Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik was heel verbaasd door een artikel afgelopen weekend in De Standaard van Bram Claeys, de algemeen directeur van de Organisatie voor Duurzame Energie. Daarin zegt de nieuwe topman van de duurzame-energiesector dat biomassa een noodzaak is.
Over de toekomst van biomassa is het laatste woord ongetwijfeld nog niet gezegd. Vlaanderen zet in eerste instantie in op zon en wind, maar biomassa heeft het voordeel dat het kan zorgen voor een zekere base load. Momenteel hebben we nog biogascentrales voor ongeveer 100 megawatt. Vraag is of zij in de toekomst nog kunnen worden verlengd.
Volgens sommigen kan biomassa in de toekomst alleen wanneer de steun van de overheid beheersbaar blijft en wanneer wordt ingezet op de duurzaamheid van de grondstoffen. We hebben ook terecht gezegd dat we niet akkoord gaan met het verbranden van afval waar men de facto 50 procent als groene stroom beschouwt. Biomassacentrales, of ze nu klein of groot zijn, staan onder druk door de lage elektriciteitsprijzen en de hoge grondstofprijzen. Ik heb altijd gezegd dat ik geen voorstander ben van het ombouwen van installaties als Langerlo of Max Green, met andere woorden oude roestige steenkoolcentrales, tot centrales waar dan toch nog met pellets wordt gewerkt. Men kijkt dan op de korte termijn en niet op de lange termijn. Het is niet enkel de bedoeling om de doelstellingen tegen 2020 te halen, we moeten verder kijken naar 2030, en tot 2050. Door die hoge steun en aangezien we enkel een paar omgebouwde centrales hebben, slagen we er niet in een draagvlak te creëren in Vlaanderen.
Er was ook de beslissing over Bee Power waardoor definitief een streep werd getrokken onder de Gentse biomassacentrale. Voor Langerlo loopt er nog een procedure om na te gaan of een tijdige ombouwing volgens de vastgestelde voorwaarden mogelijk is.
Er zijn ook een aantal klein interessante kleinschalige decentrale projecten voor het opwekken van warmte of de combinatie van warmte en elektriciteit. Het hoeft niet enkel warmte te zijn. Dat kan elektriciteit en warmte zijn. We zien dat in een aantal West-Vlaamse diepvriesbedrijven, waar men intern, in het bedrijf een dergelijke biomassacentrale bouwt, waarin afval van groenten en zo wordt vergist. Daarmee maakt men biogas. Met dat biogas gaat men elektriciteit produceren en met de restwarmte kan men stoom maken, dat ook terug naar het bedrijf gaat. Die lopende projecten, dat gaat over ongeveer 100 megawatt. Dat gebeurt met biomassa van het bedrijf, maar dat kan ook met afval uit bosbeheer, gerecycleerde houtresten enzovoort.
Minister, in deze commissie hebt u op 1 juni zelf een beeld geschetst van de groenewarmte-installatie op biomassa naar aanleiding van de call groene warmte, restwarmte, diepe geothermie en biomethaan. U hebt toen zelf gezegd dat er nog heel wat potentieel is in Vlaanderen.
Daarnaast hebben we ook de investeringsplannen van Langerlo. U hebt toen ook gezegd heel nauw te zullen toezien op elke stap die de nieuwe eigenaars van Langerlo zullen zetten, en te zullen blijven controleren of ze blijven voldoen aan de voorwaarden.
Ik moet zeggen dat het me een beetje verwondert dat Bram Claeys, die komt van de Bond Beter Leefmilieu, nu zegt dat biomassa een noodzaak is. Ik vind dat een interessante insteek. (Opmerkingen van Johan Danen)
Hij zegt dat de biomassa duurzaam moet zijn en dat de output duurzaam moet zijn, maar hij spreekt zich niet uit over de vraag of dat kleinschalig of grootschalig moet zijn. Het lijkt me ook een gezonde visie dat je niet op voorhand iets uitsluit.
Minister, hoe ziet u de toekomst van biomassa in Vlaanderen? Wat zijn voor u de mogelijkheden voor kleinschalige of andere biomassacentrales? Hoe zal worden ingezet op kleinschalige, decentrale biomassaprojecten? Op welke manier kan dan eventueel een investeringssteun worden uitgewerkt? Of denkt u toch nog altijd aan exploitatiesteun? Hoe zult u eventueel het kader voor die kleinschalige biomassacentrales vormgeven?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik dank u voor uw uitermate interessante vraag. Wat de rol van biomassa in onze energievoorziening betreft, verwijs ik naar de verscheidene initiatieven die zich richten op de veeleer korte termijn, namelijk 2020, of op de langere termijn, namelijk 2030 en daarna.
Voor 2020 hebben we de vooropgestelde mix aan hernieuwbare energiebronnen verduidelijkt in het Energieplan 2020, waarover de Vlaamse Regering op 8 juli 2016 een conceptnota heeft goedgekeurd. U herinnert zich dat nog. U weet dat ik een koele minnaar ben van grootschalige biomassa, maar u weet ook dat dit inderdaad het voordeel biedt dat het een groot aantal draaiuren heeft. Het energieplan uit zich ook in die zin: ik beperk de groenestroomproductie uit biomassa waar ik kan. Zoals u echter zelf aanhaalt, kleinschalige biomassa heeft zeker potentieel en heeft zeker een toekomst.
Voor 2030 zal dit passen in het initiatief van Stroomversnelling. Vorige zaterdag hebben we ter zake honderd door enthousiasme gedreven burgers bij elkaar gebracht. Tegen 1 december zal dat moeten leiden tot een voorstel van energievisie op de energie- en klimaattop die we met de Vlaamse Regering zullen houden, met de minister-president en de minister bevoegd voor het klimaatbeleid. De werkgroep Hernieuwbare Energie zal onder meer de gewenste energiemix bespreken. Dat zal een algemene richting aangeven inzake de inzet van de diverse hernieuwbare-energiebronnen en energievormen zoals groene warmte en groene stroom.
Mee aan de hand van die energievisie zullen we de komende jaren een geïntegreerd klimaat- en energieplan voor 2030 moeten opmaken. Dat plan moet worden opgemaakt door alle lidstaten, en moet dus ook door alle regio’s in dit land mee worden opgesteld. Het moet de ambitie voor hernieuwbare energie tegen 2030 verduidelijken, zodat Europa kan beoordelen of de Europese hernieuwbare-energiedoelstelling van 27 procent wel haalbaar is.
Om het Vlaamse onderdeel in het federale, Belgische plan te kunnen onderbouwen, heeft mijn administratie begin 2016 aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) gevraagd geactualiseerde potentieelinschattingen te maken.
Specifiek in het kader van biomassa gaat het dan inderdaad vooral om toepassingen zoals relatief kleinschalige biogasprojecten en biomassa voor warmte en wkk-toepassingen.
Qua brandstof denk ik dan aan de inzet van meer lokale stromen dan deze die nu worden gebruikt voor grootschalige toepassingen. Dan denk ik aan landbouwstromen of reststromen van mest, aan gft en aan stromen uit het bermbeheer en het beheer van parken en bossen. Door de inzet van dergelijke lokale reststromen vermijdt men ook problemen inzake de verstoring van de grondstoffenmarkten, de grote impact van transport en de ontginning van kwetsbare gebieden. Het is wel zo dat de groei beperkt is door het aanbod van die lokale stromen, dat we weliswaar nog wat kunnen vergroten.
Ik wil verder ook de efficiëntie van de biomassatoepassingen verhogen. Daarbij is het van belang dat we ruimte creëren voor een goede inplanting van energiecentrales, namelijk daar waar we de elektriciteit op een geschikte plaats kunnen injecteren op het net en waar we ook de warmte zullen kunnen benutten. Ik wil dan ook blijven inzetten op warmte-krachttoepassingen van biomassa en op de koppeling met warmtenetten. Ik blijf er ook bij dat, zoals u zelf ook aanhaalt, een aantal bedrijven daar zelf ongelooflijke toepassingen mee kunnen doen, zodat ze zichzelf voor een groot stuk kunnen bevoorraden wat energie betreft.
We beschikken reeds over instrumenten voor de ontwikkeling van deze toepassingen. Voor de productie van groene stroom uit biomassa worden groenestroomcertificaten toegekend. Voor de productie van groene warmte en warmtenetten zijn de calls groene warmte en restwarmte beschikbaar. Indien men zowel groene stroom als groene warmte opwekt, krijgt men bijkomende steun via de warmte-krachtcertificaten. Ik bekijk op dit moment echter hoe we de steun aan dergelijke installaties kunnen optimaliseren, waarbij ik veeleer denk aan investeringssteun.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U had het in uw antwoord over kleinschalig, zonder daar een getal op te zetten, zonder te zeggen of dat dan 5 of 100 megawatt is. Ik zie een tendens, bijvoorbeeld in Nederland, maar ook in Wallonië, van tenders met betrekking tot biomassacentrales van ongeveer 100 megawatt, waarbij echter heel strenge eisen worden opgelegd qua brandstof. Er is uiteraard ook de koppeling van niet enkel elektriciteit produceren, maar elektriciteit en warmte. Op zijn minst kan alleen warmte, maar het meest rendabele is dat je de beide kunt produceren, omdat je warmte niet altijd kunt gebruiken en je dan ook moet afblazen, tenzij je met andere technieken werkt. Klassiek gebeurt het echter het meest dat men elektriciteit en warmte produceert. Mijn vraag is: gaat het debat voor u enkel maar over kleinschalige installaties, of bent u ook bereid te praten over middelgrote installaties, los dan van wat in het verleden is gebeurd? Kunnen we daar met open vizier over praten met 2030 als horizon, ja of neen?
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, of het nu grootschalig, kleinschalig of tussen de twee is, ik denk dat het debat vooral moet gaan over de vraag of de schaalgrootte of de efficiëntie het belangrijkste element is. Ik denk dat daar net een omslag moet gebeuren, dat we vooral efficiëntere centrales moeten ondersteunen, veeleer dan grote mastodonten die helemaal niet efficiënt zijn, noch op het gebied van energie, noch op het gebied van milieuwinst of uitgespaarde tonnen CO2. Dat is het probleem met de oude centrale in Langerlo, die dat natuurlijk niet is. Minister, daarom is de switch naar kleinere centrales terecht, omdat die vaak net veel meer milieuwinsten kunnen boeken en die processen minder efficiënt worden als men ze boven een bepaalde schaalgrootte brengt, al is het maar omdat dan de toevoer van grondstoffen problematisch wordt.
Mijnheer Gryffroy, er zijn natuurlijk een aantal andere dingen, waarnaar u even hebt verwezen. Minister, biomethaan gebruiken bij de vergisting is momenteel nog niet mogelijk, en dat is wel jammer, omdat dat natuurlijk ook een zeer biologisch product is. Dat geldt ook voor het gebruiken van het gistingsresidu als meststof. Dat is iets dat met minister Schauvliege moet worden opgenomen. Dat is echter jammer, want uit het gebruiken van dat residu als meststof valt ook een geldstroom te halen, zodat de subsidies kunnen worden verminderd.
Wat de subsidies betreft, hebt u aangekondigd dat u het systeem herbekijkt. Dan is er natuurlijk de vraag of investeringssteun het beste is. Als we de efficiëntie zowel wat betreft energie- als milieuwinst zo hoog mogelijk willen houden, kan het misschien interessant zijn om ook te kijken naar het benchmarken van de onrendabele top. Op die manier zullen een aantal centrales het misschien moeilijk krijgen, maar stuw je de sector wel naar performantie en kan die op termijn moeiteloos de concurrentie met andere vormen van hernieuwbare energie aan en kan dus ook het subsidieniveau dalen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het is inderdaad een nuttig debat. Het is ook het goede moment om het te voeren in het kader van Stroomversnelling en de ontwikkeling van de visie op langere termijn. We moeten ook het debat voeren over de schaal van die installaties. Of ze nu groot- of kleinschalig zijn, dat doet er niet toe, ze moeten vooral efficiënt zijn, en de biomassa die erin gebruikt wordt, moet ergens lokaal tot stand gekomen zijn. De definitie van ‘lokaal’ is ook voorwerp van debat.
Er is nog altijd een groot potentieel voor biomassa, al is het maar omdat op dit moment nog altijd honderdduizenden tonnen houtafval in Vlaanderen opgeslagen liggen en geen weg vinden naar een biomassa-installatie. Er is zeker ruimte om op korte termijn te gaan kijken met de sector of we op die manier lokale biomassa kunnen gebruiken in onze energievoorziening en geen biomassa vanuit de andere kant van de wereld moeten invoeren. Minister, bent u op de hoogte van de overschotten die er op dit moment zijn? Kunt u daaromtrent met de sector aan tafel gaan zitten?
Er zijn twee elementen die door elkaar worden gebruikt. Enerzijds hebben we biomassa-installaties en anderzijds biogasinstallaties. De minister heeft in het verleden al toegezegd om de ondersteuning van de huidige generatie biogasinstallaties te evalueren, te herbekijken en bij te sturen zodat die straks niet allemaal dicht gaan, want dat dreigt op een bepaald moment het scenario te zijn. Minister, ik heb begrepen dat u bezig bent met die oefening. De vraag is of en wanneer die oefening zal worden afgerond en wat daar de resultaten van zijn zodat de biogassector die op dit moment al ontwikkeld is in Vlaanderen, nog verder op een rendabele manier kan worden uitgebaat.
De heer Danen heeft het woord.
Het is inderdaad jammer dat het hele verhaal rond biomassa een stukje besmet is door een aantal minder goede voorbeelden waar we ook graag vanaf willen. Van sommige zijn we al vanaf geraakt.
De kwestie is inderdaad niet of we voor of tegen biomassa zijn. De vraag is welk soort biomassa we willen. Wat ons betreft, is dat vooral lokale biomassa en duurzame biomassa als grondstof. Op die manier zorg je dat de milieucyclus in orde is.
Het klopt dat er heel wat houtafval aanwezig is in Vlaanderen, zogenaamd B-hout. Dat zomaar opbranden in een biomassacentrale is niet zo evident, maar ik denk ook niet dat u dat per se wilt doen. Er zijn blijkbaar toch wel meer en andere subsidies nodig als u dat wilt doen. De installatie om dergelijk B-hout op te branden, is van een heel andere orde dan een installatie waar je zuivere pellets in kunt opbranden. Waarmee ik helemaal niet gezegd wil hebben dat ik voor een biomassacentrale ben waar je zuiver pellets in brandt, maar dat is een heel andere situatie. Dat kun je niet vergelijken.
De heer Nevens heeft het woord.
Ik vind het een zeer goede vraag van de heer Gryffroy, en het antwoord van de minister bevestigt dat er nog mogelijkheden zijn om energie op te wekken. Ik ken een aantal praktijkvoorbeelden in Duitsland en Nederland waar men al verder staat met die vergistingsinstallaties. Vandaag zijn er in Vlaanderen nog heel veel composteerinstallaties die geen warmte-energie opwekken. Het zou goed zijn dat er investeringsfondsen voor zouden worden vrijgemaakt. Ik wil benadrukken dat er toch nog enkele hindernissen zijn die door de minister zouden moeten worden weggewerkt. We kennen allemaal de problematiek van de vergunningen bij windmolens. Daar heb je hetzelfde probleem. Als je naast een composteerinstallatie een vergistingsinstallatie wilt zetten, wat eigenlijk theoretisch een perfect model is, want je hebt een toevoer en je hebt in de buurt een bedrijf dat die energie kan afnemen, dan moet je wel vergunningen hebben. Laat ons hopen dat dat met de omgevingsvergunning al een stukje opgelost geraakt.
Minister, hebt u een idee over de investeringsfondsen? U wilt die recupereren binnen uw portefeuille. Hebt u een bedrag in uw hoofd, want die installaties kosten wel wat geld en kunnen enkel op lange termijn terugverdiend worden.
Minister Tommelein heeft het woord.
Het is een heel boeiende discussie. In tegenstelling tot de heer Claeys, ben ik sceptischer tegenover grootschalige initiatieven. Maar goed, we kunnen van mening verschillen. Het is niet alleen mijn persoonlijke mening die telt. Als ik een participatieproject opstart waarbij actoren, burgers en experts meedenken, dan is niet alleen mijn overtuiging van belang. Maar persoonlijk ben ik als participant in dit project Stroomversnelling, maar tegelijkertijd ook een beetje als boegbeeld, niet zo happig op grootschalige initiatieven. U ziet het als een ‘blauwe’ draad in mijn beleid: ik zet bijna op alles in met een bottom-upbenadering omdat ik geloof dat de energie van de toekomst niet meer centraal gestuurd zal worden maar voornamelijk decentraal zal zijn. Ik ben daarvan overtuigd, maar ik heb niet de waarheid in pacht. Ik denk dat we voornamelijk moeten inzetten op biomassa op maat van een bedrijf of op maat van een omgeving, waar we dan ook een aantal zaken mee kunnen doen.
Ik geloof nog altijd voor een groot stuk dat innovatie ons de uitweg zal bieden de komende jaren. Ik ben ervan overtuigd dat er een aantal nieuwe initiatieven komen. Mijnheer Nevens, uiteraard moeten wij een aantal drempels wegwerken. Ik ben heel verheugd over het ongeduld en de gedrevenheid van deze commissie om vooruitgang te boeken. Ik kom met een Zonneplan, een Energieplan, een Windplan en ik kondig ook al een warmteplan aan voor het voorjaar. Al die drempels die we vandaag hebben en die ervoor zorgen dat we niet optimaal in een bepaalde richting gaan, zal ik effectief moeten wegwerken.
Mijnheer Bothuyne, daarom is het van belang dat ik regelmatig op het terrein ga, en dat doe ik ook. Ik ben vorige week in Wielsbeke geweest bij het bedrijf UNILIN, samen met vertegenwoordigers van Fedustria. Ik ben in Oostrozebeke geweest bij de verbrandingsinstallatie. Ik ben nog dit weekend een ORC-installatie (organische rankinecyclus) gaan openen in Olen, in de Kempen. Het bedrijf in kwestie voorziet zichzelf bijna volledig van energie. Het is een houtbedrijf, een familiebedrijf, waar ik heel veel bewondering voor heb en dat zich als een voorloper toont van hoe bedrijven zich de komende jaren moeten ontwikkelen: zo veel mogelijk zelf hun energiebevoorrading verzekeren.
De evaluatie van de biogasinstallaties is nog niet afgelopen, mijnheer Bothuyne. Wij gaan een aantal zaken goed bekijken omdat een eventuele toekenning van een verlenging mogelijk is, maar het is nog niet definitief. We willen immers niet in de gekke situatie belanden dat wij nieuwe installaties op dezelfde plaats wel gaan subsidiëren terwijl bestaande installaties compleet moeten worden afgebroken en niet hergebruikt mogen worden. Ik wil niet in die absurde situatie terechtkomen. We moeten wat meer rechtszekerheid bieden aan bedrijven in het kader van de continuïteit. Ik kan me heel goed voorstellen dat wij, voorafgaandelijk aan de eindvervaldag van een ondersteuning, duidelijk moeten maken welke richting we uit willen, want anders krijg je een deadline en vallen voor de deadline van een eventuele verlenging alle mogelijke investeringen weg en krijg je een bedrijf dat in onzekerheid zit. Dat zou geen goede zaak zijn.
Mijnheer Nevens, ik heb aan VITO gevraagd om geactualiseerde potentieelinschattingen te maken. Dat is gebeurd in 2016. Op die potentieelinschattingen van VITO zal het beleid verder moeten bouwen. Ik geef u gelijk dat we vooruitgang boeken, dat we nieuwe bronnen aanboren en dat we nieuwe ideeën kansen geven, maar we moeten voornamelijk zorgen dat onze potentieelinschattingen juist zijn zodat we niet voor grote problemen komen te staan.
Om te besluiten, wil ik nog even herhalen wat ik al eerder heb verklaard. Ik weet dat een grote biomassacentrale ons veel comfort zou bieden. Ik blijf er echter van overtuigd dat we de grondstoffen voor grootschalige biomassacentrales nooit volledig onder controle zouden kunnen houden. We zouden nooit kunnen controleren of alles verloopt zoals het moet. Ik heb in dit verband verwezen naar transport, herkomst en het wisselen van grondstoffen.
Momenteel is er een potentieel aan houtafval dat moet worden verwijderd. De vraag is of dat structureel zo zal blijven. Het is, met andere woorden, zeker niet verstandig grote centrales te bouwen die dan niet met voldoende grondstoffen kunnen worden bevoorraad. Ik blijf dan ook een koele minnaar van grote biomassaprojecten. Ik weet dat dit gemakkelijker is, maar ik kies niet altijd voor de gemakkelijkste weg. De centrales bieden ons op het vlak van bevoorrading het comfort van energiezekerheid. Aangezien ze altijd kunnen draaien, kunnen ze piekmomenten opvangen. Het ligt misschien in mijn karakter, maar ik kies al wel eens voor de moeilijke weg.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De vestigingen in Bunsbeek en Oostrozebeke zijn hier al als voorbeelden aangehaald. Ik heb dat bedrijf ook zelf al een paar keren bezocht. Het is uiteraard altijd de bedoeling te proberen hout zo veel mogelijk te recycleren. Dat doet dit bedrijf ook. Zoals hier daarnet is aangehaald, ligt op verschillende plaatsen in Vlaanderen echter 300.000 ton hout waar niemand zich een weg mee weet. We zouden het nog naar Nederland kunnen brengen, maar het is een probleem.
Mijnheer Danen, technisch gezien, is er geen probleem. De centrale die in Gent zou worden gebouwd, zou daarmee kunnen hebben gewerkt. De voorlopige bandingfactor liet dit echter niet toe. Hout was niet als een grondstof opgenomen. Zuiver technisch was dat geen probleem. De filters waren geplaatst en dergelijke.
Een belangrijk element in uw redenering dat ik wel kan onderschrijven, is dat we iets enkel kunnen bouwen als er in de onmiddellijke omgeving ook een behoefte bestaat. Het is gemakkelijk elektriciteit te transporteren. Indien we de verplichting toevoegen dit aan een warmtevraag of een warmtenet te koppelen, is het niet de bedoeling van Limburg naar Oostende te transporteren. Er is dan sowieso een beperking van de vermogens. Ik kan me echter inbeelden dat, bijvoorbeeld, in de havens van Gent of Antwerpen een grotere geconcentreerde warmtevraag bestaat dan in meer landelijke gebieden. Hier kunnen dan centrales van een ander type worden gebouwd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.