Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, collega’s, een recent advies van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) nam de recente ontwikkelingen van de Vlaamse en Europese regelgeving inzake landbouw en visserij onder de loep. Meer bepaald werd de focus gelegd op drie pijlers: het verlagen van de regeldruk, administratieve vereenvoudiging en de praktische toepasbaarheid van de Europese en Vlaamse regelgeving. Na een bevraging van alle zeventien ledenorganisaties formuleerde de raad tien concrete aanbevelingen.
De raad benadrukt onder andere dat landbouw geen exacte wetenschap is. Zo kunnen bepaalde omstandigheden, zoals overmatige neerslag, ervoor zorgen dat gevonden resultaten afwijken van normale waarden. Zowel tijdens controles als bij regelgeving dient hiermee rekening te worden gehouden. De raad beveelt ook aan dat ambtenaren en politici voldoende praktijkervaring kunnen opdoen en voeling krijgen met het dagdagelijkse leven in de land- en tuinbouwsector.
Opvallend – of misschien toch niet – is de aanbeveling om een jongerentoets uit te werken. Jonge land- en tuinbouwers kennen immers specifieke situaties en noden waarmee rekening moet worden gehouden in de nieuwe regelgeving. Daarnaast moet er sterker worden ingezet op communicatie en een vereenvoudigde dienstverlening. De uitbouw van het e-loket, digitaal plattelandsloket en de e-communicatie, waarvan u spreekt in uw beleidsbrief, zullen hier alvast toe bijdragen.
Naast de administratieve lasten ondervinden de land- en tuinbouwers vooral regeldruk door controles. De raad formuleert dan ook twee aanbevelingen betreffende controles, namelijk: beter coördineren van de overheidscontroles en beter informeren over de resultaten van de controles. De controles op het bedrijf moeten, ongeacht stelsel of administratie, maximaal worden gegroepeerd, aldus de aanbeveling.
Minister, onderschrijft u deze tien aanbevelingen die door de SALV werden geformuleerd?
U hebt deze legislatuur reeds een aantal initiatieven genomen inzake de verlaging van de regeldruk, administratieve vereenvoudiging en de toepassing van de Vlaamse en Europese wetgeving. Op welke wijze zult u in deze legislatuur verder rekening houden met de aanbevelingen van de SALV? Welke concrete maatregelen zitten al in de pijplijn?
In het advies spreekt de SALV eveneens over experimentele regelgeving, die vaak op een kleinschalige basis geïmplementeerd wordt voor een regio of groep, om na te gaan of deze wetgeving effectief kan zijn. Voorbeelden waarnaar verwezen wordt, zijn de pulsvisserij, LEADER-projecten (Liaison Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale) en een tijdelijk project rond duaal leren. De raad stelt vast dat experimentwetgeving tot op heden weinig ingang heeft gevonden in de land- en tuinbouw. Wat is de reden hiervoor? Ziet u opportuniteiten in experimentele regelgeving in de land- en tuinbouw?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, uiteraard onderschrijf ik dat er continue moet worden gestreefd naar kwaliteitsvolle regelgeving. Ik ben het zeker eens met de SALV die stelt dat er nog mogelijkheden zijn tot verbetering. Het gaat hier niet alleen over landbouw: ook in andere sectoren en door ondernemers wordt dat op dezelfde manier ervaren.
Voor de landbouwsector manifesteert het zich echter in hogere mate. Hoe komt dat? Zij hebben te maken met een heel brede waaier van regelgeving. Zo wordt er in een ander bedrijf ook wel leefmilieuregelgeving opgelegd, maar bij landbouw komt er dan nog eens een hele reeks bij, zoals het dierenwelzijn en antibioticagebruik. Het hele spectrum komt daar dus bij kijken. Bovendien komt het vanuit de verschillende niveaus: Europees, federaal, Vlaams, provinciaal en lokaal. Verder speelt ook de factor dat het vaak om kleinere, familiale bedrijven gaat die geen personeelslid in dienst hebben dat zich specifiek met die materie bezighoudt, zoals in een groot bedrijf. Het zijn dus vaak de boeren zelf, de landbouwers of de partners die dat er moeten bij nemen.
Op Vlaams niveau doe ik al wat ik kan om de administratieve lasten te beperken. Er is de voorbije jaren al heel wat gerealiseerd, mede dankzij de uitbouw van het performante e-loket van het departement Landbouw en Visserij. Sinds kort dienen alle landbouwers de jaarlijkse perceelsregistratie elektronisch in en is de papieren stroom dus weggevallen. Dat leidde tot een win-winsituatie voor zowel landbouwers als overheid.
Wat betreft de initiatieven voor het komende jaar verwijs ik naar mijn beleidsbrief. Er zal onder meer speciale aandacht worden besteed aan kwetsbare groepen van landbouwers, die soms belangrijke informatie of communicatie mislopen. De bedoeling is om deze groep meer op maat te kunnen en gaan benaderen.
Experimentwetgeving heeft in de Vlaamse land- en tuinbouwwetgeving tot op heden nog geen ingang gevonden. Dat komt omdat het een relatief recent concept is. We volgen dit uiteraard verder op, maar op dit moment zien wij niet onmiddellijk een concrete toepassing op grote schaal buiten de initiatieven die de SALV opnoemt, waarbij men zaken probeert via de bestaande kanalen, bijvoorbeeld in LEADER-projecten.
De heer De Meyer heeft het woord
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor uw engagement. De controles op bedrijven zijn niet enkel de verantwoordelijkheid van het Departement Landbouw en van u als minister. Ook heel wat andere departementen, en niet alleen op Vlaams maar ook op federaal niveau, voeren allerlei controles uit. Voor de bedrijfsleider van een familiaal bedrijf is dat natuurlijk geen eenvoudige zaak. Vandaar mijn oproep om na te gaan of er een mogelijkheid bestaat om de controles door al die verschillende instanties meer te coördineren zodat de controles meer samenvallen, iedereen dezelfde taal zou spreken en goede praktijken tussen controlerende organisaties zouden worden uitgewisseld. Ik herinner me het gesprek dat we hier enkele maanden geleden hebben gehad met de directeur van Boeren op een Kruispunt, Riccy Focke, die een pleidooi hield voor meer empathie bij de controleurs. Zij hebben geen begeleidende rol, maar wanneer zij meer empathie zouden tonen en de taal van boer en tuinder zouden spreken, zou dat het geheel misschien efficiënter kunnen maken.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, ik heb ooit als grap gezegd dat een landbouwpaar vandaag een combinatie is van een mecanicien en een ICT’er. U hebt goed begrepen dat die mensen andere zaken te doen hebben dan zich elke dag met opeenvolgende vragen over statistieken en controles bezig te houden.
We zitten in een complexe wereld. Vorige legislatuur heeft uw voorganger een kwantitatieve vereenvoudiging aangekondigd van een kwart van de reglementitis. Ik vermoed dat een verdere afbouw daarvan mogelijk is. Tegelijkertijd heeft de SALV gevraagd om contacten te leggen tussen politiek en praktijk, en die zijn er dankzij onze voorzitter. Zelf moet ik gedurende een aantal uren per week een van mijn medewerkers mobiliseren om een aantal vragen te beantwoorden. Ik heb een aantal seizoenpachters en ik baat een deel zelf uit, het gaat om een minimale maar gediversifieerde zaak, maar toch is het een grote papierwinkel.
Ik heb een gewezen landbouwconsulent die ik af en toe kan raadplegen, gevraagd om op de gepaste wijze te lezen wat ons wordt gevraagd. Bestaat er een mogelijkheid om dergelijke neutrale consulenten nog meer in te schakelen als raadgever? Een bedrijf bestaat doorgaans uit een man en een vrouw die alle dagen van de ochtend tot de avond bezig zijn met dat bedrijf, en daar komen die zaken dan nog bij.
Ik ben niet tegen experimentele reglementering, daar kan iets positiefs in zitten. Het kwantitatief vereenvoudigen en controleren van de reglementitis is positief, maar er moet ook worden gedacht aan de jongerentoets, want die is broodnodig. De toekomstperspectieven van landbouw zijn niet bepaald hoopgevend, er moet veel meer wisselwerking zijn tussen de administraties en de uitbating. Men beschouwt controles nog altijd als iets negatiefs, waarbij men op een soort van ambtelijke pijnbank wordt gelegd. Misschien moet er een andere sfeer worden gecreëerd rond de uniciteit van controles en moet het controlerend apparaat wat meer positivisme vertonen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Wij hebben dezelfde bezorgdheid. We zijn ook al tegemoetgekomen aan een aantal vragen die hier zijn geformuleerd.
De controles gebeuren inderdaad gespreid. Wij proberen ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk informatie wordt uitgewisseld en dus niet dubbel wordt opgevraagd, maar het blijven natuurlijk andere diensten.
In het verleden was er ook al het experiment waarbij verschillende controleurs samen op het erf komen, maar dat komt bedreigend over. Dat is dus ook niet evident, maar we moeten wel blijven werken aan een verbetering.
Wel hebben we een nog betere opleiding gegeven aan die controleurs, om meer empathie en begrip op te brengen. Zelf heb ik eens gehoord van een geval waarbij een controleur ’s middags kwam, toen het gezin zat te eten. De kinderen waren daarvoor even van school gekomen. Die controleur zei hun dat ze alles moesten laten vallen, want dat hij aan de controle ging beginnen – van empathie gesproken. Dat komt zeer bedreigend over, ook voor die kinderen die aan tafel zitten. Ik versta dat dat niet kan. Je moet voldoende inlevingsvermogen hebben om mensen toe te laten eerst hun boterhammen op te eten voor je aan die controle begint. Heel veel ligt dus aan de mensen. Je hebt veel controleurs die dat heel goed doen en heel veel empathie hebben, maar je hebt altijd mensen die daar misschien wat minder in onderlegd zijn. Die hebben wij ook opleidingen gegeven om dat beter te doen. Ik weet echter natuurlijk wel dat het nog beter kan.
Mijnheer De Croo, ik ga volledig met u akkoord over de onafhankelijke consulenten. Dat is ook de reden waarom we KRATOS hebben opgericht. Dat is onafhankelijk advies. Als overheid financieren we dat mee. Die budgetten zijn er om net dat onafhankelijk advies aan die bedrijven mogelijk te maken. Uiteraard helpen onze diensten nu ook al heel wat mensen. Veel bedrijven weten ook wel de weg te vinden naar onze diensten als ze vragen hebben of suggesties nodig hebben. Daar wordt ook wel aan meegewerkt. Daar speelt natuurlijk ook weer die klantvriendelijkheid. Onze mensen worden daartoe opgeleid. Ik durf ook wel te zeggen dat ik ook wel voel dat de administratie Landbouw wordt geapprecieerd voor haar klantvriendelijkheid, voor het mee zoeken naar oplossingen. Ik vind dat er heel sterk wordt gestuurd in die organisatie om voldoende ter beschikking te staan. De administratie is ook heel vaak aanwezig op bepaalde evenementen. Onze diensten staan bijvoorbeeld op grote landbouwbeurzen om mensen te helpen en uitleg te geven als er vragen zijn.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik ben het met dat laatste volledig eens. Ik denk dat de doorsnee ambtenaar van de administratie Landbouw zich echt probeert in te leven in de landbouwwereld, en meestal ook een vrij grote empathie heeft ten aanzien van de land- en tuinbouwers. We mogen ons dus niet alleen blindstaren op de uitzonderingen. De landbouwwereld wordt echter geconfronteerd met veel verschillende beleidsdomeinen.
Het advies van de SALV is natuurlijk zeer recent. Mogelijkerwijze hebt u er reeds aan gedacht, maar anders wil ik het toch meegeven als suggestie, dat het goed zou zijn dat verantwoordelijken van de administratie Landbouw toch even een gesprek zouden hebben met mensen van de SALV, om te horen of ze zelf concrete suggesties hebben in verband met die tien beleidsaanbevelingen voor het verbeteren van de huidige manier van werken. Mogelijkerwijze hebben ze zelf suggesties waaraan we hier niet onmiddellijk denken en die toch een bijdrage kunnen zijn om dat advies te implementeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.