Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de opmaak van de federale begroting voor volgend jaar resulteerde in een aantal nieuwe maatregelen en doelstellingen. Een van die duidelijk geformuleerde doelstellingen van het akkoord is de uitwerking van een mobiliteitsbudget.
Minister, ik vind het een goede zaak dat er nu eindelijk ook een doorbraak in deze problematiek lijkt aan te komen, zeker ook omdat in het Vlaamse regeerakkoord en ook in uw voorgaande beleidsbrieven de ambitie werd geuit om die weg te gaan bewandelen, om daarnaar te streven. Vanzelfsprekend moet u goed samenwerken met de federale overheid, want het gaat over arbeidsrecht, fiscaliteit en parafiscaliteit, die federale bevoegdheden zijn.
Vanuit Vlaamse hoek hebben we reeds enkele proefprojecten en studies gekend. U verwees in juni nog in deze commissie naar die projecten en onderzoeken door het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM) en KPMG op dit domein. Uit die praktijk bleek ook dat vooral veel jonge werknemers hier klaar voor zijn. Dat is een goede zaak. Hoewel deze materie grotendeels federaal is, lijkt het me relevant te bekijken hoe we als gewestelijke overheid kunnen inspelen op het welslagen hiervan, op de finaliteit. Daar staan we immers samen voor.
Om zo veel mogelijk mensen te laten gebruikmaken van de verschillende mobiliteitsmodi moet dat ook een efficiënte en rationele keuze zijn. Het aandeel van de vaste kosten eigen aan een vervoersmiddel leidt er vaak toe dat het efficiënter is om voor één vast vervoermiddel te opteren. Denk dan maar aan de abonnementsprijzen van het openbaar vervoer en de vaste kosten bij een wagen, zoals verzekeringen, belastingen, onderhoud en dies meer. Dat is zeker iets dat de diverse betrokken overheden voor ogen moeten houden. Zeker wat het openbaar vervoer en de verkeersfiscaliteit betreft, is hier een rol weggelegd.
Ik denk dat de tariefintegratie in dezen een belangrijke uitdaging is. Zo zal bijvoorbeeld een reiziger tussen Gent en Brussel er moeilijk van kunnen worden overtuigd om te kiezen voor het openbaar vervoer als hij daarvoor drie abonnementen bij drie operatoren moet aankopen.
Minister, Helsinki kan daarbij voor u en voor ons allemaal een stichtend voorbeeld zijn. Daar werd de tariefintegratie in grote mate doorgevoerd met een app. Via die app kan men als het ware een mobiliteitsabonnement nemen.
Minister, op welke manier zult u samenwerken met de federale overheid bij de realisatie van het mobiliteitsbudget? Schuift u bepaalde voorkeuren naar voren met betrekking tot de manier waarop dit federaal moet worden uitgewerkt? Welke uitdagingen ziet u op uw eigen beleidsniveau om het welslagen van dit initiatief te bevorderen? Ziet u mogelijkheden voor een tariefintegratie tussen de verschillende vervoersmodi, naar analogie met die app in Helsinki?
Minister Weyts heeft het woord.
Als u het mij vraagt, lijkt het me essentieel dat dat uitgewerkte systeem van een mobiliteitsbudget geen negatieve impact heeft op de loonlasten en geen inkomensverlies met zich meebrengt voor de werknemer. Het moet dus budgetneutraal zijn, zowel voor de werkgever als voor de werknemer.
Concreet denk ik aan een aantal elementen. Er is het element van de flexibiliteit en de vrije keuze voor zowel werkgevers als werknemers. Het moet ook een eenvoudig en flexibel systeem zijn voor zowel werkgevers als werknemers. Ik denk dat daar nog wel de moeilijkheid zal liggen. De precieze invulling laten we dan natuurlijk over aan het overleg tussen werkgevers en werknemers, op individueel niveau, op sectoraal niveau of op bedrijfsniveau. Er mogen ook geen extra administratieve lasten zijn voor werkgevers. Er wordt dus natuurlijk gewerkt in de richting van één mobiliteitsvergoeding, en dus ook één factuur. De focus moet ook liggen op een reële meerwaarde voor werknemer en werkgever, dus minder file-uren, minder parkeerplaatsen, meer fietskilometers. Tot slot moeten de drempels worden weggewerkt in de regelgeving met betrekking tot het fiscale en het parafiscale die de combineerbaarheid van verschillende vervoersmodi in de weg staan. Voor zover ik de technische aspecten van de zaak volledig ken, is een van de concrete moeilijkheden bijvoorbeeld het feit dat je fiscaal een andere behandeling hebt dan parafiscaal. Als het bijvoorbeeld gaat over voordelen van alle aard heb je een andere behandeling op het vlak van de fiscaliteit dan in het kader van de RSZ. Daarmee benoem ik maar één van de technische discussies of complicaties.
Rechtstreeks is de rol van de Vlaamse overheid in dezen natuurlijk beperkt. Het is de federale regelgeving die moet zorgen voor het wegwerken van drempels en het stroomlijnen van de fiscale en de parafiscale regelgeving, met de sociale zekerheid, die de combineerbaarheid van verschillende vervoersmodi in de weg staan, zodat een attractief alternatief kan worden geboden. Uiteindelijk beslist het bedrijf of het al dan niet een mobiliteitsbudget invoert en een werknemer of hij er al dan niet van gebruikmaakt.
Voor de werkgever zijn die ene mobiliteitsvergoeding en die administratieve verwerking dus belangrijk als succesfactor. Voor de gebruiker is die ene app of die mobiliteitskaart dat evenzeer. Daar kunnen we wel een rol in spelen, bijvoorbeeld als het gaat over een doorgedreven ticket- en tariefintegratie. Het concept Mobility as a Service (MaaS) is op dat vlak een goed voorbeeld, omdat dat de facto ook een belangrijk drempelverlagend effect heeft voor het gecombineerd gebruik van de verschillende vervoersmodi. Dat is natuurlijk de essentie van die app: je hebt één soort krediet en daarmee kan je de verschillende vervoersmodi door elkaar gebruiken, of dat nu het openbaar vervoer, een bedrijfswagen of een andere vervoersmodus is.
In jullie resolutie over de transitiebeheersovereenkomst vragen jullie trouwens dat men zich maximaal inschakelt “in de principes van de combimobiliteit om het reis- en overstapcomfort voor de reiziger maximaal te vergroten door tarief-, netwerk- en informatie-integratie met zoveel mogelijk andere (…) modi en mobiliteitsspelers te realiseren, inclusief overleg met betrekking tot grensoverschrijdende dienstverlening”. Ten derde vragen jullie “het openstellen van alle beschikbare data, onder andere met het oog op de ontwikkeling van innovatieve toepassingen”.
Ik had net over die laatste doelstelling recent nog een discussie in de schoot van het Executief Comité van Ministers van Mobiliteit (ECMM). Sommigen pleiten ervoor dat we van overheidswege zelf zulke apps realiseren. Ik denk niet dat dat onze taak is. Ik denk ook niet dat we het op dat vlak beter zouden doen dan de privésector, integendeel. We moeten in eerste instantie zorgen voor het volledig ten dienste stellen en het volledig openbaar maken van die data. Op dat vlak zie je toch nog wel enige terughoudendheid bij onze entiteiten, die die data toch liever ook een beetje beschouwen als een soort ‘fonds de commerce’ en die niet altijd willen vrijgeven, zeker toch niet de data die heel actueel zijn. De dienstroosters en zo, dat is allemaal geen probleem, maar inzake de heel actuele data is er soms enige terughoudendheid. Ik denk dus dat daar vooral een rol voor ons is weggelegd. Die aanbevelingen nemen we trouwens ook mee in de werkzaamheden met betrekking tot de transitiebeheersovereenkomst.
De heer De Clercq heeft het woord.
Minister, ik heb goed begrepen dat u dit federale initiatief ondersteunt. Dat is positief. U benut ook uw eigen bevoegdheid maximaal ter ondersteuning ervan, in het bijzonder op het vlak van die tariefintegratie. Ik vind dat dus zeer positief. Ik ben blij dat u mijn inzicht deelt over die app, want in uw vorige beleidsbrief stond nog dat u zelf met een Vlaamse app zou komen. De overheid moet dat inderdaad niet zelf doen. In de privésector zijn er genoeg grijze cellen om dat te doen. De overheid moet de privésector niet overtreffen op dat vlak. Dat zal trouwens toch niet lukken. Het is dus goed dat dat is geschrapt, waarvoor dank. Ik ging daar straks nog op terugkomen bij uw beleidsbrief.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, het mobiliteitsbudget werd een tweetal jaar geleden op tafel gelegd, en ondertussen is er een algemeen draagvlak bij elke politieke partij. Men vindt dat een heel belangrijk onderdeel in de fileproblematiek, met de keuzevrijheid en de flexibiliteit voor de werknemer om de auto aan de kant te laten staan en voor een ander vervoersmiddel te kiezen. Half juni heb ik hier aan u een vraag gesteld naar aanleiding van de resultaten toen van de studie, van het project van het VIM. Er is nog een tweede onderdeel in dat project. Dat was aan KPMG gegund. Zij doen dan voornamelijk onderzoek met betrekking tot de fiscaliteit, de parafiscaliteit, het arbeidsrecht, de RSZ en dergelijke meer. Dat onderzoek was toen nog niet klaar. Dat is natuurlijk federale materie, maar hebt u weet van een timing wat die studie betreft?
Verder meen ik, zoals de heer De Clercq hier terecht beklemtoonde, dat het nodig is dat u uw Vlaamse bevoegdheid blijft inzetten om proactief te werken om alle vervoersmodi op elkaar te kunnen afstemmen, zodat we hier ook klaar zijn met de randactiviteiten ter zake zodra er een volledig federaal akkoord is, zodat dat kan worden geïmplementeerd.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb geen zicht op de stand van zaken met betrekking tot die KPMG-vraag. Daar moet ik op terugkomen. Ik kan het niet uit het hoofd zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.