Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Over de conceptnota voor een nieuwe kinderbijslag hebben we hier terecht al vaak gediscussieerd. Het is een belangrijke conceptnota over een van de belangrijkste wijzigingen die er deze legislatuur zitten aan te komen. Er werden drie doelstellingen vooropgesteld. Het moet de opvoeding van kinderen ondersteunen. Ik denk dat dat wel wordt bereikt met 160 euro per kind per maand, hoewel ook daar nog debat over is vanuit sommige hoeken. Daarnaast moet het eenvoudiger worden. Er zijn pogingen tot vereenvoudiging, maar ik voel dat er weer heel veel hoekjes, hokjes, achterpoorten en aspecten aan vastzitten. Ik wil nog zien hoe vereenvoudigd het nieuwe systeem is. We zullen kijken wat op termijn de impact is. Waar het volgens Groen het hardst schort, is aan de derde doelstelling, namelijk de armoedebestrijding. Daar is nog veel onduidelijkheid over.
De conceptnota zelf was lichtjes positief: er zou een lichte daling zijn van de kinderarmoede. Die was in mijn ogen veel te laag, en het bleek dan ook nog eens dat de cijfers die werden gehanteerd, niet van de correcte berekening afkomstig waren. We hebben daar een heel debat over gehad.
De Vlaamse Regering heeft zich geëngageerd om een armoedetoets te doen. Dat is absoluut nodig, zodat we weten wat de impact op armoede is. Minister, u bent ook bereid het voorstel over de kinderbijslag te herzien indien de armoedetoets negatieve gevolgen zou hebben. Dat stelt me enigszins gerust omdat het belangrijk is dat u die openheid hebt. Men moet een voorstel op tafel leggen en dan de armoedetoets doen, maar men moet wel de bereidheid hebben om daaraan te schaven. Ik maak me ongerust over het feit dat u zich nooit wilt vastpinnen op wat dat dan betekent, wat uw doel en ambitie is in die verlaging van de armoede. Het gaat hier om een budget van meer dan 3 miljard euro. We hebben zelden een dergelijke budgetpost. Als we die gaan hervormen, dan moet armoedebestrijding een van de pijlers daarin zijn en kan het niet zijn dat het een marginaal zijeffectje is. Het moet absoluut een volwaardige doelstelling zijn.
Minister, is de opdracht voor het uitvoeren van een armoedetoets al gegeven? Wie zal die opdracht opnemen? Zal daarbij enkel het nieuwe model bekeken worden of ook de impact van zowel het voortzetten van het huidige model als het nieuwe model?
Zal er in de armoedetoets aandacht zijn voor specifieke doelgroepen? De groep van alleenstaande ouders is bijvoorbeeld een evidente doelgroep, alsook de kinderen die geboren zijn voor en na 2019, en de situatie voor wezen. Dat is misschien een kleine groep, maar toch een groep die aparte aandacht verdient. Verder zijn er de kinderen met een beperking en met een zorgnood.
Een derde groep vragen gaat over het bedrag van 160 euro dat in 2016 ingevoerd wordt. Als je rekening zou houden met de inflatie, dan zal 160 euro in 2019 nog een waarde hebben van wellicht 154 euro. Gaat die armoedetoets daar rekening mee houden, zoals experten ook aanbevelen, of zult u zeggen dat het 160 euro zal zijn in 2019, maar zo rekenen alsof dat de waarde heeft van in 2016?
Wat is uw ambitieniveau? Wat vindt u voldoende qua armoedetoets? Is het niet toenemen van de armoede genoeg? Wilt u het status quo of ambieert u echt een daling, en wat is die daling dan? Is dat 2 procent, 4 procent, 6 procent, of is het de halvering van de kinderarmoede, waartoe uw collega, minister Homans, zich heeft geëngageerd met haar beleid?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Een armoedetoets is het resultaat van een participatief proces waarbij overheidsactoren, in dialoog met andere betrokken actoren, het beleid bij het ontwerp of bij de uitvoering screenen op de mogelijke impact die het zal hebben of heeft gehad op armoede, op mensen in armoede of op ongelijkheid die tot armoede kan leiden. Die andere actoren zijn organisaties of mensen die over ervaringskennis beschikken en organisaties of mensen die over wetenschappelijke kennis beschikken.
De wetenschappelijke input zal worden geleverd door de KU Leuven. Daartoe werd een opdracht gegund door Kind en Gezin. Ik wil u graag verwijzen naar de brief die ik daarover op 12 september heb gericht aan de voorzitter van dit parlement, waarbij de nodige documentatie omtrent deze procedure werd bezorgd. Flankerend aan deze wetenschappelijke input worden diverse organisaties betrokken om hun ervaringskennis te kunnen inbrengen. In september is de overleggroep van stakeholders betreffende de armoedetoets al tweemaal samengekomen, en het intensieve traject wordt in oktober voortgezet. Een voordeel is dat er een continue wisselwerking is tussen het wetenschappelijke onderdeel van de armoedetoets, dat de KU Leuven op zich neemt, en de ervaringsgerichte kennis die bijvoorbeeld het Netwerk tegen Armoede inbrengt op basis van hun gesprekken met gezinnen in armoede.
Er wordt een volledige armoedetoets uitgevoerd. De armoederisico’s en de armoedekloof zullen worden berekend voor pijler 1, 2 en 3, inclusief de selectieve participatietoeslagen. De simulatiemethode laat ons toe om een globaal resultaat te meten, alsook de bijdrage van iedere pijler afzonderlijk. De analyse zal worden uitgevoerd voor gezinnen in het huidige systeem en gezinnen die vallen onder het groeipakket. In de berekening van de armoederisico’s zal uiteraard een nuloptie worden opgenomen, die aangeeft wat de situatie zou zijn indien we het oude model hadden voortgezet zonder de wijzigingen op inhoudelijk vlak. Die optie vergelijken we dan met de situatie van een gezin dat wel volledig in en onder het nieuwe systeem zal vallen. Enkel de effecten op kruissnelheid worden berekend.
Een deel van de gezinnen zal onder het oude én het nieuwe systeem vallen, doordat mensen een of meerdere kinderen hebben vóór de invoering van het nieuwe systeem en na de invoering van het groeipakket nog een of meerdere kinderen krijgen. De evaluatie van de overgangsmaatregelen zal gebeuren aan de hand van een aantal typegevallen van gezinnen van een bepaalde grootte, die al dan niet recht hebben op sociale toeslagen, in overleg met de stakeholders betrokken bij de armoedetoets.
In een armoedetoets worden de effecten voor bepaalde doelgroepen in kaart gebracht. Dat kan op een kwalitatieve manier gebeuren aan de hand van ervaringsgerichte kennis, maar het kan ook voor een deel op basis van wetenschappelijke input gebeuren. Doordat de onderzoekers aan de hand van een selectie aan typegezinnen in kaart zullen brengen wat de impact is van het groeipakket, zal de impact voor diverse groepen worden verduidelijkt. Armoederisico’s kunnen niet op het niveau van specifieke doelgroepen worden berekend. Voor wezen en kinderen met een beperking is het bijvoorbeeld niet mogelijk om berekeningen qua armoederisico te doen, aangezien die groepen te weinig of niet duidelijk genoeg vertegenwoordigd zijn in de steekproefdata.
Een belangrijk aandachtspunt is inderdaad dat van het vergelijken van de juiste basisbedragen. De onderzoekers die in de wetenschappelijke input voorzien, zullen dat in kaart brengen. Wij wachten samen met u de resultaten van het onderzoek ter zake af. De resultaten van de toets zullen worden geëvalueerd door de Vlaamse Regering. Als zou blijken dat de hervormingen voorgesteld met het groeipakket een negatieve impact zouden hebben op het armoederisico, dan zal het groeipakket opnieuw ten gronde worden besproken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik zal beginnen met het laatste. Ik heb u dat zinnetje al vaker horen zeggen. De aanhouder wint echter. U zegt dat te zullen herbekijken als het een negatieve impact heeft. Dat betekent dus dat u tevreden zult zijn met een status quo. Het lijkt me onrustbarend dat zo’n instrument een status quo qua kinderarmoede al voldoende vindt. Ik ga ervan uit dat dit minstens een daling van de kinderarmoede geeft, wat ook in het regeerakkoord staat, wat ook het aanvankelijke engagement was. Ik wil er dus bij u op aandringen, maar zeker ook bij uw meerderheidspartners, omdat ik vermoed dat zij daar ook zeker achter zitten, dat het niet enkel een negatieve impact mag hebben, maar een positieve, dat kinderarmoede significant moet dalen, en niet met getallen achter de komma’s.
U hebt de vraag niet beantwoord of u rekening houdt met de inflatie, met die 160 euro in 2016 die 154 euro wordt. Welke waarde neemt u? Dat is belangrijk, want dat was een van de aspecten waarop de vorige onderzoekers van het Centrum voor Sociaal Beleid toch commentaar hadden. Ze zeiden dat de manier waarop dat in de conceptnota stond, niet correct was.
U zegt enkel de effecten op kruissnelheid te berekenen. Betekent dit dat u dat niet zult doen in de diverse tussenstappen? Het systeem zal immers eigenlijk pas voltooid zijn tegen 2040 of zoiets. Ik ga er toch van uit dat de impact op de armoede in die tussenfasen wordt bekeken.
Minister, u bent uw antwoord begonnen met het correct citeren van het decreet. Ik ga er dus van uit dat uw armoedetoets formalistisch wel in orde is. Als persoon die bezorgd is over armoede zou ik er echter toch ook wel voor willen pleiten dat u, los daarvan, de conclusies die daaruit komen, echt wel ernstig zou nemen. Dan lijkt de vraag van mevrouw Van den Brandt wat uw ambitieniveau is, me terecht. Er zijn heel wat instrumenten die de Vlaamse overheid kan aanwenden om kinderarmoede te reduceren, maar ik denk dat er vandaag en ook in de toekomst geen enkel is dat zo’n impact heeft als de kinderbijslag. Als het u dus ernst is om tegen 2020 de kinderarmoede te halveren, dan komt die kinderbijslag gewoon automatisch in beeld.
Dat wil zeggen dat niet slechter doen dan vandaag, ontoereikend is. Ik mag hopen dat u en uw collega’s de ambities correct leggen bij waar u als meerderheid uw goedkeuring aan hebt gegeven, namelijk het regeerakkoord. Daar staat letterlijk in: “halveren van de kinderarmoede tegen 2020”. Met minder kunt u niet tevreden zijn. De vraag is dus heel helder. De andere vragen zijn daaraan gekoppeld. Inflatie is een terechte vraag en moet worden meegenomen, alsook de subgroepen. Niet slechter doen dan vandaag, is onvoldoende.
Het staat uitdrukkelijk in het regeerakkoord dat de hervormingen een bijdrage moeten leveren aan de strijd tegen kinderarmoede. We hebben daar geen exacte cijfers over, maar we zullen zien wat het resultaat is. Het zou wel eens goed kunnen dat de toets genuanceerd is, dat sommige stukken bepaalde effecten hebben en andere niet. De ambitie is wel degelijk dat dit moet bijdragen aan de strijd tegen de kinderarmoede.
Wat betreft de vragen over het model, zullen we er zeker rekening mee houden dat er kinderen in het oude en het nieuwe stelsel zitten. Uit de afspraken met de wetenschappers heb ik begrepen dat we geen twintig jaar zullen simuleren. Eer iedereen onder het nieuwe stelsel zit, moet iedereen met verworven rechten uit het oude stelsel weg zijn. Dat is niet de bedoeling. De bedoeling is om te kijken wat de combinatie van de twee stelsels voor gevolg kan hebben.
We hebben uitdrukkelijk gevraagd om de effecten ook mee te nemen in de berekeningen omdat ook mevrouw Cantillon daarop had gewezen.
Dat laatste vind ik goed om te horen. Ik vond uw tweede antwoord ook al interessanter dan het eerste. Bij het eerste mocht er geen negatieve impact zijn, bij het tweede moet het effectief bijdragen aan de strijd tegen kinderarmoede.
Ik heb nog steeds geen concreet cijfer gehoord, maar dat had ik misschien ook niet verwacht. Ik hoop dat ‘bijdragen’ betekent dat er een significante daling is. U spreekt over een eventueel genuanceerd beeld. Ik wil het totaalpakket bekijken en nagaan of er een significante daling is. Als dat niet het geval is, zult u niet de steun krijgen van deze oppositie om de hervorming van de kinderbijslag door te voeren, maar dat zal u niet verbazen. Als dat wel het geval is, dan zal Groen dit volmondig steunen. Tot nu toe ben ik eerder sceptisch.
De vraag om uitleg is afgehandeld.