Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, in augustus, september en oktober start traditioneel het jachtseizoen, afhankelijk van de wildsoort. Voor de patrijs is dat 15 september en voor de fazant 15 oktober. Deze periode wordt elk jaar gekenmerkt door meldingen bij de Natuurinspectie en bij Vogelbescherming Vlaanderen vzw betreffende illegale uitzettingen van tamme patrijzen – op kleinere schaal – en vooral fazanten.
Het uitzetten van wild is wettelijk verboden via het Jachtdecreet van juli 1991. Zoals al een paar keer aan bod is gekomen in deze commissie, bestond er echter een achterpoort in het Jachtvoorwaardenbesluit, waardoor jagers fazanteneieren mochten rapen die werden bedreigd door landbouwactiviteiten. De uitgebroede jongen moesten dan voor 31 juli worden vrijgelaten op het terrein waar de eieren werden geraapt.
Zoals we allemaal weten, heeft de Raad van State dit artikel begin februari vernietigd, dat ook was aangevochten door Vogelbescherming Vlaanderen. Minister, ik herinner me dat u toen in de media enigszins liet uitschijnen dat u nog zou onderzoeken wat u exact zou willen doen met de vernietiging door de Raad van State. Finaal hebt u in de commissie echter ook gezegd dat dat is wat het is. Die uitzonderingsregeling was dus van de baan. Dat lijkt me op zich zeker een goede zaak, aangezien daarmee ook heel duidelijk is dat het ondubbelzinnig verboden is om fazanten uit te zetten.
Toch blijken er nog altijd meldingen binnen te komen, wat traditioneel is voor deze periode van het jaar. Je hoort af en toe getuigenissen dat uitzettingen op een meer subtiele wijze gebeuren. Zo wordt beweerd dat op plaats A een uitzetting zal gebeuren, de Natuurinspectie gaat daarnaartoe en de eigenlijke uitzetting gebeurt dan op plaats B. Men zet mensen van uw administratie dus soms echt op het verkeerde been.
Minister, als hoe ernstig evalueert u die praktijk? Dat is natuurlijk niet iets van dit jaar of vorig jaar. Die illegale uitzettingen gebeuren al een hele tijd. Uw inspectie is daarmee bezig, maar als hoe ernstig evalueert u die praktijk, aangezien die wel blijft gebeuren? Ontwikkelt u een strategie om de illegale uitzettingen tot nul te herleiden? Hoe vaak heeft het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) artikel 23, 3°, van het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014 al toegepast, waarbij er een verbod wordt ingevoerd op de jacht op een bepaalde wildsoort in een bepaald gebied van een bepaalde wildbeheereenheid? Zijn het aantal en de omvang van meldingen bij de Natuurinspectie dit jaar tot nog toe – want het loopt natuurlijk nog altijd – vergelijkbaar met de vorige jaren? Of is er een kentering sinds de afschaffing van dat achterpoortje van het uitzetten van die fazanten? Aangezien meldingen op het probleem wijzen, maar niet noodzakelijkerwijze een correcte inschatting van het aantal en de omvang van de uitzettingen opleveren, schat u dat het aantal uitgezette dieren de voorbije jaren en dit jaar substantieel afneemt in Vlaanderen? Denkt u dat de vernietiging van de bewuste regel in het Jachtvoorwaardenbesluit een invloed heeft op deze praktijk? Hoe wenst u de handhaving te versterken om de uitzettingen een halt toe te roepen? Is het beter opvolgen van dieren in fazantenkwekerijen een optie?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Onze Natuurinspectie gaat uiteraard in op elke klacht naar aanleiding van mogelijke uitzettingen van fazanten. Er worden natuurlijk ook steekproeven gehouden en controles gedaan. Ik moet daarbij wel zeggen dat het bezit van gekweekte fazanten op zich niet wordt verboden door de jachtregelgeving of het Soortenbesluit. Krachtens het Soortenbesluit moeten fazanten geringd zijn met een gesloten pootring. Als je ongeringde fazanten bezit, bijvoorbeeld op een erf of in een volière op een jachtterrein, is dat verboden op grond van het Soortenbesluit. Het is natuurlijk wel zo dat het vermoeden vaak ook rijst dat die dieren worden gehouden met het oog op illegale uitzetting. In dergelijke gevallen wordt geregeld een proces-verbaal opgesteld en worden de fazanten in beslag genomen, of wordt een bevel tot slachting opgelegd. Het is niet realistisch te denken dat het illegaal uitzetten van fazanten ooit tot nul kan worden herleid. In Nederland, waar sinds begin de jaren 90 een uitzetverbod werd ingesteld, worden ook nu nog illegale uitzettingen vastgesteld.
Artikel 23, 3°, van het Jachtvoorwaardenbesluit werd nog niet toegepast, omdat onomstotelijk moet kunnen worden aangetoond dat de fazanten daadwerkelijk werden uitgezet. Het loutere bezit van fazanten in een volière in het bos volstaat op zich dus niet als bewijs van uitzetting. In de praktijk kan dat artikel maar worden toegepast bij het op heterdaad betrappen van uitzettingen.
Het is ook nog te vroeg om uitspraken te doen over de evolutie in 2016, aangezien uit ervaring blijkt dat veel illegale uitzettingen pas kort voor de opening van het jachtseizoen gebeuren. Wel kan algemeen worden gesteld dat het aantal meldingen al enkele jaren daalt. Het is niet mogelijk om een realistische schatting te geven met betrekking tot de evolutie van het aantal uitgezette fazanten.
Het is nog te vroeg om een evaluatie te maken van het effect van de vernietiging van de regel dat fazanteneieren onder bepaalde voorwaarden mochten worden geraapt.
Fazantenkwekerijen zijn op grond van het Soortenbesluit vrijgesteld van de verplichting om gekweekte fazanten te ringen. Een ringverplichting opleggen ten aanzien van die bedrijven zou in strijd zijn met het principe van het vrij verkeer van goederen binnen de Europese Unie. Zoals u weet, berust de bevoegdheid voor het opvolgen van de bedrijfsvoering en de handelstransacties van die bedrijven niet bij ons, maar bij de federale overheidsdienst bevoegd voor de landbouw.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het klopt natuurlijk dat er ook al illegale kwekerijen gesloten zijn. Het is op zich natuurlijk niet verboden om een fazantenkwekerij uit te baten. Dat weet ik natuurlijk ook. Op het terrein hoor je echter geluiden. Dan rijst natuurlijk wel de vraag waar die dieren vandaan komen. Die moeten ergens vandaan komen. Dan zijn het ook niet noodzakelijkerwijze fazanten uit kwekerijen in Vlaanderen. Het kunnen er evengoed zijn uit Wallonië of het buitenland. Als we dit probleem echter au sérieux nemen, dan denk ik dat we de kwekerijen zelf ook eens moeten controleren, ook al beperkt dat zich niet tot Vlaanderen. Die dieren moeten ergens vandaan komen.
Dan was er mijn suggestie om de illegale uitzettingen tot nul te herleiden. Mocht ik u de vraag stellen of u het aantal inbreuken op het Milieuhandhavingsdecreet of iets dergelijks tot nul wilt herleiden, dan denk ik dat u zou zeggen dat dat natuurlijk niet realistisch is, maar dat het wel de bedoeling is om dat tot een absoluut minimum te reduceren. Om eerlijk te zijn, met betrekking tot deze problematiek merk ik toch veeleer een meer gelaten houding, zo van, ‘die illegale uitzettingen mogen niet volgens de wet, maar we kunnen daar weinig aan doen’. Onze natuurinspecteurs doen natuurlijk hun job, maar nogmaals, men verzint natuurlijk altijd nieuwe methodes om die natuurinspecteurs op het verkeerde been te zetten. Ik vraag me eerlijk gezegd af of er wel voldoende politieke steun is om nu eens echt drastisch komaf te maken met die illegale uitzettingen.
Minister, ik zal daar persoonlijk niet te diep op ingaan, maar u weet dat sommige mensen daar een beetje verwijtend over doen, zeker als het gaat over die grote events. Ik heb het dan niet over die paar jagers die een bepaald terrein beheren, maar over die grote jachtevents, waar dan grootindustriëlen en dergelijke mogen verzamelen. Het zou toch niet zo’n groot probleem zijn dat die dieren daar worden uitgezet en nadien afgeknald. Ik begrijp dat mensen daar aanstoot aan nemen, want dat is een vorm van selectieve verontwaardiging.
Dat gaat over mensen wie blijkbaar weinig in de weg wordt gelegd. Blijkbaar bestaat er toch een vorm van selectieve politieke verontwaardiging. Dat is wat leeft en ik begrijp heel goed dat dat leeft. Om eerlijk te zijn, als ik uw antwoord hoor, dan neemt u die indruk niet weg, omdat u net benadrukt dat het altijd zo zal blijven bestaan, dat u daar weinig aan kunt doen.
Minister, is het mogelijk voor de commissieleden om de cijfers over de evolutie van het aantal meldingen van de voorbije jaren te kunnen ontvangen? Nogmaals, meldingen bieden natuurlijk geen zekerheid over het aantal illegale uitzettingen. Het gaat dan echt over de meldingen. Het is echter wel interessante informatie. Kunt u iets meer bezorgen aan de commissie over de voorbije jaren? Dan kunnen we toch proberen ergens een evolutie te ontwaren.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik denk dat het belangrijk is dat u opnieuw hebt bevestigd dat er niet wordt gedacht aan het opnieuw mogelijk maken van wat tot voor kort nog als courante praktijk kon gebeuren. Ik denk dat de Vlaamse Regering en uzelf ter zake een verstandige beslissing hebben genomen. Ik denk dat dat het beginpunt moet zijn van de discussie.
Dat er vervolgens een periode zal zijn waarin de geesten zich kunnen aanpassen aan die nieuwe realiteit, lijkt me ook zonneklaar. De voorbeelden die collega Sanctorum geeft, bewijzen dat men zelfs vrij creatief te werk gaat en als het ware een equipe de ene richting uit stuurt, om dan aan de andere kant zijn verwerpelijke praktijken te kunnen toepassen. Laten we alsjeblieft inderdaad onze administratie en alle diensten die daarvoor bevoegd zijn, de nodige middelen geven om daartegen op te treden.
Een element dat ik nog heb gemist in de discussie, is het volgende. Minister, misschien hebt u daar echter een zicht op. Het lijkt me goed om de jachtsector ook zelf hierbij te betrekken, om hen te sensibiliseren, om hun zo sterk mogelijk uit te leggen waarom het geen goed idee zou zijn om van uitzettingen gebruik te blijven maken, hoe dat ook indruist tegen wat ze beweren te zien als hun doelstelling, namelijk het bijdragen tot een grotere biodiversiteit en het in stand houden op de juiste niveaus van diverse wildeenheden. Ik denk dat er op dat vlak nog wel wat werk aan de winkel is. Ik hoor er immers een aantal mensen steen en been over klagen dat dit plezier hun is ontnomen. Zo zeggen ze het dan ook. Ik hoor echter ook anderen zeggen dat dit een verstandige maatregel is en dat het nu aan hen is om die te handhaven. Ik denk dat er daar nog wel wat sensibilisering kan gebeuren. Minister, misschien kunt ook u een voorzichtige suggestie in die richting doen, namelijk dat men samen met ons zorg zou dragen voor de naleving van de regelgeving wat dit betreft.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik wil duidelijk stellen dat de regelgeving er is om te worden nageleefd, dat iedereen dat moet doen en dat daar absoluut geen onderscheid in wordt gemaakt. Natuurlijk is het wel zo, en dat moeten we ook onder ogen zien, zonder een of ander goed te praten, dat de middelen van de Natuurinspectie altijd beperkt zijn. Er zijn altijd mensen en middelen te weinig om overal tegelijk te zijn. Het klopt natuurlijk dat de prioriteit qua handhaving in de eerste plaats gaat naar mogelijke inbreuken die meteen grote natuur- of leefmilieuschade geven. Dat is logisch. Ook de rest wordt gecontroleerd, maar het lijkt me logisch dat daaraan prioriteit wordt gegeven. Dat heeft niets te maken met het al dan niet bevoordelen. Dit wordt dus zeker opgevolgd door onze diensten. Als ze een vaststelling doen, dan wordt er absoluut ook een proces-verbaal opgemaakt en wordt er ook gehandhaafd.
We zullen zeker een overzicht overmaken van alle meldingen en interventies die er zijn geweest. Mijnheer De Bruyn, ik vind het ook een goede suggestie van u om misschien meer in te zetten op sensibilisering, om duidelijker te maken waarom een en ander misschien niet meer wordt getolereerd of niet meer kan. Dat geeft inderdaad ook mogelijk een effect op de bodemfauna. Ik denk dan aan de hazelworm. Als er te veel fazanten worden uitgezet, dan kan die worden bedreigd. Dat mag misschien ook wat meer onder de aandacht worden gebracht van wie graag gaat jagen.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het overmaken van de cijfers. Ik heb er daarnet niets meer over gezegd, maar het verbaast me wel dat uit uw antwoord blijkt dat het ANB dat fameuze artikel 23, 3°, van het Jachtvoorwaardenbesluit nog nooit heeft toegepast. U zegt dat voor honderd procent zeker moet zijn dat er een inbreuk heeft plaatsgevonden, met betrapping op heterdaad. Bij mijn weten is zo’n betrapping op heterdaad al wel gebeurd in het verleden. Ik vind het dan vreemd dat dat fameuze artikel nooit werd toegepast.
De vraag om uitleg is afgehandeld.