Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het Turkse verzet tegen de imamopleiding
Vraag om uitleg over de moeilijkheden bij het tot stand komen van een academische imamopleiding
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij nog eens in deze commissie te zijn voor een thema dat mij na aan het hart ligt.
De imamopleiding in Vlaanderen is een belangrijk, maar ook een delicaat thema. Het debat moet sereen worden gevoerd: met de betrokken levensbeschouwing en binnen het grondwettelijk en regelgevend kader, in het bijzonder de scheiding van Kerk en Staat, die te pas en te onpas foutief wordt ingeroepen. Hier speelt ze in elk geval. Ik heb in het verleden al gemerkt dat de minister zich daar zeer goed bewust van is, het op de juiste manier interpreteert en daarmee omgaat.
In de door het Vlaams Parlement goedgekeurde resolutie betreffende de bestrijding van gewelddadige radicalisering wordt erop aangedrongen de inrichting van een Vlaamse imamopleiding te faciliteren, een opleiding die, naast een grondige kennis van het geloof, ook oog heeft voor de kennis van het Nederlands en de kennis van universele waarden.
Minister, in eerdere antwoorden op vragen hebt u er al terecht op gewezen dat het de levensbeschouwing zelf is die bepaalt op welke manier men bedienaar van de eredienst wordt. In dit geval is dat de toepassing van het principe van de scheiding van Kerk en Staat.
Ondertussen zijn er heel wat initiatieven genomen om de professionalisering van de islamopleiding en de kwaliteit van het islamonderwijs te bevorderen. Het gaat dus om twee verschillende zaken: enerzijds de bedienaars en anderzijds de islamleerkrachten.
Er is daarbij terecht overleg met de betrokken actoren, voor de imams de federale minister van Justitie en in beide gevallen de Moslimexecutieve.
Een aantal weken geleden waren er signalen dat men niet op medewerking kon rekenen vanuit de Turkse gemeenschap. Diyanet zou er nogal huiverachtig tegenover staan. Dat was in de sfeer van de staatsgreep en de repressie die daarop gevolgd is. Dat heeft zeker een schaduw geworpen over de problematiek. De vraag is: is dat nog altijd zo? Is het vanuit de onderhandelingen en de contacten die u legt misschien toch mogelijk om ook met hen daarover goede afspraken te maken?
Minister, wat is de stand van zaken van het overleg met de betrokken actoren, zoals in de stuurgroep professionaliseringstraject voor imams?
Een andere vraag betreft het islamonderwijs. U hebt in deze aangelegenheid vooral een faciliterende rol. Ik heb uit een toelichting die u gaf begrepen dat u die ook wel zult opnemen. Kunt u dan ook toelichting geven bij de stappen die er al genomen zijn in het kader van het bevorderen van de kwaliteit van het islamonderwijs, bijvoorbeeld ook wat de islamleerkrachten betreft? Ik denk concreet aan stappen rond opleiding, nascholing, inspectie, het ondersteunen en omkaderen van de interlevensbeschouwelijke dialoog en mogelijke aanpassingen van het bekwaamheidsbewijs voor het vak islam.
Ik heb uit uw communicatie, die is overgenomen door Belga en de pers, begrepen dat er heel recent evoluties zijn. De vragen dateren van een hele tijd terug. Het is goed dat er in tussentijd goed werk werd geleverd. We zijn benieuwd naar mogelijke bijkomende informatie.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt zich inderdaad met de Vlaamse Regering geëngageerd om nog deze legislatuur een imamopleiding uit te bouwen in Vlaanderen. Daarover zou al sinds vorig jaar overleg zijn tussen de kabinetten – de uwe en die van federaal minister van Justitie Koen Geens –, de vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap en enkele universiteiten.
Vooralsnog lijkt er echter weinig vooruitgang geboekt te zijn. Er werd ook altijd voorgehouden dat de imamopleiding er vooral kwam op vraag van de moslimgemeenschap zelf. Uit een krantenartikel waarnaar de collega al heeft verwezen, blijkt dat die plannen voor een imamopleiding net in het slop zitten wegens verzet vanuit de moslimgemeenschap, meer in het bijzonder vanuit de Turkse moslims die zich expliciet zouden verzetten tegen een opleiding aan onze hogescholen of universiteiten.
Minister, het is trouwens geen geheim dat de meeste Turkse moskeeën, zelfs de erkende, via de zogenaamde Diyanetstructuur onder het gezag staan van het Turkse regime. De imams in die moskeeën worden opgeleid in Turkije en aangesteld door het Turkse regime. Ze ontvangen bovendien, in tegenstelling tot imams van de meeste andere erkende moskeeën, geen salaris van de Belgische, maar wel van de Turkse overheid.
Het is ook afdoende aangetoond dat het een belangrijke doelstelling is van het Turkse regime om voor de Turkse diaspora in de gastsamenlevingen eigen Turkse structuren uit te bouwen die moeten leiden tot parallelle samenlevingen waar de Turkse regels gelden, waar de Turkse waarden worden gehuldigd en waar de loyauteit aan de Turkse staat wordt opgelegd. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de in ons land aanwezige vertegenwoordigers van dat Turkse regime, net zoals dat in andere landen ook al het geval was, niet staan te springen voor een Vlaamse imamopleiding. Bovendien is de persoon die voor de Turkse moskeeën deelneemt aan de voorbereidingsgesprekken een Diyanet-bestuurslid en imam van een moskee in Heusden-Zolder, een moskee die door de erkenning vanuit de Vlaamse overheid recht heeft op subsidies vanuit de provincies en de laatste vier jaar al meer dan 210.474 euro subsidies ontving van de provincie Limburg.
Minister, kunt u bevestigen dat de Turkse moslimgemeenschap of de vertegenwoordigers van Diyanet dwarsliggen bij de uitbouw van een imamopleiding? Zo ja, op welke manier?
Er is een stuurgroep die zich buigt over de opleidings- en vormingsnoden binnen de moslimgemeenschap. Hoe vaak kwam die stuurgroep al samen? Wat werd er besproken? Wat is er al beslist? Wat zijn de verschillende standpunten in die stuurgroep?
Wat doet u als de Turkse moslimgemeenschap blijft dwarsliggen? Zult u dan samen met de andere betrokkenen toch doorzetten om deze imamopleiding georganiseerd te krijgen, ondanks het Turkse verzet?
Bewijst dat Turkse verzet niet dat de Turkse Diyanet-structuren in ons land problematisch zijn voor de uitbouw van een door de Vlaamse Regering gewenste Vlaamse islam?
Wat is de verdere planning en timing? Tegen welk academiejaar is het de bedoeling dat er gestart wordt met die imamopleiding?
Op welke wijze denkt men in deze imamopleiding de islam en de waarden van de verlichting te verzoenen?
Ik verwees al naar federaal minister van Justitie Koen Geens. Hij zei eerder dit jaar dat hij voorstander was van een verplichte imamopleiding waarbij “alleen moskeeën die werken met imams die zo’n opleiding hebben gevolgd nog officieel kunnen worden erkend en gefinancierd”. Deelt u die visie van uw federale collega en partijgenoot Koen Geens?
De heer De Gucht heeft het woord.
Aangezien er al heel veel werd gezegd door de vorige sprekers, zal ik mijn vraag niet volledig herhalen.
Ik vond het opmerkelijk dat iemand van het Vlaams Belang verwijst naar de verlichting, maar dat is dan eerder een eigen inbreng.
Minister, hebt u overleg gehad met uw Vlaamse collega Liesbeth Homans en uw federale collega Koen Geens in verband met die opleiding? Indien ja, zijn er verdere gemeenschappelijke initiatieven hierover gepland?
Kunt u cijfers geven van het aantal inschrijvingen voor de academische opleiding in Antwerpen en Leuven van dit jaar?
Ik sluit mij ook aan bij de vorige sprekers, dat ik mij ernstig zorgen maak over op welke manier er druk wordt uitgeoefend vanuit andere landen via een systeem als Diyanet. Dat systeem werkt in heel Europa. Het budget dat ernaartoe gaat, overstijgt het buitenlands budget van hetzelfde land. Het wordt een spreekbuis van een politieke overtuiging. We moeten ons daarover ernstig zorgen maken. Het is dan ook belangrijk dat we daar heel behoedzaam mee omgaan. We moeten ervoor zorgen dat de opleidingen hierover en het woord dat de imams willen verkondigen, overeenkomen met het woord dat is aangepast aan de omstandigheden en de waarden en normen van de westerse samenleving waarin wij ons bewegen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dames en heren, bedankt voor deze opnieuw zeer interessante vraag. Dit is iets dat me ook fel bekommert.
Vooraleer ik de vragen beantwoord, wil ik de geschiedenis wat opfrissen. De imamopleiding in Vlaanderen heeft een enorm lange geschiedenis. We kunnen teruggaan tot 2002, toen de heer Sannen een resolutie heeft gemaakt over islamonderwijs. Daarin heeft hij het over het stimuleren van een oprichting van een faculteit Islamitische Godsdienstwetenschappen. Dat was iets buiten het regeerakkoord en de beleidsnota. Toenmalig minister Vanderpoorten stond daar niet negatief tegenover. Die resolutie diende uiteindelijk als basis voor het regeerakkoord 2004-2009.
In die periode was de heer Vandenbroucke bevoegd minister. Hij heeft een mooie paragraaf laten inschrijven in het regeerakkoord: “We maken snel werk van de inrichting van een volwaardige opleiding voor islamleraars en imams binnen het Vlaamse onderwijs. Twee jaar nadat deze opleiding van start gaat, zullen enkel mensen die de Nederlandse taal beheersen in aanmerking komen voor de functie van imam of islamleraar. Voor de personen die nu imam zijn, voorzien we in een overgangsperiode.”
Die plannen bleken niet haalbaar. Toenmalig minister Vandenbroucke heeft toen een haalbaarheidsstudie besteld bij het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies aan de Universiteit Antwerpen. Daaruit bleek er wel een draagvlak voor een universitaire opleiding met enkele reserves. Die haalbaarheidsstudie is dan uitgebreid met een stappenplan, maar ondertussen was de legislatuur voorbij.
In de volgende legislatuur werd de heer Smet bevoegd voor onderwijs. Opnieuw werd in het regeerakkoord opgenomen dat er inspanningen zouden worden geleverd. Er zijn dan gesprekken gevoerd met de KU Leuven en de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen (AUHA) over bestaande initiatieven waarover ik straks iets zal zeggen. Ook onder mijn voorganger was er geen draagvlak binnen de Moslimexecutieve (EMB) om over imamopleidingen te praten, noch de initiële opleiding, noch de navorming. Ook over de bestaande initiatieven was EMB niet enthousiast.
Ik geef u die geschiedenis mee om te stellen dat we het nu anders aanpakken. Ik was dan ook gisteren bijzonder blij met de engagementsverklaring die we hebben ondertekend met EMB. Ook de Turkse vertegenwoordiging was aanwezig. Ik zoek eerst naar een draagvlak om samen te werken en naar het creëren van vertrouwen. Mijnheer De Gucht, ik heb uw reactie op Twitter gezien, waarvoor dank. Het is een manier om na te gaan hoe we samen met de levensbeschouwingen kunnen gaan naar een versterking van de inspectie, een betere opleiding van de leerkrachten enzovoort. Als we hen niet mee hebben, dan blijven we jaren verliezen door spanningen.
Waar staan we nu? Het klopt dat er bijzonder weinig inschrijvingen zijn in de bestaande opleidingen. Er zijn ook een aantal knelpunten naar boven gekomen. Het belangrijkste knelpunt is dat de doelgroep niet wordt bereikt. De stuurgroep buigt zich over mogelijke opleidingsinitiatieven ten behoeve van de moslimgemeenschap, dat zijn imams maar ook islamconsulenten. Die stuurgroep kwam intussen driemaal samen in juni, september en november. Gisteren nog waren ze op mijn kabinet om te vergaderen.
Eerst en vooral dient er een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen de opleidingen van imams en opleidingen voor imams. Onder opleidingen van imams verstaan we de initiële theologische opleiding tot imam. Net zoals het geval is bij andere geloofsgemeenschappen, is de opleiding van imams een zaak van de gemeenschap zelf. Zij beslissen op welke manier je ‘bedienaar van de eredienst’ wordt. De bevoegdheid om te bepalen welke opleiding een imam moet hebben genoten, berust volledig en exclusief bij de geloofsgemeenschap.
Binnen onze Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs is er bijzonder veel kennis en expertise aanwezig inzake de kernwaarden van onze maatschappij, zoals democratie en rechtsstaat. Momenteel wordt in de stuurgroep bekeken hoe zij de moslimgemeenschap bij de burgerlijke vorming van hun imams kunnen ondersteunen. Dat is voor mij elementair. Een imam moet toch burgerlijke vorming kunnen genieten om hier fatsoenlijk zijn werk te kunnen doen. De stuurgroep biedt ook de kans dat de Moslimexecutieve voor het theologische luik contacten legt met onze instellingen hoger onderwijs, mogelijks didactisch of anders.
Los van het theologische aspect is het noodzakelijk dat mensen die een verantwoordelijke functie opnemen binnen de geloofsgemeenschap ook voldoende vertrouwd zijn met de maatschappelijke context waarin die gemeenschap leeft. Ik heb in mijn persoonlijke ontmoeting gisteren ook nog eens duidelijk onderstreept ten opzichte van de vertegenwoordigers dat op hen ook wel een verpletterende verantwoordelijkheid rust. We kunnen wel vragen stellen met betrekking tot integratie, maar die mensen komen in de scholen en kunnen een enorme positieve impact hebben op integratie en het vormen van het tegendiscours. De gemeenschap moet zich bewust zijn van die grote verantwoordelijkheid.
Om zicht te krijgen op de concrete vormingsnoden van imams is het noodzakelijk dat de gemeenschap bepaalt wat zij van haar imams verwacht. Ik heb aan de moslimgemeenschap gevraagd om een competentieprofiel van een imam op te maken. Dit is niet eenvoudig aangezien ook de islam op theologisch vlak verschillende stromingen kent. De voorzitter van de Moslimexecutieve liet me weten dat hij het initiatief heeft genomen om ook binnen de Moslimexecutieve overleg te plegen om de moslimgemeenschap te betrekken bij de procedures van de vorming van imams. Er is daar een brief over. Via de vertegenwoordiging van de Moslimexecutieve in de stuurgroep worden we op de hoogte gehouden van de resultaten van het overleg.
Naast de kwestie van de opleiding van imams, wordt in de stuurgroep ook overlegd over de professionalisering van imams die reeds in functie zijn. Hierover is de stuurgroep unaniem: de bijscholing van imams op burgerlijk vlak is van het allergrootste belang en hierbij ziet men effectief een zeer relevante rol voor de Vlaamse instellingen voor het volwassenen- en hoger onderwijs. Zo evalueerde de moslimgemeenschap de pilootprojecten NT2 voor imams die liepen in Vlaams-Brabant en Antwerpen als erg positief. De kennis van de Nederlandse taal is immers van primordiaal belang om een scholings- of nascholingstraject te volgen aan onze Vlaamse hogescholen en universiteiten. Dit is net een van de knelpunten.
We zien dat heel veel vrouwen deelnemen aan de door ons georganiseerde opleidingen. Ze kunnen op dit ogenblik echter geen imam worden. Het is heel goed dat ze dat doen, maar we moeten natuurlijk ook de doelgroep zelf bereiken. Dat is een knelpunt dat naar voren kwam bij de evaluatie van de KU Leuven, optie Islamitische Theologie en Godsdienstwetenschappen binnen de master in de wereldreligies. Er loopt ook een professionaliseringstraject. We zien dat het draagvlak bij en betrokkenheid van de gemeenschap essentieel is om dit aanbod voldoende ingang te laten vinden. Het is pas als de gemeenschap bij de uittekening van een profiel de kennis van onze waarden meeneemt, dat onze opleiding een succes kan zijn. Als mensen niet komen, welke zin heeft het dan om een opleiding te hebben?
Ook buiten de vergaderingen van de stuurgroep is er intensief contact tussen de moslimgemeenschap en de instellingen voor hoger onderwijs. Zo wordt er samen met alle betrokkenen bekeken of er een vervolgtraject kan worden opgestart voor de imams die participeerden aan de NT2-initiatieven. Nu ze de taal machtig zijn, zouden ze geïnteresseerd moeten zijn om vervolgtrajecten te volgen.
Voor de optie Islamitische theologie en godsdienstwetenschappen binnen de master in de wereldreligies zijn in het academiejaar 2016-2017 20 studenten ingeschreven. Voor het schakelprogramma naar deze optie zijn 25 studenten ingeschreven. 4 van die 25 studenten die het schakelprogramma volgen, zijn ook al ingeschreven in de optie Islamitische theologie en godsdienstwetenschappen.
Binnen het professionaliseringstraject van de AUHA en Jisr Al Amana zijn dit academiejaar voor het eerste jaar acht studenten ingeschreven, voor het tweede jaar zes studenten en voor het derde jaar vijf studenten. Het gaat hier om studenten die uitsluitend de theologische vakken aan het Jisr Al Amana Instituut volgen.
Ook het islamonderwijs en de vorming van de islamleerkrachten krijgt de nodige aandacht. Ik heb gisteren de engagementsverklaring ondertekend met de gemeenschappelijke zorg voor goed opgeleide islamleerkrachten. In die engagementsverklaring zijn vier actielijnen opgenomen. Ik zal daar verder op ingaan in mijn antwoord op de vragen 75 en 329. Het is jammer dat die vragen niet samen worden gesteld want die onderwerpen sluiten heel nauw op elkaar aan.
De pers heeft inderdaad uitvoerig bericht over het vermeend Turks verzet tegen een Vlaamse imamopleiding. Ik heb daarnet het onderscheid proberen te maken tussen de theologische en burgerlijke vorming van en voor imams. Wat het theologische luik betreft, lijkt het me evident dat de gemeenschap zelf bepaalt wat een imam moet kennen en kunnen. Ik heb geen enkele ambitie om daarin in te grijpen. Ik doe dat ook niet bij de andere levensbeschouwingen. Het lijkt me ook niet meer dan normaal dat de overheid zich niet bemoeit met de theologische vorming van imams.
Ik wil er ook op wijzen dat het dezelfde persoon vanuit de Turkse gemeenschap was die pleitte voor een burgerlijke vorming voor imams via mogelijke samenwerking met het Vlaams hoger onderwijs. Ook gisteren was die persoon aanwezig op mijn kabinet. Het was voor mij relevant om daar nog eens te horen dat zij zeker bereid zijn rekening te houden met dat burgerlijke aspect. Wanneer zij bij de verwachtingen inschrijven dat naast het theologische aspect, het burgerlijke aspect met een Vlaamse component relevant is, dan zijn we vertrokken. Dan weten we dat het ook gebeurt. Hun zorg was vooral dat ik me zou moeien met het theologische luik. Ik heb daar totaal geen behoefte aan, en ik ben daar totaal niet voor gekwalificeerd.
Onze stuurgroep houdt de cadans hoog om resultaten en vooruitgang te boeken.
Zoals ik al zei, lopen de gesprekken nog volop. Het is een moeilijke en gevoelige materie waarbij gedragenheid belangrijk is. Het is een andere manier van werken waarbij we via de EMB tot gedragenheid proberen te komen. Als ik zie hoe pogingen uit het verleden nergens toe hebben geleid, dan hoop ik dat u begrip hebt voor het stappenplan dat ik nu probeer te volgen.
Ik heb uiteraard overleg met Vlaams minister van Binnenlands Bestuur en Inburgering Homans en met federaal minister van Justitie Koen Geens, die belangrijk bevoegdheden hebben ter zake. Er is op regelmatige tijdstippen overleg over de verschillende initiatieven. Het beste bewijs daarvan zijn de initiatieven van minister Homans over de pilootprojecten NT2 voor imams, die goed worden geëvalueerd en waarin we verder moeten investeren. Een vertegenwoordiger van het kabinet van minister Geens is ook lid van de stuurgroep.
Minister Geens gaf inderdaad aan dat het een betrachting is om enkel de moskeeën die werken met imams, officieel te erkennen en te financieren. Het erkennen van moskeeën is een bevoegdheid van minister Homans terwijl de verloning van imams een bevoegdheid is van minister Geens. Die bevoegdheden zijn dus wat versnipperd. Er is wel intens overleg met de collega’s, en onze zorgen en betrachtingen zijn dezelfde.
Het is zeker een mogelijkheid om, als er eenmaal zicht is op de rol die de Vlaamse hogescholen en universiteiten kunnen spelen bij de scholing en nascholing van imams, om het volgen van een dergelijke scholing als erkenningsvoorwaarde voor moskeeën op te nemen. Dat wordt in nauw overleg met de gemeenschappen besproken door de bevoegde ministers.
Het lijkt me niet wenselijk dat er geen nieuwe moskeeën erkend worden en dat het aantal zelfs daalt. Als gevolg daarvan zouden er veel onder de radar blijven. Ik vind het belangrijk dat we daar een zo goed mogelijk zicht op hebben en dat we blijven samenwerken om ervoor te zorgen dat het aantal erkende moskeeën met de werkelijkheid overeenstemt en dat de bedienaars een opleiding volgen wat het burgerlijke luik betreft. Dat is het uiteindelijke doel.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor deze stand van zaken. Ik stel inderdaad vast dat er deze legislatuur vooral ook dankzij de goede samenwerking en de goede contacten met de EMB, zaken in gang worden gezet. U hebt verwezen naar andere ministers die ook minister van Onderwijs zijn geweest, maar ook binnen het executief is er nogal wat veranderd. Er zijn nu andere mensen. Zowel u als het executief tonen goede wil om stappen vooruit te zetten.
U hebt nog eens bevestigd dat met de bestaande opleiding de doelgroep niet werd bereikt. Die kloof met die doelgroep moet in de toekomst kunnen worden gedicht.
Het is positief dat u, na de berichten in de pers dat er obstructie was vanuit Turkije, aangeeft dat er voor het burgerlijke luik van de vorming wel openheid en interesse is. Dat is een belangrijke bijsturing van de informatie.
Het lijkt me logisch en evident dat het theologische niet uw materie en competentie is. Maar in dat burgerlijke kunnen we als Vlaamse overheid wel een rol spelen. Iedereen staat daarvoor open. Dat vind ik positief. Er zijn nu een aantal zaken in gang gezet. Ik hoop dat de cadans hoog gehouden wordt. Het zou goed zijn dat we binnen een aantal maanden hier in de commissie de stand van zaken kunnen krijgen, en dat de werkgroepen die nu bezig zijn, daar het verslag van krijgen. Houd dus die cadans hoog. We blijven het van nabij volgen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt een hele ontstaansgeschiedenis geschetst van de problematiek van die imamopleidingen. We zijn ondertussen al in de vierde legislatuur waarin dat ter sprake wordt gebracht in dit parlement. Als ik dan een aantal vertegenwoordigers van de universiteiten hoor, die nochtans ook in de stuurgroep aanwezig zijn, lijkt het er sterk op dat het ook nog niet voor deze legislatuur zal zijn. Dat verbaast me geenszins, want je hebt natuurlijk in eerste instantie de tegenstellingen in de stromingen binnen de moslimgemeenschap zelf. Daar heb je enerzijds de Turkse en anderzijds de Marokkaanse gemeenschap. Zij houden er toch wel zeer sterk verschillende wereldbeelden op na. En dan zijn er ook nog eens de verschillende wereldbeelden tussen de moslims en de niet-moslims.
Minister, u zegt dat u het samen met de ministers Geens en Homans eens bent over de werkwijze en de te volgen weg. Maar ik vind u in uw nieuwe beleidsbrief 2016-2017 minder gedecideerd dan minister Geens, die spreekt over een verplichte imamopleiding. U zegt dat u in een dialoog met de moslimgemeenschap de opleidingsnoden van imams in kaart gaat brengen en zult nagaan op welke wijze het hoger onderwijs hiertoe een bijdrage kan leveren. Dat is toch veel minder gedecideerd dan minister Geens, die zegt dat alleen moskeeën die werken met imams die zo’n opleiding hebben gevolgd, nog officieel erkend zouden kunnen worden door de Vlaamse overheid.
Ik stel vast dat u het hebt over het ‘vermeende’ Turkse verzet. Daarmee suggereert u dat het er niet zou zijn. Maar het kan toch niet ontkend worden, net zoals het in andere landen het geval was, dat Diyanet hier een zware obstructie vormt. Zij hebben imams uit Turkije, zij vallen onder het Turkse ministerie van Religieuze Zaken. Zij willen helemaal niet dat de Vlaamse overheid, net als eender welke andere buitenlandse overheid, iets over haar religieus beleid te zeggen heeft.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. U zegt dat de doelgroep niet wordt bereikt. We zitten inderdaad met het feit dat het geen eenvoudige zaak is om vast te stellen wat het uiteindelijke competentieprofiel zou moeten zijn. Het zal inderdaad bijzonder moeilijk worden om daarover eensgezindheid te bereiken. Bij de aanstelling ligt de bevoegdheid bij de geloofsgemeenschap. Dat is zo. Dat geldt ook voor de andere religies. Daarna zei u dat er ten aanzien van alles wat er aan burgerlijks bestaat binnen die opleiding, de waarden en normen en hoe men die plaatst in de maatschappij of samenleving waarin wij leven, wel een openheid is bij de vertegenwoordiger van de Turkse gemeenschap. Misschien moeten we juist vanuit die openheid vertrekken om een basis te leggen waaraan elke imam voldoet. Zo is dat niveau al bereikt, waarin men meestapt. Dat zou inderdaad een goede basis kunnen vormen voor de toekomst.
Met betrekking tot de doelgroep die we niet of onvoldoende bereiken, moeten we misschien eens bekijken op welke manier we daar iets in gang kunnen zetten waardoor die mensen een beter begeleide richting kunnen hebben, en in bijscholingen kunnen voorzien en in een goede communicatie daarover.
Minister, u haalde uw collega Koen Geens aan in verband met de verloning van de bedienaars. Ik heb daarbij een algemene bedenking. Misschien moeten we ons in 2016, met 2017 al in zicht, eens afvragen of het normaal is dat bedienaars van een eredienst worden betaald door de minister van Justitie. Maar dat is even een kleine opmerking ter zijde.
De heer Daniëls heeft het woord.
In verband met de imamopleiding zitten we inderdaad met het gegeven dat we in andere godsdiensten de vaststelling doen dat opleidingsonderdelen van een religieuze opleiding worden gevolgd aan onderwijsinstellingen, maar niet de volledige opleiding. Minister, u en minister Homans hebben in het kader van de vakken maatschappelijke oriëntatie en Nederlands benadrukt dat daarrond acties zijn ondernomen, maar dat we er nog niet volledig zijn om daar een gepast antwoord aan te geven. Dat lijkt mij zo te zijn. De schets van de jaren dat we al proberen iets te maken, maakt duidelijk dat sommige zaken niet evident zijn. Dat wil niet zeggen dat mijn fractie niet mee wil trekken en duwen aan dit dossier, om ervoor te zorgen dat de imams in erkende moskeeën maximaal rekening houden met de westerse waarden en normen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, we zijn het niet altijd eens, maar de manier waarop u net zei dat we moeten starten vanuit de openheid die er is om rekening te houden met aspecten in de opleiding, vind ik goed. Dat is nu net wat ik probeer te doen, en ik apprecieer dat u dat ook op prijs stelt en dat u niet meeheult met diegenen die zeggen dat het allemaal morgen opgelost zal zijn. Ik probeer echt de goesting aan te wakkeren om stukken opleiding te volgen, want die hebben een heel grote meerwaarde. De Turkse vertegenwoordiger in de groep heeft die openheid. Ik heb dat persoonlijk vastgesteld.
Ik ga echt alle mogelijke inspanningen doen om ervoor te zorgen dat de inworteling van stukken opleiding tot imam in onze hogescholen en universiteiten tot stand komt.
Mijnheer Janssens, ik ben als minister van Onderwijs niet bevoegd voor de erkenning noch voor de betaling, maar wel om ervoor te zorgen dat onze hogescholen en universiteiten en de centra voor volwassenenonderwijs de deuren open houden om in te stappen in het traject dat er komt. Het zou voor mij een enorme overwinning zijn.
Met bewoordingen in beleidsbrieven is er nog niets gerealiseerd. Ik zou het enorm belangrijk vinden dat we er deze legislatuur in slagen om een akkoord te bereiken, zodat stukken van de opleiding effectief hier genoten kunnen worden. Dat kan starten met het burgerlijke deel. Een imam die hier werkt, leeft ook in onze samenleving en kan een enorme bijdrage leveren. De heer Daniëls zei het: één leraar beïnvloedt duizend leerlingen. Imams beïnvloeden er ook verschrikkelijk veel. Die mede-inworteling in onze cultuur is van enorm groot belang.
Mijnheer Janssens, uiteraard sta ik achter de uitspraken van minister Geens in zijn beleidsbrieven, en achter de uitspraken van minister Homans in haar beleidsbrieven. Er zijn ook mijn beleidsbrieven. Als u die allemaal samen leest, zult u zien dat daar niets tegenstrijdigs in steekt: we delen dezelfde bezorgdheid. Maar nog belangrijker dan de zinnen in de beleidsbrieven zijn volgens mij de stappen of stapjes die we op het terrein kunnen zetten naar een goede inbedding van de opleiding, en hoe we binnen de opleiding gebruik kunnen maken van de knowhow van onze hogescholen en universiteiten.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik kom nog even terug op het competentieprofiel. Het zou goed zijn als we tot een duidelijk omschreven en breed gedragen competentieprofiel zouden komen. Dat zal misschien tot stand komen in de sfeer van Onderwijs, maar het zal dan ook zijn impact hebben op Justitie en op Binnenlands Bestuur. Zodra het competentieprofiel op punt staat en men daarover een akkoord kan bereiken, kan dat worden vertaald in de regelgeving op Vlaams niveau, bijvoorbeeld voor de erkenning van moskeeën, waar er taalvereisten zijn en ook het respect voor de mensenrechten, enzovoort.
Dat zit daar al allemaal in, en men vergeet dat wel eens. Er is al heel wat geregeld en als we nu nog zouden kunnen komen tot een opname van dat competentieprofiel, hebben we in deze materie belangrijke stappen kunnen zetten.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik zal mij wat betreft de erkenningen richten tot minister Homans, die daarvoor bevoegd is. Ik vind wel dat de Vlaamse Regering daarin verder moet gaan. Dit debat wordt niet alleen in Vlaanderen gevoerd; ook in Nederland leeft die discussie, vooral ook over de Diyanet-structuur. Daar staat men veel kritischer tegenover die Diyanet-structuur dan men hier vanuit de Vlaamse Regering is. De Nederlandse Tweede Kamer heeft in september van dit jaar nog maar een motie aangenomen die ertoe oproept om de financiering van moskeeën door de Turkse regering stop te zetten. Ik zou de Vlaamse Regering ertoe willen oproepen om hetzelfde te doen. Ik zal daar minister Homans over bevragen.
Minister, van dit dossier zou men toch kunnen aannemen dat het vanuit de moslimgemeenschap gedragen wordt, maar het feit dat dit al zo lang aansleept, vooral vanwege obstructie vanuit de moslimgemeenschap zelf, toont voor mij aan dat alle inspanningen om, op een nogal geforceerde manier, tot een ‘Vlaamse islam’ te komen vooralsnog erg zinloos zijn.
De heer de Gucht heeft het woord.
Ik vind inderdaad dat we ons ernstige vragen moeten stellen bij de Diyanet-structuren. In tegenstelling tot wat de vorige spreker zei, is het volgens mij niet zo dat deze meerderheid – en alvast ook niet Open Vld, die daar deel van uitmaakt – zich geen vragen stelt bij die Diyanet-structuren. We hebben dat al meermaals aangehaald, en het is ook door de minister en CD&V al herhaaldelijk gezegd dat zij daar zeer nauwlettend op toekijkt.
We zetten stappen voorwaarts. Ik zou liever hebben dat het sneller zou kunnen gaan. Dat we daar enkel op basis van een open dialoog naartoe kunnen evolueren, daar zal iedereen het over eens zijn, denk ik. Dat betekent niet dat we daar losjes mee moeten omgaan: we moeten een strak tempo aanhouden, en dat is wat de minister daar zelf ook over zegt. De realiteit is dat op het einde van de rit het moet gaan over de beste manier om zo veel mogelijk mensen – en liefst iedereen – die in contact komen met de islam in België en in Europa, te kunnen incorporeren in onze open samenleving. Ervan uitgaan dat een aanval daarop ervoor zal zorgen dat de open dialoog met die gemeenschap zal worden bevorderd, is niet juist, maar zal in tegenstelling tot wat sommigen willen, precies het tegenovergestelde in praktijk brengen. Ik zal de verdere ontwikkelingen met belangstelling opvolgen, en hoop dat we zo snel mogelijk kunnen evolueren naar een westerse, open islam, waarbij de waarden die we allen belangrijk achten, centraal staan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.