Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, bij het aankoppelen van nieuwe hernieuwbare-energie-installaties kunnen de kosten soms hoog oplopen, zeker op plaatsen die niet vlak bij een hoogspanningsnet of een voldoende uitgebouwd middenspanningsnet liggen. Door standaardisatie, systeemoptimalisering en leereffecten kunnen de kosten voor het aankoppelen van windturbines echter wel verder dalen. Voor de aansluiting van zonne-energie worden die kosten volledig gedragen door de distributienetbeheerders (DNB’s). Voor windenergie wordt de aansluitingskostprijs voor de DNB’s beperkt tot 56.000 euro per megawatt. Wat erboven ligt, is voor de projectontwikkelaars. De kosten die hierdoor ten laste worden gelegd van de netbeheerder, worden beschouwd als kosten ten gevolge van de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerder. Ze worden dus eigenlijk verrekend in de tarieven en dus door alle gebruikers van het net gedragen.
Steeds meer ontwikkelaars van windturbineprojecten ondervinden vandaag echter problemen om een aansluiting te krijgen, omdat de aansluiting gewoon wordt geweigerd. De ‘sweet spots’ zijn ondertussen ingenomen, waardoor nieuwe windturbineprojecten terechtkomen op locaties waar de aansluiting moeilijker is. De DNB’s willen die projecten niet aankoppelen, omdat het lokale net reeds op maximale capaciteit draait en er een netverzwaring moet plaatsvinden die soms meerdere kilometers ver reikt. De DNB’s beschikken echter maar over een beperkt investeringsplan voor netverzwaringen. Ze verkiezen daarom prioriteit te geven aan de netverzwaringen die de meeste hernieuwbare energie aansluiten, met de minste kilometers netverzwaring. Ze volgen daarbij de studie voor de onthaalcapaciteit en het investeringsplan dat is afgesproken met de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG). Voor de groene zones in die studies is er geen probleem, omdat de aansluitingskosten daar gemiddeld 56.000 euro per megawatt bedragen. Voor de rode zones lopen de kosten gemiddeld op tot 246.000 euro per megawatt. In die zones willen de DNB’s, hoewel de investeerders soms bereid zijn om de rest van de kosten te dragen, niet die 56.000 euro per megawatt investeren. Hun investeringscapaciteit is immers bereikt door de investeringen in de groene zones. Met andere woorden, ze gaan eerst investeren in de groene zones, en daarna is er zogenaamd geen geld over om mee te investeren in de rode zones, zelfs als de projectontwikkelaars mee willen investeren.
De distributienetbeheerders moeten volgens het Energiedecreet en het Energiebesluit voorrang verlenen aan de installatie van de meetapparatuur voor de metingen, en aan de realisatie van meetapparatuur en aansluitingen van productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen en/of het principe van warmtekrachtkoppeling gebruiken, boven de realisatie van alle andere meetapparatuur en aansluitingen.
Minister, hebt u weet van een toename van het aantal negatieve aansluitingsadviezen? Zo ja, hoe kunnen we ervoor zorgen dat windturbineprojecten en andere vormen van hernieuwbare energie alle aansluitingskansen krijgen die nodig zijn? De aansluitingskosten voor nieuwe windturbineprojecten nemen toe. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de kosten voor het aansluiten van nieuwe projecten niet verder oplopen? Vandaag is er een ‘cap’ voor de maximale aansluitingskostprijs voor windturbines. Hebt u er een idee van hoeveel keer die werd overschreden? Is het opportuun om eventueel die grens en voorwaarden aan te passen? Is het opportuun om de regeling voor de aankoppeling van hernieuwbare-energieproductie van het Energiebesluit te evalueren en eventueel meer duidelijkheid te verschaffen? Volgens artikel 6.4.14 van het Energiebesluit heeft de aansluiting van hernieuwbare energie alvast altijd voorrang. Hoe wordt die voorrangsregeling gecontroleerd? Wordt hernieuwbare-energieproductie daadwerkelijk sneller aangekoppeld dan conventionele energiebronnen?
De DNB’s hebben studies gemaakt die het aansluitingspotentieel voor windenergie weergeven. Sommige plaatsen liggen moeilijk: het zal nog jaren duren voor men daar extra hernieuwbare energie kan aansluiten. Hoe wilt u de DNB’s verder stimuleren om plaatsen te zoeken die geschikt zijn voor hernieuwbare energie en die gemakkelijker toegankelijker te maken voor een aansluiting op het net?
Slimme windturbines, zoals het project in Antwerpen, kunnen dure aansluitingskosten vermijden. Is het opportuun om dat systeem verder uit te rollen over heel Vlaanderen?
Bemiddelt de VREG reeds tussen de DNB’s en de ontwikkelaars om tot een nieuw vergelijk te komen? Is het opportuun om eventueel de wetgeving over die aansluitbaarheid aan te passen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffoy, ik dank u voor uw vraag. Gezien de omvang van uw diverse vragen – en u hebt zich ook door al die vragen geworsteld – is het niet zo gemakkelijk om er een beknopt antwoord op te geven, maar ik zal mijn best doen.
Uit de rapportage van de investeringsplannen 2017-2019 blijkt dat er een toename is van het aantal weigeringen voor de aansluiting van decentrale productie in de kustregio. Het voorbije jaar werden elf aanvragen voor aansluiting voor in totaal 800,8 megawatt aan decentrale productie geweigerd vanwege congestie.
Momenteel wachten er tien projecten met een totaal vermogen van 60 megawatt op aansluiting. Deze projecten zijn opgenomen in een wachtlijst en kunnen pas aangesloten worden na de realisatie van het Elia-project Stevin of indien er reeds toegekende capaciteit vrijkomt. Elia verwacht dat deze nieuwe verbinding tegen 2018 in dienst zal worden genomen. Klanten die destijds een weigeringsbrief hebben ontvangen, werden onlangs aangeschreven dat zij in 2018 kunnen aansluiten.
Verder heeft de VREG in 2016 twee vragen voor bemiddeling ontvangen voor de aansluiting van twee windmolens op het distributienet door Infrax.
Een middel om de aansluitingskansen van HEB-projecten (hernieuwbare-energiebronnen) te verhogen, is ze aan te sluiten onder het regime ‘aansluiting met flexibele toegang’, als het alternatief een weigering tot aansluiting is of als de netinvesteringskost onredelijk zou zijn. ‘Aansluiting met flexibele toegang’ bestaat erin dat hernieuwbare-energieprojecten zoals windmolenparken sneller worden aangesloten aan een lagere kost, maar dat ze soms beperkt worden in hun productie door modulatie of afregeling in het geval van operationele veiligheidsproblemen zoals congestie. Het bestaat al, maar wordt echter nog niet vaak toegepast, mede omdat producenten hier niet tevreden mee zijn aangezien zij geen vergoeding krijgen voor de modulatie.
De VREG voert momenteel samen met een studiebureau een simulatiestudie uit om na te gaan wat de impact is van verschillende nieuwe varianten van regelgeving rond de ‘aansluiting met flexibele toegang’. Daarna zal de VREG een beleidsadvies opstellen en aan mij bezorgen.
Een middel is om een afweging te maken tussen wat een aanvaardbare kost is voor de maatschappij en voor een extra geproduceerd megawattuur groene energie. De hierboven vernoemde studie zal proberen naar een optimum te zoeken, uitgaande van de huidige HEB-doelstellingen voor een theoretisch referentienet.
– Robrecht Bothuyne treedt als voorzitter op.
Wat de overschrijding van de cap van de maximale aansluitingskost betreft, is deze sinds de invoering van de cap 2013 nog nooit overschreden op het plaatselijk vervoernet en al een tiental keer overschreden op het elektriciteitsdistributienet.
Een evaluatie van het artikel 6.4.14 dringt zich inderdaad op, aangezien bijvoorbeeld de maximumcap vandaag enkel geldt voor windmolenparken en niet voor andere vormen van hernieuwbare energie. Verder worden in het artikel enkel de aansluitingskosten van de producent bekeken, terwijl de aansluitingskosten van de netbeheerder, vooral in de gekoppelde netten, hoog kunnen oplopen. Deze worden momenteel helemaal niet meegenomen in de berekening of de netinvestering redelijk is of niet.
Wat betreft de voorrangregels, verzekeren de DNB’s mij dat deze strikt worden nageleefd wat betreft de aansluiting van hernieuwbare energie. Deze regeling staat ook vermeld in het Technisch Reglement Distributie Elektriciteit (TRDE) van de VREG. Wel zou eens bekeken moeten worden of er duidelijkere voorrangsregels omtrent de toegang tot het elektriciteitsnet moeten worden opgesteld.
Op uw eerste twee vragen heb ik al geantwoord dat een evaluatie en een aanpassing zich zouden opdringen. Het zijn dus goede vragen, mijnheer Gryffroy. Wat uw derde vraag betreft, kan ik enkel zeggen dat de studie onthaalcapaciteit voor decentrale productie, die de netbeheerders hebben uitgevoerd in samenwerking met Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), heeft aangetoond dat het elektriciteitsnet meer dan voldoende capaciteit heeft om tegen een aanvaarbare kost de 2020-doelstellingen aan windparken aan te sluiten.
Het testen van slimme windmolens bevindt zich momenteel nog in de proeffase van het project Linkeroever van Eandis, maar vertoont veelbelovende resultaten en is de volgende fase van het ‘slimme net’. Ik wacht echter de definitieve resultaten af om hierover uitspraken te doen, maar het zal u niet verbazen dat ik hiervan voorstander ben.
Zoals eerder aangegeven, bemiddelde de VREG reeds in twee dossiers tussen de DNB’s en de ontwikkelaars. Meestal gaat het in geval van klachten om kleine projecten die op een behoorlijke afstand liggen van een transformatorstation waar de netbeheerder een cel moet opofferen die hij liever toegewezen zag aan een groter project uit het Windplan.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het is een zeer duidelijk antwoord. Het is iets dat niet enkel leeft bij de DNB’s maar ook bij de projectontwikkelaars die soms iets willen doen en dan plots worden geconfronteerd met de rode zones zoals men die noemt. Dan zegt men al smalend tegen mij dat u het Windplan wilt versterken en hoe dat combineerbaar is met het feit dat men soms moeilijk toegang krijgt tot het net. 808 megawatt is niet niks. Dat is zelfs veel als u zegt dat enkel voor het Stevinproject 60 megawatt niet geïnstalleerd is. Ik schrik toch wel van deze cijfers.
U zegt dat er momenteel geen vergoeding is voor modulatie. Een van de pijnpunten is dat men alleen maar via demand-side management akkoorden kan maken met Elia waardoor men voor reservecapaciteit een vergoeding kan krijgen. Maar het probleem is uiteraard dat momenteel windturbines een ondersteuning krijgen gedurende x-aantal jaar aan een bepaald bedrag per megawattuur. In het regeerakkoord is afgesproken dat we niet alleen gaan kijken naar het aantal jaar maar naar hoeveel een windturbineproject normaal gezien bijvoorbeeld gedurende vijftien jaar zou moeten kunnen produceren aan megawattuur.
Men moet de vergoeding op basis daarvan vastleggen. Men kan dan spelen met de periode die dan een of twee jaar korter of langer kan zijn, waardoor de projectontwikkelaar wel zeker is van een bepaalde return. Daardoor zouden misschien windprojecten kunnen worden opgestart in minder windrijke gebieden. Ook omgekeerd: wat Eandis doet op Linkeroever, zou dan minder een probleem zijn omdat men toch zeker is dat enerzijds de flexibele toegang ervoor zorgt dat er meer investeringen boven 56.000 euro zijn en de kost voor de projectontwikkelaar lager is, en anderzijds dat als hij de molen moet stilleggen omdat er geen wind is, de productie eventueel kan opschuiven naar enkele dagen of weken later.
Minister, wanneer zult u ook werk maken van dit onderdeel dat in het regeerakkoord staat?
Minister Tommelein heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: men signaleert mij dat ik slecht heb gearticuleerd. Het gaat over 38,8 megawatt en niet over 800,8.
Mijnheer Gryffroy, ik zal proberen het regeerakkoord zo nauwgezet en zo volledig mogelijk uit te voeren. U weet dat we bezig zijn met een Windplan, dat voor het einde van het jaar klaar moet zijn. Alle drempels die verhinderen om de projecten sneller te laten gaan, moeten we wegwerken. Ik zal daarmee rekening houden bij het opstellen van het nieuwe Windplan, dat we aan het parlement zullen voorleggen, zoals ook is gebeurd met het Zonneplan.
We wachten het geheel van maatregelen af. De flexibele toegang is een goede zaak omdat het niet enkel een probleem van congestie kan oplossen maar ook andere problemen zoals slagschaduw of lawaaihinder tijdens bepaalde uren of in de nacht. Als we dit combineren met wat in het regeerakkoord staat, moeten we ervoor zorgen dat de mensen die flexibele toegang moeten moduleren, hun rendement niet zien smelten als sneeuw voor de zon.
De vraag om uitleg is afgehandeld.