Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Deze zomer verscheen een zeer interessante studie van het studiebureau Idea Consult waarin het vorige plattelandsbeleid, Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) II, grondig werd doorgelicht. Het Departement Landbouw en Visserij zette de studie in de kijker met de woorden ‘PDPO II: goed voor boer, milieu en platteland’. In de studie werd onder andere gekeken naar het economische plaatje. In deze vraagstelling zou ik graag even willen inzoomen op de resultaten van investeringen in diversificatie.
Investeringen in diversificatie zijn erop gericht om de rendabiliteit van landbouwbedrijven te verhogen, maar via een andere weg dan productie- of productiviteitsstijgingen. Dit zijn onder andere investeringen in duurzame energieproducerende systemen maar ook investeringen gericht op thuisverkoop en recreatie. De studie toont aan dat de steun in diversificatie een positieve invloed heeft op de bedrijfsresultaten. Uit een steekproef blijkt dat 1 euro investeringssteun in energieproducerende technieken een bruto toegevoegde waarde van 0,41 euro teweegbrengt.
Bij andere diversificatie-investeringen resulteert dat in een bruto toegevoegde waarde van 1,75 euro. Samen zijn ze goed voor 30 procent van de totale toename in bruto toegevoegde waarde van alle types investeringssteun samen. Verrassend genoeg bleek elke euro steun voor energieproducerende investeringen minder op te brengen dan die voor andere diversificatie-investeringen. Dat komt omdat de variabele kosten voor de bouw van energieproducerende systemen hoger liggen.
Het rapport geeft eveneens enkele aanbevelingen voor beleidsmakers. Vlaanderen zit met een hoogtechnologische landbouw, die veel investeringen vraagt. Uit de analyse blijkt dat het niet altijd evident is om deze investeringen te vertalen in een positief economisch resultaat. Wel moeten we erover waken dat bedrijven realistische en doordachte investeringskeuzes maken. De studie beveelt aan de nood te onderzoeken onder de land- en tuinbouwers aan een meer objectieve advisering bij het overwegen van investeringen. Daarnaast juicht ze de nieuwe maatregel toe om kleine bestaande bedrijven extra te ondersteunen.
Ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) zet in op korteketenlandbouw en lokale voedselstrategieën en bracht onlangs, tijdens de Lokale Voedseldag, lokale beleidsmakers bij elkaar voor een kennis- en ideeënuitwisseling. U verkondigde dat ook gemeenten de band met voedsel meer zichtbaar kunnen maken. Ik denk daarbij ook aan de vragen van daarnet.
Minister, op welke manier zult u inspelen op de aanbeveling uit de studie om de nood te onderzoeken bij de land- en tuinbouwers aan een meer objectieve advisering bij het overwegen van investeringen? In welke mate gebeurt het al?
Al was de bruto toegevoegde waarde per euro aanzienlijk kleiner voor energieproducerende investeringen, toch is deze maatregel een stuk populairder als we het totaal aantal aanvragen vergelijken. Korte keten en recreatie zijn immers niet voor iedere ondernemer weggelegd. Volgen de aanvragen voor investeringssteun inzake diversificatie onder het huidig PDPO III dezelfde trend als onder het PDPO II? Wat is de verklaring voor eventuele verschillen?
De studie juicht de aanloopsteun voor kleine bedrijven toe. Bedrijven komen in aanmerking voor deze steun bij een omschakeling naar onder andere een biologische productiewijze, korte keten en nieuwe of zeldzame teelten. Hoeveel aanvragen werden reeds ingediend? Voor welke omschakelingen werd voornamelijk een aanvraag gedaan?
Ook lokale besturen kunnen een adviesrol inzake korte keten vervullen. Op welke wijze worden lokale besturen begeleid om korte ketens en recreatie op de kaart te zetten en om landbouwers hierover advies te verlenen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, advies op maat van de bedrijven is een van de aandachtspunten in mijn beleid. Land- en tuinbouwers die individueel advies wensen, kunnen daarvoor bij adviesbureaus aankloppen, maar wij ondersteunen hen daar ook in. Ik ondersteun deze vorm van individuele adviesverlening binnen het KRATOS-bedrijfsadviessysteem, dat we speciaal hiervoor hebben opgezet. Met de erkenningsprocedure in het kader van KRATOS beschikken we over een instrument om te sturen op de kwalificaties die nodig zijn voor kwaliteitsvolle adviezen.
In de diversificatiesteun is er op dit ogenblik geen trendbreuk op te merken onder PDPO III in vergelijking met PDPO II, maar dat was ook niet de bedoeling. Niet alle bedrijven zijn geschikt om hoevetoerisme of hoeveverkoop op te starten. PDPO III loopt echter nog maar anderhalf jaar en dus is het nog heel vroeg om grote conclusies te trekken.
De aanloopsteun voor kleine landbouwbedrijven bestaat sinds oktober 2015. Sindsdien zijn er acht aanvragen ingediend. Alle acht dossiers werden ook in de selectieprocedure goedgekeurd. Concreet gaat het om drie aanvragen voor de omschakeling naar biologische productiemethodes, drie aanvragen voor de teelt van zeldzame of nieuwe landbouwproducties en twee aanvragen voor de verkoop via de korte keten.
Vanaf 2017 ondersteun ik het Aanspreekpunt Lokale Voedselstrategie, dat in de VVSG wordt ingebed en nauw samenwerkt met diverse Vlaamse departementen, administraties, provincies en tal van organisaties die rond het thema actief zijn. Het Aanspreekpunt bij de VVSG zal zich niet specifiek op land- en tuinbouwers richten. Daarvoor hebben we apart het Steunpunt Hoeveproducten. De lokale voedselstrategie is ook ruimer en het Aanspreekpunt moet alle betrokken actoren kunnen samenbrengen. De bezorgdheid die u formuleert, mijnheer De Meyer, is terecht. Daarom ook hebben we die adviesverlening uitgewerkt.
De heer De Meyer heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister. De studie waarnaar ik verwees, bevat een reeks interessante elementen en op beleidsvlak zinvolle aanbevelingen. Ze heeft me ook geleerd dat PDPO II ongetwijfeld een heel nuttig instrument is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.