Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de niet-bindende toelatingsproef voor studenten in de lerarenopleiding
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Op 28 juni 2016 stelde ik een schriftelijke vraag nummer 464 over de testfase van de niet-bindende en verplichte proef die aan het einde van dit schooljaar moet leiden tot een algemene uitrol. Deze test ging plaatsvinden tussen 2 mei en 6 juni 2016 “bij een representatieve steekproef van 8000 laatstejaars” aldus de mededeling van de Vlaamse Onderwijsraad.
Uit het antwoord blijkt dat de test, alvast op technisch gebied, vrij behoorlijk is verlopen. Ik onthoud dat het van belang is om eerst tot een betrouwbaar instrument te komen, en dit zo breed mogelijk te veralgemenen binnen het secundair onderwijs, alvorens na te gaan “hoe het verplichte karakter specifiek zal worden ingevuld”. Bovendien zal tijdens dit schooljaar in een volgende en bredere afname van een nieuwe versie van Columbus worden voorzien. Er namen immers geen 8000 leerlingen aan de test deel, ook geen 4000 zoals in mijn vraag om uitleg van 22 september staat, maar wel 5689 en 222 scholen.
Zijn 5000 afgenomen tests voldoende om van een gevalideerde proef te kunnen spreken?
Is het nog haalbaar om Columbus te veralgemenen naar juni 2017 indien nog dit schooljaar een nieuwe versie zal worden gelanceerd? Impliceert dit een bijkomende testfase? En heeft dit dan niet tot gevolg dat de leerlingen die in 2017 getest zullen worden, nog enige tijd gevolgd moeten worden alvorens Columbus volledig op punt gesteld kan worden?
Er werd aangekondigd dat het Vlorplatform (Vlaamse Onderwijsraad), in overleg met de experten, een draaiboek zal opstellen bedoeld voor de scholen, die Columbus binnen het schooleigen begeleidingstraject voor de onderwijsloopbaan zullen implementeren. Welke timing staat hier voorop?
Columbus wil leerlingen uit het secundair onderwijs beter oriënteren richting hoger onderwijs, maar de hbo5-opleidingen lijken buiten de focus te vallen. Aangezien de hogere beroepsopleidingen tot een volwaardig deel van het hoger onderwijs zullen worden gerekend, kan het opportuun zijn om hiermee rekening te houden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb een vraag over de niet-bindende toelatingsproef voor de lerarenopleiding.
Tijdens de commissievergadering van 24 maart dit jaar bespraken we de uitrol van de niet-bindende toelatingsproef voor studenten in de lerarenopleiding. Minister, u gaf toen aan dat alle lerarenopleidingen van de Vlaamse hogescholen meewerkten aan de ontwikkeling van deze proef en dat deze voor het eerst zou worden afgenomen bij de net ingeschreven eerstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen in het academiejaar 2016-2017.
Een 300-tal studenten die vorig jaar al in de opleiding zaten, deden dienst als proefpersoon en eind mei werd er ook nog een pretest afgenomen bij leerlingen uit het laatste jaar secundair onderwijs die aangaven de lerarenopleiding te willen volgen, met als doel een normering vast te kunnen leggen. U gaf ook aan dat na de eerste afname, dus bij de start van het academiejaar 2016-2017, het instrument zou worden geëvalueerd.
Minister, hoe is de pretest verlopen? Op welke basis werden de leerlingen uit het secundair onderwijs geselecteerd? Ze gaven aan een lerarenopleiding te willen volgen, maar welke andere criteria werden er nog meegenomen?
Hoe is de afname van de proef bij de eerstejaarsstudenten verlopen? Ik kijk vooral uit naar de resultaten. Zijn de studenten en de hogescholen al op de hoogte gebracht van de resultaten? Enkele weken geleden kwam ik in een hogeschool en daar wist men nog van niets. Wanneer kunnen we de analyse van de resultaten verwachten? Na de eerste zittijd of later?
Minister Crevits heeft het woord.
De ontwikkeling van Columbus is een belangrijke schakel in de versterking van de studiekeuze van leerlingen richting het hoger onderwijs. Door hen beter bewust te maken van hun capaciteiten willen we ervoor zorgen dat ze met meer succes de stap zetten naar een diploma. In die studiekeuze worden ze geholpen door velen: leerkrachten, klassenraad en ouders bijvoorbeeld. Die keuze is dan ook het resultaat van een heel traject met vele aspecten. In het regeerakkoord hebben we vastgelegd om daar een bouwsteen aan toe te voegen, aan het geheel van keuze-elementen, namelijk Columbus. De naam is intussen beter bekend, het is een algemene oriënteringsproef, gebaseerd op heel wat zaken die al op verschillende plaatsen waren ontwikkeld en die nu voor het eerst zijn samengebracht.
Bij de eerste afname zijn er ruim 4000 testen ingevuld. Met deze eerste afname – dat is ook gemeld – werd een eerste belangrijke stap gezet richting een verfijning van het instrument. Op deze manier groeit de validiteit en de verdere verfijning van de proef. De validering van het instrument op basis van de afnames van vorig jaar kan intussen verder parallel lopen met die nieuwe afname van dit jaar. Die nieuwe afname zal dan weer materiaal opleveren voor de verdere verfijning nadien.
Collega’s, voor die validering heeft men een jaar of vier, vijf nodig om het volledige traject af te werken. Dan heeft de student een volledige opleiding doorlopen en kan men bekijken wat de beslissende factoren zijn om er te komen. Dat betekent niet dat we de eerstkomende drie jaar geen valide test kunnen afnemen. Men zou kunnen stellen: vanaf het moment dat de test verplicht wordt, moet hij volledig gevalideerd zijn, maar stel de test vooral open voor zoveel mogelijk studenten. Dat is precies wat we gaan doen.
Tijdens het tweede trimester van dit schooljaar zal een herwerkte versie van Columbus worden opengesteld voor alle laatstejaars in Vlaanderen, zonder uitzondering, en bij wijze van testafname zullen ook voorlaatstejaars de kans krijgen om met Columbus aan de slag te gaan. Voor de vijfdejaars werken we opnieuw zoals vorig jaar, namelijk met een testgroep. Dat kan immers niet anders omdat we dit voor het eerst doen.
Voor de zesdejaars is het volledig anders ten opzichte van vorig jaar: de openstelling is voor alle laatstejaars, en in tegenstelling tot vorig jaar – omdat het toen nog niet mogelijk was – zal er een feedbackmodule beschikbaar zijn. De jongere zal advies krijgen over de studiekeuzes die volgens de testresultaten voor hem of haar het meest geschikt zijn.
Hoe meer afnames we hebben, hoe verfijnder de feedback kan zijn. Nu geven we feedback op basis van de testresultaten van vorig jaar en nog enkele andere parameters. Over twee jaar zal de feedback nog verfijnder zijn om uiteindelijk te komen tot een volledig ontwikkeld instrument. Bij de voorlaatstejaars kunnen we nog geen automatische feedback geven, omdat er nog geen gevalideerde schalen beschikbaar zijn.
Technisch wordt er voor Columbus een nieuw digitaal platform gebouwd, dat ook zal worden gebruikt voor de instapproef in de lerarenopleiding. We gebruiken hetzelfde softwareplatform voor de instapproef als voor de toelatingsproef. Op die manier rendeert onze investering dubbel, en krijgen we een aanzienlijke update van Columbus.
Minister, u bedoelt voor de oriënteringsproef? Het gaat toch niet om een toelatingsproef?
Inderdaad, ik heb me vergist. We bouwen voor Columbus dus een nieuwe digitaal platform en datzelfde digitaal platform zal ook worden gebruikt voor de instapproef. Beide proeven zijn twee verschillende instrumenten, maar ze worden in hetzelfde platform geplaatst. Dat is natuurlijk bijzonder interessant wanneer later de instapproef nog wordt verruimd. Misschien kunnen we de resultaten van de oriënteringsproef en de instapproef ooit aan elkaar schakelen. Het blijven twee aparte proeven, maar het digitaal platform is hetzelfde.
In zijn totaliteit en voor de volledige doelgroep van leerlingen zal Columbus dus maar afgewerkt zijn als de onderzoekers een grote groep leerlingen die de proef afleggen, ook enkele jaren in het hoger onderwijs hebben kunnen volgen. Ik denk dat er over die werkwijze geen enkele discussie bestaat. Ze kregen intussen ook een machtiging van de Vlaamse Toezichtcommissie om in het kader van de ontwikkeling van Columbus de loopbaan van de deelnemers te volgen indien zijzelf en hun ouders ermee instemmen. Die instemming wordt met het oog op privacy bij het afnemen van de proef expliciet gevraagd. We hebben een machtiging gekregen, maar uiteraard moeten we instemming van de betrokkenen vragen. Dat deeltje van het onderzoek zal nog enkele jaren lopen, en we plannen hiervoor ook een meerjarenovereenkomst met de experts die het onderzoek binnen de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR) doen.
Ook in dit geval ben ik zeer tevreden over de manier waarop hogescholen en universiteiten, uiteraard samen met het secundair onderwijs, goed met elkaar samenwerken in het belang van de jongeren en hun studiekeuze. Iedereen moet samenwerken om iets te kúnnen ontwikkelen dat niet beperkt blijft tot één instelling, maar over de verschillende instellingen heen werkt.
Aangezien Columbus een nieuw element is in het studiekeuzeproces, is het van belang dat het voor alle stakeholders goed wordt gekaderd. Het Vlorplatform heeft in samenwerking met de experts een draaiboek opgesteld. Daaraan wordt momenteel de laatste hand gelegd, en het zal op het einde van deze maand naar alle scholen worden verspreid. Het geeft de scholen houvast om met Columbus aan de slag te gaan. Eind november gaat het draaiboek naar alle scholen en in de eerste maanden van volgend jaar zullen alle leerlingen de kans krijgen de test af te leggen. Is ze al verplicht? Nee, omdat we nog wat tijd nodig hebben om te valideren. Maar we gaan ervan uit dat velen de test zullen afleggen. Vorig jaar was er al veel interesse, maar toen was de tijd om te beslissen een beetje kort.
Over het einddoel wil ik echter geen enkele discussie laten bestaan. De proef zal uiteindelijk verplicht worden. Elke leerling zal ze moeten afleggen. Ik gebruik het woord ‘verplicht’ hier eigenlijk niet zo graag, omdat de test voor mij ook een stukje sociale emancipatie kan inhouden. Als alle leerlingen de mogelijkheid krijgen om de test af te leggen, dan bestaat de kans dat sommigen gestimuleerd worden toch hoger onderwijs te volgen, terwijl ze dat anders niet zouden doen. Daarom vind ik het zo belangrijk dat de test kan worden afgelegd in een schoolse context en in alle Vlaamse scholen.
Wil ik de proef verplichten? Ja, en liefst zo snel mogelijk, maar ik wil uiteraard wel een voldoende valide en correct instrument en dat heeft nog een beetje tijd nodig.
Scholen zullen aan de hand van het draaiboek zelf kunnen bepalen hoe en op welk moment ze Columbus in het eigen schooltraject van de onderwijsloopbaanbegeleiding integreren. Ik zal geen datum opleggen. Het is geen kennistest, het is een oriënteringsproef en iedere school mag die organiseren op een moment dat zij het relevant vindt.
Hoe zit het met hbo5? Dat is een pertinente opmerking. Op termijn zal er zeker rekening worden gehouden met de oriëntering naar hbo5, omdat het een oriënteringsproef is naar het hoger onderwijs in de brede zin. Het is nu echter nog niet mogelijk omdat er onvoldoende data beschikbaar zijn om op een betrouwbare wijze naar hbo5 te oriënteren. Iets te weinig 18-jarigen kiezen vandaag na het secundair onderwijs voor hbo5, met uitzondering van verpleegkunde. De dataverzameling loopt en leerlingen die deelnemen worden ook gevolgd indien ze hun loopbaan in hbo5 voortzetten. Ik verwacht dat we vrij binnenkort daarvan ook de resultaten zullen hebben.
Ik kom dan bij de instapproef en de vragen van de heer Daniëls. De pretest liep tussen 17 mei en 17 juni in 17 scholen uit het officieel en het vrij onderwijs. Ze werd afgenomen onder laatstejaars uit aso, tso en bso uit studierichtingen waarvan de meeste leerlingen naar hogeschool of lerarenopleiding doorstromen. Er is voor deze groep gekozen omdat deze leerlingen het meest overeenkomen met de doelgroep, namelijk afgestudeerden secundair net voor het begin van de lerarenopleiding aan een hogeschool. De pretest had tot doel resultaten te genereren om de normering en de feedbackcategorieën voor de eerste afname te kunnen vaststellen. De pretest is vlot verlopen. Er werden 510 instaptoetsen Nederlands, 210 instaptoetsen wiskunde, 129 instaptoetsen Frans lezen en 105 instaptoetsen Frans luisteren afgelegd. In het totaal zijn dat 945 instaptoetsen.
De instaptoets voor eerstejaars werd, zoals ik al zei, afgenomen tussen 12 september en 16 oktober bij generatiestudenten na inschrijving in een lerarenopleiding. Die instaptoets werd ook aangeboden aan de zijinstromers, ongeveer 6000 studenten, uit alle instellingen en de drie verschillende opleidingen, kleuter, lager, secundair.
De eerste afname is vlot verlopen. Er waren een paar technische problemen met inlogstoring bij luisterfragmentjes, maar de studenten konden daarvoor terecht bij de beleidsmedewerker van VLHORA die belast is met de opvolging. De toets is dit academiejaar afgenomen via het online enquêtesysteem Qualtics, maar vanaf volgend academiejaar zal dat gebeuren via het nieuwe digitale platform dat voor Columbus wordt ontwikkeld. We verwachten dan ook dat de technische mankementjes opgelost zullen zijn.
Na afloop kregen de studenten over het Lemo-gedeelte, over de leermotivatie, een feedbackrapport per mail. Bij Nederlands, Frans en wiskunde kregen de studenten aan het einde meteen hun totaalscore en bij Nederlands en wiskunde ook hun deelscores te zien. De feedbackcategorieën die aan de scores gekoppeld waren, gaven hen ook de mogelijkheid de score te interpreteren. Alle resultaten zijn inmiddels naar de hogescholen gestuurd en zodra alles verwerkt is, worden de algemene statistieken van de hele testgroep naar alle opleidingen verstuurd. Wij zullen ze ook kunnen inkijken. Uiteraard niet de individuele scores, maar wel de volledige testresultaten. Die kunnen we dan gebruiken om de resultaten te kaderen. Het gaat alleen om algemene statistieken, specifieke resultaten van hogescholen sturen we uiteraard niet naar andere hogescholen. Iedereen krijgt zijn eigen resultaten en we maken een algemeen overzicht van het geheel.
Dan kom ik tot de analyse van de resultaten. Op basis van de dataset die nu verzameld werd, zal de instaptoets gevalideerd worden. De individuele resultaten van de instaptoets worden gekoppeld aan achtergrondkenmerken van de student en aan de verdere studieloopbaan van de student. Daarvoor bereidt mijn administratie samen met de VLHORA een machtigingsaanvraag bij de Vlaamse Toezichtcommissie voor, die de koppeling met de databanken van de overheid moet toelaten. De koppeling zal op volledig geanonimiseerde wijze gebeuren.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, sorry dat ik u daarnet even onderbrak, maar de terminologie in dezen is heel erg belangrijk, zeker wanneer het gaat over oriënteren versus toelaten. Dat heeft een andere finaliteit. We moeten waken over de duidelijkheid omdat mensen op het terrein daar wel bezorgd over kunnen zijn en er vragen over hebben.
Het is een goede zaak dat ondertussen wat meer dan vierduizend studenten gebruik hebben gemaakt van Columbus, want volgens onderzoekers is het echt wel belangrijk om die onderste grens van achtduizend te halen, want dat is dan ook één specifieke cohorte die je volgt. Uiteraard komen daar de komende jaren meer studenten bij. Uiteindelijk zal een grote groep studenten gevolgd worden gedurende enkele jaren, maar het is de bedoeling om een cohorte van één jaar te kunnen volgen gedurende vier tot vijf jaar. Ik heb daar in het verleden vaak op gewezen en ik zal daarop blijven hameren. Om een duidelijk overzicht te hebben van wie op welke manier zich laat oriënteren door de proef, moet je ze wel jaar na jaar kunnen nagaan en ook de verschillen tussen de proeven, telkens als ze verfijnd zijn, kunnen aantonen en monitoren en de juiste conclusies trekken. Het is heel belangrijk dat de experten van de Vlor dat heel zorgvuldig kunnen doen.
Het is goed te horen dat u tevreden bent over de werking en dat het draaiboek eind deze maand naar alle scholen zal gaan. Een tijd geleden kreeg ik nog signalen dat er op het terrein vraag was van de experten naar werkingsmiddelen om dat onderzoek ten gronde te kunnen doen. Minister, hebt u er een zicht op of het departement er al heeft voor kunnen zorgen dat die werkingsmiddelen terechtgekomen zijn? Als de universiteiten onderzoekers moeten aanstellen om dit werk te doen, dan hebben ze daar natuurlijk financiering voor nodig.
Ik ben het volmondig eens met uw opmerking over de stimulans die zo een test kan geven aan studenten om toch te kiezen voor hoger onderwijs. Het is goed dat u dat benadrukt, want er wordt veel te vaak negatief gekeken naar dergelijke testen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik vind het interessant dat de twee proeven hier samen aan bod komen, de oriënteringsproef Columbus en de niet-bindende toelatingsproef voor studenten in de lerarenopleiding.
Ik ben het eens met collega Brusseel dat we de oriënteringsproef heel valide en betrouwbaar en longitudinaal sterker moeten maken en misschien ook wel eens moeten kijken in welke mate we de investering en de expertise die we daarrond in Vlaanderen hebben, maximaal kunnen inzetten.
Wat betreft de niet-bindende toelatingsproef voor studenten in de lerarenopleiding hebt u nogal technisch geantwoord op mijn vraag over de aantallen, welk platform en dergelijke meer. Ik zit toch nog met drie concrete issues.
Bij de doelgroep die gebruikt is, is er gekeken naar de studenten die vandaag instromen in de lerarenopleiding. Ik dacht net dat we ons wat zorgen maken over de instroom in de lerarenopleiding. Het zou volgens mij logischer zijn geweest dat we de cesuur niet leggen op degenen die nu instromen, want daar maken we ons net zorgen over, maar wel bij degenen waarvan we willen dat ze zouden instromen. Dan heb je een andere doelgroep en heb je ook een andere cesuur.
Ik stel vast dat 510 studenten hebben deelgenomen aan de instaptoets Nederlands en 201 aan de niet-bindende toelatingsproef wiskunde. Die twee niet-bindende toelatingsproeven zijn nu net twee vakken waar men in lerarenopleidingen steen en been klaagt over de toekomstige leerkrachten. Ik hoop dat de cesuur van die twee niet-bindende toelatingsproeven Nederlands en wiskunde op een niveau is gezet waarop we effectieve instroom willen.
Bij de afname van de testen is Lemo – het motivatiegedeelte – wel al teruggekoppeld, heb ik uit uw antwoord begrepen. Mijn vraag is eigenlijk wat er verder gebeurt met de inhoudelijke niet-bindende toelatingsproeven Nederlands, wiskunde en Frans. Het zou goed zijn als het andere gedeelte zo snel mogelijk zou worden teruggekoppeld naar de hogescholen en de studenten zodat ze daarmee aan de slag kunnen gaan, weliswaar in het licht van mijn twee voorgaande opmerkingen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik ga akkoord met wat reeds gezegd is. Aanvullend en tegelijk herhalend wat ik vroeger reeds naar voren heb gebracht: de oriënteringsproef mag maar één element zijn in de veel ruimere studiekeuzebegeleiding en oriënteringstraject. Ik wil er ook nog eens aandacht voor vragen dat er ook voldoende begeleiding is voor degenen die kiezen voor de arbeidsmarkt. Als tussenschakel kan een Se-n-Se-opleiding (secundair na secundair), een hbo5-opleiding of een zevende jaar heel zinvol zijn. Ook dit moet een aandachtspunt blijven.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, zijn er over de oriënteringsproef gegevens over hoe de leerling die zo’n test doet, dat percipieert en wat het effect is op de studiekeuze die de leerling maakt?
Over de niet-bindende toelatingsproef zou ik nog graag willen verwijzen naar de uiteenzetting van de heer Veeckman in de bespreking van de conceptnota hervorming van de lerarenopleiding, waarbij hij met betrekking tot die toelatingsproef stelde: “Wij willen ook kritisch zijn en kijken wat de impact is op de kwaliteit en de kwantiteit van de instroom. Men stelt vast dat de diversiteit van de instroom doorheen de opleiding soms dreigt verloren te gaan en de uitstroom in de lerarenopleiding een stuk minder divers is. Het is dan ook belangrijk na te gaan of de toelatingsproef een soortgelijke evolutie zal veroorzaken.”
Daarnaast heeft ook de heer Martens van de Hogeschool UC Leuven-Limburg (UCLL) tijdens die bespreking gesteld: “We stellen ons momenteel nog steeds vragen over de validiteit van de niet-bindende toelatingsproef.” Ik zou dan ook in de evaluatie van de proef deze twee elementen duidelijk naar voren willen zien komen. Ten eerste: doet de proef wat ze moet doen, namelijk met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de slaagkansen van de studenten identificeren? Ten tweede: doet deze proef niet wat ze niet hoort te doen, namelijk door een verdoken ‘bias’ een impliciete selectie doorvoeren op basis van de achtergrond of het geslacht van de leerling die kandidaat is?
Minister Crevits heeft het woord.
Eerst over de oriënteringsproef. De financiële middelen zijn oké. Er is in 200.000 euro per jaar voorzien en ondertussen uitbetaald. Dat heeft wat aangesleept, maar er zijn geen vragen meer over.
Collega Brusseel, ik ga er zeker mee akkoord dat we zindelijk moeten zijn in het woordgebruik. Misschien moeten we voor die instapproeven in het hoger onderwijs een betere naam vinden. Toelatingsproef geeft de indruk dat als je er niet door bent, je niet kunt beginnen. Maar het is ook geen oriënteringsproef, want dat is in het secundair onderwijs. Mevrouw Soens zei dat het geen extra selectiemechanisme mag zijn. Misschien moeten we daar ook een andere naam op zetten. Iedereen weet nu dat Columbus de oriënteringsproef in het secundair onderwijs is.
Collega Soens, u vraagt hoe het zit met de perceptie bij de leerlingen daarover. Uiteraard is het van belang hoe een leerling zich voelt na het afleggen van die test. Wij zien ook dat zij die het weten en thuis een computer hebben, wel met veel plezier de individuele testen van de universiteiten maken, maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Ik vind het van belang dat iedereen de kans krijgt een dergelijke test te doen om zijn persoonlijke motivatie, kennis en interesses te testen.
Dat was vorig jaar. In elk geval is dat meegenomen. Als die test wordt ontwikkeld, is het uiteraard van belang dat we weten dat hij de leerlingen ook helpt. Anders moeten we hem niet doen. De test is bedoeld als oriëntering.
Mijnheer De Meyer, uiteraard is dat maar één element. Ik heb dat ook in mijn inleiding gezegd. Het is een extra bouwsteen in het studiekeuzeproces van jongeren. Het is van belang dat we dat nu verder ontwikkelen. Ik vroeg me aanvankelijk ook af hoe we in godsnaam aan zo’n oriënteringsinstrument zouden beginnen, maar we hebben nu al een weg afgelegd. Uiteraard moeten hbo5 en Se-n-Se-opleidingen erin, maar men kan de kar in het begin zo vol laden dat er niets ontstaat. Ik werk graag stap per stap. We zijn begonnen met te kijken wat er al bestaat. We zagen dat de hogescholen en de universiteiten voor zichzelf al iets ontwikkeld hadden. We wilden alle bestaande informatie proberen te bundelen in één platform. Veronderstel dat de test van Leuven meer op kennis is gericht en die van Gent meer op de motivatie. We wilden de goede bouwstenen uit die tests halen en er iets algemeens uit ontwikkelen. Dat is gebeurd. Voor hogescholen idem dito. We wilden hun expertise gebruiken. Die bestaat minder voor hbo5 en Se-n-Se. Dat moeten we nog ontwikkelen, maar ik ben vragende partij om dat mee te nemen. Iedereen moet de kans hebben om zoiets te doen, maar als we iets kwalitatiefs willen ontwikkelen, is het goed om eerst te proberen te bundelen wat er is, en zo bouwsteen per bouwsteen te gaan ontwikkelen.
Ik ben blij dat iedereen hier erkent dat, om de test volledig valide te maken, er eigenlijk een traject over enkele jaren moet worden gevolgd. Ik ga daar zeker verder in investeren, maar anderzijds ben ik ook wel hevige fan van het nu openzetten van de test voor iedereen, om zoveel mogelijk scholen de kans te geven om ermee aan de slag te gaan. Dan zien we wel welke leerlingen we al dan niet kunnen volgen. We zullen ook kunnen zien hoe ze reageren op de eerste feedback die nu wordt gegeven. Het is van belang dat de test nu breed wordt opengesteld. Ik wil echt een oproep doen dat zoveel mogelijk scholen die test afnemen. Het is voor ons, en ook voor de jongeren, cruciale informatie.
Wat de toelatingsproef betreft, ben ik inderdaad wat technisch geweest, mijnheer Daniëls. Ik zal wat aanvullende informatie proberen te geven. Ik heb gezegd: de test is afgenomen bij laatstejaarsleerlingen uit het aso, tso en bso. Wij hebben ons niet beperkt tot diegenen die op voorhand op een formuliertje hadden ingevuld dat ze graag een lerarenopleiding wilden volgen. Dat blijkt ook uit de cijfers. Er zijn 510 instaptoetsen Nederlands afgenomen, 111 leerlingen hebben aangegeven dat ze eraan denken om een lerarenopleiding te kiezen. Dat is dus één op vijf. We hebben dus een veel bredere groep genomen om die test te laten afleggen. Dat is natuurlijk wel interessant, want zo hebben we de testresultaten van zij die wel of niet voor een lerarenopleiding kiezen, waar we interessante zaken kunnen uit afleiden, zoals het antwoord op de vraag: hoe scoren zij die er wel voor kiezen? Voor wiskunde zijn er 201 toetsen afgenomen. Daarvan hebben 72 leerlingen aangegeven dat ze eventueel voor de opleiding willen kiezen. Voor Frans zijn er 129 toetsen afgenomen voor lezen en 105 voor luisteren. Daarvan zijn er 35 bij het lezen en 28 bij het luisteren die zeiden dat ze wel geïnteresseerd waren in een lerarenopleiding.
Men zou kunnen zeggen dat het meer een wiskundeprofiel is, maar ik vind dat we voor alle aso-richtingen moeten kiezen en niet alleen voor de aso-richtingen met weinig wiskunde. We moeten voldoende breed gaan. Daarover heb ik nu geen details, maar ik ben het met jullie kritiek eens dat we de test niet alleen mogen laten afnemen door zij die er nu voor kiezen, maar dat we breder moeten proberen te gaan. Ik vermoed dat dat wel vrij breed is gebeurd, maar u zult daar nog wat informatie over krijgen.
Mevrouw Soens, uw eindopmerking is relevant. De toelatingsproef mag inderdaad geen dichtklappende of angstopwekkende deur zijn voor groepen jongeren die nu met succes doorheen de opleiding gaan. Ik deel in die zin de bezorgdheid van de heer Veeckman en van uzelf, maar anderzijds, als u wilt dat we met quasi zekerheid moeten weten dat de studenten er raken, moet u er rekening mee houden dat studenten geen robotten zijn. De proef blijft natuurlijk een momentopname. De rector van de Limburgse universiteit heeft ooit gezegd dat we ons toch niet op een momentopname kunnen baseren. Wij doen die momentopname, niet om de deur toe te doen, maar om aan te tonen waar de student goed in is, waar zijn bijwerkpunten liggen, zodat de studenten vanaf de start van de opleiding misschien iets beter of intenser kunnen worden begeleid op de punten waar ze minder goed in zijn.
We zien anderzijds dat een instapproef ook wel eens als een magneet kan werken. Als ik zie hoe groot de aantrekkingsproef voor de dwingende instapproef geneeskunde is, dan ben ik er nog niet van overtuigd dat zo’n proef zal afschrikken. Voor mij moet de proef een middel zijn om tijdig en goed te kunnen remediëren als jongeren keuzes maken. Maar ik deel uw basiszorg. Ik wil erover waken dat de test niet op een of andere manier afschrikkend werkt. We willen wel een sterke lerarenopleiding en we willen ook voldoende sterke profielen van jongeren aantrekken.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik wil even terugkomen op dat laatste punt. Ik ben ook bekommerd om een bias – een genderbias en een ‘social bias’. Het is belangrijk om de resultaten af te wachten. We kunnen daar nu niet over oordelen. We kunnen vertrouwen hebben in de expertise die uit de Simontest is voortgevloeid. Mevrouw Soens, dat is goed nieuws voor u. Bij de VLUHR-experten zitten ook de mensen die de Simontest hebben ontwikkeld en die test had geen social bias. Dat is een goede zaak.
Wat de diversiteit betreft: veronderstel dat de leerlingen met een andere thuistaal dan de onderwijstaal slechtere resultaten zouden halen op die testen, dan is het interessanter – maar dat moeten we afwachten – om te kijken wat er aan de hand is en waar we kunnen remediëren in plaats van de test niet te gebruiken. Ik ben het er niet mee eens, of het nu een oriënteringsproef of een instapproef betreft, dat de test een momentopname is en nefast is. Als de rector van UHasselt zegt dat zo’n test een momentopname is, dan wil ik weten of hij alle examens aan zijn instelling ook gaat afschaffen, want dat zijn voor zover ik weet ook momentopnames. Ik vind dat geen argument. Het is een dooddoener van formaat. Daarom is het belangrijk om een goede test te hebben.
Wat de instapproef van de lerarenopleiding betreft, onderschrijf ik wat de heer Daniëls daarnet stelde.
De heer Daniëls heeft het woord.
Wat het zoeken van een andere naam voor de niet-bindende toelatingsproef uit het regeerakkoord betreft, ben ik er nogal voor te vinden om de zaken te noemen zoals ze zijn, ook voor ouders. Een niet-bindende toelatingsproef geeft duidelijk aan wat het is: het is een toelatingsproef die niet bindend is.
Mevrouw Soens zegt dat er geen bias in de test mag zitten. De doelstelling is een degelijk instroomniveau te hebben voor de belangrijkste job die er is, zijnde leerkracht. Eén leerkracht beïnvloedt in zijn carrière duizend leerlingen. In de lerarenopleiding stellen we vast dat men maar kan raken waar men kan raken met de leraren met de instroom die er nu is. Als u aanvoert dat bepaalde leerlingen niet gaan slagen, dan stel ik enkel vast dat het mogelijk is dat zij op het vlak van Nederlands, wiskunde of Frans niet de goede startkwalificaties hebben. Dat is het enige wat ik dan kan vaststellen.
Een toelatingsproef heeft een aantrekkingskracht en geeft ook fierheid, fierheid om te zeggen: ‘Ik kan starten in die opleiding’. We zijn heel de tijd bezig over de herwaardering van het lerarenambt. Als we dan zeggen: niet zomaar iedereen, want je moet daarvoor een niet-bindende toelatingsproef doen, dan geeft dat waarde.
De cesuur die in de niet-bindende toelatingsproef gelegd wordt, is een belangrijk gegeven. Waar leggen we die? Dat zal niet zo evident zijn. Laat ons daar toch ambitieus genoeg in zijn, gezien de doelstellingen van die niet-bindende toelatingsproef.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.