Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Eerder dit jaar heeft de Executieve van de Moslims een actieplan voorgesteld naar aanleiding van de aanhoudende kritiek onder andere inzake bekwaamheidsbewijzen. In mei volgde daarop een eerste overleg met uw kabinet om het actieplan te overlopen.
Enkele dagen later wist u in de commissie te bevestigen dat het actieplan bestaat uit vijf punten: een actualisatie van het lesmateriaal, een ruimer aanbod van opleidingen tot islamleerkracht in de Vlaamse hogescholen, universiteiten en centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s), een actualisering van de lijst van bekwaamheidsbewijzen, een versterking van de inspectie en tot slot de hervorming van het Centrum voor Islamonderwijs (CIO).
Minister, kunt u toelichting geven of er sindsdien vooruitgang is geboekt is op de vijf speerpunten van het actieplan van de Moslimexecutieve? Zo ja, welke?
U hebt daarnet al enkele elementen daarvan naar voren gebracht. In navolging van wat we hieromtrent hebben kunnen lezen in de pers, blijkt nu dat we zo snel mogelijk zullen proberen te voorzien in een gemeenschappelijke opleiding. Daar komt bij dat we de 735 islamleerkrachten die er vandaag zijn, zullen aanmoedigen om zich bij te scholen. Ik wil u vragen om dat verplicht te maken, zodat we die mensen verplichten om binnen afzienbare tijd in dat systeem in te stappen. In de mate dat dit in overeenstemming kan worden gebracht met de uren waarop ze beschikbaar zijn, zou het goed zijn om dat binnen één à twee jaar te volbrengen. Het spreekt voor zich dat we bijscholing op elk moment aanmoedigen. Dat geldt trouwens voor het gehele onderwijsveld.
Minister Crevits heeft het woord.
Gisteren heb ik nog met de Moslimexecutieve vergaderd. Dat had niets met deze vragen te maken, want de afspraken voor dergelijke vergaderingen liggen lang op voorhand vast. Soms gebeurt het dat ik bepaalde knelpunten wil regelen vóór er vragen over gesteld worden in de commissie, in dit geval was dat niet zo.
Het is uniek dat we een engagementsverklaring hebben tussen de Moslimexecutieve en de Vlaamse overheid, die gisteren ondertekend werd. In die engagementsverklaring zijn er vier concrete actielijnen beschreven, die ik graag voor u toelicht.
Ten eerste is er de hervorming van het CIO. Dit centrum treedt namens de Moslimexecutieve op als erkende instantie van het islamitisch godsdienstonderwijs. Deze vzw heeft tot taak het voordragen van islamleerkrachten, van leden van de levensbeschouwelijke inspectie, en het bepalen van de leerinhouden van het vak islam. Het is de ambitie van de Moslimexecutieve om deze vzw te hervormen tot een moderne organisatie die de islamleerkrachten optimaal kan ondersteunen, bijvoorbeeld door lesmateriaal aan te bieden via een toegankelijke website.
Ten tweede is het zo dat leraren islamitische godsdienst vandaag vaak via rekruteringsexamens, georganiseerd door de Moslimexecutieve, worden aangesteld. Hier wil de Moslimexecutieve zelf van afstappen. Ik ben ook geen grote voorstander van de examens die ze zelf organiseren. Het is hun ambitie om zoveel mogelijk islamleerkrachten op te leiden via de Vlaamse hogescholen, universiteiten en het volwassenonderwijs. Ik wil hierin een faciliterende rol spelen. Zo organiseerde ik reeds een kennismakingsoverleg tussen de Moslimexecutieve en de Vlaamse hogescholen. Dit had tot resultaat dat er sinds dit academiejaar vijf hogescholen een onderwijsvak Islam aanbieden binnen de professionele bachelor secundair onderwijs, die erkend wordt door de Moslimexecutieve. Die vijf hogescholen zijn: UCLL, Thomas More, de Erasmushogeschool Brussel en sinds dit academiejaar ook de Arteveldehogeschool en de Artesis-Plantijn Hogeschool.
Ten derde is het evident dat een bachelor in het lager onderwijs die een cursus islamitische godsdienst heeft gevolgd aan een hogeschool, een navenant bekwaamheidsbewijs ontvangt. Mevrouw Sminate heeft daar al vragen over gesteld. Wie heeft er zo’n bekwaamheidsbewijs? De cijfers waren ook voor mij hallucinant, dus zijn we daarmee aan de slag gegaan. Zo zijn er momenteel geen vereiste – enkel voldoende geachte en andere – bekwaamheidsbewijzen bepaald voor islamleerkrachten in het basisonderwijs. Als in de toekomst de mogelijkheid gecreëerd is om aan de Vlaamse hogescholen een vak islam te volgen in de lerarenopleiding lager onderwijs, kan dit door de Moslimexecutieve erkend worden als vereist bekwaamheidsbewijs. We moeten dus opnieuw gaan samenwerken. We willen eigenlijk heel het systeem hervormen zodat men via de gewone lerarenopleiding een bekwaamheidsbewijs kan halen. Daarvoor moet het vak worden ingericht. Onze hogescholen gaan daarvoor aan de slag.
Daarnaast wordt bekeken of de opleiding islamitische theologie aan de KU Leuven erkend kan worden als vereist bekwaamheidsbewijs voor de derde graad secundair onderwijs in het aso, tso en kso, waarvoor vandaag ook geen vereiste bekwaamheidsbewijzen zijn bepaald. Ik vind dat niet oké. Ik probeer u te duiden dat we daar voluit aan de slag zijn gegaan.
Ten slotte wil ik het korps van inspecteurs-adviseurs islamitische godsdienst, dat vandaag uit drie leden bestaat, versterken met een adviseur. De inspecteurs islam moeten proportioneel het meest leerkrachten doorlichten. Deze extra adviseur komt van de Vlaamse overheid. Door samenwerking willen we zicht krijgen op de manier van controleren. De adviseur zal focussen op de inspectietaak, en staat in voor het organiseren van bijscholingen voor de islamleerkrachten en het moderniseren/actualiseren van het lesmateriaal, de handboeken. Deze actielijn is de vertaling van twee punten in het actieplan van de Moslimexecutieve, namelijk de modernisering van het lesmateriaal en de versterking van de inspectie.
Iemand vond dat niet zoveel, één kracht extra. Maar we zitten natuurlijk met strakke personeelsbeperkingen. Ik moet binnen een krimpende context zorgen voor versterking. Dat is niet zo evident. We doen dat, en het is belangrijk om dat te versterken.
Ik was een beetje verrast door een sms van mevrouw Sminate. Ze zei dat het nog tientallen jaren gaat duren, aangezien ik niets doe met de bestaande leerkrachten. Dat zou zeer erg zijn. U hebt er trouwens naar verwezen, mijnheer De Gucht. We werken op twee sporen. We willen een volwaardige vorm zodat de toekomstige leerkrachten gevormd zijn in ons Vlaams onderwijs. Wat de bestaande leerkrachten betreft, zijn er drie zaken. Ten eerste, de leerplannen zijn vernieuwd en moeten overal worden toegepast. Dat verloopt niet rimpelloos, maar ze zijn vernieuwd. Ten tweede, elke leerkracht moet zich bijscholen. Dat is geen vrijblijvendheid. Ten derde, men moet de leerplannen toepassen, en daar ziet de inspectie op toe. Ik ga helemaal geen decennia wachten – mijn tijd als minister is trouwens beperkt – om de bestaande leerkrachten te versterken. Er zijn drie instrumenten om dat te doen, en ik wens ook dat die instrumenten voluit hun rol kunnen spelen.
De heer De Gucht heeft het woord.
We hebben een opleiding. Daar komt een bekwaamheidsbewijs uit voort. Mag ik daaruit besluiten dat nieuwe islamleerkrachten enkel personen kunnen zijn die dat bekwaamheidsbewijs hebben? Is dat vanzelfsprekend? Vandaag zijn het nog altijd mensen die worden aangeduid door de desbetreffende instantie, maar als we ervan uitgaan dat er mogelijkheid is een opleiding te genieten, dan mag ik ervan uitgaan dat vanaf het moment dat de eerste studenten afstuderen binnen die opleiding, we enkel en alleen die mensen nog zullen aanvaarden om leerkracht islam te worden.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, u hebt de geschiedenis geschetst van de Vlaamse imamopleiding. Die opleiding gaat al zeer lang mee, net als de kwaliteit van de islamlessen. Dat kwam al aan bod in de vorige legislatuur. Ik las nog wat vragen na, onder meer van mevrouw Zamouri. Het ging toen ook over de kwaliteit van het lesmateriaal, het didactisch materiaal, de leerplannen en -boeken en de controle daarop. Uw bevoegdheden zijn natuurlijk wel beperkt, maar ook daar zou actie ondernomen worden. Is dat al gebeurd?
Er is ook een probleem van inspectie, er zijn weinig inspecteurs en men is niet altijd zeker van de kwaliteit van de inspectie. In OD XXIII heeft voormalig minister Smet een artikel ingeschreven dat ervoor moest zorgen dat elke leerkracht godsdienst het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de eindtermen zou naleven en ondertekenen. ‘Uiteraard’ zegt u, maar voor minister Smet was dat een instrument om ervoor te kunnen zorgen dat naast de levensbeschouwelijke inspecteurs reguliere inspecteurs de godsdienstlessen zouden kunnen inspecteren. Dat was de uitleg en de motivatie van het artikel in OD XXIII; althans zo interpreteer ik zijn antwoord op een vraag van mevrouw Zamouri. Zij vroeg: ‘Zijn er inderdaad mogelijkheden, geeft dat artikel inderdaad mogelijkheden om via dat EVRM en de eindtermen te controleren op de levensbeschouwelijke vakken?’ Of heeft dat tot niets geleid? Tot wat heeft dat artikel geleid?
De heer Janssens heeft het woord.
Mevrouw Sminate is blijkbaar niet in het land, maar heeft wel gereageerd op Belga. Zij zegt inderdaad dat het nog tientallen jaren kan duren vooraleer gegarandeerd kan worden dat alle islamleerkrachten een degelijke scholing hebben genoten. U ontkent dat, minister, volgens u zal het veel sneller gaan. U noemt daartoe een aantal instrumenten op, maar ik ben daar niet van overtuigd. Welke garanties bieden die instrumenten dat het binnen een redelijke termijn in orde zal zijn? Aan welke termijn denkt u als het geen tientallen jaren zijn – zoals u zelf zegt – om daarmee in orde te zijn?
Het is niet aan mij om de vragen van mevrouw Sminate die zij schriftelijk heeft ingediend, hier te stellen, maar ik kan me inbeelden dat u de antwoorden toch hebt voorbereid, minister, en dat u die bij u hebt. Eén vraag interesseert me in het bijzonder: die over de islamleerkrachten die aan de slag zijn zonder het gepaste diploma. Daaraan gekoppeld was het belang van het aspect van de kennis van het Nederlands van die islamleerkrachten. Mevrouw Sminate vroeg u hoeveel van die diploma’s zijn uitgereikt door een Nederlandstalig instituut. Kunt u dat al meegeven?
De heer Kennes heeft het woord.
Het is goed dat er ook rond inspectie iets gebeurt. Er is sprake van een extra inspecteur, op een bepaalde manier wordt die ter beschikking gesteld. Dat is positief, want in het verleden zijn die problemen op dat niveau ook al aangekaart. Soms liet dat te wensen over.
Hoe zeker kunnen we zijn dat er bindende zaken kunnen veranderen in het islamonderwijs? Ik denk dat het CIO nog altijd de sleutel in handen heeft, dat we met hen tot die akkoorden moeten komen, en als zij overtuigd zijn om bepaalde niveaus op te leggen of bepaalde zaken te eisen, dan zetten we grote stappen vooruit. We moeten dat kader respecteren. Het leggen van sterke banden en goede vertrouwensmaatregelen tussen overheid en CIO vormen de sleutel om op korte termijn goed vooruit te geraken.
Vraag 238 van 22 februari 2016 van collega Sminate heeft de bal aan het rollen gebracht. We zijn dan ook blij dat er nu al actie rond is ondernomen. Ik breng u nog even in herinnering dat slechts 71 van de 435 leerkrachten islam in het basisonderwijs het vereiste bekwaamheidsbewijs hebben. Dat is slechts 16 procent.
Minister, u zei dat u ook de huidige leerkrachten bijscholing zou bieden. Is daaraan ook een examen verbonden of moeten de leerkrachten gewoon aanwezig zijn? In het laatste geval, wat gebeurt er als ze niet aanwezig zijn? Of wat als ze niet slagen? Er zijn immers ook leerkrachten vast benoemd. Hoe zullen we daarmee omgaan in het kader van het decreet over de rechtspositieregeling en wie moet daarmee omgaan?
We hebben 878 leerkrachten islamitische godsdienst, 3 inspecteurs en 1 extra adviseur, die, naar ik begrijp, onder uw budget valt. Kunnen we kredieten niet op een andere manier aanspreken? Ik herinner me dat er voor pedagogische begeleiding elders geld wordt afgeroomd om de mensen te betalen. Misschien moet die piste ook worden onderzocht.
Collega Janssens, u stelde een zeer interessante vraag over Nederland. Ook collega Sminate vond dat een heel interessante vraag en ze heeft haar vraag om uitleg omgezet in een schriftelijke vraag. Misschien is het handig om het schriftelijk antwoord van de minister af te wachten, maar dat zeg ik als lid van de commissie en niet als voorzitter.
Ik geef nog een reeks aanvullingen en start met de opmerkingen van de heer Kennes.
Mijnheer Kennes, wat u zegt, is heel terecht. De regelgeving is wat ze is, en ze geldt voor alle levensbeschouwingen. Dat betekent dat de levensbeschouwing zelf iemand voordraagt en aanwijst om les te geven. Wij kunnen dat niet veranderen. Dat geldt dus ook voor katholieke godsdienst, voor joodse godsdienst, voor zedenleer. Als we iets wijzigen, moeten we dat samen met het CIO doen. Dat het CIO zichzelf wil heruitvinden en daarrond een engagementsverklaring heeft getekend, is relevant. Als ze zelf niet meer met een intern examen willen werken, maar via opleidingen aan de hogeschool, dan moeten we daar niet sceptisch over doen omdat het maar om een engagementsverklaring zou gaan. Het is wel de allereerste keer dat het tot een engagementsverklaring komt. Ik wil ook vertrouwen geven om daar voluit mee aan de slag te gaan.
Mijnheer De Gucht, u gaat ervan uit dat die jongeren aan de slag kunnen gaan. Ja inderdaad, de regel is nu dat iemand met een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs altijd voorrang heeft. Als er in de wachtkamer mensen zitten met een voldoende of vereist bekwaamheidsbewijs, dan hebben die voorrang op anderen. Die groep zal dus sowieso prioritair zijn.
Eigenlijk is het met de vereiste bekwaamheidsbewijzen nog erger gesteld dan u zegt, mijnheer Daniëls. Het gaat om 16 procent, maar de voorwaarden voor het vereist bekwaamheidsbewijs zijn niet vastgelegd. Die 16 procent zijn mensen uit een overgangsregeling. Dat is mijn grote smart. Als we niet bepalen wat het vereist bekwaamheidsbewijs inhoudt, dan hebben we alleen maar voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen. Dat wil ik net niet, en nu hebben we het engagement dat snel bepaald zal worden wat het vereiste bekwaamheidsbewijs inhoudt. Dus eerst definiëren, dan deze mensen laten instromen en dan hebben ze voorrang. Die lijn willen we bewandelen en dat zou op een vlotte manier moeten lopen.
Ik kom dan bij de inspectie en de zeer interessante vraag van mevrouw Meulemans. Het klopt inderdaad dat collega Smet dat heeft gezegd en ik vond het een zeer eerbare intentie, maar voor zover ik heb begrepen, is het niet in de regels opgenomen. Onze gewone inspectie heeft nu dus geen enkele hefboom om de lessen levensbeschouwing te controleren, ook niet via het EVRM. De erkenningsvoorwaarden voor scholen zijn wel zeer duidelijk en tot die voorwaarden behoort ook het absoluut respect voor de Europese verdragen en het EVRM. Die verdragen staan nominatim vermeld. Als een schooldirecteur vaststelt dat een van zijn leerkrachten deze verdragen niet respecteert, dan kan hij onmiddellijk ingrijpen. Dat is geen probleem. Het is ook de directeur die op voordracht de leerkracht aanwerft. Er is dus wel een manier om in te grijpen, maar niet via onze gewone inspectie.
Daarom is het belangrijk dat de levensbeschouwelijke inspectie zichzelf versterkt. Als we daar één kracht aan toevoegen, dan is de situatie al een stukje beter, als we ze vergelijken met het niveau van de gewone inspectie.
Of er andere financieringsmogelijkheden bestaan, wil ik eens bekijken, mijnheer Daniëls.
Ik heb voor mijn collega’s in de Vlaamse Regering een artikel voorbereid vanuit mijn grote zorg om de bijscholingen op een fatsoenlijke manier te laten verlopen. Ik wil voor de leerkrachten levensbeschouwing één dag per jaar plannen waarop we ze allemaal samenbrengen om bijscholing te geven. Ik wil de bijscholing geglobaliseerd en uniform laten verlopen. Het plan is door de Vlaamse Regering nog niet goedgekeurd en we moeten dus nog even afwachten of het lukt. Bijscholing is uiteraard geen examen. Ook voor andere leerkrachten is dat geen examen. Maar ik vind het wel van belang dat het gebeurt en ik vind het ook belangrijk dat onze inspecteurs controleren of de leerplannen worden gevolgd. Daar kunnen we natuurlijk wel aan. Het leerplan is er sinds 2012, mevrouw Meulemans, het is goedgekeurd en moet worden toegepast. Zijn er problemen met die toepassingen, dan moeten we ingrijpen. Dat is de gang van zaken.
Daarop een timing kleven, collega Janssens, is lastig. We kunnen hetzelfde zeggen van leerkrachten wiskunde wanneer het leerplan verandert. Hoe lang duurt het alvorens iedereen dat onder de knie heeft? Leerkrachten moeten zich bijscholen, moeten zich het nieuwe plan eigen maken en moeten het toepassen. Zeggen dat er geen hefbomen zijn, klopt niet. De inspecties, samen met de organisatoren van de nascholing, moeten ervoor zorgen dat alles goed verloopt. Uit de gesprekken die ik persoonlijk met de Moslimexecutieve heb gehad, blijkt wel dat ze zich realiseren dat ze een enorme integratiehefboom in handen hebben. Ze moeten goed begrijpen dat als ze die niet met twee handen grijpen en niet proberen te versterken, dat de kritiek alsmaar groter zal worden. Het is een kans en ze weten dat we er nauw op toezien of er stappen vooruit worden gezet. Ik ga ervan uit dat de alertheid en het besef voldoende groot zijn om daarmee aan de slag te gaan. Mijn medewerkster heeft ook veel meer tijd in het dossier gestoken dan gepland was, en dat doen we uit een oprechte overtuiging dat we de komende periode stappen vooruit moeten zetten. De tijd is er rijp voor en ik zal er persoonlijk op toezien dat er inderdaad vooruitgang wordt geboekt.
De heer De Gucht heeft het woord.
Wij zullen daar eveneens op toezien, minister. Het is niet onbelangrijk te onthouden dat het bij het aanwijzen van leerkrachten levensbeschouwing niet enkel over leerkrachten islam gaat. Als het gaat over de bekwaamheidsbewijzen en de manier waarop de vertegenwoordigers van de verschillende religies daarmee omgaan, dan moeten we ervan uitgaan dat leerkrachten de juiste bekwaamheidsbewijzen hebben, om welke religie het ook gaat. Soms hebben we de neiging te focussen op de islam, maar het geldt voor elke religie. Alleen hebben de cijfers die door verschillende collega’s zijn opgevraagd, aangetoond dat we voor de islam met een ernstig probleem zitten. Dat moeten we zo snel mogelijk oplossen, maar het geldt vanzelfsprekend ook voor alle andere religies die erkend zijn en bijgevolg aan onze jeugd worden onderwezen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.