Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de vluchtelingenteams in de centra algemeen welzijnswerk (CAW's)
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) zijn uw bondgenoot voor de zorgzame samenleving. Zij onthalen mensen met grote zorgvereisten, zij staan met twee voeten in het veld, om dag in dag uit zorg te bieden op een heel laagdrempelige manier.
In een open brief trekken ze aan de alarmbel. Ze wijzen er terecht op dat mensen snel naar de juiste hulp moeten worden doorgestuurd. Je mag hen niet laten wachten. Hoe sneller de hulp op gang komt, hoe minder problemen escaleren. Bijvoorbeeld mensen met een relatieprobleem kun je tijdig en goed begeleiden. Als je dat laat aanslepen, eindigt dat in een echtscheiding, met alle gevolgen van dien. Het komt er dus op aan om op tijd hulp te bieden. Het gaat trouwens niet alleen om echtscheidingen, maar om een heel spectrum van hulpaanbod.
De CAW’s worden geconfronteerd met lange wachttijden en wachtlijsten. Bij hun eigen werking, bij de mensen die ze zelf onthalen, maar ook bij de partners waarnaar ze potentieel kunnen doorverwijzen.
De CAW’s kenden de afgelopen jaren veel veranderingen. Zo kwam er de fusie van de CAW’s, en er waren beleidsmatige veranderingen zoals het decreet Integrale jeugdhulp. Daardoor kwamen er heel veel verwachtingen bij voor de CAW’s. Bij de inzet op de vermaatschappelijking van de zorg is het preventieve werk van CAW’s cruciaal. Deze operaties verliepen allemaal parallel met besparingsoefeningen. Onder meer de werkingsmiddelen zijn al jaren bevroren. Dat voel je op het terrein, dat voel je tot op de werkvloer.
Ik wil erkennen dat de CAW’s werden versterkt in het kader van de opvang en begeleiding van asielzoekers en erkende vluchtelingen. Dat is ook een van hun taken. Minister, u hebt daarvoor vijftig voltijds equivalenten bijgecreëerd. Dat is positief.
In hun oproep wijzen de CAW’s op het spanningsveld tussen bekendmakingscampagnes en wachttijden. Ze vinden het cynisch dat er aan de ene kant wordt ingezet om het CAW-werk bekender te maken. Dat is nodig. Het gaat om groepen die nu niet bereikt worden. Het is nodig om die groepen de hand te reiken, zodat iedereen zijn weg vindt. Anderzijds is het zo dat hoe meer de mensen de weg vinden, hoe langer de wachttijden en de wachtlijsten worden. Je moet daar outreachend werken. Je moet daarop inzetten. Je moet de eerstelijnswerking bekendmaken. Je moet er tegelijkertijd voor zorgen dat er voldoende capaciteit is, om dan ook de gecreëerde vraag op te vangen. In hun open brief stellen de CAW’s dat die opvang er nu niet is. Ze kunnen niet leven met campagnes om mensen in de wachtkamer te zetten.
Minister, u hebt in het kader van de asielcrisis de CAW’s versterkt. Er is de reële vraag of dit met structurele middelen zal zijn of met middelen die momenteel staan ingekaart. We hebben naar aanleiding van de Septemberverklaring een debat gehad over de budgetten die worden vrijgemaakt voor de asielcrisis. Daar is gebleken dat die budgetten worden verminderd. U hebt ons, samen met uw collega-ministers, gerustgesteld: u zou dat opvangen met reguliere middelen. Daaruit leid ik af dat u voor de CAW’s reguliere middelen zult zoeken, om die vijftig voltijds equivalenten te behouden.
Minister, wat zult u antwoorden op de oproep van de CAW’s? Op welke manier zult u de wachttijden bij de CAW’s inkorten?
Wat was de impact van de bekendmakingscampagne? Hoe evalueert u die?
Op welke manier zult u de CAW’s ondersteunen om niet enkel bekendmakingscampagnes te voeren maar ook om echt outreachend te werken?
Is de recente versterking in het kader van de asielcrisis afdoende om een antwoord te bieden op de vele vragen van asielzoekers en erkende vluchtelingen? Zal dit project met reguliere middelen worden voortgezet? Of is hier mogelijk het einde van een waardevol project in zicht?
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik verwijs om te beginnen naar de omzendbrief ‘Aanpak vluchtelingencrisis’ van 2 oktober 2015. Daarin kondigt u een hele reeks maatregelen aan om binnen uw beleidsdomein de vluchtelingencrisis het hoofd te bieden. In die rondzendbrief wordt ook sterk gefocust op de nood aan extra woonbegeleiding van vluchtelingen, maar ook aan psychosociale begeleiding.
Dat laatste is zeer terecht, gelet op wat die mensen allemaal hebben meegemaakt. Ze hebben have en goed achtergelaten, naasten achtergelaten, een lange tocht ondernomen, zijn terechtgekomen in een omgeving met een vreemde taal en een ander cultureel patroon, vaak met een zeer onzeker perspectief op de toekomst, en dat geeft aanleiding tot geestelijke gezondheidsproblemen bij heel wat vluchtelingen.
Voor 2016 hebt u een budget van 2,6 miljoen euro vrijgemaakt om vijftig extra mensen aan te werven bij de CAW’s om de begeleiding van vluchtelingen te versterken. Ik begrijp uit contacten met het werkveld dat dit na zes, zeven maanden heeft geresulteerd in een bijkomende expertise bij de CAW’s, dat er een goede samenwerking is gegroeid met de lokale opvanginitiatieven (LOI’s), met de collectieve opvang en met de dienst Integratie en Inburgering en met de lokale OCMW’s. Er is een hele keten van hulpverlening die is versterkt dankzij de versterking van de CAW’s.
In de rondzendbrief staat evenwel dat de versterking zo wordt uitgebouwd dat er rekening wordt gehouden met een mogelijke afbouw bij een dalende instroom van vluchtelingen. Die passage heeft een aantal CAW’s in de pen doen kruipen. Ik kreeg bijvoorbeeld een nota van CAW De Kempen, dat spreekt over aan de alarmbel trekken, want ze krijgen gemengde signalen over de voortzetting van dit project.
Minister, hoe evalueert u de werking van de vluchtelingenteams tot zover? Hoe evolueert de grootte van de doelgroep van deze psychosociale begeleiding en de woonbegeleiding? Welke gevolgen verbindt u hieraan voor wat een mogelijke bijstelling betreft? Er is twijfel bij het werkveld of de financiering voor 2017 wel wordt voortgezet.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We erkennen natuurlijk dat de uitdagingen in het eerstelijns welzijnswerk, waarbij de CAW’s een belangrijke rol opnemen, niet gering zijn. Maar het moet toch ook duidelijk zijn dat we de voorbije periode, sinds de start van de legislatuur, wel degelijk al inspanningen leverden, ook voor de CAW’s. Het gaat over ongeveer 20 voltijdsequivalenten (vte) of ruim 1,3 miljoen euro. We geven een kort overzicht: zo werd de crisisjeugdhulp uitgebreid met 9 vte’s, werden in Limburg 1,29 vte’s en in Halle-Vilvoorde 1,45 vte’s ingezet na overheveling van de middelen vanuit de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (ckg’s) in de crisismeldpunten. We zetten ook in op Wonen en Welzijn door de toekenning van 8,8 vte’s. Daarnaast werden in het raam van de gesubsidieerde contractuelen (gesco’s) 41,63 vte’s binnen de sector van de CAW’s geregulariseerd.
Als u ons vraagt hoe we de prioriteiten zien voor de CAW’s in de komende periode, dan zijn we duidelijk: we zien drie belangrijke zaken. Ten eerste willen we naar een meer doorgedreven samenwerking met actoren op de eerste lijn die in hun decretale opdracht eenzelfde onthaalopdracht hebben. We denken hierbij naast de CAW’s ook aan de sociale diensten van de OCMW’s en de diensten maatschappelijk werk van de mutualiteiten. We moeten meer geïntegreerd werken en de krachten bundelen. Ik kom dadelijk terug op het project breed onthaal dat we toen hebben gelanceerd.
Ten tweede is het belangrijk om een goed zicht te krijgen op hoe het aanbod momenteel is gespreid en dit door middel van een onderbouwde programmatietool. Ten derde zijn het inzetten op het voorkomen van dak- en thuisloosheid en relatie-ondersteuning, met bijzondere aandacht voor kinderen in echtscheidingssituaties, duidelijke beleidsprioriteiten.
Wat de uitdaging om inzicht te krijgen in de spreiding van het aanbod van de CAW’s in Vlaanderen betreft, finaliseren we momenteel in overleg met de sector een programmatie-instrument voor de CAW’s. We maken ons sterk dat dit besluit er dit jaar is, zoals ook aangekondigd in onze beleidsbrief.
Gelet op de heel diverse werking van de CAW’s is dit een oefening die zorgvuldig moet gebeuren. Het model dat we hanteren, vertrekt vanuit een behoeftegestuurde programmatie, waarbij wordt gefocust op clusters van probleemdomeinen. Daarbij zijn de volgende zeven clusters van probleemdomeinen geïdentificeerd: wonen, relaties en persoonlijke problemen, armoede, schulden en toegang tot basisrechten, slachtofferschap als gevolg van geweld en criminaliteit, vragen ten gevolge van detentie, vragen ten gevolge van precair verblijf en vragen van minderjarigen en jongvolwassenen.
Per cluster wordt onderzocht welke relevante indicatoren een beeld geven van de hulpbehoefte in een bepaalde regio, welke actoren een aanbod van hulp- en dienstverlening in een bepaalde cluster hebben en welke plaats het aanbod van het CAW hierbinnen inneemt.
Deze informatie moet toelaten een onderbouwde inschatting te maken van het benodigde aanbod aan welzijnswerk. Extra investeringen in de sector zullen op basis van dit programmatie-instrument worden toegekend, zodat we komen tot een evenwichtige spreiding van de middelen.
Wat ons betreft, is dit programmatiebesluit een noodzakelijke voorwaarde om rationeel te kunnen spreken over het inzetten op de prioriteiten die we naar voren schuiven. Een dergelijk programmatiebesluit maakt het ook mogelijk rekening te houden met de regionale verschillen die er toch wel degelijk zijn binnen het aanbod van de CAW’s.
Wat betreft de inzet op het geïntegreerd breed onthaal, is het natuurlijk zo dat het eerstelijnsaanbod van de CAW’s nooit los kan worden gezien van andere initiatieven in de regio’s. De uitbouw van de sociale dienstverlening van de OCMW’s en het aanbod van de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen is complementair met dat van de CAW’s. In het kader daarvan verwijzen we naar de projecten ‘geïntegreerd breed onthaal’ die dit najaar van start zijn gegaan. Het is inderdaad de bedoeling om doelgroepen beter te bereiken en daarvoor is capaciteit nodig.
Tegelijkertijd is het ook een oefening van afstemming van acties in bepaalde situaties en kan er mogelijk ook winst worden geboekt op het vlak van efficiëntie en effectiviteit. Dit laatste geldt ook met betrekking tot structurele samenwerkingsverbanden en -afspraken met andere sectoren. Daarnaast monitoren we de werkingen van de CAW’s op basis van de resultaatgerichte indicatoren. We gaan hierover jaarlijks met de CAW’s in gesprek om na te gaan waar deze cijfers precies voor staan en om evoluties te analyseren. Daarbij wordt ook telkens nagegaan wat de CAW’s zelf kunnen doen, zoals het afsluiten van samenwerkingsverbanden, het intern reorganiseren van hun werkingen enzovoort om tegemoet te komen aan de wachttijden.
Tot slot blijft het ook onze intentie om maximaal te onderzoeken hoe we de komende jaren kunnen inzetten op de prioritaire acties inzake het aanpakken van dak- en thuisloosheid en relatieondersteuning. We moeten hierbij ook kijken naar de inzet op nieuwe methodieken zoals bijvoorbeeld Housing First en ook binnen de relatieondersteuning focussen op specifieke kwetsbare groepen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan kinderen in echtsscheidingssituaties. Dit zijn zaken die we nu ook al, zij het beperkt, projectmatig ondersteunen. We moeten bekijken hoe we een en ander kunnen verduurzamen op termijn.
Het moet hierbij alvast de ambitie zijn om dat verduurzamen van goede praktijken te realiseren, op basis van een onderbouwd programmatiebesluit, dus in die regio’s waar het aanbod het minst is uitgebouwd.
Het doel van de campagne is dat kwetsbare mensen in geval van problemen sneller de weg naar het CAW kunnen vinden. Op die manier beogen de CAW’s dat er op de lange termijn minder intensieve hulpverleningstrajecten moeten worden gelopen, omdat mensen vroeger kunnen worden geholpen. De CAW’s hebben ons recent de evaluatie van hun bekendmakingscampagne bezorgd. De meeste CAW’s geven aan dat het effect van de campagne merkbaar is in de onthaalwerkingen. De conclusie vanuit de sector is dat met een beperkt campagnebudget een groot bereik is gerealiseerd. Dit heeft gezorgd voor een stijging van de vraag. Ze geven aan dat het effect op de onthaalwerkingen zichtbaar is, maar niet onoverkomelijk.
Het outreachend werken door de CAW’s is in hun reglementering ingeschreven: zij moeten gericht op zoek gaan naar mensen met problemen, inzonderheid de meest kwetsbaren. Ook hier willen we verwijzen naar de recent gestarte projecten ‘geïntegreerd breed onthaal’. Deze projecten moeten de toegankelijkheid van hulp- en dienstverlening verhogen, vooral voor mensen in een kwetsbare situatie, zoals mensen in armoede, personen met een langdurige zorgnood en hun omgeving, personen met psychische moeilijkheden, mensen met nood aan materiële steun, mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond.
In elk project gaan drie kernactoren aan de slag: OCMW, CAW en dienst maatschappelijk werk (DMW). Deze drie actoren hebben elk verschillende competenties ontwikkeld op thema’s of specifieke doelgroepen. De bedoeling is dat ze vorm geven aan een herkenbaar en toegankelijk breed onthaal van de hulp- of dienstverlening en de strijd tegen onderbescherming aangaan. Het samenleggen van deze competenties moet onder andere resulteren in een betere en snellere rechtentoekenning, het beter bereiken van mensen met welzijnsvragen en het voorkomen dat mensen afhaken. Tegelijkertijd willen de projecten nog beter inzetten op het ondersteunen van informele zorg en een netwerk ontwikkelen. Het geïntegreerd breed onthaal moet zich ontpoppen als een flexibele vorm van dienstverlening die zich niet noodzakelijk afspeelt op een vaste fysieke locatie van een of meerdere organisaties, maar ook op verplaatsing, in wijken en op evenementen.
In de projectoproep is het outreachend werken als een belangrijk beoordelingscriterium opgenomen. We zijn ervan overtuigd dat om de onthaalopdracht goed uit te voeren, goede contacten nodig zijn met basisvoorzieningen die zich kort bij de leefwereld van de mensen bevinden. Dan denken we vooral aan buurtwerk, verenigingen waar armen het woord nemen, huisartsen, Huizen van het Kind enzovoort.
Voor alle duidelijkheid, we hebben op 2 oktober 2015 met een oproep snel gevolg gegeven aan de asielcrisis. Die oproep omvatte een resem aan maatregelen, bijvoorbeeld ook acties naar de niet-begeleide minderjarigen, naar kinderen en de versterking van de dienstverlening van Kind en Gezin, rond traumabegeleiding enzovoort. Met de oproep en de besluitvorming konden we vanaf begin 2016 inderdaad ook de CAW’s tijdelijk versterken voor de ambulante of mobiele psychosociale begeleiding en de woonbegeleiding van vluchtelingen. Dit was een aanzienlijke investering en bleek doorheen 2016 in eerste instantie voldoende te zijn om aan de noden voor deze doelgroep tegemoet te komen.
Uit de monitoring in 2016 merken we wel grote regionale verschillen en de nood tot afstemming op het terrein. We verwachten in dit kader een nauwe samenwerking van de CAW’s met onder andere de gespecialiseerde gezondheidszorg, de lokale besturen, OCMW’s, de integratiesector en actoren met specifieke expertise in verband met de doelgroep. Die nood aan lokale afstemming zetten we ook om in een samenwerkingsprotocol tussen de CAW’s en de lokale besturen, de OCMW’s en de gemeenten dus, betreffende de begeleiding van vluchtelingen. Daarin wordt meer specifiek vermeld wat wordt begrepen onder woonbegeleiding en psychosociale begeleiding vanuit de CAW’s. Ook de samenwerkingsafspraken tussen OCMW en CAW met betrekking tot doorverwijzing van vluchtelingen door het OCMW naar het CAW worden beschreven, alsook afspraken betreffende de samenwerking tussen het CAW en het lokale bestuur met betrekking tot regionale coördinatie.
We moeten de inzet vanuit Vlaanderen ook bekijken in het geheel van maatregelen, ook de maatregelen genomen op federaal vlak. Zoals u weet, nam minister Borsus, federaal minister van Maatschappelijke Integratie, ook initiatieven inzake de bevordering van de integratie van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden in het kader van de opvolging na de asielprocedure. We verwijzen naar de maatregel om bijkomend 10 procent toe te kennen van het leefloon en het equivalent leefloon dat terugbetaald wordt door de staat aan de OCMW’s voor de erkende vluchtelingen en personen met subsidiaire bescherming.
Zoals u weet, werden de middelen over de CAW’s in een eerste beweging lineair verdeeld over de verschillende provincies. Het idee hierachter was om op deze manier enerzijds proactief in te spelen op de asielcrisis, door teams snel klaar te hebben, en anderzijds ook de definitieve huisvesting zo veel mogelijk gespreid over Vlaanderen te realiseren. Ondertussen stellen we vast dat de meeste erkende vluchtelingen zich vestigen in de grootsteden en centrumsteden. We zien dus een verschuiving naar de inzet in meer prioritaire steden en regio’s, met name die waar de instroom het hoogst is.
Met een besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 werd dan ook beslist om de resterende 40 procent van de subsidie te verdelen a rato van de cijfers inzake instroom van erkende vluchtelingen tussen januari 2016 en september 2016 en de registratie van de begeleidingen van erkende vluchtelingen binnen de CAW’s.
De regionaal verschillende instroom en de nood aan afstemming op het terrein, zijn dus belangrijke bevindingen van de voorbije periode en de verhoogde inzet op begeleiding van erkende vluchtelingen. We volgen daarom momenteel actief de cijfers inzake uitstroom uit de asielcentra op. We stellen vast dat er ook in de eerste maanden van 2017 nog een te verwachten, vertraagde uitstroom is. We gaan op dit ogenblik, zowel op niveau van de Vlaamse Regering, als op het terrein, en dit op niveau van de VVSG en de CAW’s – we hebben dat overleg recent nog gehad – bekijken hoe we de verdere begeleiding van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden kunnen garanderen. Die gesprekken zijn op dit moment bezig.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik ga beginnen met het laatste: de opvang van de asielcrisis. Ik hoor u zeggen dat er vijftig regionaal verspreid zijn en dat men nu gaat kijken of men eventueel moet bijpassen en sommige regio’s meer versterken dan andere. Op zich lijkt me dat een goede logica. Wat ik niet begrijp, is of u met de 40 procent die u nu gaat verdelen, bedoelt dat er boven op de huidige 50 vte’s wordt gekeken hoe er extra regionale versterking komt, of in plaats van de 50 vte’s nu wordt gekeken hoe er een herverdeling van die mensen kan zijn. Ik heb ook geen termijn gehoord van hoelang u zich nog engageert om die extra ondersteuning van de CAW’s te garanderen. Ik denk dat de begeleiding, zeker de psychosociale maar ook de woonbegeleiding, absoluut nog niet ten einde is.
Ik denk dat we eens een apart debat moeten hebben over de vraag wat breed onthaal betekent en wat de verhouding is met het lokaal sociaal beleid, hoe het allemaal georganiseerd is, wat bijvoorbeeld de verhouding is met de integrale jeugdhulp enzovoort. Dat zou ons nu iets te ver leiden.
Ik hoor u enerzijds zeggen indicatoren te zullen maken en een behoeftegestuurde programmatie te zullen doen. Het lijkt me goed dat u aan programmatie gaat werken binnen de CAW’s. Op die manier kan men ernstige groeipaden hebben. De zeven thema’s volgens dewelke u die behoeftes analyseert, verschillen echter van uw twee prioritaire thema’s, namelijk dak- en thuisloosheid en echtscheidingen en relaties. Ik vraag me af hoe u dat rijmt. De zeven thema’s die u opsomt, bevatten immers heel relevante thema’s, die volgens mij even prioritair zijn als andere. Betekent dat dat er minder zal worden ingezet op bijvoorbeeld slachtofferbegeleiding of detentievragen dan op dak- en thuisloosheid? Dat zou immers jammer zijn. Ik denk dat we naar een en-enverhaal met de CAW’s moeten gaan.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de uitgebreide schets van de totaalaanpak van de vluchtelingencrisis binnen uw beleidsdomein. Ik heb een aantal dingen gehoord die me zeer redelijk klinken. Zo zal bij de tweede schijf waarmee u die tijdelijke versterking financiert, die 40 procent, meer worden bekeken waar de noden daadwerkelijk het grootst zijn, gelet op de grote regionale verschillen en ook de nood aan lokale afstemming.
Toen ik echter mijn oren echt begon te spitsen, stopte het antwoord helaas, namelijk toen het ging over de iets verdere toekomst. Het is daarover dat de CAW’s een duidelijk antwoord verwachten. Ik heb u horen zeggen dat u de cijfers van de uitstroom van vluchtelingen uit de opvangcentra nauwgezet zult bekijken. Ik wil u daar graag bij helpen en erop wijzen dat er vandaag bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) nog 17.000 dossiers liggen waarin nog geen beslissing is genomen. We weten dat er tot op heden in 6 op de 10 dossiers een asielstatus wordt toegekend, dat in de eerste 8 maanden van 2016 10.845 personen de asielstatus daadwerkelijk hebben gekregen, wat evenveel is als in heel 2015. Met andere woorden, er komt nog een hele stroom aan dossiers, aan mensen die zullen worden erkend als vluchteling en nood zullen hebben aan woonbegeleiding, aan psychosociale begeleiding. Dat is ook precies de conclusie van een dossier dat werd opgemaakt door CAW Oost-Brabant. Daar schat men dat die nood aan begeleiding in 2017 minstens even groot zal zijn als in 2016. Ik heb u niet horen zeggen dat u al hebt beslist die middelen te zullen continueren voor het hele jaar 2017. Als uit monitoring blijkt dat de nood even groot of misschien zelfs groter is in 2017 ten opzichte van 2016, verbindt u zich ertoe dat die versterking, zij het misschien met een wat andere regionale spreiding, gehandhaafd zal blijven, ja of neen?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik wil u graag ondersteunen als het gaat over de spreiding van de middelen voor vluchtelingen. Dat moet daadwerkelijk gebeuren op basis van de vraag waar de noden het grootst zijn. Dat vind ik een belangrijk principe. Het is goed dat dat wordt gehanteerd. Ik had hierover al eens een vraag gesteld, op 2 juni van dit jaar. Toen zei u in uw antwoord, en daarom was ik een beetje verbaasd over de open brief die de CAW’s hebben gepubliceerd, geen signalen te hebben gekregen over wachtlijsten bij de CAW’s voor woonbegeleiding. Dat ging over registratiecijfers tot en met 31 mei. De CAW’s specifiëren in hun open brief niet in welke sectoren er al dan niet wachtlijsten zijn. Kunt u wat specifieker zijn over die wachtlijsten in een aantal regio’s? Gebaseerd op uw eerdere antwoord ging ik er immers van uit dat er tot op vandaag eigenlijk geen groot probleem was.
In datzelfde antwoord op mijn vraag hebt u ook gezegd dat een evaluatie van de doeltreffendheid werd gepland in het najaar en dat het nog te vroeg was om besluiten te trekken over het feit dat bepaalde CAW’s de middelen niet meer nodig zouden hebben. U stelde toen: “De Vlaamse overheid monitort of de CAW’s deze tijdelijke middelen nog nodig hebben om deze opdracht uit te voeren. Hiervoor leveren de CAW’s regelmatig (...) gegevens aan. Deze gegevens zullen ook gebruikt worden in de geplande evaluatie in het najaar.” Mijn vraag sluit aan bij die van collega Vandenbroucke. We zijn in het najaar. Wanneer komt die evaluatie er?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Er zijn uiteraard regelmatig gesprekken met de CAW’s, ook over die evaluatie, maar ook over het andere punt. Mijnheer Parys, ik verberg niet dat er bij onze administratie af en toe vragen zijn over de transparantie van de outcome van een ander. Het is regionaal ook niet altijd even duidelijk hoe de middelen worden ingezet en op welke terreinen dat dan gebeurt. Dat heeft veel te maken met historisch gegroeide situaties en ook met het feit dat doorheen de fusieoperatie een aantal zaken misschien nog niet helemaal zijn gestabiliseerd. Dat gesprek proberen we echter te voeren, en dat is noodzakelijk, want als we dat programmatie-instrument correct willen toepassen, zullen we toch moeten kunnen zien wat men op de diverse assen inzet en welke processen men prioriteert voor de resultaten. Wat is de moeilijkheid als we proberen te versterken? Ik meen dat we moeten bekijken welke stappen we ter zake kunnen zetten. Ik heb er nog niet zo’n duidelijk zicht op hoe we dat in de volgende jaren kunnen doen, maar ik denk wel dat we moeten bekijken hoe we kunnen versterken.
De moeilijkheid is dat we op een kruispunt zitten tussen enerzijds een programmatie die aangeeft in welke regio’s er duidelijke noden zijn in de bestaffing en anderzijds inzetten op specifieke inhoudelijke prioriteiten. Ik heb aangegeven op welke prioriteiten we een accent zouden moeten kunnen leggen tijdens de komende periode. U komt uit een regio die een kruistocht onderneemt met betrekking tot de programmatie. Het is juist dat daar in de provincie Vlaams-Brabant iets voor te zeggen is. Vergis u niet over de snelheid waarmee andere regio’s een grotere ruimte tussen de programmatie en de reële toestand zullen moeten kunnen aantonen. De programmatie heeft het voordeel transparant te zijn. Er zullen dus twee bewegingen met elkaar moeten worden verzoend.
Wat betreft de begeleiding van de erkende vluchtelingen is er nog geen beslissing. Het is ook niet de bedoeling om per definitie continuïteit te geven aan de 50 vte’s. Dat stond duidelijk vermeld. We zullen dat zeker niet doen met de pro-rataverdeling over de provincies. We moeten prioriteren. Er moeten een aantal budgettaire verschuivingen gebeuren. Zo zijn er middelen die zelfs nog niet zijn uitgegeven en die we moeten meenemen naar 2017. We moeten met de VVSG en minister Homans nagaan hoe we de huurbegeleiding voor de volgende periode in een concept kunnen brengen. Dat gesprek is bezig, maar ik kan vandaag echt nog niet zeggen hoe dat in de praktijk zal verlopen. Ik besef wel dat we moeten proberen om dit af te ronden tijdens de volgende weken. Dat is het perspectief. Het zou niet correct zijn mocht ik de indruk geven dat we zonder meer die 50 vte’s zullen continueren, want dat zullen we niet doen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
We zijn 11 oktober. U zegt het te willen herbekijken en pro rata te verdelen. Ik begrijp dat u zegt dat u wilt kijken waar de grootste noden zijn. U zegt zich nu nog niet te kunnen engageren. Ik ben er zeker van dat we nog niet op het einde zijn van de asielcrisis. Er is nog steeds een nood. Ik hoop dat u zich engageert dat zolang de nood er is, de middelen zullen worden voortgezet, al dan niet in een herverdeling. Zo niet, zullen we met reële problemen worden geconfronteerd.
De wachtlijsten en wachttijden bij de CAW’s zijn reëel. Die staan misschien niet elke week te klagen, maar er is reële capaciteitsdruk. Tegenover de programmering moeten we groeipaden zetten. Als er bepaalde noden zijn, moeten die worden opgevangen. De programmatie mag niet enkel dienen om te zien wat ze niet meer mogen doen, maar moet vooral dienen om ze te versterken in wat ze behoren te doen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u inhoudelijk nog een en ander wilt verfijnen, wilt inzetten op een aantal prioriteiten en dat u wijst op de regionale spreiding, waarbij de middelen moeten worden ingezet waar de noden het grootst zijn. Uit de cijfers van de dossiers bij het commissariaat-generaal en uit de noden op het terrein vertolkt door de CAW’s en de OCMW’s, blijkt dat er weinig twijfel over kan bestaan dat we nog niet kunnen denken aan een afbouw van de hoeveelheid aan middelen die u hebt ingezet voor een tijdelijke versterking. U hebt nog tijd nodig om gesprekken te voeren. Ik kan alleen maar hopen dat de duidelijkheid er spoedig zal komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.