Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de communicatie rond de maatregelen betreffende de diplomabonificatie en de gevolgen voor het onderwijspersoneel
Vraag om uitleg over het meetellen van studiejaren als gewerkte jaren bij de berekening van het wettelijk pensioen
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, dit is een relevante vraag omdat er op het federale niveau beslissingen zijn genomen die dreigen de attractiviteit van het mooiste beroep ter wereld – dat van leraar – te ondergraven.
De Federale Regering sloot op 14 oktober een akkoord om verder te besparen. Door de hervorming van de pensioenen wil de regering 1,5 miljard euro besparen tegen 2020. Deze maatregel zal ook een grote impact hebben op de toekomst van Vlaamse ambtenaren, en daarbij zijn heel veel leerkrachten.
Minister, deze federale maatregel heeft een grote impact op ons Vlaamse onderwijs. Op welke wijze werd u betrokken bij de federale regeringsbeslissingen die van toepassing zijn op leerkrachten? Eerder dit jaar had men al een beslissing genomen in het kader van de pensioenen. Minister Bacquelaine had u toen niet geraadpleegd. Ondertussen hebben we al van gedachten kunnen wisselen over de impact van die maatregelen tijdens de plenaire vergadering. U hebt toen aangegeven dat u overleg zou hebben met de federale minister van Pensioenen en de ministers van de andere deelstaten bevoegd voor onderwijs. Wat is de stand van zaken in het kader van dat overleg over de besparingsmaatregelen die in het kader van de federale begroting 2017-2018 werden getroffen? Kunt u duidelijkheid bieden over de concrete inhoud van de maatregelen die gevolgen hebben op het leerkrachtenberoep? De diplomabonificatie wordt afgeschaft. Hoe zal dit precies verlopen en welke impact heeft dit op leerkrachten?
De gunstige loopbaandeler zal niet meer voor iedereen van toepassing zijn. Leerkrachten zullen wellicht tot bijna vier jaar langer moeten werken voor hetzelfde pensioen. Klopt dit? Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn van de afschaffing van de gunstige noemer of tantième?
Wordt de perequatie, de koppeling van het pensioen van leerkrachten aan de welvaartsevolutie, behouden? Zal het lerarenberoep worden opgenomen in de lijst van zware beroepen? Gaat het over alle leerkrachten?
Wat mogen de huidige en toekomstige leerkrachten nog verwachten van het lerarenberoep, hun loopbaan, de eindeloopbaanregeling en hun pensioen? Dat is een vraag die peilt naar de stand van zaken in de onderhandelingen in het lerarenloopbaanpact. Hoe staat het daarmee? De partners hebben aangegeven dat de federale besparingsmaatregelen de onderhandelingen op Vlaams niveau doorkruisen. Hebben ze nog ambitie? Ik hoop alvast van wel. We steunen u om tot een nieuw aantrekkelijk lerarenloopbaanpact te komen. Hoe zult u dat faciliteren alsook de verhoogde attractiviteit van het lerarenberoep?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, op donderdag 20 oktober 2016 keurde de federale ministerraad op voorstel van federaal minister van Pensioenen Bacquelaine een voorontwerp van wet goed over de regularisatie van de studieperioden voor de berekening van het ambtenarenpensioen. Dit voorontwerp van wet harmoniseert het pensioenstelsel op het vlak van het aantal studiejaren dat in aanmerking komt voor de berekening van het pensioen. Het eerste luik voorziet in het einde van de kosteloosheid van de inaanmerkingname van het vereiste diploma mits behoud van de verworven rechten.
Het voorontwerp voorziet echter in twee uitzonderingen. Ten eerste, de verworven rechten zijn gevrijwaard op basis van de reeds gepresteerde loopbaan. Voor de pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2018 is in een gedeeltelijk behoud van de kosteloosheid voorzien. Ten tweede, de kosteloosheid blijft bovendien behouden voor de personen die, ten laatste op 1 januari 2018, aan de voorwaarden voldeden voor het verkrijgen van een vervroegd pensioen.
Daarnaast wordt het enkel mogelijk om de studieperioden te laten meetellen voor het pensioen, mits het betalen van een regularisatiebijdrage. Dit stemt overeen met de regeling in de privésector. Deze hangt af van het moment waarop de regularisatieaanvraag wordt ingediend. De diploma’s die in aanmerking komen, zijn niet beperkt tot de diploma’s die vereist zijn voor de functie. Dit voorontwerp van wet werd in eerste lezing goedgekeurd door de Federale Regering en wordt voor syndicaal overleg voorgelegd.
Minister, op welke manier bent u betrokken bij de totstandkoming van dit voorontwerp van wet gelet op het hoge aantal personeelsleden in het onderwijs dat gevat wordt door de nieuwe bepalingen? Hoe zal de communicatie naar de personeelsleden in het onderwijs gebeuren? Zullen de personeelsleden ergens kunnen simuleren hoeveel het afkopen van de studiejaren zal kosten en welk effect dit zal hebben op het pensioen? Zit u hierover nog samen met de minister van Pensioenen? Wat is het verdere traject?
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, het zal u niet verbazen dat de beslissing van de federale ministerraad van 20 oktober 2016 over de regularisatie van de studieperiodes voor de berekening van het ambtenarenpensioen mij heeft aangezet om, in het spoor van mijn eerdere vragen om uitleg over het onderwijspensioen, u ook vandaag een vraag voor te leggen die polst naar mogelijke consequenties voor de pensioenen in het onderwijs en naar uw reactie op het federale initiatief. Ik weet dat u dit dossier met grote zorg en aandacht opvolgt. U begrijpt dat u van mij hetzelfde kunt verwachten en dat ik u en de Vlaamse Regering steun bij het formuleren van meningen die niets aan duidelijkheid overlaten.
Basis voor mijn vraag is dus de beslissing van de Federale Regering van 20 oktober die, als ik uitga van het persbericht van de minister van Pensioenen, de goedkeuring in eerste lezing inhoudt van het wetsontwerp betreffende de regularisaties van de studieperiodes voor de berekening van het ambtenarenpensioen.
Ik onthoud uit de genoemde communicatie van minister Bacquelaine dat voortaan de werkenden uit de drie pensioenstelsels de mogelijkheid zullen hebben om al hun studiejaren af te kopen tijdens de volledige duur van hun loopbaan en dat het forfaitaire bedrag van de regularisatiebijdrage wordt vastgelegd op 1500 euro per diplomajaar, ongeacht het stelsel. Ik onthoud ook dat na een periode van 10 jaar na het afsluiten van de studies de mogelijkheid tot afkopen zal worden behouden maar het te betalen bedrag hoger zal liggen. Ik onthoud dat voor ambtenaren afkopen ook zal kunnen voor behaalde diploma’s die niet vereist zijn voor de uitoefening van hun functie. Ik onthoud dat de verworven rechten door de ambtenaren gevrijwaard zullen blijven voor pensioenen die ingaan vanaf 1 maart 2018, met name: “Een ambtenaar die houder is van een diploma van vier studiejaren en al driekwart van een volledige loopbaan heeft gepresteerd, zal zo kunnen genieten van het gratis in aanmerking nemen van drie van zijn diplomajaren voor zijn pensioenberekening.” Ik onthoud ten slotte dat de kosteloosheid wordt behouden voor personen die ten laatste op 1 maart 2018 de voorwaarden vervullen om met vervroegd pensioen te gaan en dat minister Bacquelaine wordt belast met het opstarten van het sociaal overleg over deze hervorming.
Minister, begrijp ik het goed dat leden van het onderwijspersoneel die in de toekomst in aanmerking komen voor een ambtenarenpensioen en geen beroep zullen kunnen doen op de verworven rechten waar minister Bacquelaine het over heeft, pensioenverlies zullen lijden ten opzichte van de huidige situatie als zij geen studiejaren afkopen? Hoe benadert u het genoemde federale wetsontwerp dan vanuit de collegiale visie van de Vlaamse Regering “dat moet worden gegarandeerd dat wie langer werkt gedurende een periode gelijk aan de studieduur of wie werkt tot de wettelijke pensioenleeftijd geen pensioenverlies mag lijden ten opzichte van de huidige situatie”? Heeft de Vlaamse Regering zich al gebogen over deze meest recente evolutie op federaal vlak? Zo ja, hoe evalueert ze het effect ervan op de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep? Zo neen, wanneer zal dit gebeuren? Overweegt de Vlaamse Regering initiatieven ten aanzien van de Federale Regering over het in eerste lezing goedgekeurde wetsontwerp? Acht u het aangewezen om met het oog van het vrijwaren van het lerarenberoep, nog bijsturingen te bepleiten? Zal de Vlaamse Regering betrokken worden bij het sociaal overleg dat minister Bacquelaine over de voorgestelde hervorming zal starten? Als het wetsontwerp na verdere besprekingen en sociaal overleg niet meer ingrijpend zou wijzigen, zal de Vlaamse Regering dan ook in deze context de eerder geformuleerde duidelijke mening hardmaken dat opbrengsten bij de beroepsgroep van het Vlaamse onderwijs – hier wellicht gegenereerd via de regularisatiebedragen – moeten worden geherinvesteerd in diezelfde beroepsgroep?
Minister Crevits heeft het woord.
Op de federale ministerraad van 20 oktober 2016 werd het voorontwerp van wet betreffende de regularisatie van studieperioden voor de berekening van het ambtenarenpensioen in eerste lezing goedgekeurd. Op 21 november 2016 zal over dit voorontwerp voor het eerst syndicaal worden onderhandeld in de schoot van het Comité A, waarin de verschillende overheden zijn vertegenwoordigd. Daar zullen ze de kans krijgen om hun standpunt uiteen te zetten.
Voorafgaand en in het kader van de besprekingen in de commissie voor pensioenen van de publieke sector heeft de Vlaamse Regering haar standpunt met betrekking tot deze regeling duidelijk gemaakt en bezorgd aan de Federale Regering. Ik verwijs hiervoor naar de besprekingen in de commissie Onderwijs van 16 oktober 2016. De Vlaamse Regering heeft, inzake de maatregelen die worden uitgewerkt in het kader van de afschaffing of harmonisering van de diplomabonificatie voor de berekening van het pensioen, gesteld dat moet worden gegarandeerd dat wie langer werkt gedurende een periode gelijk aan de studieduur of wie werkt tot de wettelijke pensioenleeftijd, geen pensioenverlies mag lijden ten opzichte van de huidige situatie. Het standpunt van de Vlaamse Regering in dit dossier is zo klaar als een klontje.
Het standpunt van de Vlaamse Regering met betrekking tot de opbrengsten is verbonden aan het dossier van de zware beroepen en niet aan het wetsontwerp dat op 20 oktober door de Federale Regering is goedgekeurd. Bij de besprekingen in de commissie pensioenen voor de publieke sector heeft de Vlaamse Regering het standpunt ingenomen dat eventuele budgettaire opbrengsten naar aanleiding van de hervorming inzake zware beroepen in de publieke sector integraal geherinvesteerd moeten worden in de toekomstige regeling voor de publieke sector. Daarnaast hebben we gesteld dat eventuele budgettaire opbrengsten bij beroepsgroepen van een gefedereerde entiteit, bijvoorbeeld de leerkrachten van de Vlaamse Gemeenschap, in de toekomstige regeling geherinvesteerd moeten worden in beroepsgroepen van diezelfde gefedereerde entiteit.
Ik hoop dat iedereen begrijpt wat ik nu zeg. Wij zeggen dus: als je een hervorming doet in de publieke sector, herinvesteer dan in de publieke sector. Als je hervormt en dat heeft een grote impact in een gefedereerde entiteit, dan moet je dat bedrag daar herinvesteren. Dat is het unanieme standpunt van de Vlaamse Regering en is overgemaakt aan de Federale Regering.
Ik kom tot de specifieke vragen over de diplomabonificatie. De gratis diplomabonificatie die een gunstig effect had op de loopbaanvoorwaarde voor het vervroegd pensioen, wordt geleidelijk aan uitgefaseerd. Dit was al eerder beslist bij de wet van 28 april 2015. Afhankelijk van het aantal jaren diplomabonificatie, wordt respectievelijk vier, vijf en zes maanden diplomabonificatie voor het vervroegd pensioen per kalenderjaar afgeschaft vanaf 1 januari 2016. Dat betekent, als je op de lange termijn gaat kijken, dat vanaf 1 januari 2030 geen enkel studiejaar nog gevaloriseerd zal worden voor de loopbaanvoorwaarde voor het vervroegd pensioen. Dat is beslist.
Daarnaast is er de beslissing van 20 oktober 2016, na de eerste lezing, die gaat over de geleidelijke afschaffing van de gratis diplomabonificatie voor de berekening van het pensioenbedrag en de invoering van de betaling van een persoonlijke regularisatiebijdrage om de studiejaren toch te laten meetellen voor de pensioenberekening. In een eerste fase zegt men dus dat men ze niet meer zal laten meetellen voor de berekening van de pensioendatum. Je kunt er natuurlijk over beslissen, maar de vraag is of het evident is dat je de jaren waarin je studeert meetelt in de berekening van wanneer je met pensioen kunt gaan. In een tweede fase heeft men gezegd dat je dat toch nog kunt laten meetellen, maar dan moet je er een bedrag voor betalen. Op 21 november 2016 zal er een eerste officieel overleg over dit voorontwerp zijn.
Collega Gennez, de maatregelen met betrekking tot het tantième 1/55 zullen uiterlijk op 1 januari 2018 in werking treden om een effect te hebben op 1 januari 2019, tegelijk met de bepalingen die meer voordelige maatregelen invoeren met betrekking tot het pensioen voor de functies die een erkenning genieten als zwaar beroep. Dat is niet onbelangrijk. Dat klinkt theoretisch, maar de 1/55 is gekoppeld aan de datum waarop het zwaar beroep gereorganiseerd wordt.
De preferentiële tantièmes voor de berekening van het pensioen voor de jaren gepresteerd vanaf 1 januari 2019 worden afgeschaft. De verhogingscoëfficiënt voor de berekening van de loopbaanduur, die in 2019 1,03 bedraagt en verbonden is aan de preferentiële tantièmes, wordt afgeschaft vanaf 1 januari 2019 voor de gehele loopbaan. Maar er is een overgangsmaatregel die erin voorziet dat, in verhouding tot hun situatie voor deze afschaffing, de ambtenaren geboren voor 1961 maximum een jaar langer zullen moeten werken, diegenen geboren in 1961 en 1962 maximum twee jaar en diegenen geboren in 1963 en 1964 maximum drie jaar langer zullen moeten werken.
Over de perequatie is geen enkele beslissing genomen. De vraag over de zware beroepen is ook zeer relevant. Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord in de commissie van 16 oktober 2016. Het Nationaal Pensioencomité keurde op 12 september 2016 een voortgangsrapport goed met daarin een aantal criteria die kunnen leiden tot de erkenning als zwaar beroep. De Federale Regering maakt op dit ogenblik werk van het bepalen van een budget dat kan worden aangewend om een nieuw voordelig pensioensysteem voor zware beroepen te financieren. Daar zijn nog geen keuzes in gemaakt. Er zijn wel de vier criteria. Naast het criterium fysieke belasting is ook het criterium psychosociale belasting opgenomen, wat nuttig is als je een aantal aspecten rond het lerarenberoep mee wilt opnemen.
Wat betreft het loopbaandebat volg ik uiteraard op de voet wat er federaal gebeurt. We zijn als Vlaamse overheid ook betrokken. Dat is de reden waarom ik niet heb gewacht tot men federaal een ontwerpbeslissing maakt en waarom we, voor de federale overheid een beslissing heeft genomen, al een standpunt hebben bepaald in de schoot van de Vlaamse Regering om gewapend te zijn tegen het moment dat we naar het Comité A gaan en ons standpunt daar kunnen meegeven. Samen met de sociale partners zijn we het effect van de maatregelen aan het bekijken, want er zijn nog heel wat vragen.
Ik wil wel onderstrepen dat het feit dat personeelsleden langer moeten werken, een gegeven is dat we overal moeten aannemen, niet alleen binnen de Vlaamse overheid en in het onderwijs, maar in de hele samenleving. We hebben wel gezegd dat de afschaffing van de diplomabonificatie niet tot gevolg mag hebben dat mensen die tot de pensioengerechtigde leeftijd werken, niet zouden kunnen genieten van een vol pensioen. Daar zit wat mij betreft op dit ogenblik een angel in de beslissing die voorbereid is door de Federale Regering.
Wat betreft de beleidsprioriteit hebben we op Vlaams niveau op 27 september vergaderd. Het punt van de verlofstelsels is opgelost. Over de loopbaanmaatregelen wordt elke dinsdag vergaderd. Ik vind het logisch dat we dat een beetje in cadans laten verlopen met wat er op federaal vlak gebeurt met het pensioen omdat het ene een impact heeft op het andere. Ik wil niet het ene forceren als ik niet weet hoe het totaalplaatje er zal uitzien voor de leerkrachten.
Collega Daniëls, uw vraag over de communicatie is een zeer goede vraag, want wij krijgen op dit ogenblik ook veel vragen. Dit is in eerste instantie de bevoegdheid van de federale pensioenadministratie. Mijn administratie heeft de voorbije jaren alle relevante informatie met betrekking tot de loopbaan en de diploma’s van het onderwijspersoneel bezorgd aan de pensioenadministratie. Dit was een intensief en duur project, namelijk het project Capelo. Volgens mijn informatie is op dit ogenblik van overheidswege niet in een simulatietool voorzien. Wel zal de regularisatiebeslissing van de pensioendienst moeten voorzien in een simulatie van de impact op het pensioenbedrag. Na onderzoek van de aanvraag stuurt de pensioendienst een gemotiveerde regularisatiebeslissing naar het personeelslid. Het personeelslid kan dan beslissen om al dan niet effectief de regularisatiebijdrage te storten. De effectieve onderhandeling moet uiteraard nog gebeuren. Dat zal op 21 november op een eerste bijeenkomst gebeuren.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik denk effectief dat het van het allergrootste belang is dat de verschillende regeringen van het land, als ze beslissingen nemen die zo’n belangrijke impact hebben op de loopbaan van een belangrijk beroep als dat van leerkracht, dat in overleg gebeurt. Bij de eerdere beslissingen inzake diplomabonificatie en preferentiële tantièmes was dat niet het geval. U was toen samen met ons terecht boos omdat het een pad in de korf zette van de onderhandelingen die u probeert te voeren in het kader van het lerarenloopbaandebat. Als dat nu wel gebeurt, is dat alvast een eerste stap in de goede richting.
Er is de vaststelling over de tbs-regelingen enzovoort, die ook in het verleden zijn bijgesteld. U haalt ook het maatschappelijk bewustzijn aan, en wij zijn er ons ook met ons allen van bewust dat je loopbaan beëindigen op 55 of 58 jaar niet haalbaar en niet wenselijk is. De meeste mensen in het onderwijs vragen daar ook niet naar. We moeten wel zien dat we de instroom niet hypothekeren door de attractiviteit van het beroep op de helling te zetten. Dat zien we dit jaar al bij de instroom in de lerarenopleiding. Die stijgt niet, ook al dreigt het tekort aan leerkrachten nijpend te worden. Dat heeft mee te maken met de verwachtingen die jonge mensen koesteren over de loopbaan in het onderwijs. We moeten heel waakzaam zijn dat we echt niet aan mensen vragen om langer te werken, in sommige gevallen zelfs zeven jaar langer, voor minder pensioen. Dat zal de attractiviteit van het beroep absoluut niet ten goede komen, integendeel.
Het is wat ons betreft een zwaar beroep. Bijvoorbeeld een kleuterjuf moet werken tot 60, 61, 62 of 63 jaar en in de toekomst tot 67 jaar. Dat lijkt ons geen goede beslissing van de Federale Regering. Wij vinden dat geen menselijke benadering. Van die mensen kunnen we niet vragen dat hun loon erop achteruitgaat, dat hun studiejaren niet meetellen die noodzakelijk zijn om het beroep te kunnen uitoefenen, wat het beroep van leerkracht onderscheidt van andere beroepen waar de diplomavereisten minder hoog kunnen zijn. De diplomavoorwaarde is een noodzaak. We moeten die dan ook durven en blijven honoreren.
Het is belangrijk om evenwichtige maatregelen af te spreken. Wat men tot nu toe gedaan heeft op het Vlaamse niveau is heel weinig. Op het federale niveau raast de trein klaarblijkelijk voort, zowel wat betreft de afschaffing van diplomabonificaties als van de preferentiële tantièmes. Minister, stop die federale waanzin, want de leerkrachten dreigen er het slachtoffer van te worden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Stop met de bangmakerij, zou ik daarop willen zeggen. Minister, u hebt zeer duidelijk geformuleerd waar het momenteel zit. Maar dan worden er berichten verspreid over de honderden euro die men minder zou hebben als pensioen. Volgens de informatie die ik heb, klopt dat niet. Minister, u hebt bovendien nog eens herhaald dat wie langer werkt onder de voorwaarden die u daarnet hebt vermeld, niet minder pensioen zal hebben. Dat is een zeer duidelijk uitgangspunt. Minister, ik wil u in de Vlaamse Regering steunen om op die manier te kijken naar de onderhandelingen.
Dan kom ik tot de communicatie. We bezorgen onze leerkrachten allemaal een loonbrief, hetzij digitaal, hetzij op papier. Als de maatregel definitief wordt, moeten we dat instrument gebruiken om aan die leerkrachten duidelijk te maken welk deel van hun opleiding meetelt en voor welk deel ze moeten ‘bijkopen’. Dat moet voor die mensen heel duidelijk zijn, zodat ze zelf niet naar die informatie op zoek moeten gaan. Zodra de definitieve beslissing valt, moet die informatie naar de leerkrachten proactief gebeuren zodat ze daar zelf niet naar op zoek moeten gaan. De Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS) wordt op dit moment al overbevraagd op dat vlak.
Dan heb ik nog een zeer concrete vraag. We hebben het nu vooral over die diplomabonificatie, wat één gegeven is uit de totale pensioenhervorming. Diplomabonificatie is dus één zaak, de zware beroepen en de tantièmes is een andere zaak die in de nationale pensioencommissie wordt behandeld. Daarnaast is er nog de totale loopbaan en de loopbaanvoorwaarden. Zou het niet goed zijn om een simulatie te maken, om te kijken hoe al die maatregelen met elkaar sporen?
De heer De Meyer heeft het woord.
Het uitgangspunt is voor mij de verklaring van de Vlaamse Regering dat wie langer werkt gedurende een periode gelijk aan de studieduur, of wie werkt tot aan de wettelijke pensioenleeftijd, geen pensioenverlies mag lijden in vergelijking met de huidige situatie. Voor mij is die zinsnede niet vatbaar voor veel interpretaties.
Minister, het onderwijzend personeel en de syndicale organisaties volgen dit dossier en zijn tot nog toe bijzonder tevreden over de wijze waarop u het hebt behandeld. We weten zeer goed dat het uur van de waarheid nog moet komen. Ik ben er mij ook van bewust dat jonge mensen die vandaag in het onderwijs starten niet onmiddellijk wakker liggen van hun pensioen. Maar wie denkt dat de problematiek van de pensioenen onbelangrijk is, dwaalt. We moeten zeer goed weten dat dit een belangrijk dossier is, dat mogelijk ook zal meespelen, en laat ons hopen dat dit niet zal moeten meespelen, in de gesprekken over het loopbaanpact.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik volg het dossier al enige tijd op, en ik herhaal nog eens de hoofdlijnen. Dat we langer moeten werken is een gegeven dat voor iedereen geldt. Als de diplomabonificatie wordt afgeschaft, betekent dit wat mij betreft dat je toch aan het volledig pensioen moet geraken als je langer werkt.
Collega Gennez, ik laat nu de discussie over de zware beroepen even terzijde. Op dit ogenblik is er een gunstige tantième, dat die afgeschaft wordt voor de diplomabonificatie vind ik niet zo bijzonder, want je kunt moeilijk zeggen dat die studiejaren nog eens zouden moeten meetellen in de redenering over het zware beroep. Dan zou je de studiejaren van iedereen moeten meetellen als zwaar beroep, dus daar heb ik het, au fond, niet zo moeilijk mee. Ik verwijs dan naar de woorden van collega’s Daniëls en De Meyer, dat wie niet langer kan werken om te compenseren, ook niet gesanctioneerd zou mogen worden. Daar zit op dit ogenblik een angel in de federale besluitvorming.
We gaan ook melden op het Comité A dat het op dit ogenblik niet zo is dat je door langer te werken je vol pensioen kan halen. Ik wil echt vragen dat dit bijgestuurd wordt. De minister-president heeft dat trouwens al ettelijke keren zo gezegd: langer werken, ja, maar als je werkt tot aan de pensioenleeftijd moet je wel aan je vol pensioen kunnen geraken. Wij denken dat dit nog niet zo is voor alle categorieën. Ik wil ook geen paniek zaaien, maar dit wordt technisch verder uitgeklaard. Voor mij is dat wel de bottom line. Dat moet transparant en helder zo zijn. Dat moeten we de komende weken helemaal opgehelderd krijgen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik dank u. We blijven het opvolgen, samen met de vakorganisaties die inderdaad de berekeningen hebben gemaakt, waardoor effectief toch in een aantal gevallen de doelstelling die de Vlaamse Regering zegt naar voren te schuiven – als men langer werkt, mag dat niet zijn voor minder pensioen– niet lijkt te zijn gegarandeerd. Daar is dus bijsturing nodig om die hiaten te dichten. We hopen dat u daarin zult slagen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Langer werken, niet verliezen: ja. Wij zeggen dat niet alleen, maar voor mij ligt een artikel van Liesbet Sommen, directeur Sociale Zaken bij het kabinet van federaal vice-premier Kris Peeters. Ze schrijft: “Langer werken, ja. Minder pensioen, integendeel. Hoe wrang misschien ook, de verlenging van de loopbaan gaat de betrokkene juist meer pensioen opleveren. Door de wijze waarop de tantièmes worden aangepast, zal de loopbaan immers langer worden, maar wordt aan het pensioenbedrag de komende jaren amper geraakt. Hetzelfde geldt voor de afschaffing van het gratis meetellen van de studiejaren voor het pensioen. Men zal er geleidelijk aan langer door moeten werken, maar de impact op het pensioenbedrag blijft globaal positief.”
Dit onderstreept nogmaals wat zowel onze voorzitter Bart De Wever, als Kamerfractievoorzitter Peter De Roover, als minister-president Geert Bourgeois daarover hebben gezegd. Ik kan alleen op die lijn staan. Ik vraag aan alle collega’s hier aanwezig om duidelijk te communiceren, maar niet om mensen bang te maken. Collega Gennez, die bangmakerij draagt er inderdaad toe bij dat mensen gaan twijfelen over het beroep. Dat is de reden waarom mensen beginnen te twijfelen om in dit beroep in te stappen, niet wat een achttienjarige denkt over de diplomabonificatie en de tantièmes van zijn beroep.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik ga nu nog geen oordeel vellen, daarvoor is het nog veel te vroeg. Minister, we rekenen erop dat u dit dossier zeer alert blijft opvolgen. Ik wil alleen nog de grote bezorgdheid meegeven voor mensen die deeltijds werken. Dat zijn er nogal wat in de onderwijssector en onder hen zijn heel wat vrouwelijke personeelsleden. Ik vraag ook daar voldoende aandacht voor.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.