Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de hervorming van de bachelor verpleegkunde
Vraag om uitleg over de hervorming van de bachelor- en hbo5-opleiding verpleegkunde
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Er zijn in Vlaanderen twee opleidingen die leiden tot verpleegkundige: de ene bevindt zich op niveau 5 van de Vlaamse kwalificatiestructuur (VKS) en de andere op niveau 6. Om conform te kunnen zijn met de Europese richtlijn 2005/36/EG aangaande de erkenning van beroepskwalificaties werd de opleiding verpleegkunde op professioneel bachelorniveau 6, met ingang van academiejaar 2016-2017, verlengd tot 240 studiepunten. De Europese richtlijn bepaalt immers onder meer de minimale opleidingseisen opdat het beroep van verpleegkundige overal in Europa erkend zou worden. Zo werd het probleem van het tekort aan stages opgelost door de uitbreiding van de bacheloropleiding naar 4 jaar. Meer dan 9100 studenten schreven zich afgelopen academiejaar in voor deze opleiding, en enkele eerste, voorzichtige prognoses voorspellen geen terugval van het aantal inschrijvingen, ondanks de verlenging van de studieduur – dus niet zoals men gevreesd had.
De hbo5-opleiding, die eveneens tot dezelfde beroepsbekwaamheid leidt, heeft een andere specificiteit. Terwijl de instroom voor de professionele bachelor vooral uit aso- en tso-richtingen afkomstig is, hebben ongeveer 80 procent van de studenten hbo5-verpleegkunde een bso-achtergrond. Bijna 7500 studenten startten afgelopen jaar de opleiding met veel praktijk en waarvan de afgestudeerden vaak in woon- en zorginstellingen terechtkomen. Maar ook deze opleiding moet geconfirmeerd worden aan de Europese richtlijn, wat ook werd onderstreept in artikel 132 van de Codex Secundair Onderwijs en artikel II.67 van de Codex Hoger Onderwijs.
Concreet zou dit voor de hbo5-opleiding eveneens inhouden dat er meer ruimte moet worden voorzien voor stages, en dat een hervorming van de opleiding moet gebeuren vóór het verstrijken van de accreditatietermijn. Momenteel is aan de hbo5-opleidingen eveneens de opdracht gegeven om via hun kwaliteitszorgsysteem aan te tonen hoe ze voldoen aan de Europese richtlijn. De Commissie Hoger Onderwijs zal dit aspect mee controleren bij het zelfevaluatierapport dat de scholen tegen 15 mei 2016 moeten opstellen. Bovendien moet het profiel van hbo5-opleiding, die op meerdere punten verschilt van de PBA-opleiding (professioneel gerichte bachelor), ook rekening houden met de gecoördineerde wet op de uitoefening van de gezondheidsberoepen van 10 mei 2015, ook wel bekend als het voormalige KB 78.
De hervorming van de hbo5-opleiding verpleegkunde kwam niet aan bod in de nota over de uitbouw van het hoger beroepsonderwijs die op 23 juni 2016 in de commissie Onderwijs werd besproken. Onder meer vanwege de thematiek van de beroepskwalificatie viel de opleiding buiten de focus van deze nota. Graag had ik via de volgende vragen meer zicht gekregen op de stand van zaken.
In welke mate wordt er overleg gepleegd met federaal minister van Volksgezondheid De Block, die geen uitspraak kan doen over de opleidingen, maar die er wel op wijst dat deze moeten voldoen aan de Europese richtlijn?
Wat is uw standpunt ten aanzien van de Franse Gemeenschap, waar de opleiding op niveau 5 verlengd wordt tot 3,5 jaar? Zou een gelijkaardige verlenging een oplossing zijn voor hbo5 in Vlaanderen?
Welke garanties kunnen er worden ingeroepen opdat de hbo5-opleiding verpleegkunde zowel haar specificiteit als instroom van studenten kan behouden?
Binnen welke termijn kan er uitsluitsel worden gegeven over zowel de opleiding als de finaliteit ervan, met andere woorden: kan de hbo5-afgestudeerde zich verpleegkundige blijven noemen of komt er een aangepaste beroepstitel?
Wordt er overleg gepleegd met de hogescholen en welke standpunten nemen zij in?
Hoe zal de mogelijke inkanteling van de hbo5-opleiding verpleegkunde in de hogescholen verlopen omdat deze wordt georganiseerd door de secundaire scholen? Welke gevolgen zal dit hebben voor de financiering, de rechtspositie van de personeelsleden en de omkadering?
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, eind vorig jaar keurde de Vlaamse Regering de conceptnota over de professionele bachelor verpleegkunde goed. Deze nota moet dienen als basis voor de hervorming van de professionele bachelor verpleegkunde. Er zullen enkele ingrijpende veranderingen worden doorgevoerd, zoals de verlenging van de studieduur naar vier jaar en de introductie van de zogenaamde contractstage. Dit academiejaar start de hervormde professionele bachelor verpleegkunde.
Bij het begin van het huidige academiejaar stapten de eerste studenten in het vernieuwd curriculum. Begin augustus rapporteerde de krant De Tijd dat 2433 studenten zich reeds voor de bachelor verpleegkunde hadden ingeschreven. Zij zullen als eersten vier jaar over de bachelor doen. Het beroep van verpleegkunde wordt door VDAB nu al als een knelpuntberoep beschouwd. De sector gaat ervan uit dat 2019 door de hervorming een moeilijk jaar zal worden, aangezien er dat jaar aanzienlijk minder verpleegkundigen zullen afstuderen. Alleen de studenten vanuit de opleiding hbo5 zullen instromen.
Revolutionair in de hervorming van de bachelor verpleegkunde is de introductie van de zogenaamde contractstage. Een taskforce buigt zich over de modaliteiten daarvan. Een vergoeding voor de stagiair is daarbij niet uitgesloten. De taskforce is samengesteld uit vertegenwoordigers van de opleidingen en het werkveld. Uiteraard is ook de federale overheid betrokken bij de uitwerking van de contractstage. In het artikel van De Tijd valt te lezen dat het werkveld nog steeds met vragen blijft zitten. Zo wordt de vraag gesteld wat er gebeurt met het kindergeld van stagiairs die een contractstage moeten doen. Zowel de studenten, als het werkveld en de opleidingen vragen nu snel duidelijkheid over de contractstage.
Minister, zijn de bezorgdheden van het werkveld voor het jaar 2019 terecht? Wordt het in dat jaar moeilijk om voldoende verpleegkundigen te hebben?
Hoever staat u met het uitwerken van de contractstage? Kunt u daar een timing voor geven? Hoever staat het bijvoorbeeld met de vragen over het kindergeld voor stagiairs?
Hoe verhoudt het aantal inschrijvingen voor het huidige academiejaar zich tegenover dat van vorige academiejaren? Zijn er significante verschillen in te zien? Ik heb verondersteld dat er intussen wel meer zicht is op het aantal inschrijvingen dan toen ik mijn vraag in september indiende.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Vanaf dit academiejaar 2016-2017 start de hervormde professionele bachelor verpleegkunde. De studieomvang is opgetrokken tot 240 studiepunten, de verlengde opleiding is generiek gemaakt en een contractstage wordt geïntroduceerd. De hogescholen binnen de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) dienden een nieuw curriculum uit te tekenen. De eerste contractstages zullen in het academiejaar 2019-2020 plaatsvinden. De modaliteiten worden besproken in een taskforce met vertegenwoordigers uit de opleiding en het werkveld.
Ook voor de hbo5-opleiding verpleegkunde werd een taskforce opgericht om te onderzoeken hoe de leerladder duidelijker kan worden ingevuld, met behoud van beide opleidingen verpleegkunde op niveau 5 en niveau 6 en een heldere differentiatie tussen gegradueerde hbo5 en de bachelor.
Minister, hebben alle hogescholen binnen de VLHORA reeds een nieuw curriculum uitgetekend? Liggen die curricula vast? Hoe evalueert u deze?
Hebt u een concreet zicht op de invulling van de contractstage? Staat het vast dat het om een betaalde stage zal gaan? Wie zal voor de vergoeding instaan?
Kunt u een stand van zaken geven over de taskforce voor de hbo5-opleiding verpleegkunde? Hoe evalueert u het overleg tussen de federale overheid en de gemeenschappen?
Minister Crevits heeft het woord.
De gekoppelde vragen behandelen de twee opleidingen verpleegkunde: de bachelor en de hbo5-opleiding. Ik zal mijn antwoord dan ook structureren aan de hand van die twee opleidingen en de evoluties daarin. U weet allemaal dat er door de geplande hervorming van het koninklijk besluit 78 ook federaal nog zaken in beweging zijn of moeten komen. Ik begin met de bachelor, om dan over te gaan naar hbo5, en zal dus uw vragen een beetje kriskras door elkaar beantwoorden.
Mevrouw De Meulemeester, u vraagt hoe het met het curriculum zit. Sinds dit academiejaar heeft de opleiding verpleegkunde een studieomvang van 240 studiepunten, in uitvoering van de conceptnota die de Vlaamse Regering op 11 september 2015 heeft goedgekeurd. Alle hogescholen hebben zonder uitzondering hun curriculum aangepast. Ze moesten dat doen voor de NVAO, de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, die opleidingen niet kan accrediteren zolang ze niet aan de Europese richtlijn beantwoorden. De hogescholen hebben dus een nieuw curriculum uitgetekend in zeer nauw overleg binnen de VLHORA. Ze hebben het op het einde van vorig academiejaar aan de NVAO voorgelegd, en die heeft op 7 juli, dus een paar maanden geleden, beslist de accreditaties toe te kennen met een beperkte geldigheidsduur. Er is dus accreditatie, maar ze is beperkt in tijd, omdat men een volledig traject moet hebben doorlopen om een volledige accreditatie te krijgen.
De vernieuwde opleidingen zijn nu gestart, en ik wil voor het verslag en onze talrijke online kijkers mijn grote appreciatie uitdrukken voor het werk dat tot vandaag is geleverd. Het gaat om een enorme verandering, en die kunnen we alleen managen als iedereen op het veld zijn medewerking verleent.
Ik zei daarnet dat het normaal is dat de NVAO nog geen definitieve erkenning geeft met een volledige geldigheidsduur, omdat het nieuwe programma nu pas van start gaat. Daardoor vallen deze opleidingen voorlopig ook buiten het stelsel van de uitgebreide instellingsreview, zoals we die voor het volledig hoger onderwijs plannen. Bij de nieuwe opleiding verpleegkunde blijft het een opleidingsvisitatie. Dat is goed, omdat deze opleiding een zeer ingrijpende hervorming doormaakt. Het is dus de bedoeling de opleiding definitief te visiteren en te accrediteren als de eerste studenten het volledige curriculum hebben doorlopen. Daartoe zullen we via Onderwijsdecreet (OD) XXVII een ingreep moeten doen, en daarvoor heb ik de hulp van het parlement nodig. Normaal komt zo’n hervisitatie er al na drie jaar, terwijl de opleiding op zich al vier jaar duurt. We moeten daar dus een jaartje bij doen.
Het voorstel zal zijn om de tijdelijke accreditatie te laten lopen tot september 2022, zodat de visitaties rekening kunnen houden met de eerste cohorten die afstuderen uit de volledig vernieuwde opleiding in 2020 en 2021. Dat is het voorstel dat ik zal voorleggen binnen OD XXVII.
Ik kom tot de vragen van collega Soens over een aantal zorgen van het werkveld. Mevrouw Soens, u hebt gezegd dat uw vraag al een paar maanden geleden is ingediend. Dat klopt. We hebben ondertussen de definitieve cijfers. We zien dit academiejaar geen daling in het aantal studenten. Op teldatum 31 oktober noteerde de Databank Hoger Onderwijs opnieuw ruim 9200 inschrijvingen voor de bacheloropleiding verpleegkunde. We zien dat dat extra jaar zeker geen afschrikeffect heeft gehad om jongeren te doen kiezen. Daar zijn een aantal redenen voor.
Eerst en vooral zat het werkveld mee aan tafel bij de uittekening van de hervorming van de bacheloropleiding, en het veld staat daar ook mee achter. Men is ervan overtuigd dat hier een kans is benut om de pijnpunten, die vooral in de stages zaten, goed opgelost te krijgen. Doordat de opleiding een jaar langer duurt, zullen de studenten die nu gestart zijn, natuurlijk niet afstuderen in 2019. Het klopt dus dat er in dat jaar een kleinere doorstroom naar het werkveld zal zijn. De doorstroom zal echter niet volledig droogvallen. Ik geef drie redenen. Ik houd geen rekening met de hbo5’ers, ik heb het enkel over de bachelors. Ten eerste: er zullen in 2019 ook nog studenten zijn die het oude programma van 180 studiepunten afwerken omdat ze het gespreid hebben of studievertraging opliepen. Ten tweede: er is een heel grote instroom vanuit hbo5. Ten derde: de hervorming van de opleiding zelf vangt de doorstroom naar het werkveld ook op door de introductie van de contractstage in het vierde jaar, precies in 2019.
Bovendien stromen bachelors ook vandaag niet allemaal onmiddellijk door naar de werkvloer: de conceptnota vermeldde al dat 40 procent van de bachelors die afstuderen, nog een vervolgopleiding doet, een bachelor-na-bacheloropleiding (banaba). De uitbreiding van de studieomvang laat net toe om delen van die banaba’s te integreren in de basisopleiding, waardoor die doorstroom na de vierjarige opleiding in 2020 weer ietsje groter zal zijn dan normaal. Waar nu 40 procent er nog een jaartje bij doet, gaat nu iedereen dat jaar erbij doen. Dat zou een stukje moeten ontmoedigen om dan nog eens een jaar erbij te doen omdat men al een stuk banaba mee kan pakken. Vanuit de betrokkenheid van het werkveld, ook bij het uittekenen van de contractstage, heb ik er wel vertrouwen in dat zij het overgangsjaar 2019 goed voorbereiden en er mee voor zullen zorgen dat er geen capaciteitsproblemen opduiken.
Collega Soens en collega De Meulemeester, wat de contractstage zelf betreft, is de uitbreiding van de studieomvang er onder meer gekomen om meer stage toe te laten zonder dat de opleidingen moesten inboeten op de theoretische component. Maar we kiezen ervoor dat die extra stage ook een meer intensieve vorm krijgt dan de stages die we kennen uit de driejarige opleiding. Vandaar de introductie van het concept contractstage in het laatste jaar. Dat zijn stages die lopen over een langere periode met studenten die al heel goed kunnen meedraaien op de werkvloer in de eindfase van de opleiding, na drie jaar studeren dus, het moment waarop we ze nu al hun diploma geven, maar dat wordt nu een jaartje uitgesteld.
Het concept heeft een dubbel doel: de studenten worden extra goed voorbereid op hun job, maar ook het werkveld krijgt ze al na drie jaar studie terug over de vloer. Dus ook de contractstage moet mee vermijden dat er een groot capaciteitsprobleem zou ontstaan.
Aangezien de hervorming gradueel wordt ingevoerd, namelijk dit jaar het eerste jaar, volgend jaar het tweede jaar enzovoort, zullen de eerste contractstages pas plaatsvinden in academiejaar 2019-2020. Op dit ogenblik lopen de gesprekken met het werkveld en de federale overheid. Collega Brusseel, er is een goed overleg met federaal minister De Block en minister Vandeurzen. Mijn zorg is de opleiding, maar hun zorg is de goede organisatie binnen de ziekenhuis- en welzijnssector en de tewerkstelling in de ziekenhuizen. Er is geen enkel belang om daar discussies te laten ontstaan. Wij proberen dat in een zeer constructieve sfeer te laten verlopen.
Collega Soens, het ideetje van een vergoeding voor de student is daarbij slechts één aspect, maar we zoeken vooral naar een kader waarin ze optimale leerkansen krijgen om met voldoende autonomie kennis te maken met de verschillende zorgcontexten, van ziekenhuis tot thuiszorg. Kwaliteitsvolle stages staan hierbij voorop. Aangezien we verwachten dat ze daarbij ook effectief al taken zullen opnemen, gaan we ervan uit dat ze het werkveld ook wat opleveren, en dus dat er ruimte kan zijn voor een vergoeding. Uiteraard zal dat nooit een loon kunnen zijn, want het zijn stagiairs die nog in opleiding zijn, het zijn jongeren die op weg zijn naar een diploma en zeker geen volwaardige werkkrachten. Ik kijk een beetje naar wat we doen bij duaal leren. Daar is ook geen probleem voor de ouders inzake kinderbijslag. Er is een leervergoeding die je krijgt. Je kunt er onmogelijk volwaardige lonen tegenover plaatsen. Het is dus eigenlijk een stage met eventueel een stagevergoeding. Ik denk ook niet dat er jongeren gestart zijn met de vierjarige opleiding met het idee dat ze het laatste jaar dik geld zullen verdienen. Iedereen weet dat men begint aan een vierjarige opleiding die toeleidt naar een diploma.
Het is ook goed om te kijken hoe de werkgever ondersteund kan worden, omdat die mee instaat voor de begeleiding. Al deze zaken zijn voorbereid in een taskforce op Vlaams niveau en worden nu bekeken in een federale werkgroep met vertegenwoordigers uit de gemeenschappen. Een aanknopingspunt daarbij is wat we nu doen inzake duaal leren. De contractstage is immers ook een vorm van duaal leren. Ik stel trouwens nu al vast, zowel in hbo5 als in de bacheloropleiding, dat er systemen bestaan waarbij stagiairs een hele afdeling overnemen. Ik vind dat een schitterende innovatieve manier van werken. Ik zie niet in waarom dat niet in dat laatste jaar nog wat extra zou kunnen worden uitgebreid. Dat wat de bacheloropleiding betreft.
Ik kom tot de vragen over de hbo5-opleiding verpleegkunde, voornamelijk van mevrouw Brusseel. Ik ga niet herhalen wat we in het verleden al allemaal rond de hbo5-opleiding hebben gesteld. Ik verwijs graag naar een actuele vraag in de plenaire vergadering van 1 april 2015. Ik heb toen op alle banken de expliciete vraag gekregen om die opleiding ook in de toekomst als een volwaardige instroomopleiding in de verpleegkunde te laten bestaan. Ik ga ervan uit dat ik wat dat betreft jullie niet moet proberen nog eens te overtuigen.
Ik zal mijn standpunt over die opleiding nog eens geven. Ik denk dat dat standpunt unaniem wordt gedeeld in het Vlaams Parlement. We willen voor de verpleegkundigen de leerladder die er nu is, behouden: met dus verpleegkundigen op niveau 5, de gegradueerden, op niveau 6, de bachelors, en zelfs ook een stukje op niveau 7, zij die via het schakelprogramma de masteropleiding volgen. Die bestaande leerladder is zeer duidelijk.
Alle handen zullen nodig zijn in de zorg, en we moeten er via de verschillende toegangswegen voor zorgen dat er een breed aanbod blijft bestaan voor alle doelgroepen om met hun talenten in die sector aan de slag te gaan. Op teldatum 1 oktober waren er meer dan 7800 inschrijvingen in de hbo5-opleidingen verpleegkunde. Afgezet tegenover de 9200 in de bachelor is de verhouding binnen de opleidingen dus bijna 46 procent in hbo5 en 54 procent in bachelor. Er bestaat dus een significant evenwicht tussen beide. Dat zet zich ook door op de werkvloer: hbo5-verpleegkundigen komen zeker niet enkel in woonzorgcentra terecht. Zij zijn ook actief in andere deelsectoren, zoals de ziekenhuizen en de thuiszorg.
Dus als u vraagt welke garanties er zijn dat de hbo5-verpleegkundeopleiding haar specificiteit en instroom van studenten kan behouden, dan is mijn antwoord dat de zorgnoden zélf de beste garantie zijn. Ik onderstreep: ieder scenario dat ten koste gaat van die specificiteit en die doelgroep, is nefast, niet alleen voor onderwijs, maar voor de volksgezondheid in het algemeen. Dat moeten we dus voor ogen houden als we kijken naar de enorme zorgnoden die er op het terrein bestaan.
Wat is de stand van zaken? Gelet op het belang van deze groep verpleegkundigen in spe, zowel de huidige als toekomstige, is op Vlaams niveau tijdens de eerste maanden van dit jaar een taskforce samengekomen met vertegenwoordigers uit het brede werkveld en van alle opleidingen: zowel de hbo5-scholen als de hogescholen. Die heeft ons standpunt bevestigd om voor verpleegkunde de leerladder te behouden zoals die bestaat, dus met verpleegkundeopleidingen op niveau 5 en 6, en eventueel ook op niveau 7, maar vraagt om daarbinnen wel de bestaande differentiatie te expliciteren.
Dat is een legitieme vraag, want nu maakt de federale wetgeving daar totaal geen onderscheid in. In de realiteit zijn er wel verschillen: qua opleiding, qua werkomgeving en qua verloning. Ook de Europese richtlijn maakt geen onderscheid, terwijl diezelfde richtlijn wel stelt dat verpleegkundigen opgeleid kunnen worden in beroepsonderwijs, hogescholen en universiteiten – wat in Vlaanderen ook het geval is. Die richtlijn expliciteert dat die mogelijkheid effectief bestaat.
Mevrouw Brusseel, zoals u wellicht weet, is over de opleidingen verpleegkunde regelmatig overleg met de federale overheid en met collega-minister Maggie De Block. Dat gebeurt naast bilaterale contacten ook via de Interministeriële Conferenties Volksgezondheid, waar de ministers van Onderwijs soms worden uitgenodigd. In opvolging van de Interministeriële Conferentie van 21 maart 2016 heeft minister De Block een brief gestuurd naar de Europese Commissie met een aantal vragen. Een eerste vraag was: op welke manier zal de inschaling van de verschillende opleidingen op verschillende niveaus van het Europees kwaliteitskader moeten worden gelezen in samenhang met de Europese richtlijn? Een tweede vraag was: welke mogelijkheden heeft een lidstaat om naast de Europees gereglementeerde ‘verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger’ ook andere profielen in te schakelen die ook autonoom verpleegkundige handelingen kunnen stellen?
Die vragen zijn belangrijk om te kunnen inschatten op welke manier we al of niet voor een differentiatie moeten zorgen en of de differentiatie tussen hbo5 en bachelors absoluut nodig is om te voldoen aan de Europese richtlijn. Die vragen zijn legitiem. De basisvraag is dus: moeten we dat effectief gaan doen en op welke manier moeten we dat dan gaan aanpakken? Er is nog geen antwoord op die vraag, maar wij blijven de varianten opleiden tot er duidelijkheid is over hoe dat nu precies zit met die Europese ‘algemeen verantwoordelijke ziekenverpleger’.
Daarnaast werkt het federale niveau aan een herschikking van de gezondheidszorgberoepen, in het kader van de hervorming van het koninklijk besluit nummer 78 (KB78). Dat gaat vandaag eigenlijk over de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Het doel van die hervorming is een nieuw wettelijk kader te maken en de bevoegdheden binnen de gezondheidszorg te hertekenen. Een eerste concept hiervoor werd voorgesteld in september, en minister De Block is daarover nu bezig met een brede consultatieronde.
Ik zal niet te veel in detail gaan, maar waar komt het op neer? Ten eerste, we hebben onze vragen gesteld aan Europa. Ten tweede, men is ondertussen aan het bekijken of we binnen het KB 78 ook profielen kunnen uittekenen die voor de betere differentiatie kunnen gaan zorgen. Daarover loopt het overleg volop.
Hoe staat het met de Franstalige collega’s? De piste van een betere differentiatie wordt daar eveneens gesteund. Binnen de Franse Gemeenschap willen ze de keuze maken om de opleiding van ‘breveté’ te verlengen tot 3,5 jaar. Voor hen is dat ook een tussenoplossing zolang er geen duidelijkheid is over een definitieve plaats van het niveau 5.
Als zij er nu voor kiezen om er een half jaar bij te doen, is dat voor hen een tussenoplossing. Wij maken die keuze niet, omdat we ervan overtuigd zijn dat de opleiding zoals ze vandaag bestaat, eigenlijk voldoet. We hebben dat ook zo aangevraagd. We zullen er nu niets aan veranderen. Als we veranderen, zal het een definitieve keuze zijn. We gaan nu geen onzekerheid creëren als we niet zeker zijn dat wat we doen ook de correcte weg van werken is. Maar de opleiding kan dus perfect blijven bestaan. Daarover bestaat er geen enkele discussie.
De inschaling op niveau 5 moet in de Franse Gemeenschap nog gebeuren. Bij ons is die al een feit. Dat is dus ook een verschil. Binnen dat niveau 5 is de opleiding verpleegkunde met een studieduur van 3 jaar nu al een uitzondering ten opzichte van de andere hbo5-opleidingen, die doorgaans 90 of 120 studiepunten tellen. Ik pleit in eerste instantie voor een verankering van de huidige situatie, zowel in de opleiding als op het terrein, met een explicitering van de differentiatie tussen beide. In die zin is voor mij een uitbreiding van de studieomvang geen issue. Wij hebben al ingekanteld. Dat heeft zijn plaats. We zullen eerst zien op welke manier we kunnen differentiëren.
Hoe zit het met de timing? De discussie over de hbo5-opleiding verpleegkunde loopt al heel lang en brengt regelmatig wat vragen met zich mee. Voor mij is het essentieel dat we over hbo5 verpleegkunde kunnen blijven spreken. Een scenario waarbij deze afgestudeerden niet als verpleegkundigen zouden worden geduid, kan ik niet steunen. Ik wil respect voor het werk en voor de meerwaarde die verpleegkundigen betekenen. Ik wil ook respect geven aan de differentiatie die er vandaag is voor de verpleegkundigen op niveau 6. Ik heb er geen probleem mee om dat te expliciteren. Er is een bacheloropleiding en een hbo5-opleiding. Als we dat beter kunnen differentiëren: geen enkel probleem.
Collega’s, de huidige evoluties en de keuzes die we maken in Vlaanderen bieden zeker kansen om de hele situatie te stabiliseren. Er is een duidelijke visie langs Vlaamse kant, een unaniem draagvlak binnen het parlement. Onze Franstalige collega’s lijken die visie te delen. Uit de gesprekken die ik op dit ogenblik met minister De Block voer, zie ik dat ook zij met ons mee zoekt naar mogelijkheden om de huidige situatie op een goede en stabiele wijze te verankeren. Zolang het overleg loopt en de perspectieven nog niet zijn uitgeklaard, blijft alles zoals het vandaag is. Dat is het beste voor de rechtszekerheid van de opleidingen die op dit ogenblik bestaan in Vlaanderen.
Omtrent de verdere uitbouw binnen het hoger onderwijs maken de hbo5-opleidingen verpleegkunde nu nog niet de beweging die we wel willen doorvoeren met de andere opleidingen die nu in de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) zitten. Ik zal ook duiden waarom. Het is niet realistisch, zolang de problematieken die ik net heb geschetst nog niet volledig zijn uitgeklaard.
In de conceptnota over de uitbouw van hbo5 stond ook duidelijk: “De hbo5-opleidingen verpleegkunde blijven dus binnen de secundaire scholen. Ze worden georganiseerd binnen een samenwerkingsverband met de hogescholen en blijven vallen onder de regelgeving zoals die nu van toepassing is.” Ik citeer verder uit wat er al werd afgesproken binnen de regering. “Daarbij is het binnen de lopende discussies over de gezondheidszorgberoepen uitdrukkelijk de bedoeling om de hbo5-opleiding verpleegkunde beter te profileren.” Dat stond op bladzijde 5.
Dus als wij uitklaring hebben over de profilering ben ik zeker bereid om te kijken waar we de opleidingen organisatorisch het best plaatsen. Collega’s, er zijn al hoorzittingen geweest. Daaruit weet u dat ook de inkanteling van de hbo5-opleidingen in de hogescholen wat zorgen stelt wat betreft toegankelijkheid, een breed aanbod enzovoort. Ik vind het een goede case dat de hogescholen met de brok die ze nu al hebben, aantonen dat ze die flexibiliteit absoluut aankunnen. Ik verwijs hiermee naar enkele uitspraken die werden gedaan tijdens een vorige hoorzitting in dit parlement. We moeten nog aantal zaken uitklaren wat de inhoud van de opleiding betreft. Ik vind niet dat we twee sprongen in één keer kunnen maken. Eerst moeten we uitklaren en dan bekijken waar de opleiding het best wordt gepositioneerd in de toekomst.
Het zal voor jullie geen mysterie zijn als ik zeg dat door de positionering van de opleidingen nu, ze gefinancierd worden volgens de regels van het secundair onderwijs, die een zeer gunstige financiering is.
Ik heb geprobeerd om jullie een vrij actuele stand van zaken te geven over de opleidingen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Het is inderdaad belangrijk dat de hogescholen heel goed uitklaren hoe ze de verschillende opleidingen willen differentiëren en expliciteren. Dat is een zeer goede zaak. Het is inderdaad belangrijk dat we wachten op hun aanwijzingen op dat vlak vooraleer we verdere stappen ondernemen. Het is goed dat Vlaanderen niet met tussenoplossingen bezig is, maar eerder naar een definitieve oplossing zoekt, samen met het federale niveau.
Ik kom even terug op de contractstage. We vinden het niet meer dan normaal dat het over een leervergoeding zou gaan vergelijkbaar met duaal leren. Dat lijkt ons zeer billijk. De vraag is echter wie er aansprakelijk zou zijn tijdens die stage. Dat zou ik nog graag uitgeklaard zien. Ik kan aannemen dat dat niet voor vandaag is, maar voor de toekomst.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord en de laatste stand van zaken.
Ik ben blij te horen dat er geen daling is opgetreden met betrekking tot het aantal studenten. Ik geef toe dat ik dat anders had ingeschat. Ik ben blij dat ik ongelijk heb gekregen.
In verband met de bezorgdheden van het werkveld zegt u dat, door de introductie van de contractstage, 2019 wel zou moeten meevallen wat betreft het mogelijk capaciteitsprobleem voor verpleegkundigen. Wat later zegt u, in verband met de vergoeding voor de contractstage, dat dat geen loon kan zijn omdat het geen volwaardige werkkrachten zijn. Die studenten kunnen dan natuurlijk ook niet worden ingeschakeld als een volwaardige werkkracht. Als de opleiding geen vier jaar had geduurd, zou dat natuurlijk wel zo zijn.
Over de contractstage en de vergoeding hoor ik nog heel veel onduidelijkheid. Ik vind dat een beetje jammer omdat studenten die aan de opleiding begonnen zijn, op voorhand die duidelijkheid hadden moeten krijgen. Over de vergoeding leid ik uit uw antwoord af dat de zorgsector die zal moeten ophoesten. Wat betreft de contractstage heb ik een gelijkaardige vraag als mevrouw Brusseel. Gaat het om een contract of om een stage, want dan zijn de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden verschillend? Is het de verantwoordelijkheid van de werkgever of van de school?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Ik wil graag benadrukken dat het belangrijk is om de bachelor- en hbo5-opleiding duidelijk te differentiëren. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen beide opleidingen, elk met een eigen finaliteit. De hbo5-verpleegkundige mag geenszins een bachelor light worden, dit in het belang van het werkveld, de werkgever, de werknemer, de studenten en de patiënten.
Wat betreft het overleg op federaal niveau begrijp ik dat u moet wachten op een antwoord van Europa. Dat kan heel lang duren. Wat als dat heel lang op zich laat wachten?
U sprak over een timing, maar niet concreet. Hebt u met minister De Block afgesproken wanneer u wilt landen?
Dan is er inderdaad nog de onduidelijkheid over de contractstages. Daar moet snel duidelijkheid over komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik kom zelf uit een school die een hbo5-opleiding verpleegkunde had. De leerlingen in de hbo5 verpleegkunde hebben een bepaald profiel die we door de opleiding net kunnen ‘zalmen’.
Een tweede bekommernis die ik bij veel scholen hbo5 verpleegkunde hoor, is dat als het KB 78, de ‘healthcare assistant’, een bepaalde invulling krijgt – al dan niet als basisverpleegkunde –, dan moet dat een inhoud hebben. In de hele leerlijn zijn er verzorgenden, zorgkundigen en verpleegkundigen. Daar moet invulling aan worden gegeven zodat we geen run naar beneden krijgen van alle opleidingen in het domein personenzorg.
De heer Durnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het gedetailleerde antwoord op een meervoudig vraagstuk.
Ik volg dit al 35 jaar. We hebben nu het hoogste aantal studenten. Vroeger zat ongeveer twee derde in hbo5 of de voorgangers daarvan en was een derde bachelors. Nu is dat ongeveer in evenwicht, met de voetnoot dat dit een beetje geflatteerd wordt door de brugstudenten, maar dat zal de rekening niet maken. Als je kijkt naar de verhouding 18- tot 21-jarigen, dan waren er dat 35 jaar geleden heel wat meer. Dat betekent een enorme verschuiving die erg belangrijk is voor de sector.
Ik heb een vraag die aansluit bij die van de heer Daniëls. In 2006 is er een regeling gekomen voor zorgkundigen. Dat zijn er 1200 in Vlaanderen die erg belangrijk zijn voor de rusthuizen en de woonzorgcentra. Daar moet ook aandacht voor zijn in deze discussie.
Het staat in Vlaanderen buiten discussie dat er schotten zijn tussen sectoren. Het is goed dat het overleg met minister De Block heel grondig wordt gevoerd, met alle nuances en een goede kennis van het terrein. Ik hoop dat we tegen Kerstmis duidelijkheid krijgen, omdat in februari de nieuwe shiften starten.
Minister Crevits heeft het woord.
Wat betreft de contractstage is het probleem sowieso afgebakend. Het gaat maar om 1 jaar, een overgangsjaar. Er zal in dat jaar een potentieel probleem zijn, maar we zullen proberen dat zo klein mogelijk te maken. Het gaat ook om jongeren die geen diploma hebben. Als we een opleiding vier jaar maken, dan duurt die vier jaar.
Het blijft een stage. De aansprakelijkheidsregeling zal wat mij betreft een regeling zijn zoals die bestaat voor stages. Dat kan iets soepeler zijn gelet op de duur van de opleiding die al genoten is. Dat moeten we samen met de sector bekijken. De sector staat achter de hervorming. Er is volwassenheid in de gesprekken. Het curriculum is aangepast voor het eerste jaar. U zou ook kunnen vragen hoe het curriculum eruitziet voor het tweede en het derde jaar. Dit moet jaar per jaar worden aangepast. Het is gelukt voor het eerste jaar. We zullen dat aanpakken met heel veel zorg voor de jongeren die afstuderen en de werkomgeving en de potentiële schaarste die ontstaat. Ik noteer de vragen over de contractstage, en uw zorgen zijn de mijne, maar we zullen dat oplossen in het belang van de leerling en met aandacht voor de noden op het terrein.
Ik heb bewust niets gezegd over de healthcare assistant. Federaal minister De Block heeft die optie gelanceerd. Zij zou binnen KB 78 graag een healthcare assistant hebben. We hebben daar al meermaals overleg over gepleegd.
Wanneer we een differentiatie maken tussen hbo5 en bachelor verpleegkunde via een andere naam, dan kan dat voor mij alleen op voorwaarde dat het dan gaat over een verpleegkundige niveau 5 met alle verpleegkundige handelingen die zij vandaag kunnen stellen. Dan is er geen verwatering van de opleiding.
We kunnen twee keuzes maken in dit dossier. Bij de eerste keuze willen we voldoen aan het Europese profiel van de verpleegkundige en differentiëren we een beetje, maar voldoet iedereen aan dat profiel. Dat is de reden waarom we die vragen aan Europa hebben gesteld.
Wanneer we niet wachten of wanneer we kiezen voor een ander systeem waarbij we het profiel proberen te omschrijven onder de healthcare assistant, moet dat op een volwaardige wijze gebeuren en mogen we er geen verwaterde versie van maken. Zowel minister De Block als ikzelf zijn bereid daarover te praten.
Mijnheer Durnez, u zegt dat in de leerladder aandacht moet zijn voor de verpleegkundigen niveau 4 en voor de zorgkundigen. Dat is waar, maar zij worden wel opgeleid in ons secundair onderwijs. Wat ik niet wens, is dat niveau 4 en niveau 5 in één pot worden gestopt. Ik ga ervan uit dat u dit ook niet wenst; u was daarin niet helemaal duidelijk.
Ik ben bezorgd dat niveau 4 zou verdwijnen. Daardoor zou de sector in moeilijkheden komen. Men kan moeilijk een zorgkundige vervangen door een bachelor.
Een andere zorg betreft de spreiding over Vlaanderen van het opleidingsaanbod. Wanneer niveau 4 zou verdwijnen, dan creëren we een bijkomend onderwijsprobleem aan de aanbodzijde, bijvoorbeeld in de rusthuizen en verzorgingstehuizen.
Ik wil hier duidelijk de lijn trekken. Wanneer we de healthcare assistant invullen op niveau hbo5, dan kan daar wat mij betreft geen verwatering zijn met niveau 4. We moeten nog nagaan waar welk profiel nodig is en welke handelingen kunnen worden gesteld. In het veld en in de scholen wordt de terechte vraag gesteld of het niet nuttig is om medische handelingen te laten stellen door zorgkundigen. Ik wil dat gesprek voeren, maar de discussie vandaag gaat over de hbo5-opleiding verpleegkunde.
Voor mij zijn er maar twee keuzes mogelijk: ofwel zit alles binnen dat Europees profiel, ofwel is er de optie van de healthcare assistant. Minister De Block heeft in een interview gezegd dat er nog heel veel werk aan de winkel is, en dat is logisch. Ik vind het zeer lovenswaardig dat zij mee zoekt naar een manier om een zeer grote groep jongeren – en ik ben zeer blij met de woorden die de heer Daniëls in dat verband heeft gebruikt over het profiel van de jongeren die voor deze opleiding kiezen en de kansen die we bieden om te zalmen – aan die opleiding te laten deelnemen. Ik reageer nogal eens emotioneel in dit dossier omdat het hier gaat over een enorme groep die anders misschien nooit de keuze zou maken om hoger onderwijs te volgen. Dat is ook de reden waarom ik nogal gevoelig ben voor de plaats. Dit is nu gekoppeld aan het secundair onderwijs, en dat is niet zonder reden. Sommigen pleiten ervoor dit door te knippen en dit snel in te kantelen in de hogescholen. Ik ben bereid dat gesprek te voeren maar mijn zorg betreft ook de sociale ladder. Men krijgt hier immers een niet onbelangrijke opwaardering.
Er is nog veel werk om de profielen uit te klaren. Ik vind dat we hier op een kwaliteitsvolle manier moeten werken. Op dit ogenblik hebben we duidelijke keuzes waar niets aan verandert tot er klaarheid komt. Ook boven de hbo5-opleiding hangt er momenteel geen zwaard van Damocles. We hebben een keuze gemaakt, die is ingekanteld en we werken aan een oplossing. Ik heb mijn standpunt meegedeeld, en dat wordt gedeeld door de volledige Vlaamse Regering en als ik het goed heb begrepen, door meerderheid en oppositie.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik denk dat we de volgende maanden duidelijkheid zullen krijgen. Voor mijn fractie is het belangrijk dat in het onderwijslandschap alle inspanningen worden gewaardeerd. Het doel van de operatie is uiteraard de kwaliteit van de zorg eerder dan de hoeveelheid zalmen die we kunnen kweken. Ik zeg dat met alle respect voor de betrokkenen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, er is verwarring over de contractstage door de term zelf. Contract en stage staan in één woord. Een contractstage wordt niet gezien als een gewone stage, maar is dat wel.
Er is mogelijk een capaciteitsprobleem in 2019. Ik vraag extra aandacht voor de bezorgdheden die in het werkveld leven rond dat jaar. Ik hoop dat ik ongelijk krijg, maar de zorg bestaat wel. We moeten daar een antwoord op bieden en aandacht voor hebben.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, zoals u zegt, is het zwaard van Damocles boven de hbo5 even weg. De angel is eruit, maar we moeten echt naar een finalisatie gaan zodat het helemaal tot rust kan komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.