Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Het wildseizoen is begonnen, mijnheer Ceyssens.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, het wildseizoen is inderdaad begonnen, maar de everzwijnen zijn er natuurlijk het hele jaar rond. Ik zou eens moeten bekijken wanneer ik de eerste vraag heb gesteld over everzwijnen. Ik denk dat het zes à zeven jaar geleden was. Ondertussen is de populatie van de everzwijnen alleen maar toegenomen. Vanmorgen was er nog een omgewoelde tuin in Diepenbeek. Daar valt misschien soms nog wel mee te leven, maar er is vooral ook de landbouwschade die de everzwijnen aanrichten, en bovenal is er het gevaar voor de verkeersveiligheid. Met name in de provincie Limburg lopen toch een aantal belangrijke verkeersaders midden door zeer bosrijke en ook everzwijnrijke gebieden. In mijn gemeente gebeurde er afgelopen weekend nog een ongeval met maar liefst zes everzwijnen tegelijk. Twee ervan konden het niet meer navertellen. Natuurlijk houdt iedere bestuurder zijn hart vast voor de catastrofale gevolgen die er wel eens zouden kunnen zijn indien grotere exemplaren de weg oversteken precies op het moment dat er een wagen komt aangereden.
Er zijn ondertussen al een aantal maatregelen genomen ter hoogte van de Boslaan in Dilsen-Stokkem, maar er blijven nog heel wat kilometers belangrijke gewestwegen over die dwars door bosrijk gebied gaan. Het is goed dat sinds 21 juni de bijzondere jacht opnieuw van kracht is, zodat er ook ’s nachts kan worden gejaagd op everzwijnen. Daarbij kan worden gebruikgemaakt van bijkomende hulpmiddelen, zoals een lichtbron. Er kan met aankorrelplaatsen worden gewerkt. Er zijn een hele hoop maatregelen genomen zodat de jacht op de everzwijnen efficiënt kan verlopen, maar ondanks alles lijkt het erop dat de populatie blijft groeien.
Ik lees dat Natuurpunt stelt dat we moeten leren leven met die everzwijnen en de schade die erdoor wordt veroorzaakt, dat we te veel de nadruk leggen op het afschieten, waardoor we eigenlijk veeleer een verspreidingseffect krijgen. Volgens Natuurpunt is die bejaging helemaal geen constructieve oplossing. Ik denk dat er inderdaad nog andere oplossingen zijn dan die bejaging, maar bejaging is zeker en vast een ervan als het gaat over het onder controle houden van de populatie.
Minister, volgens diverse belangenorganisaties is er nood aan een Limburgs totaalplan om de everzwijnenpopulatie aan te pakken. Is er volgens u nood aan een Limburgs totaalplan dat verder gaat dan de beheervisie die eerder al werd gemaakt? Welke acties zullen daaromtrent dan worden ondernomen? Is er een nieuw overleg nodig met belangenorganisaties en jachtverenigingen om te bekijken wat er kan worden gedaan aan de everzwijnenpopulatie? Volgens Natuurpunt wordt er onvoldoende ingezet op preventie ter voorkoming van vernielingen en verspreidingen van everzwijnen. Op welke manieren wordt reeds ingezet op preventie? Zijn bijkomende maatregelen noodzakelijk? In welke mate is inzetten op preventieve maatregelen haalbaar voor landbouwers, gezien de grote actieradius van everzwijnen? Zijn er bijkomende initiatieven genomen ter bescherming van de weggebruiker, bijvoorbeeld via uitrastering, om zo aanrijdingen op risicoplekken te voorkomen? Zoals ik al stelde bij mijn vraag van 2015 kan dat misschien een uitrastering zijn die alleen dient om de everzwijnen tegen te houden en die minder duur is dan de totale uitrastering, die alle fauna tegenhoudt.
In welke mate kunnen de jacht, de bijzondere jacht en de efficiëntere bejagingstechnieken hierin een rol spelen? Is daar al een evaluatie over gemaakt?
In Nederland maakt men gebruik van warmtecamera’s en drones, wat hier momenteel niet is toegelaten. Blijft u van mening, zoals in de 2015, dat het nog altijd niet opportuun is om daar verder over na te denken?
In hoeverre is een populatiecontrole op everzwijnen in niet-bejaagde gebieden vereist om een efficiënt antwoord te bieden op de everzwijnenproblematiek?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Everzwijnen komen op dit ogenblik in alle Vlaamse provincies voor, met gelijkaardige schadegevallen en problemen tot gevolg. Gelet op de te verwachten evolutie werd in 2014 het wetgevend kader aangepast zodat alle stakeholders hun verantwoordelijkheid kunnen nemen en kunnen bijdragen aan het onder controle houden van de schade.
Dat er per provincie of geografische regio een coördinatie ontstaat voor het afstemmen van de beheeracties kan ik alleen maar toejuichen. Deze lokale en regionale coördinatie is immers wat uiteindelijk ook beoogd wordt via het overlegmodel in de faunabeheerzones en de wildbeheerseenheden (WBE). Ik zal de verdere implementatie daarvan dan ook blijven ondersteunen en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) de opdracht geven zijn coördinerende taak binnen de bedoelde faunabeheerzone prioritair op te nemen, zoals is opgenomen in het Jachtvoorwaardenbesluit.
De preventieve maatregelen zoals weergegeven in de code voor goede praktijk, zijn wettelijk verplicht alvorens bijzondere jacht of bestrijding kan worden uitgevoerd. Ze zijn ook een minimumvoorwaarde om in specifieke gevallen een administratieve schadevergoeding te kunnen ontvangen. Op die manier is er een duidelijke wettelijke hefboom om de preventieve maatregelen ingang te doen vinden. Daarnaast werd ook de projectsubsidie voor demonstratieprojecten over preventieve maatregelen in het leven geroepen voor wildbeheerseenheden.
Zowel de wettelijke hefboom als de projectsubsidies hebben hun nut al bewezen bij de verspreiding van de kennis over preventieve maatregelen.
De bestaande code voor goede praktijk wordt in uitvoering van de artikelen 28 en 41 van het Jachtvoorwaardenbesluit en artikel 11 van het Soortenschadebesluit momenteel geëvalueerd. Het lijkt me aangewezen deze evaluatie af te wachten.
De haalbaarheid van de maatregelen staat los van de actieradius van de wilde zwijnen. De efficiëntie en de haalbaarheid van de maatregelen kunnen echter sterk worden verbeterd door lokale samenwerking en regionaal overleg.
Op bepaalde risicoplaatsen worden in samenwerking met de wegbeheerder effectief initiatieven genomen om de verkeersveiligheid te verhogen. Momenteel is er een project in ontwikkeling ter hoogte van de Kamperbaan tussen Leopoldsburg en Hechtel-Eksel. Dergelijke maatregelen kunnen uiteraard geen nulrisico realiseren. Om maatschappelijke en ecologische redenen kunnen ook niet alle wegen op die manier uitgerust worden ter bescherming van de weggebruiker.
Jacht in al zijn facetten kan de populatie onder controle houden of verminderen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau door het wegnemen van individuen uit de populatie. Op die manier kan de schadeproblematiek eveneens onder controle gebracht of verminderd worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de efficiëntie van elk van de beschikbare technieken en de inzetbaarheid en wettelijkheid in een bepaalde omgeving of in bepaalde omstandigheden. Finaal is ook de tijd die de jager kan investeren in het beheer en de plaats waar hij dat kan doen, van cruciaal belang voor de impact van de jacht op het populatiebeheer.
Het gebruik van drones wordt in België geregeld door het koninklijk besluit van 10 april 2016 met betrekking tot het gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het Belgisch luchtruim. De bevoegde minister is de federale minister van Mobiliteit
Voor zover vluchten boven Vlaamse en/of erkende natuurreservaten worden uitgevoerd, moeten ook de bepalingen van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu in acht worden genomen. Binnen natuurreservaten is het verboden het terrein op geringe hoogte te overvliegen of er te landen met vliegtuigen, helikopters, luchtballonnen en andere luchtvaartuigen van om het even welke aard. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde kan in het belang van het natuurbehoud of de volksgezondheid een ontheffing verlenen van deze verbodsbepaling.
Het gebruik van deze technieken lijkt veelbelovend in functie van detectie en opmeting van schade. In functie van inzetbaarheid van deze technieken voor jachtdoeleinden geven verschillende onderzoeken en praktijkexperts momenteel aan dat de efficiëntie onvoldoende is door een beperkt onderscheidend vermogen. Bijkomend heeft de precieze plaatsbepaling slechts een beperkte meerwaarde voor de effectieve bejaging. Door de snelheid en beweeglijkheid van de dieren garandeert een goede detectie niet noodzakelijk een efficiëntere of meer veilige bejaging.
Een gebiedsdekkende en gecoördineerde aanpak van een dergelijke problematiek leidt uiteraard tot een verhoogde efficiëntie. Rekening houdend met het eigenaarschap of het beheer van de verschillende gebieden is dit alleen te bereiken door in overleg tot een consensus te komen over een populatiedoelstelling of een schadetolerantieniveau. Het is daarbij nodig om alle belanghebbenden te wijzen op hun rechten en plichten. Het overlegmodel in de faunabeheerzones en de WBE’s is daarbij de wettelijke hefboom om dit te faciliteren.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er is op wettelijk vlak al heel wat gebeurd om de strijd met het zwijn aan te gaan. En toch krijgen we het probleem niet onder controle.
U hebt het gehad over ecologische en maatschappelijke redenen, maar die zouden wel eens snel van de baan kunnen zijn wanneer zich een ernstig verkeersongeval voordoet. Wanneer we in een code van goede praktijk aan een landbouwer kunnen uitleggen hoe hij zijn maïsvelden kan beschermen tegen zwijnen, dan moet Vlaanderen ook zijn eigen gewestwegen kunnen beschermen. Men wil dan snel de discussie voeren om daar een volledig ecoraster van te maken, zoveel te beter wanneer het geld daarvoor beschikbaar is, maar dat kan ook op een eenvoudigere manier. Wat we zelf voorstellen aan de landbouwer, moeten we ook zelf kunnen doen om onze gewestwegen te beschermen.
De faunabeheerzones zijn een zeer nuttig instrument, maar ik betreur wel dat het ANB daar niet meer mee aan de slag gaat dan vandaag het geval is. Uit mijn informatie blijkt dat het ANB in 2015 niets heeft ondernomen. In 2016 heeft het ANB net voor 1 mei, dus op het allerlaatste moment, in twee van de tien faunabeheerzones een overleg georganiseerd. Het ging vooral over een algemene vraagstelling waarbij geen enkel voorstel is gedaan. Ook vandaag wordt daar niets mee gedaan. In de faunabeheerzones van West-Vlaanderen bijvoorbeeld werd gekozen voor een nulstand maar intussen is daar geen enkele validatie van gebeurd. Een kleine aansporing van het ANB lijkt me dan ook geen overbodige luxe.
Minister, er zijn nog een aantal problemen. Zo zijn de blinde vlekken of de plaatsen waar er niet mag worden gejaagd, nog altijd zeer groot. Op die manier is het heel moeilijk om een aantal zaken in de hand te houden. Daarnaast zijn er nog altijd een aantal WBE’s die vandaag beweren dat probleem niet aan te kunnen omdat zij daar niet voor zijn uitgerust. Zou het niet goed zijn dat zij een beroep doen op externen?
Tot slot herhaal ik dat wanneer wij in een code van goede praktijk aan een landbouwer kunnen opleggen hoe hij zijn akker moet beschermen, wij ook onze wegen moeten kunnen beschermen. We moeten dat doen voor er ernstige ongevallen gebeuren.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik steun de vraag van de heer Ceyssens. De vragen die in dit parlement over dit onderwerp worden gesteld, gaan al tien jaar of langer mee. En dat is het frustrerende aan dergelijke dossiers. Minister, u mag zich dan ook niet verbergen achter ecologische en maatschappelijke belangen.
Mijnheer Ceyssens, ik wil er ook op wijzen dat dit geen louter Limburgs probleem is. Ook in de regio van Brugge is dit een ernstig probleem. Het gaat dan niet alleen over het omwoelen van privétuinen en de schade aan landbouwgebieden maar ook over de verkeersveiligheid. Ik heb iemand gekend die een ernstig ongeval heeft gehad naar aanleiding van een botsing met een everzwijn. Gelukkig was die persoon niet gekwetst. Men is echter niet verzekerd bij dergelijke ongevallen waar men zelf niets aan kan doen. Ik ondersteun dan ook het pleidooi om dit probleem wat doortastender aan te pakken, minister, en u niet te verschuilen achter ecologische en maatschappelijke belangen.
Ik weet ook wel dat we niet moeten gaan voor een totale vernietiging en bejaging van de everzwijnpopulatie, maar ik denk, net als de heer Ceyssens, dat er hier en daar wel een tandje bij mag worden gestoken.
De heer Caron heeft het woord.
Ik kan behoorlijk goed leven met het antwoord van de minister op deze vraag. Het punt is echter, en daar wijst de heer Ceyssens ook op, dat het overleg met de faunabeheerzones mank loopt. Ik ben het met hem eens dat het instrument van die faunabeheerzones en het overleg waarbij de populatie voor een gebied wordt bepaald, voor de everzwijnen een nuttig instrument is omdat het een dier is dat zich bij beschikbaarheid van voedsel blijft voortplanten. Er is geen rem op de groei van die populatie. In die zin heeft de heer Ceyssens gelijk wanneer hij de minister oproept om de faunabeheerzones en het overleg waarin wordt voorzien in de wetgeving van 2014, te activeren.
Ik betreur wel een reactie van een medewerker van het ANB, die ik heb gelezen in een krant van 10 oktober naar aanleiding van de ongevallen op de E314 in Limburg waarbij iemand zijn wagen total loss reed op een mannelijk everzwijn: ‘Sinds de Middeleeuwen was het everzwijn in deze streek uitgeroeid. Rond 2005 dook het dier als bij wonder weer op in onze provincie, eerst in de regio Koersel en Heusden-Zolder en een andere concentratie in Opgrimbie. Het kan niet anders dan dat die dieren door jagers zijn uitgezet met alle gevolgen van dien. Als er destijds hard was opgetreden, hadden we het everzwijn opnieuw kunnen uitroeien maar vandaag heeft het zich explosief voortgeplant. Die dieren leggen soms grote afstanden af en dan valt een aanrijding vroeg of laat niet uit te sluiten.’
Ik betreur dit soort van uitspraken. Met een goede werking van het overleg met de faunabeheerzones en een beheersing van de populatie moet dit probleem kunnen worden aangepakt. Hetzelfde probleem doet zich voor met herten en reeën langs de weg. Mijnheer Ceyssens, ik denk niet dat we elk natuurgebied kunnen afbakenen en beveiligen; we kunnen wel de mensen waarschuwen en de populatie beheersen. Ik stel voor dat de minister op dat vlak een tandje bij steekt en aan haar diensten vraagt om dit aan te pakken.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Dergelijke discussies wijzen op onze moeilijke relatie met wilde fauna. Ik vind dat er al te gemakkelijk wordt gepleit voor het afschieten van wild. Ik houd mijn hart vast voor de dag dat de wolf en de lynx effectief opduiken in Vlaanderen. Zij worden sinds kort beschermd in Vlaanderen, maar wacht tot ze hier effectief leven. Dan verwacht ik een pleidooi van de heer Ceyssens om maatregelen te treffen die de populatie inperken.
Ik ben het wel eens met de heer Caron dat het overleg met die faunabeheerzones dat moet worden georganiseerd volgens het Jachtvoorwaardenbesluit, duidelijk niet optimaal wordt benut. Ik heb ook begrepen dat specifiek voor Limburg één vergadering heeft plaatsgevonden. Daar waren een aantal WBE’s aanwezig, maar verschillende lokale besturen waren afwezig. Dat lijkt me een gemiste kans. Bovendien weet niemand wat er zal gebeuren met de conclusies van het overleg.
Het is duidelijk dat er onvoldoende overleg is met alle stakeholders en dat er niet wordt gezocht naar oplossingen. Minister, ik hoop dat u een stevig signaal zult geven dat het overleg met die faunabeheerzones serieus moet worden genomen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik heb over dit onderwerp een aantal schriftelijke vragen ingediend. De everzwijnenproblematiek is dan ook niet nieuw. Jaar na jaar duikt het probleem opnieuw op. In Limburg heeft in 2012 een heel uitgebreid everzwijnsymposium plaatsgevonden. Toen al waarschuwden alle verenigingen en instanties die participeerden, dat de populatie van de everzwijnen niet meer kon worden ingetoomd indien niet een aantal belangrijke maatregelen zouden worden genomen. Ook toen is het nulbestand ter sprake gekomen, zoals dat in de ons omringende landen zoals Nederland bestaat. Men wilde daar echter niet van weten. Er is nadien heel wat overleg geweest en er zijn ook een aantal maatregelen doorgevoerd. Minister, u verwijst terecht naar de aanpassing van het Jachtvoorwaardenbesluit in 2014, waarbij al een aantal positieve beslissingen zijn genomen. Vandaag stellen we echter vast dat er ondanks heel veel overleg en studies veel landbouwschade is en dat er telkens opnieuw heel wat zware verkeersongevallen met grof wild gebeuren op onze gewestwegen. Tegelijkertijd is er ook nog altijd een toename van de populatie.
Wat die ongevallen betreft, wil ik erop wijzen dat die ecorasters in Dilsen-Stokkem zeer goed functioneren. Ik ben heel blij dat die daar zijn geplaatst. Dat gebeurde in eerste instantie door de aanwezigheid van het Nationaal Park Hoge Kempen. In andere grote aaneengeschakelde natuurgebieden waar geen ecorasters zijn, komt het wild op de gewestwegen en gemeentewegen nog regelmatig in aanvaring met het verkeer. Ik wil dan ook vragen om hier meer op in te zetten.
Naast die ecorasters zijn er ook goedkopere systemen met wildreflectoren die her en der worden geplaats. Daar is in deze commissie al een uiteenzetting over gehouden. Ik weet niet of daar na de proefprojecten die mevrouw An Christiaens destijds heeft aangekaart, al meer duidelijkheid over is.
Minister, in 2015 zei u dat er nog altijd problemen waren met het schatten van de populatiegrootte van de everzwijnen. Daar waren internationale studies over aan de gang, onder meer wat de cameravallen betreft. Bedoeling was om op die manier de populatie beter in te schatten en op basis daarvan concrete maatregelen te nemen.
U hebt ook gezegd dat u verder, zeker in de gebieden die eigendom zijn van het ANB, maar desgevallend ook in andere gebieden waar er geen bejaging is, een pleidooi zou houden voor zo veel mogelijk jachtverpachtingen. Kunt u daar nog iets meer over zeggen?
Tot slot hebt u ook gezegd dat drones voorlopig uitgesloten zijn, vooral om ecologische redenen. In de omliggende landen werkt men echter met warmtecamera’s waardoor de bejaging op de everzwijnen wordt gefaciliteerd. Kan daar ook hier geen gebruik van worden gemaakt in gebieden waar kan worden gejaagd op het everzwijn?
De heer De Bruyn heeft het woord.
De minister heeft terecht een uitgebreid – het is een ernstig thema – en een zeer gebalanceerd antwoord gegeven waarin ze een overzicht heeft gegeven van de stappen die bijkomend in het recente verleden zijn gezet om de uitdijende populatie onder controle te houden, met het oog op onder andere de verkeersveiligheid – een zeer terechte bekommernis – en het bestrijden en voorkomen van landbouw- en andere schade.
De minister heeft – de ene keer impliciet, de andere keer wat duidelijker – aangegeven dat zeker het maximale uit die maatregelen nog niet is benut. De collega’s hebben heel concreet de vinger op de zere wonden gelegd en gezegd waar het beter kan, onder andere verwijzend naar de gebreken in de samenwerking binnen de faunabeheerszones. Dat is het pad dat we verder moeten aanhouden. Het maatschappelijk debat over de manier waarop we als samenleving omgaan met een toenemend en uitbreidend wildbestand, zal blijven gevoerd worden.
Ik wil waarschuwen voor het hellend vlak. Stel – ik zeg niet dat iemand daarvoor heeft gepleit – dat we de ever opnieuw vogelvrij verklaren, wat is dan het volgende? Gaat dan een ree die wordt aangereden, een das die in de Voerstreek wordt aangereden, en die ook tot zeer grote materiële en andere schade leiden, ook weer leiden tot het debat op dit hellend vlak? Daar wil ik absoluut voor waarschuwen. Nogmaals, ik heb geen van de collega’s daarvoor horen pleiten, maar ik wil er toch even op wijzen.
In dat opzicht wil ik nog even ingaan – maar ik geef meteen aan dat ik er geen grote specialist in ben – op de manier waarop onze gewestwegen moeten worden afgeschermd met het oog op de verkeersveiligheid. Ik wil die discussie niet uit de weg gaan. De minister die daarvoor bevoegd is, wil die discussie wellicht ook wel aangaan, maar, collega Ceyssens, ik heb er vragen bij of het even gemakkelijk is om voor landbouwarealen, hoe versnipperd ze in Vlaanderen ook zijn, eenzelfde soort bescherming op te trekken langs kilometerslange gewestwegen. Laat ons die discussie voeren. Ik denk niet dat het eenvoudig is, of ik onderschrijf toch niet de stelligheid waarmee u dat poneerde.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het feit dat deze vragen terugkomen, ook al hebben we al aanpassingen gedaan, en ook al zijn er een aantal nieuwe instrumenten en mogelijkheden, wijst erop dat er geen mirakeloplossingen zijn. We kunnen die problematiek niet op een-twee-drie oplossen. We moeten ze blijven opvolgen.
We moeten wel de instrumenten die we hebben geïnstalleerd en goedgekeurd, optimaal gebruiken. Uw vraag op het meer inzetten op de faunabeheerszones is in dat opzicht terecht. Ik had de vraag al gesteld aan het Agentschap voor Natuur en Bos om daar prioritair aandacht aan te besteden en daar ook meer op in te zetten. Ik zal dat nog eens, ook gesteund door dit parlement, doorgeven aan de diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos.
Voor de rasters langs de gewestwegen is een plan van aanpak. Dat gebeurt samen met het Agentschap Wegen en Verkeer en Mobiliteit. Meestal gebeurt die financiering voor elk de helft. Als er systemen zijn die even goed werken als die rasters en goedkoper zijn, stel ik voor, als er ervaring mee is, bijvoorbeeld in het buitenland, om de koppen terug bij elkaar te steken, zowel vanuit het Agentschap Wegen en Verkeer als vanuit ons departement, om te kijken of we met hetzelfde budget niet nog meer plaatsen kunnen aanpakken. Ook die opdracht zal dus worden gegeven.
Er was inderdaad een vraag om een wilddetectiesysteem als een proefproject te installeren. We zijn daarop ingegaan. Dat project loopt nog volop. We hebben daar nog niet de eerste resultaten van, maar we blijven dat opvolgen. Als dat effect heeft, zullen we kijken of we dat kunnen voortzetten, maar ook dat is geen goedkoop systeem.
In verband met de inschatting van het aantal everzwijnen, zegt men mij dat dit bijna onmogelijk in te schatten is, maar ik zal nog eens navragen of de internationale studies ondertussen al iets hebben opgeleverd.
Van de warmtecamera’s, vooral met de drones, zegt men mij dat ze onvoldoende werken, maar ik zal ook die vraag nog eens expliciet aan de diensten doorgeven, zodat ze kunnen kijken wat de ervaringen zijn uit het buitenland. Misschien kunnen we daar ook wat inspiratie halen, wel altijd goed wetende dat het in het buitenland gebieden betreft die minder intens worden bewoond en waar het vaak ook makkelijker is om andere maatregelen te nemen dan bij ons. Ook de versnippering door onze gewestwegen zorgt ervoor dat we op meer plaatsen dergelijke instrumenten moeten aanbrengen.
Bedankt voor de suggesties. Zoals beloofd zullen we ze doorgeven.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Sanctorum, ik heb minder problemen met wild dan u hier suggereert. We moeten wel goed voor ogen houden dat het hier een grote predator betreft, die geen natuurlijke vijanden heeft in onze omgeving. Als ik even naar de specifieke situatie van Limburg mag verwijzen: we hebben een ongekende diversiteit aan fauna. In het zuiden van het land, waar het everzwijn heel talrijk aanwezig is, is de kleine fauna bijna onbestaande geworden. We moeten er goed over waken dat we de diversiteit in onze fauna behouden.
Wat de wegen betreft, is het niet mijn bedoeling om ook te vragen, als een wagen een das aanrijdt en daarbij materiële schade oploopt, dat dit niet meer mag gebeuren. Ik heb daarnet in mijn betoog gezegd dat bij het laatste ongeval waarnaar ik verwees, gelukkig alleen stoffelijke schade was en het allemaal goed is afgelopen. Die zaken kunnen we niet vermijden. Natuurlijk, als kolossen van 150 kilogram, laag bij de grond, de weg oversteken, kan dat zeer gevaarlijk zijn. In verband met de kilometers gewestwegen had ik het zeer duidelijk over de wegen waarbij de bossen tot aan de rand van de weg komen. Dat is een zeer gevaarlijke situatie, als de dieren uit het bos komen en niet zichtbaar zijn. We moeten blijven nadenken over de manier waarop we de wegen kunnen beschermen. Voor alle duidelijkheid, dat is evenzeer een bekommernis van uw collega die bevoegd is voor mobiliteit en openbare werken.
Tot slot ben ik zeer tevreden over het feit dat u het Agentschap voor Natuur en Bos zult aanspreken over het weinig gebruik van de figuur van de faunabeheerzone. Dat is een heel nuttig instrument. Als dat hier ontwikkeld wordt en op punt wordt gesteld en daarover wordt beslist, mogen ze u een duidelijke uitleg geven waarom ze het instrument tot op vandaag niet meer hebben gebruikt. Het is een plicht om het in de toekomst te gebruiken, zonder dat ze daar in de toekomst nog extra toe moeten worden aangespoord.
Ik voel aan dat deze vraag om uitleg vandaag kan worden afgesloten, maar dat er in de toekomst zeker nog een aantal vragen in de lucht hangen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.