Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, deze vraag stel ik naar aanleiding van een artikel in Het Laatste Nieuws van 4 oktober van dit jaar, met de titel ‘De juf heeft oordopjes nodig’. Zo’n titel nodigt natuurlijk uit om te kijken waarover dat gaat.
Leerkrachten uit het basisonderwijs kennen als geen ander het geluidsniveau dat enthousiast spelende kinderen in de klas en op de speelplaats kunnen voortbrengen. In 2011 bracht professor arbeidsgeneeskunde Lode Godderis voor het eerst in kaart welk geluidsniveau een groep spelende kinderen kon opwekken en welke impact het rumoer heeft op het gehoor van leerkrachten. Hij voerde voor het onderzoek een reeks van geluidsmetingen uit in acht kleuterscholen.
Uit deze metingen bleek al snel dat vooral in de turnzalen erg hoge volumes worden gemeten, met pieken tot boven 120 decibel. Op speelplaatsen werden dan weer waarden tussen 90 en 95 decibel gemeten. Ook kale lokalen met een slechte akoestiek en een lange nagalmtijd creëren een versterkend effect voor lawaai, met waarden van 70 tot 79 decibel. De drempelwaarde voor gehoorschade ligt op dit moment trouwens bij 80 tot 85 decibel.
De omstandigheden waarin juffen en meesters in het basisonderwijs moeten werken, zijn daarom niet eenvoudig. Na jarenlange blootstelling aan al dat lawaai ondervinden leerkrachten vaak oorsuizingen, gehoorschade en hyperacusis of overgevoeligheid voor externe geluiden. Gelukkig wordt er op dit moment slechts bij een beperkte groep leerkrachten blijvende gehoorschade vastgesteld. Sommigen onder hen ondervinden trouwens ook stemproblemen omdat ze steeds weer boven het rumoer van de kinderen trachten uit te geraken.
Recent verscheen er in Het Laatste Nieuws en De Morgen een reportage over leerkrachten en begeleiders uit de buitenschoolse opvang in Kruibeke die sinds kort oordopjes dragen. Een akoestisch ingenieur legde al snel de link met de moderne architectuur, die met haar harde wanden en strakke lijnen onvoldoende geluiddempend zou zijn. Een professor neus-, keel- en oorheelkunde van het UZ Gent adviseerde leerkrachten dan ook om oordopjes te gebruiken. Ook in het vermelde onderzoek van Lode Godderis werd steevast geadviseerd om op maat gemaakte oordopjes met een filter te gebruiken tijdens piekmomenten.
Minister, worden er op dit moment richtlijnen meegegeven aan scholen om geluiddempende initiatieven te nemen voor de inrichting van speelplaatsen, turnzalen en lokalen? Beperkt deze problematiek zich tot het basisonderwijs?
Overweegt u stappen om scholen en leerkrachten te sensibiliseren rond deze problematiek? Overweegt u ook infrastructurele richtlijnen om het geluidsniveau in lokalen te beheersen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, ik begin met een kort woordje over de richtlijnen die vandaag bestaan. Er is een norm rond akoestische criteria voor schoolgebouwen. Die is van kracht sinds 1 januari 2013. In deze norm worden de vereisten bepaald waaraan schoolgebouwen moeten voldoen. Dat zijn regels van goede praktijk. Het is een richtlijn, geen wettelijk bindende norm, maar een aanbeveling.
De laatste jaren is het akoestisch comfort uitgegroeid tot een zeer belangrijk aspect van de kwaliteit van schoolgebouwen. In ons eigen Instrument voor Duurzame Scholenbouw is een specifiek hoofdstuk rond akoestiek opgenomen. Daarin is er aandacht voor de geluidshinder door externe en interne bronnen. Ik geef een paar voorbeelden. Specifiek voor speelplaatsen wordt aangeraden te werken met geluidsabsorberende materialen of beplanting. De klassieke speelplaats met alleen maar harde materialen moet echt worden vermeden. Om geluidshinder door externe bronnen, zoals verkeer, tegen te gaan, worden geluidsgevoelige lokalen best weg van de geluidsbron gepositioneerd.
Onlangs was ik in een basisschooltje in Riemst met heel speciale tegels in het plafond. Het was spectaculair welke prachtige akoestische effecten dat had. Het is verbazingwekkend hoe we door het gebruik van de juiste materialen tot zeer goede resultaten kunnen komen.
Beperkt deze problematiek zich tot het basisonderwijs? Het hoeft natuurlijk geen betoog dat geluidsoverlast vooral voorkomt in het basisonderwijs en zeker in de kleuterklassen. Stemproblemen kunnen echter in alle onderwijsniveaus optreden, bijvoorbeeld door een foutief gebruik van de stem. Toen mijn moeder lang geleden in het onderwijs stond, heeft ze ook ooit stemknobbels gehad. Dat heeft weken aangesleept. Voor een leerkracht is de stem wel een elementair instrument. In een aantal gevallen is de geluidsoverlast voor leraren lichamelijke opvoeding groter, omdat zij vaak lesgeven in grote kale ruimtes met veel achtergrondlawaai.
Met sensibilisering zijn we volop bezig. Klasse heeft al heel veel aandacht aan stemproblemen besteed. Hetzelfde geldt voor School- en Lerarendirect. Toevallig heeft professor Godderis in de Lerarendirect van 24 oktober 2016 nog tips gegeven. Leerkrachten kunnen bijvoorbeeld zelf het goede voorbeeld geven door de muziekinstallatie niet harder te zetten dan nodig. Het zijn eenvoudige instructies die aandacht hebben voor geluid.
Ook de preventiedienst van de school kan een nuttige bijdrage leveren, en ons departement heeft een studiedag rond stemergonomie op touw gezet.
Tot slot is er ook nog de campagne ‘Help ze niet naar de tuut!’ van het Departement Leefmilieu, met tips om gehoorschade te voorkomen.
Het is goed dat de preventie-initiatieven aandacht krijgen, maar het is ook van belang de richtlijn die bestaat, maar waarvan niet iedereen op de hoogte is, onder de aandacht van onze scholen te brengen.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, uw laatste zin is zeer fundamenteel. De richtlijn bestaat en we moeten die onder de aandacht brengen. Wij doen dat met de stad ook naar de jeugdverenigingen. Afwijkingen op de muzieknormen zijn schering en inslag.
Gehoorschade is schade op langere termijn. Als iets op het moment zelf pijn doet, is het veel makkelijker om iemand van het gevaar te overtuigen dan wanneer pas jaren later de gevolgen merkbaar worden. Ik vind het van fundamenteel belang dat we de fysieke gezondheid van onze leerkrachten bij het uitoefenen van hun job beschermen. De gevolgen van lawaai of een foutief stemgebruik worden immers pas na jaren duidelijk. Ook foutief stemgebruik bestaat namelijk. Het is niet altijd het aantal decibels dat iemand produceert, dat voor schade zorgt: foutief stemgebruik kan daar ook toe bijdragen. In de privésector zijn werknemers verplicht om vanaf 80 decibel gehoorbescherming te dragen. Nu is 80 decibel eigenlijk niet echt overdreven veel. We voelen het niet aan als storend geluid of lawaai, gewoon omdat we in ons dagelijks leven gewend zijn met een redelijk geluidsniveau om te gaan.
Ik ben de laatste om te pleiten voor verplichte hoofdtelefoon en oordoppen in de klas, in andere sectoren moet dat uiteraard, maar het is zeker het overwegen waard om die richtlijn waarover u spreekt en die klaar is, de verwijzing naar Klasse, naar School- en Lerarendirect mee te nemen in de communicatie, want op termijn gaan de leerkrachten zowel als de kinderen u daar heel dankbaar voor zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Als leerkracht met een heel zachte en stille stem kan ik mij daar iets bij voorstellen.
Ik wil nog een ander thema inbrengen, namelijk de beroepsziekten. Eén daarvan is hypoacousis, doofheid door lawaai, en heeft de code 1.603. In de regelgeving binnen onderwijs erkennen we wel de preventieve verwijdering ten aanzien van beroepsziekten in heel specifieke gevallen zoals hepatitis. Een erkende beroepsziekte voor het lerarenambt inzake doofheid zoals mevrouw Celis zeer terecht aanhaalt of problemen met de larynx zijn voor leerkrachten nog niet erkend.
Zij moeten telkens te individuelen titel proberen aan te tonen dat de doofheid of stemproblemen die zich voordoen een lineair en oorzakelijk verband hebben met hun beroep. Dat is een niet-evidente weg om te bewandelen. Minister, is het niet zinvol nu deze resultaten bekend zijn om bij het Fonds voor Beroepsziekten in overleg te gaan over een meer structurele oplossing?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, ik erken wat u daarnet zei. Het sloot eigenlijk aan bij mijn eigen betoog.
Mijnheer Daniëls, ik ga die resultaten eerst eens grondig bekijken en dan zien wat er mogelijk is. Als het voor de ene kan en voor de andere niet, dat is inderdaad vreemd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.