Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Na een kleine terugval de voorbije twee academiejaren zit het aantal generatiestudenten voor de opleiding diergeneeskunde opnieuw in de lift. Aan de Universiteit Gent zijn dit jaar 280 studenten gestart, aan de Universiteit Antwerpen 174. Dit geeft een totaal van 454 starters, wat overeenkomt met het aantal starters tijdens het academiejaar 2013-2014.
We hebben de thematiek van het stijgend aantal studenten diergeneeskunde een laatste keer besproken tijdens de commissievergadering van 16 juni 2016. Er is in Vlaanderen een overschot aan dierenartsen, waardoor steeds meer afgestudeerden zich genoodzaakt zien hun beroep uit te oefenen in het buitenland en waardoor in Vlaanderen de onderlinge concurrentie steeds zwaarder wordt.
Minister, u gaf tijdens de commissievergadering aan dat u geen voorstander bent van een bindende toelatingsproef voor deze opleiding, maar dat de opleiding diergeneeskunde wel snel zou moeten aansluiten bij de eerste golf van STEM-toelatingsproeven (Science, Technology, Engineering and Mathematics), zoals die intussen in sommige STEM-richtingen, zoals de ingenieursopleidingen worden toegepast.
Gelet op de hoge kostprijs van deze opleiding voor de maatschappij en op de grote kans dat afgestudeerden later niet de kans zullen krijgen hun droomjob uit te oefenen, lijkt het ons wenselijk dat er zo snel mogelijk in een niet-bindende toelatingsproef voor deze opleiding wordt voorzien. Of zoals professor De Vliegher, voorzitter van de Nederlandstalige Gewestelijke Raad van de Orde der Dierenartsen in een vrije tribune schreef: “Een aanpak die ervoor zorgt dat je een vast aantal studenten met hoge slaagkansen en het juiste DNA om als praktijkdierenarts succesvol te zijn (en dat vergt veel meer dan liefde voor dieren), tot de dure opleiding toelaat, is verdedigbaar. Het zorgt ervoor dat belastinggeld efficiënt gebruikt wordt, houdt de kwaliteit van de opleiding op peil, reduceert het aantal studenten dat tijdens de opleiding afvalt en beperkt het aantal jonge dierenartsen dat zijn jeugddroom kapot ziet spatten na afstuderen. Als daarnaast ruimte gelaten wordt voor studenten die via de opleiding diergeneeskunde ook bijvoorbeeld een wetenschappelijke carrière ambiëren en men de minimale financiële enveloppe van de faculteit diergeneeskunde behoudt, kan eindelijk een oplossing gevonden voor een probleem dat al jaren bestaat. Een slimme contingentering die ervoor zorgt dat een beroepsgroep zich beter in zijn vel voelt, daar zullen de diergezondheid, het dierenwelzijn en de volksgezondheid direct en indirect wel bij varen.”
Minister, wanneer zal de opleiding diergeneeskunde aansluiten bij de eerste golf van STEM-toelatingsproeven?
Bent u, gezien het feit dat de inschrijvingen op een dergelijk hoog peil gehandhaafd blijven, van mening dat we voor deze opleiding sneller moeten schakelen inzake het aantal startende studenten zonder uitzicht op tewerkstelling?
Minister Crevits heeft het woord.
Er is nog geen timing bekend voor het aansluiten van de opleidingen diergeneeskunde bij de ijkingstoetsen zoals de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) die momenteel ontwikkelt en veralgemeent. We zitten nu in de eerste fase van het project en we verwachten binnenkort het eindrapport.
In die eerste fase lag de focus op de eigenlijke STEM-opleidingen en met name de ingenieursopleidingen. Sommigen pleiten voor een toelatingsproef, maar voor mij is het van belang dat de aandacht binnen de ijkingstoetsen zeker gaat naar de opleiding diergeneeskunde.
Het gaat niet alleen om de kwantiteit. Ook vanuit het perspectief van het studiesucces zou een ijkingsproef op zijn plaats zijn want de opleiding vertoont een vrij hoge drop-out van studenten. Op basis van de cijfers in de Databank Hoger Onderwijs behaalt minder dan de helft van de starters ook effectief het diploma. De uitval is toch wel zeer hoog.
In de commissievergadering van 16 juni hebben we besproken of het al dan niet wenselijk is om een bindende proef in te voeren. Ik heb mijn schema bepaald: zeer snel aansluiten als het kan. Mijnheer Daniëls, daar lopen de gesprekken, als het kan, mee met de eerste cohort. Voorlopig hebben wij ons wat de bindende toelatingsproeven betreft beperkt tot de opleidingen arts, tandarts en de kunsten. Daar zijn geen uitbreidingen bij.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik vind het goed dat u probeert om ze bij de eerste cohort te steken. Er zijn dit jaar weer 454 starters. Elk jaar dat we wachten steken we 400 tot 500 jongeren in die opleiding. Het kan dan wel zijn dat maar de helft slaagt, maar er zijn elk jaar opnieuw 200 studenten die op de arbeidsmarkt komen voor wie er geen enkel perspectief is en waar zeer veel overheidsmiddelen naartoe zijn gegaan. We vragen ons af of we in het secundair onderwijs opleidingen die minder studenten tellen en die vele malen minder kosten overeind willen houden, maar dit zouden we overeind willen houden.
Minister, ik wil echt nog eens een pleidooi houden. Slechts twee instellingen bieden het aan: Antwerpen en Gent. Bij beide instellingen hoor ik net hetzelfde. Een grotere consensus heb ik in het hoger onderwijs over sommige themata nog nooit gehoord. Consensus in het hoger onderwijs is niet altijd gemakkelijk te vinden. Maar er is unisono de vraag of de smeekbede – ik weet niet hoe ik het juist moet zeggen – om alstublieft in te grijpen: voor de opleiding, voor de afgestudeerden, voor de studenten, voor de sector.
De eerste cohort en de ijkingsproef: ja. Maar, minister, ik vrees een beetje dat het dat niet gaat zijn. We kunnen nog wat afwachten. Maar ik dring erop aan: als het in de kunsten kan, wat niet met contingentering is zoals bij artsen en tandartsen, waarom doen we het dan hier ook niet?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik wil er ook voor pleiten om in te grijpen. Willen we beginnen aan ijkingstoetsen die duidelijk aan de student tonen waar hij of zij staat, dan is dat al een goede zaak. Dat zal al meteen uitwijzen dat veel jongeren een zeer emotionele keuze maken. Ze zien graag dieren, maar dat is niet de meest doordachte keuze. Want als je graag dieren ziet en je moet permanent zorgen voor zieke of gewonde dieren: dat is niet hetzelfde als voor gezonde dieren zorgen. Een teveel aan opgeleide dierenartsen voor kleine huisdieren weegt ook op de lonen en op de kwaliteit van de zorg, maar ook op de kwaliteit van de opleiding. Professoren geven dat niet altijd publiekelijk toe, maar anoniem wel. Mensen uit de sector geven dat ook anoniem toe. Er zijn dierenartsen die zeggen dat ze studenten in opleiding krijgen die zeggen dat ze blij zijn dat ze mogen komen proberen want in de les komen ze er niet toe. Nu kun je wel gaan werken met virtuele practica. Door de technologische vooruitgang ga je misschien beter operaties kunnen simuleren en toch een oefening laten maken door studenten. Maar er zijn studenten die afstuderen zonder bepaalde handelingen te hebben gesteld tijdens de hele opleiding. Dat komt de kwaliteit van de zorg niet ten goede.
Minister, u stelt zelf dat er een hoge drop-out van studenten is. Dat wijst erop dat er veel te veel onvoorbereid aan de studie beginnen. Dat kost ons gigantisch veel. Honderd afgestudeerde dierenartsen per jaar gaan er niet mee aan de slag. Dat is een recurrente kost van 6 miljoen euro per jaar die de Vlaamse overheid te veel uitgeeft.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister en collega’s, jullie weten dat ik als voorzitter van de commissie Landbouw bijzonder geïnteresseerd ben in deze problematiek.
Minister, ik ga u vandaag niet zeggen wat u moet doen. Maar ik wil u nog eens een aantal elementen ter overweging meegeven. U moet geen enkele van deze elementen isoleren, u moet ze samen zien.
Kijk op welke wijze in het buitenland de toegang tot de studies geregeld is. Kijk naar de kostprijs van de studies. Weet dat de arbeidsmarkt beperkt is en veeleer afneemt, zeker voor wat betreft de grote huisdieren. Weet dat er uitzonderlijk veel buitenlanders zich inschrijven vanwege de zeer lage inschrijvingsgelden bij ons. Er zijn bijvoorbeeld 30 procent Nederlanders. Ik ben ook bekommerd om de toekomstkansen op de arbeidsmarkt van diegenen die de studies doen, en uiteraard ook om de kwaliteit van de opleiding.
De mensen uit de universiteiten bieden u deze elementen aan. Ik herhaal er hier enkele. Ze geven er nog meer. Ik vind een aantal van deze elementen zeer redelijk. Anderzijds vind ik wel dat als we spreken over redelijkheid, je moeilijk kunt zeggen dat we heel wat minder studenten moeten hebben maar dat we dezelfde financiële middelen moeten behouden. Dat is toch ook een element waarover de universiteiten zelf moeten nadenken, want in welke mate is dit dan correct ten opzichte van alle andere faculteiten?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb de boodschap begrepen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u dat u de boodschap hebt begrepen. Dan zullen wij samen aan die boodschap werken. Ik kijk ernaar uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.