. Ik heb dat al eens gedaan en zal het opnieuw doen.
Nogmaals, in dit soort zaken moet een niet-bevoegde minister eerlijk zijn. Het is niet aan mij om hoog van de toren te blazen als eigenlijk iemand anders daarover de budgettaire verantwoordelijkheid draagt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik onderschrijf dat laatste natuurlijk ook. Dat was ook het geval met de verlaging van het btw-tarief voor de schoolgebouwen. In de welzijnssector zijn de noden ook hoog. Als er een grote stimulans kan worden gegeven en als er meer kan worden gedaan met evenveel middelen – ik heb het zowel over de inbreng vanuit Vlaanderen, vanuit de overheid via subsidies als over de inbreng vanuit de sector zelf – dan heeft dat niet alleen impact binnen de sector zelf en de zorg die binnen de sector kan worden aangeboden of op het aantal plaatsen binnen de sector, maar ook op andere sectoren, zoals de bouwsector, die daardoor ook een positieve stimulans zou kunnen krijgen.
Er kon een uitzondering worden gemaakt voor de residentiële sector in de welzijnssector en nu ook voor onderwijs. Kan ik daaruit afleiden dat die mogelijkheid er ook zou kunnen zijn voor het niet-residentiële gedeelte van de welzijnssector? De financiële drempel blijft dan natuurlijk bestaan, maar ik hoop dat u dan binnen de contouren en met de nodige bescheidenheid, aangezien u niet de rekening moet betalen, dat toch verder durft te bepleiten met de federale collega van Financiën.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik vind het een zeer interessante vraag. Die btw-verlaging zou inderdaad een positief effect kunnen hebben op de welzijnssector. We hebben in de scholenbouw gezien dat het voor de initiatiefnemers goedkoper is om effectief te gaan bouwen. Daardoor kan er ook meer capaciteit bijkomen.
Ik heb zelf ook een bevraging gedaan omdat ik het een interessante invalshoek vind, maar het blijkt niet zo eenvoudig om de afwijking ten opzichte van de algemene Europese richtlijn toe te passen binnen de welzijnssector. Ik ben dan ook wat terughoudend. Ik vind wel dat we de vraag moeten stellen om dit grondig te onderzoeken en kijken wat de mogelijkheden zijn. Ik doe dit ook met de nodige bescheidenheid. Ik heb de cijfers van wat de btw-verlaging van 21 naar 6 procent binnen de scholenbouw betekent voor de federale overheid: het gaat om 40 miljoen euro minder btw-inkomsten. Het heeft dus financieel een zekere impact. Ik ben dan ook terughoudend om te zeggen dat ze het dan maar federaal moeten regelen. Voor de residentiële sector zou het goed zijn, maar koken kost geld. Ik zal me niet moeien in het huishouden van een andere minister, zeker niet als het budgettair allemaal niet evident is.
Er is een lichtpunt. Ik heb vernomen dat er met de uitbreiding van de programmawet een verlaging van de btw van 21 naar 12 procent is opgenomen voor natuurlijke of rechtspersonen in het kader van sociaal beleid. Eigenlijk gaat het dan over particulieren of ontwikkelaars die een woning of woningcomplex kopen, bouwen of verbouwen. Dat kan ook worden toegepast voor assistentiewoningen en kleinschalige initiatieven in die sector.
Minister, kunt u laten onderzoeken of dit haalbaar is, zeker in samenspraak met uw collega die de beslissingen over het geld moet nemen?
De vraag om uitleg is afgehandeld.