Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de evaluatie van passiefscholen
Verslag
De heer de Meyer heeft het woord.
“Passiefscholen zorgen voor een groter aandeel hernieuwbare energie, een betere luchtkwaliteit en de bouw ervan hoeft niet noodzakelijk veel duurder te zijn dan de bouw van andere scholen. Het zomercomfort blijkt een grote uitdaging. Dat blijkt uit een eerste tussentijds rapport over passiefscholen in Vlaanderen. Met het proefproject passiefscholen wil de Vlaamse overheid scholen sensibiliseren en onderzoeken wat de meerwaarde van passiefscholen is binnen het totale scholenbouwbeleid in Vlaanderen”, aldus Vlaams minister voor Onderwijs Hilde Crevits.
Energiekost en milieubewustzijn zijn in het onderwijs al langer dan vandaag aan de orde. In februari 2007 lanceerde het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) een oproep voor een proefproject passiefscholen, waarvoor toen uiteindelijk 25 scholen geselecteerd werden. Onder meer omdat de verwezenlijking van passiefscholen toch op zich liet wachten, werd het thema geregeld aan de orde gebracht in de commissie Onderwijs, bijvoorbeeld bij de bespreking van mijn vraag om uitleg op 7 april 2011.
Pas als voldoende passiefscholen gebouwd zijn en als ze ook in hun dagelijkse werking onderzocht zijn, kunnen uit een proefproject zinvolle conclusies worden getrokken. Op dit ogenblik is dat aan de orde in het tussentijds rapport over de passiefscholen. Het zomercomfort lijkt volgens dat rapport toch een uitdaging te zijn. Energieverbruik verminderen door goede isolatie, schijnt nu minder een probleem te zijn dan een goede ventilatie.
Minister, mijn bezorgdheid is er reeds geruime tijd en ik formuleer ze na gesprekken met directies en met aannemers. De goede isolatie is een grote en zinvolle bijdrage in het streven naar een zo laag mogelijk energieverbruik. Is het echter zinvol om meer te gaan investeren in dure ventilatiesystemen als men ervan uitgaat dat luchtverversing ook mogelijk is door het openen van ramen?
Minister, in deze context wil ik u graag om verduidelijking vragen na het rapport. Welke conclusies of aanbevelingen uit het rapport kunnen aanleiding geven tot verbetering of verfijning van de omschrijving van de reglementering over passiefbouw voor scholen? Is het nodig of wenselijk een handleiding of checklist voor de lastenboeken uit te werken of bij te sturen? Welke aanpassingen aan de reglementering overweegt u? Op welke termijn zullen ze desgevallend worden uitgewerkt?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is goed dat we niet in een passiefschool zitten, want dan hadden we allicht gevraagd om een raam open te zetten omdat de luchtkwaliteit niet goed is. Ik heb er in het verleden ook al vragen over gesteld en ik ben blij dat de heer De Meyer ook op de kar springt.
Ik heb intussen een aantal passiefscholen bezocht. In 2007 lanceerde de Vlaamse Regering het pilootproject Passiefscholen. De doelstelling van deze voorlopertrajecten is te sensibiliseren tot heel energiezuinig bouwen en lessen te trekken uit de toepasbaarheid van passiefbouw voor schoolgebouwen. Nu de eerste scholen zijn opgeleverd en de eerste data beschikbaar zijn, kan een eerste rapportering worden opgemaakt. De beschikbare data zijn nog beperkt en zullen de komende jaren verder worden aangevuld.
Ik heb zelf een passiefhuis gebouwd en dit heeft ook gediend als inspiratie voor deze vraag. Uit de evaluatie blijkt dat het project van passiefscholen nog een weg af te leggen heeft. Van de 25 geplande energiezuinige scholen zijn er 11 in gebruik, 7 andere scholen doorlopen het bouwproces en 6 hebben afgehaakt, om diverse redenen. Uit het rapport blijkt dat het voornamelijk gaat om budgettaire redenen. Een passiefschool kost immers meer dan een gewone school.
Die meerkost zit niet zozeer in technieken dan wel in de fijnmazige afwerking. Wanneer je een 3D-knoop inzake warmtedoorlating wilt oplossen, dan kost dat veel meer tijd. Wanneer ramen moeten worden geplaatst in een passiefschool, betekent dit dat er rubberen slabben moeten worden aangebracht. Dat kost veel meer tijd. Aan de daken moeten folies worden aangebracht die luchtdicht moeten worden afgetapet. Dat vraagt tijd en tijd is geld.
Er zijn bovendien ook grote verschillen zoals de uiteenlopende prijs per vierkante meter, gaande van een meerprijs van 1 procent tot 26 procent ten opzichte van de standaard financiële norm. Dat is een vierde meer.
Voor sommige scholen blijkt het onhaalbaar om de meerkost te betalen, hoewel passiefscholen de meerkost zouden kunnen terugverdienen door een lagere energiefactuur. Het rapport stipt ook aan dat de meerkost bij de bouw nog lager zou kunnen. Een school slaagde er zelfs in om bijna even goedkoop te bouwen als de normale scholenbouw, wat eigenlijk zeer indrukwekkend is en nader onderzoek verdient.
Het rapport eindigt met acht adviezen waarop verder kan worden gewerkt. Vooral de kwestie van het zomercomfort lijkt in dezen de grootste uitdaging. In de particuliere woningbouw zien we steeds meer passiefhuizen die na oplevering airconditioning installeren. Ze gaan ervan uit dat ze zonnepanelen hebben die veel opwekken waardoor het gebouw oververhit zou kunnen geraken, en dus plaatsen ze airconditioning. Men kan zich dan afvragen waar de netto-energiewinst naartoe gaat. In de EPB-regelgeving stellen we vast dat het grootste probleem om aan de normen te voldoen niet die isolatie is, maar wel het risico op oververhitting. Het grootste aandeel van EPB-boetes die worden uitgeschreven, heeft te maken met ventilatie, met binnenklimaat. Blijkbaar is het in scholenbouw niet anders.
Minister, in een eerste reactie gaf u aan dat de evaluatie kan dienen als basis voor het verdere beleid over energiezuinigheid en duurzaamheid in de scholenbouw en dat u verder werkt aan concrete voorstellen over klimaatbevordering, duurzaamheid en energie-efficiëntie in het kader van het Vlaams Actieplan Klimaat dat op de tweede Vlaamse klimaattop eind dit jaar wordt voorgesteld.
Mijn vraag is niet ingegeven door de idee dat we moeten stoppen met de bouw van passiefscholen, absoluut niet, maar wel door de realiteit in een aantal scholen en door een aantal technische problemen die we ook in de woningbouw hebben vastgesteld.
Minister, wordt er in de scholen die momenteel nog in de bouwfase of in de voorbereidingsfase zitten extra aandacht geschonken aan de kwestie van het zomercomfort?
Wat is de verklarende factor in de grote fluctuatie inzake de meerkost, en hoe kan daaraan tegemoet worden gekomen?
Welke voorstellen in het kader van het Vlaams Actieplan Klimaat liggen er momenteel op tafel voor wat scholenbouw en renovatie betreft?
Kunnen we scholen vanuit de overheid nog op een andere manier ondersteunen om hun energiekosten te drukken, bijvoorbeeld door een groepsaankoop energie?
Minister Crevits heeft het woord.
Bij de lezing van ons evaluatierapport passiefscholen, het zogenaamde bilan 2015, moet er rekening mee worden gehouden dat het om een eerste voorlopige tussentijdse evaluatie gaat. Nog niet alle passiefscholen zijn opgeleverd en die passiefscholen die wel recent opgeleverd zijn, beschikken nog niet over een uitgebreide set aan gebruiksgegevens.
AGION zal begin 2017 een nieuw rapport, het bilan 2016, uitbrengen. Dan beschikken we over nog meer gebruiksdata van de passiefscholen. We komen hier dus zeker nog op terug.
Een uitgebreid overzicht van de eerste aanbevelingen en suggesties die aanleiding kunnen geven tot verbetering of verfijning van de reglementering vindt u in hoofdstuk 6.2 van het bilan 2015. Een belangrijke vaststelling is dat een school die gebouwd is volgens de passiefhuisstandaard verschilt van een passiefwoning, aangezien een school anders is in zijn gebruik en ook in het type gebouw.
Bij de uitwerking van regelgeving en beleidsinstrumenten is het aangewezen rekening te houden met de specificiteit en de eigen karakteristieken van schoolgebouwen. Dat lijkt logisch, maar wordt soms weleens vergeten. Waar zit bijvoorbeeld een probleem? Scholen zijn op bepaalde momenten door veel mensen bezet. Dat zorgt voor verhoogde interne warmtewinsten. Dat is de reden waarom voor scholen de uitdaging voor een goed zomercomfort veel hoger is dan voor wintercomfort. Dat blijkt uit het rapport 2015. Beter isoleren en luchtdichter bouwen kan als gevolg hebben dat koude en warmte buitengehouden worden, maar ook dat warmtewinsten beter vastgehouden worden. In een woning is dat zeer interessant, maar in scholen, en zeker in de zomer, is dat een bijzondere uitdaging en dat wordt weleens onderschat in het ontwerpproces van de school.
Een kwalitatief planningsproces in een passiefschool of een energiezuinige school is een belangrijke factor voor het realiseren van een kostenefficiënt en kwaliteitsvol schoolgebouw met een goed binnencomfort. Bij het ontwerpen van energiezuinige schoolgebouwen moet al vroeg genoeg in het ontwerp de nodige aandacht besteed worden aan het zomercomfort.
Op dit moment zijn nog twee scholen in de bouwfase, met name de campus Oude God in Mortsel en het Sint-Bernarduscollege in Oudenaarde, beide DBFM-projecten (Design Build Finance Maintain). Binnen DBFM moeten alle scholen voldoen aan een aantal technische outputspecificaties.
Wat zomercomfort betreft, moeten de nodige maatregelen worden genomen zodat de zomertemperaturen slechts maximaal 5 procent van de gebruikstijd 26 graden Celsius en 1 procent van de gebruikstijd 28 graden Celsius overschrijden. Als er twijfel zou bestaan of aan deze eisen voldaan kan worden, dan moet eerst een dynamische thermische simulatie gemaakt worden. AGION stelt voor om in de toekomst een specifiek criterium inzake zomercomfort voor passiefscholen op te nemen bij de andere specifieke criteria. Dat kan dus via die dynamische thermische simulatie.
Mijnheer De Meyer, u vraagt naar mogelijke aanpassingen aan de reglementering. Ik heb daarnet al een suggestie gedaan. Het decretale kader zoals het nu bestaat, is opgemaakt met het oog op het pilootproject passiefscholen. Het is dus enkel van toepassing op deze passiefscholen. Ik vind het belangrijk om de tussentijdse resultaten in een ruimer kader te plaatsen en meer bekend te maken. Het energiezuinig bouwen is een gelaagd en technisch verhaal waarbij kennis en ervaringen voldoende uitgewisseld worden, onder andere tussen de agentschappen in de sectoren Onderwijs en Energie.
Ook in de toekomst zal AGION blijven inzetten op een zeer nauwe samenwerking tussen AGION en het Vlaams Energieagentschap (VEA). Het is belangrijk erop te wijzen dat de conclusies uit dit evaluatierapport breder kunnen gaan dan louter passiefbouw. De verstrenging van de eisen inzake energieprestatie en binnenklimaat (EPB) voor nieuwbouw sluit dicht aan bij de eisen die voor het pilootproject passiefscholen van toepassing zijn. We kunnen dat dus eigenlijk perfect mee implementeren. Daarnaast zijn deze conclusies ook zeer leerrijk voor de gewone renovatiedossiers in de scholenbouw.
Ik kom tot de fluctuaties in de kosten. Collega Daniëls, binnen het pilootproject passiefscholen wordt de kostprijs bijgehouden en bestudeerd. De resultaten in dit rapport 2015 zijn een eerste oefening op basis van de gebruiksgegevens die op 31 augustus 2015 beschikbaar waren. Er zijn echter zeer veel factoren die de kostprijs van een gebouw bepalen. Een belangrijke oorzaak van de uiteenlopende vierkantemeterkostprijzen is te vinden in het planningsproces. Scholen waarbij het gebouw vanaf de eerste start ontworpen is op basis van de passiefstrategieën en -criteria, halen algemeen genomen een lagere vierkantemeterkostprijs dan de scholen die een reeds bestaand ontwerp door materiële ingrepen hebben aangepast om de passiefcriteria te behalen. Het is dus van belang dat men vanaf het eerste ontwerp bewust voor een passiefgebouw kiest en de ontwerpkeuzes daar doelgericht op afstemt.
Mogelijk hebben een aantal elementen een invloed op de vierkantemeterkostprijs: de schaal van het project, de compactheid van een gebouw of de bouwwijze. Wij zien op dit ogenblik geen lineair verband tussen een hogere kostprijs en een beter behaalde energieprestatie. Duurder is niet per se beter. Passiefscholen zoals in Bilzen en Etterbeek tonen aan dat door het toepassen van eenvoudige en slimme strategieën de kostprijs flink kan worden beperkt.
Welke voorstellen liggen er in het kader van het Vlaams Actieplan Klimaat op tafel? Wij hadden begin deze week de tweede rondetafel Klimaat en Onderwijs op mijn kabinet. Het is mijn bedoeling om tegen de top van 1 december 2016 een aantal initiatieven en engagementen voor te stellen.
Kunnen we scholen nog op een andere manier ondersteunen? Het spoor van een groepsaankoop energie is wat mij betreft een goede suggestie. Het is ook een goed voorbeeld van hoe samenwerking tussen de scholen rond concrete initiatieven een meerwaarde kan opleveren. De administratie heeft mij laten weten dat heel wat scholen en schoolbesturen samenwerken in functie van groepsaankopen. Bijvoorbeeld alle GO!-scholengroepen kopen samen energie aan en scholen in het stedelijk en gemeentelijk onderwijs genieten vaak van een groepsaankoop en dergelijke meer. Er kunnen heel wat sporen worden bewandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben blij te vernemen dat u wilt kijken naar energiezuinigere scholen, maar niet blind een standaard achternaloopt. Ik wil nog een aantal zaken meegeven.
Een leerling is een lamp van 60 watt. Dan heb ik het over de gemiddelde leerling, niet over de meer actieve, waaronder ik mezelf zou hebben gerekend in het secundair, want die produceren net iets meer warmte. Als een schoolgebouw wordt ontwikkeld en een klaslokaal wordt berekend op 22 leerlingen, en in het kader van de capaciteit zet je er 28 in, dan genereer je 360 watt meer in een ruimte die veel minder watt naar buiten brengt. Lachende mensen in een lokaal bijvoorbeeld, genereren ook een zekere warmte. Ik haal dat aan omdat het belangrijk is om daarmee rekening te houden in de conceptfase, zoals u terecht zegt, minister. Maar hoe een school verder evolueert en wat er in die school allemaal gebeurt, is niet allemaal in te calculeren. Op dat vlak moet worden gekeken naar maximale invulling.
Wat betreft de akoestiek zien we iets heel dikwijls terugkomen in dergelijke gebouwen. Voor het zomercomfort is er langs de buitenkant zonnewering en zijn er langs de binnenkant geen gordijnen. De gebouwen hebben een kubusvorm omdat dat de meest energetische vorm is. Daardoor zijn er in heel wat van die scholen geluidsproblemen. Om dat op te lossen, worden er akoestische plafonds geplaatst of andere vloerbekleding, wat natuurlijk weer een hogere kost genereert die initieel niet in het ontwerp zat. Die akoestische problemen komen immers pas tot uiting op het moment dat men in die scholen aan het lesgeven is.
Mijn volgende punt is iets waar ik u in het verleden reeds tweemaal mee heb geconfronteerd en dat we echt moeten meenemen, namelijk de werkelijke kosten en de onderhoudskosten. Ik verwijs naar Van Loon uit 2013, wat ook terugkomt in het rapport. Ik citeer: “Bij de keuze van de technieken” – want momenteel halen we de normen met technieken – “wil het PHP erop wijzen dat de implementatie van complexe technieken potentieel gepaard kan gaan met de nodige opstart- en onderhoudsproblematiek. Men zal slechts kunnen terugvallen op een selectiever aanbod, waardoor onderhoudskosten dreigen te stijgen.”
Daar ligt het kalf gebonden, collega’s, zeker wat betreft luchtbehandelingsgroepen en warmteterugwingroepen, de zogenaamde systemen D, die gepaard gaan met heel dure filters die om de zes weken moeten worden gereinigd en om de drie maanden vervangen. Dat wordt niet meegerekend. De afregeling van een koelings- en warmtesysteem met vloerverwarming, een zogenaamd traag en inert systeem, vraagt heel veel techniek en knowhow. We stellen vast dat die scholen heel dikwijls een beroep moeten doen op technici om die warmtepompen aan te sturen en correct in te stellen. Een technicus van een dergelijk niveau kost heel wat geld. Wat stellen we dan vast? Die scholen gaan minder onderhoud doen, gaan filters later vervangen en gaan die regelsystemen afzetten. Dan zit je inderdaad met een serieus probleem. In dit kader wil ik vragen of we aan AGION niet de vraag kunnen stellen om heel nauwgezet die onderhoudskosten en techniekkosten te monitoren zodat we daar een zicht op krijgen.
Wat betreft de groepsaankopen, wil ik verwijzen naar het Vlaams Energiebedrijf (VEB), dat voor de overheid en dus ook voor scholen samenaankopen kan organiseren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik neem er uiteraard nota van dat het gaat om een eerste voorlopige tussentijdse evaluatie. U zegt terecht dat de nieuwe eisen op het vlak van nieuwbouw voor woningen en scholen heel nauw aansluiten bij de vroegere eisen voor de passiefscholen. U hebt elke week contacten met schooldirecties en ook met aannemers in het kader van de nieuwe scholen die worden geopend. Als u informeert naar deze problematiek, dan zult u mogelijk dezelfde bezorgdheid horen. We zijn er allemaal van overtuigd dat we energie moeten besparen. Dat zomercomfort brengt echter wat zorgen teweeg: enerzijds de maximumtemperatuur en anderzijds het gemakkelijk kunnen verluchten en verfrissen van een leslokaal. Men zegt mij dat er op dat vlak toch heel wat zorgen zijn, zelfs in nieuwbouw en zelfs in passiefscholen. Het is de derde legislatuur dat ik aandacht vraag voor de problematiek. Ik ben blij dat ik een bondgenoot heb gekregen in het parlement. Ik hoop dat u dit van naderbij bekijkt.
Minister Crevits heeft het woord.
Zoals steeds neem ik alle aanvullende bemerkingen, vragen en zorgen mee. We zullen met AGION bekijken hoe we dat nog beter kunnen monitoren en scholen kunnen adviseren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.