Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in het kader van het derde protocolakkoord betreffende het te voeren ouderenbeleid, gesloten op 13 juni 2006 tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten, werd er beslist om zorgvernieuwingsprojecten op te starten. Deze projecten, die innoverend moesten zijn, onderzoeken hoe kwetsbare ouderen langer thuis kunnen wonen via alternatieve en ondersteunende zorgvormen. Er was een projectoproep in 2009 en vervolgens een tweede oproep in 2013.
Een deel van de projecten uit de eerste oproep werd in het kader van de zesde staatshervorming overgedragen naar de gemeenschappen en gewesten. Het gaat om dertien projecten rond nachtzorg, transmurale zorgvormen en alternatieve opvangmogelijkheden voor ouderen met een psychiatrische aandoening.
Omdat het niet mogelijk bleek om op basis van de aangeleverde rapporten van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) voor de meeste projecten een voldoende gevalideerde uitspraak te doen over de meerwaarde van de projecten, werden alle dertien projecten eerst verlengd tot 31 december 2015 en vervolgens nogmaals verlengd tot 31 december 2016. Het project nachtopvang van OCMW Harelbeke zag af van een verdere verlenging, maar dat was hun eigen keuze.
Minister, op mijn schriftelijke vraag antwoordde u: “Onderzoek naar de wenselijkheid en de mogelijkheden van de verderzetting van het geboden zorgaanbod, zal bepalen hoe de werking vanaf 1/1/2017 kan worden voortgezet.” Volgens mijn informatie zou de evaluatie van de zorgvernieuwingsprojecten intussen rond zijn.
Minister, kunt u de resultaten van de wetenschappelijke evaluatie van de lopende zorgvernieuwingsprojecten, toelichten? Wat is de algemene conclusie? Worden de projecten, bijvoorbeeld de projecten rond nachtzorg, veralgemeend of uitgerold? Zo ja, om welke projecten gaat het? Zo nee, wat gebeurt er met de vrijgekomen middelen? Of zijn ze ondertussen verschoven naar andere uitdagingen? Zullen de zorgvernieuwingsprojecten ook na 1 januari 2017 worden voortgezet of kunnen ze worden ingekanteld? Misschien is dat een van de mogelijkheden tot voortzetting van de projecten. Moet er eventueel een nieuwe regelgeving worden opgesteld?
– Katrien Schryvers treedt als voorzitter op.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In het kader van de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid voor de zorgvernieuwingsprojecten van model 1 en model 4 uit de eerste oproep van de zorgvernieuwingsprojecten overgedragen. Dertien projecten werden overgedragen. Twaalf projecten ontvangen nog subsidies tot 31 december 2016, één project heeft zijn werking stopgezet.
Aan het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is de opdracht gegeven voor een wetenschappelijke evaluatie van de projecten. Er is nog geen definitief rapport vrijgegeven dat deze resultaten bundelt. Dit rapport zal voortbouwen op de wetenschappelijke evaluatie die in kader van protocol 3 plaatsvond.
Naast het feit dat in het rapport specifiek wordt ingegaan op de resultaten voor de projecten die werden overgedragen, wordt voor elk project ook een fiche opgemaakt met een aantal aandachtspunten die nuttig kunnen zijn voor initiatiefnemers die een dergelijk project wensen uit rollen. We verwachten dat dit rapport eerstdaags ter beschikking zal zijn. Dit rapport zal vervolgens aan de projecten worden bezorgd.
Gegeven de budgettaire schaarste en het feit dat voor een groot deel van de zorgvernieuwingsprojecten reeds regelgeving bestaat, is beslist de projecten in hun bestaande vorm stop te zetten vanaf 2017. Alle projecten werden in een brief van 13 januari 2016 op de hoogte gesteld. In een brief van 26 juli 2016 werd dat herhaald.
Voor een groot aantal projecten bestaat vandaag reeds regelgeving. De activiteiten van die projecten stemmen grotendeels overeen met de activiteiten in een centrum voor herstelverblijf, de activiteiten van drie andere projecten bieden dagverzorging aan voor een specifiek doelpubliek en het is vandaag reeds mogelijk om residentiële nachtopvang via kortverblijf aan te bieden of om via de diensten oppashulp vrijwilligers in te schakelen voor nachtopvang.
Bovendien bieden een aantal andere initiatiefnemers een gelijklopend zorgverleningsaanbod als sommige projecten aan, maar ontvangen zij hiervoor geen subsidiëring als zorgvernieuwingsproject. Wij gingen per project na welke mogelijkheden tot inkanteling er kunnen bestaan. Dit werd waar mogelijk in ons schrijven van 26 juli aan de projecten opgenomen.
– Bart Van Malderen treedt als voorzitter op.
Binnen het gehele zorg- en ondersteuningsaanbod wordt nog verder nagegaan of bepaalde projecten binnen een aangepast kader kunnen worden voortgezet. We zijn dat nog aan het bekijken voor een aantal onder hen. Over het project Centrum voor Herstel en Supportzorg in Kortrijk hebben er diverse gesprekken plaatsgehad tussen de organisatoren en mijn kabinet. Dit project ontplooide activiteiten die volledig vergelijkbaar zijn met die van een centrum voor herstelverblijf, zoals beschreven in het Woonzorgdecreet van 2009.
Een van de initiatiefnemers van dit project beschikt over een voorafgaande vergunning voor de realisatie van zestig woongelegenheden centra voor herstelverblijf. Er wordt eveneens onderzocht of en hoe in het kader van het project chronische zorg, dat goedgekeurd werd voor de regio Kortrijk, in samenspraak met alle betrokken partijen een nieuwe, innovatieve transmurale zorgvorm kan worden ontwikkeld en dit gebruikmakend van onder andere de ervaring en kennis opgedaan binnen dit ZP3-project.
Voor nachtzorg onderzoeken we momenteel of de coördinatie van nachtzorg kan worden opgenomen binnen de toekomstige eerstelijnsstructuur. Huidige initiatieven zouden hiervoor in aangepaste vorm als pilootprojecten in aanmerking kunnen komen. De vrijgekomen middelen zijn georiënteerd in de zware zorg binnen woonzorgcentra.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De evaluatie zelf zal eerstdaags worden vrijgegeven.
Het Centrum voor Herstel en Supportzorg in Kortrijk kreeg uiteindelijk een maximale subsidie van 906.000 euro. Ik hoor dat dit reeds met voorafgaande vergunningen voor uitbreiding werd omgevormd. Het belangrijkste is dat vanaf 1 januari 2017 de projecten stoppen. Van de twaalf projecten liggen er zeven in West-Vlaanderen. Het interesseerde me dus bijzonder hoe de omzetting gebeurde of de budgetten zelf konden worden verlengd, maar het antwoord van de minister is duidelijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.