Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de uitsluiting van jonge kinderen uit hun sport
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, sport is goed voor de ontwikkeling van onze kinderen. Ze worden er socialer van en maken gemakkelijker vriendjes. Bovendien heeft het ook een positieve invloed op de schoolprestaties en leren ze omgaan met successen en teleurstellingen.
Als we willen dat kinderen blijven sporten moeten we er echter voor zorgen dat ze er plezier aan beleven. Sportplezier laat kinderen lachen en sportplezier zorgt voor een prettige, veilige sfeer op de club.
De soms doorgeslagen prestatiedrang in het jeugdvoetbal zorgt er echter voor dat er van dat plezier niet veel overblijft. Waar gaan we naartoe als 8-jarige jongetjes worden uitgesloten uit hun club met een gortdroge mail ‘dat er jammer genoeg geen evolutie’ te zien was in hun spel? Het deed zelfs cabaretier Wouter Deprez in zijn pen kruipen met een sarcastisch pleidooi voor aparte voetbalcompetities voor talentloze voetballertjes met veel goeie wil. Wat is er in Vlaanderen gebeurd met het principe ‘deelnemen is belangrijker dan winnen’? Uit onderzoek blijkt dat kinderen zelfs beter presteren als je het plezier benadrukt in plaats van de competitie.
Joris Lambrecht van het Hoger Instituut voor de Gezinswetenschappen stelt dat er in veel clubs geen cultuur is van praten en luisteren en dat de trainer weinig inspraak duldt uit vrees dat zijn gezag zou worden ondermijnd. En dat terwijl uit het onderzoek van Lambrecht juist blijkt dat een positieve ondersteunende stijl maakt dat kinderen het ook beter doen in hun sport en dat ze zich gelukkiger voelen.
De Voetbalfederatie Vlaanderen heeft al duidelijk gemaakt dat ze niet akkoord gaat met de uitsluiting en dat je kinderen niet op een dergelijke manier behandelt. Ook het lokaal bestuur stelde al dat het verwacht dat een club ook een belangrijke sociale rol te vervullen heeft.
– Caroline Bastiaens treedt als voorzitter op.
Minister, vindt u niet dat dit soort praktijken er alleen maar voor zorgt dat nog minder jongeren en kinderen gaan sporten en/of het sporten volhouden? Moeten we ook niet vanuit Vlaanderen een signaal geven naar de sportclubs dat dit soort praktijken echt niet kan? Wordt dit soort prakijken actief opgevolgd en in kaart gebracht? Hoe kunnen we jeugdclubs nog meer stimuleren om hun maatschappelijke rol op te nemen?
De heer Wynants heeft het woord.
Minister, iedereen weet dat wij de Panathlonverklaring over ethiek in de jeugdsport hebben gemaakt. Ze bestaat al ongeveer twaalf jaar. 80 tot 90 procent van de clubs hebben ze ondertekend. Het heeft als consequentie dat men gedragsregels moet vastleggen bij het nastreven van de positieve waarden in de jeugdsport. Het charter stelt dat: “We de positieve waarden in de jeugdsport actiever, met volgehouden inspanning en met goede planning zullen nastreven.”
In sport komt er op een bepaald moment competitie, die een frustrerende en soms plezierige ervaring kan zijn. We hebben ook ingeschreven om de inspanningen voort te zetten om alle vormen van discriminatie uit te schakelen. Dat is natuurlijk een probleem, want laatbloeiers, gehandicapten en minder getalenteerde kinderen moeten allemaal dezelfde kansen krijgen. Iemand die in december geboren is, scheelt een jaar met iemand die in januari van datzelfde jaar is geboren, maar ze zitten in dezelfde reeks. De ene zal misschien een beetje sneller evolueren dan de andere, maar geef ze de kans. Zo komt men tot situaties – en daar mogen clubs absoluut niet aan meewerken – dat men gaat inburgeren dat sommigen een reeks lager of hoger moeten gaan spelen. Het komt dan natuurlijk in de pers en de ouders zijn, terecht, enorm gefrustreerd. Als de clubs deze kinderen weigeren, is het nog veel erger.
Dat is natuurlijk een gebrek aan communicatie met de clubs en met de spelers zelf. Het is niet volledig gemeengoed geworden, maar er is toch wel sprake van dergelijke voorvallen.
Minister, hoe evalueert u de realisatie van de engagementen uit de Panathlonverklaring ‘Ethiek in de jeugdsport’, die we al meer dan twaalf jaar geleden hebben ondertekend? Op welke manier gaan de Vlaamse clubs hier daadwerkelijk mee om? Hoe beoordeelt u het gegeven dat bepaalde voetbalclubs, op een lager niveau, reeds op jonge leeftijd de voetbaltechnische kwaliteit van het kind vooropstellen, eerder dan oog te hebben voor de rechten van het kind en de sociaal-maatschappelijke aspecten? Wat doet de Voetbalfederatie Vlaanderen (VFV) in zulke gevallen? De VFV heeft zelf al een website opgericht die geraadpleegd kan worden door iedereen, maar men gaat liever naar de pers dan naar de VFV. Misschien moet de VFV er nog meer de nadruk op leggen en een systeem vinden hoe de VFV zou moeten communiceren met alle sportclubs. Op welke manier wordt er in de trainersopleiding aandacht besteed aan de thematiek hoe er omgegaan moet worden met minder getalenteerde sporters?
Ik heb bij mijn voorlaatste vraag een voorzet gegeven. Misschien kan men nog iets anders vinden dan de website.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil beginnen met heel duidelijk te zeggen dat elk kind dat wordt uitgesloten omdat het ‘niet goed genoeg is’, er één te veel is. Ik betreur dan ook de negatieve voorvallen die we hebben gezien en ik keur de manier waarop de club dat heeft gedaan en gecommuniceerd, compleet af.
Het is jammer dat kinderen op die manier negatief geconfronteerd worden met wat hun favoriete vrijetijdsbesteding is. Gelukkig zijn er veel sportclubs, ik durf te zeggen de overgrote meerderheid, waar plezier, spel, beleving, het sociale en al die positieve waarden nog altijd bovenaan de agenda staan, waardoor kinderen vandaag en in de toekomst gemotiveerd zijn om te sporten.
Het feit dat er maatschappelijk sneller en feller gereageerd wordt, is op zich wel een goede zaak. Dat duidt ook aan dat er een mentaliteitswijziging is, waarbij men het er niet mee eens is dat dergelijke dingen gebeuren. Ik denk dat jullie weten dat ik vanuit Vlaanderen heel duidelijk mee stimuleer dat we laagdrempelig zijn en dat we een aanbod hebben van a tot z. Dat zit eigenlijk verweven doorheen mijn hele sportbeleid.
Ik zal hier niet in detail op ingaan, maar ik wil één bijkomend initiatief van de laatste drie jaar, dat nu wat op snelheid komt, naar voren brengen, en dat is de manier van coachen en omgaan met jongeren. We hebben een experimenteel project, ‘M-factor’, waarin een motiverende coachingstijl wordt uitgewerkt en gepromoot. Ondertussen zijn er al een aantal kwaliteitsvolle workshops rond uitgewerkt die zonder meer een meerwaarde kunnen en zullen zijn voor trainers. Ik raad u beiden aan om eens naar de website van dit project te gaan, www.mfactor.be. U zult zien wat daarrond gebeurt. Het is een zeer goede zaak. We gaan daar ook naar een mentaliteitswijziging. Ik zal het speels uitdrukken: het gaat van ‘moet’-ivatie naar ‘motivatie’. Dus meer het coachende en ondersteunende benadrukken, dan het moeten, dat is de basis van dat aspect.
Mijnheer Wynants, de Panathlonverklaring werd intussen erkend en ondertekend door honderden instellingen, organisaties en personen die bezig zijn in de sport. Het tekenen van een dergelijke verklaring is één zaak, je moet daar ook naar handelen, dat is het belangrijkste. Door de introductie van de Vlaamse regelgeving rond ethisch verantwoord sporten vanaf 2009 hebben we de sportfederaties verplicht om rond een ethisch thema te werken. Veel federaties hebben gewerkt rond de Panathlonverklaring of deze als kader gehanteerd voor wat zijn naar voren brachten.
Ik herinner me ook de hele herwerking van het jeugdvoetbal, maar dat kent u beter dan ik. Als ik zie wat de Voetbalfederatie Vlaanderen heeft doorgevoerd, is dat net het doorvoeren van een systeem waardoor het spelplezier, de beleving en de ‘fair play’ vanuit het kind gezien, centraal worden gezet. Daarvoor ontving de federatie ook een prijs van Panathlon Vlaanderen, en dat is toch niet niks. Wat daar gebeurt, is dus gerespecteerd en geapprecieerd.
De voorvallen van uitsluiting worden vanuit Vlaanderen niet overkoepelend gemonitord. Wie komt er in de eerste plaats bij dergelijke gevallen? Volgens mij is dat de sportfederatie zelf. Die kan dan vanuit de decretale verplichting gaan optreden. Wij leggen aan de federatie iets op en de federatie kan dat vertalen naar de club. De voetbalfederatie meldt dat, wanneer er zich een dergelijke situatie voordoet, alle betrokkenen contact kunnen opnemen met de website waar collega Wynants het al over had. Ik zal dan de rest van het schema schetsen, want dat heeft collega Wynants nog niet gedaan. Een werknemer van de VFV zal contact opnemen met de betrokken persoon, de ouders of dergelijke. Hierna zal ook de club gehoord worden. Ik denk dat dat fair is. Je luistert naar de klacht en je luistert naar de club. In eerste instantie proberen we een bemiddeling te doen tussen de beide partijen. Zo hoort het, zeker bij sport. Als dat onmogelijk is, zal er verder worden gezocht naar een oplossing vanuit het perspectief van het kind.
In 2016 zijn er in totaal vijf meldingen geweest, hetzelfde aantal in 2015, en vier in 2014. Die meldingen bij de VFV hadden echter heel vaak andere aanleidingen. Een geval waarbij een spelertje niet meer welkom is op regionaal of gewestelijk niveau komt zeer zelden voor en is zonder twijfel in strijd met het beleid van de VFV.
De rapportering is natuurlijk enkel op basis van de gevallen die worden gemeld. Dat is een zwakte. Het specifieke dossier dat de aanleiding was voor deze vragen, moest de federatie ook zelf via de pers vernemen, maar die heeft dan wel contact gezocht.
De trainersopleidingen voetbal gebeuren in afspraak met de Voetbalfederatie, en de opleidingsvisie van de VFV is helemaal verwerkt in de Trainersschool en de trainersopleidingen. Het kind en de plezier- en spelbeleving staan in die trainersopleiding zonder twijfel centraal. In de eerste twee opleidingsniveaus Initiator Voetbal en Instructeur B Voetbal wordt heel veel aandacht besteed aan de begeleiding van jeugd. Men werkt aan ethisch handelen, motiverend coachen, kindgericht handelen en al de rest. Dat zit goed vandaag, maar ik heb alle vertrouwen dat de Voetbalfederatie Vlaanderen dat met de Trainersschool op een goede manier aanpakt.
Ten slotte wil ik het hebben over de maatschappelijke rol van een sportclub. We mogen niet vergeten dat die sportclubs alleen kunnen werken dankzij goed vrijwilligerswerk in de club. Hier zet ons Dynamo Project alvast sterk op in, ook op de open sportclub, om sportclubs en hun vrijwilligers specifiek inzicht te geven in participatiedrempels en hoe daarmee om te gaan. Ik verwijs ook naar het nieuwe decreet over de laagdrempeligheid van a tot z. Dit is wat we vragen en eisen, en daarover hebben we hier al genoeg gesproken.
Recentelijk heb ik een expertgroep samengeroepen om na te denken over sportclubondersteuning en de verschillende maatschappelijke uitdagingen waaraan clubs vandaag worden blootgesteld. Dat is belangrijk. Ik ben benieuwd naar de ideeën die daaruit zullen komen, om te zien hoe we de clubs beter kunnen wapenen tegen de uitdagingen van een snel evoluerende samenleving. Ik zal uitsluiting steeds blijven veroordelen, maar vanuit Vlaanderen zetten we al sterk in op een totaalaanbod en een inclusief sportbeleid.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, het is duidelijk dat dit onderwerp ook u heeft beroerd. Het is schrijnend te horen dat het geval waarover we het hier hebben, ons via de media heeft bereikt. Dat wil toch zeggen dat er waarschijnlijk meerdere gevallen zijn. Het toont aan dat het niet altijd even gemakkelijk is voor mensen in dit geval om de digitale tools te vinden om melding te doen. Misschien is dit hele voorval nog flagranter omdat precies dit jaar het project ‘Is kiezen verliezen?’ loopt van de Vlaamse Trainersschool en het Internationaal Centrum voor Ethiek, dat opnieuw werd bestendigd en dat er nog een digitale publicatie over had gemaakt in de cursus Initiator van de Vlaamse Trainersschool. Dat toont aan dat dit project de clubs en de trainers niet altijd even gemakkelijk zal hebben bereikt. Minister, ik ben wel blij met uw reactie, dat u hier zwaar aanstoot aan neemt.
De heer Wynants heeft het woord.
Minister, ik wil er de nadruk op leggen dat we misschien wat meer aandacht moeten besteden aan de communicatie van de VFV. Een kindje is uitgesloten geweest. Ik was daarbij betrokken en heb dat gevolgd. Daar moet aandacht aan worden besteed, maar wij hebben 230.000 leden, en dat moet je ook niet onderschatten. Dit krijgt dan twee bladzijden aandacht in de pers, maar de VFV doet zo zijn best, en daar wordt niets over gezegd. U hebt zelf gezegd wat de VFV moet doen. Misschien moeten die mensen ook eens wat meer persaandacht krijgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.