Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de interlandelijke adoptie vanuit Ethiopië
Vraag om uitleg over de problemen met adopties vanuit Ethiopië
Vraag om uitleg over de toekomst van interlandelijke adoptie in Vlaanderen
Vraag om uitleg over buitenlandse adoptie
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het gaat in deze vraag om uitleg specifiek over adopties die vandaag in Oeganda hebben plaatsgevonden of plaatsvinden. Oeganda is een van de grootste herkomstlanden voor interlandelijke adopties naar Vlaanderen. Vorig jaar, ongeveer een jaar geleden, was er al een probleem aangezien er een brief werd verzonden naar de parketten in verband met de adopties uit Oeganda. Dat had een schorsing van het kanaal als gevolg. Dat kanaal werd dan opnieuw geopend.
Op 8 maart 2016 heb ik u een schriftelijke vraag gesteld. Daarop werd er geantwoord dat het kanaal naar Oeganda opnieuw kon worden geopend, maar ook dat de FOD Buitenlandse Zaken in overleg is geweest met andere autoriteiten in dit land, waaronder Kind en Gezin, het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA), over de wetswijziging in Oeganda en het effect daarvan op de lopende adoptieprocedures. Kort samengevat schaft die wetswijziging de Legal Guardianships af met het oog op adoptie voor buitenlanders en is het dus voor Vlamingen enkel nog mogelijk om vanuit Oeganda te adopteren wanneer zij één jaar in dat land verblijven.
Op 19 april van dit jaar hebt u in deze commissie bevestigd dat de ouders die reeds een kindtoewijzing hadden, konden afreizen naar Oeganda, ondanks de wetswijziging die het Oegandees Parlement had goedgekeurd op 2 maart 2016.
Eind mei van dit jaar reisden dan uiteindelijk tien koppels af naar Oeganda, met goedkeuring van het Vlaams Centrum voor Adoptie. De ouders schreven in juli van dit jaar, toen zij vastzaten in Oeganda, een brief. In die brief zeiden ze “dat zowel juridisch als diplomatiek was verzekerd dat de adopties onder de oude regelgeving zouden vallen”. Op 2 juni 2016 trad de nieuwe Oegandese wetgeving in werking die werd goedgekeurd op 2 maart 2016.
Wat gebeurt er dan in Oeganda, volgens het begrip dat we vandaag van de situatie hebben? De eerste drie ouderkoppels of alleenstaande ouders, krijgen een Legal Guardianship Order van een Oegandese rechter en een attest van Kind en Gezin. Normaal gezien kun je dan met dat attest en het Legal Guardianship Order naar de ambassade en reikt de ambassadeur een visum uit. Dat is echter niet gebeurd. De ambassadeur is zelf de Principal Judge van Kampala gaan opzoeken, met als resultaat dat die laatste de lagere rechter heeft bevolen zijn Guardianship Orders in te trekken. Uiteraard is er ook nog een tweede schrijven, waarvan u op de hoogte bent, waarin diezelfde rechter op zijn minst aangeeft dat het aan de lagere rechter is om te beslissen over de leidende regelgeving wanneer de rechtsregels tijdens een proces veranderen. Daaruit zou je dus een andere conclusie kunnen trekken dan uit de eerste brief.
Ondertussen zijn zes kinderen en hun ouders terug in Vlaanderen. Momenteel zitten er nog vier kinderen vast in Oeganda, samen met hun ouders. Zij kunnen op dit ogenblik niet terugkeren naar Vlaanderen. Dat is op zijn minst ten dele het resultaat van het bestuurlijke kluwen hier. Een beetje gek, maar in dezen toch ook belangrijk om dat bestuurlijke kluwen te duiden, was een interview dat de woordvoerster van Kind en Gezin gaf op Radio 1, waarin zij zelf op een bepaald moment aangaf het spoor bijster te zijn over wie nu wat moet doen in dit land om de situatie te deblokkeren.
Minister, kunt u ons de context schetsen van de situatie en hoe deze is kunnen ontstaan? Op welke elementen hebt u zich gebaseerd om uw beslissing te nemen om iedereen te laten vertrekken naar Oeganda, hoewel er een gewijzigde regelgeving was? Kunt u verklaren hoe het komt dat die ouders vandaag niet kunnen terugkeren, terwijl ze wel mochten afreizen van het VCA?
Wat is de toestand van de ouders vandaag en de kinderen die vandaag nog vastzitten? Wat met de extra kosten die daar worden opgelopen? De ouders zitten ondertussen meer dan honderd dagen vast en zullen in totaal waarschijnlijk honderd dagen extra vastzitten ten opzichte van wat ze hadden gepland. Als je weet dat de kosten – hotel, transport enzovoort – in Oeganda ongeveer op 100 euro per dag moeten worden gerekend per familie, kun je zelf berekenen dat dat niet min is. Bovendien kunnen de ouders vandaag geen ouderschapsverlof opnemen, aangezien zij het kind nog niet legaal hebben geadopteerd, hebben ze evenmin recht op een andere tegemoetkoming en zitten de meesten van hen daar, terwijl ze verlof zonder wedde opnemen. Ze hebben dus geen inkomsten aan de ene kant en veel grotere uitgaven aan de andere kant, gewoon om daar te verblijven. Bovendien zijn er uiteraard extra advocatenkosten die vandaag worden opgelopen.
Minister, ik had u ook een schriftelijke vraag gesteld, waarop ik nog geen antwoord heb ontvangen. Ik wil u de elementen van die schriftelijke vraag graag in herinnering brengen. Een van de redenen waarom ik mijn vraag heb uitgesteld, was net om het antwoord op de schriftelijke vraag te krijgen. Tot op heden is dat echter jammer genoeg nog niet gebeurd.
In die schriftelijke vraag had ik u de vraag gesteld om een kopie te krijgen van alle documenten waarop uw advies en uw beslissing om die mensen te laten vertrekken, was gebaseerd. Het gaat dan over het advies van het Instituut voor Rechtsvergelijking van de KU Leuven over de toepasselijkheid van de regelgeving op deze tien adopties. Ik had ook gevraagd of er een advies was van het VCA dat u heeft doen besluiten om die mensen te laten vertrekken, en ik had u gevraagd of u mij een kopie kon bezorgen van de afspraken met de FOD Buitenlandse Zaken en de federale minister van Buitenlandse Zaken of enige andere bevoegde federale instantie over de afhandeling van deze adopties en de garantie dat ze de nodige inreisdocumenten zouden kunnen krijgen voor België. Dat is nog iets anders dan mensen te laten vertrekken. Ze moeten er uiteraard ook in België zeker van zijn dat ze kunnen terugkomen en dat daar geen obstakel zal worden opgeworpen door een andere autoriteit in dit land. Dezelfde vraag heb ik over de afspraken met de Dienst Vreemdelingenzaken en eventueel, als die bestaan, ook met de FOD Justitie, de Federale Centrale Autoriteit voor adoptie (FCA) en de minister van Justitie. Ik had u gevraagd naar de notulen van de Commissie voor Opvolging en Overleg, waarin dit eerder dit jaar besproken is geweest. Heel belangrijk en cruciaal is uiteraard een kopie van de afspraken die met de Oegandese overheid zijn gemaakt over welke regelgeving van toepassing zou zijn op deze adopties. Hier denk ik dat ik mijn eerste vraag ga staken omdat dat heel belangrijke feitelijke elementen zijn om opvolgingsvragen over te kunnen stellen.
Ik zal dan nu mijn vraag over Ethiopië stellen. Over Oeganda heb ik echt een vraag aan de minister over waar het bij ons fout is gegaan. Daar wil ik echt graag een antwoord op. Voor Ethiopië ligt de situatie helemaal anders. Dat is een tweede problematiek. Over Ethiopië, een heel belangrijk herkomstland voor adopties, zijn vorig jaar en het jaar daarvoor heel wat vragen gesteld in dit parlement. Het adoptiekanaal vanuit Ethiopië is door ons al eens geschorst.
Minister, in een antwoord op mijn schriftelijke vraag van 5 februari 2016 hebt u laten weten dat er geen enkele indicatie was om aan te nemen dat er een probleem zou rijzen tussen het Ethiopische Ministry of Women, Children and Youth Affairs (MOWCYA) en het Vlaams Centrum voor Adoptie of een van de Vlaamse erkende adoptiediensten. Ondertussen is er een herstructurering bij die afdeling van dat ministerie, geheel buiten onze wil. Wij vanuit Vlaanderen of België kunnen daar bijzonder weinig aan doen. Ondertussen zijn we enkele maanden verder en is ook het nieuws bekend geworden dat de kandidaat-adoptieouders, zowel mensen die al een toewijzing hadden als mensen die nog geen toewijzing hadden, hun adoptie van een kind uit Ethiopië niet kunnen voortzetten.
Minister, bent u op de hoogte van die veranderingen? Kunt u meer duidelijkheid verschaffen over wat daar gebeurt in Ethiopië en over het effect daarvan op de dossiers van de Vlaamse kandidaat-adoptieouders? Over hoeveel kandidaat-adoptieouders gaat het? Dat hebben we ondertussen uit de media kunnen vernemen. Welke stappen moeten deze gezinnen nog zetten? Vooral belangrijk: welke indicatie kunt u ons geven over wat daar in Ethiopië staat te gebeuren? Kunnen wij iets doen? Zijn wij dat aan het doen? Doen we beter niets, is het gewoon wachten en kan er geen indicatie worden gegeven over hoe het verder moet met die adoptiedossiers?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de voorbije periode zijn er inderdaad met betrekking tot interlandelijke adoptie een aantal problemen geweest. We mogen die inderdaad niet allemaal over dezelfde kam scheren, want ze zijn zeer verscheiden van aard.
Mijn vraag richtte zich voornamelijk op de problemen rond Ethiopië. Ik zal niet heel de vraag toelichten om een beetje tijd te winnen. We weten allemaal dat er vorig jaar in november een tijdelijke opschorting is geweest van de adopties uit Ethiopië door een bijkomende controle die in Ethiopië moest plaatshebben. Het VCA nam die beslissing tot schorsing. Nadien is er individueel, dossier per dossier, een bijkomende controle geweest met betrekking tot de adoptabiliteit.
Juist op het moment dat men dacht dat dat allemaal achter de rug was en dat er opnieuw meer zekerheid kon zijn – hoewel er nog steeds een bijkomende controle blijft, maar dat is goed, want we moeten zeker zijn over de adoptabiliteit van een kind – dan is er een probleem opgedoken in Ethiopië zelf waar door een reorganisatie bij de administratie, namelijk MOWCYA, er een tijdelijke stop is afgekondigd zodat er intussen geen verdere procedures konden worden gevoerd. Toen was de verwachting dat dat ongeveer een maand zou duren. Ondertussen zijn we bijna een half jaar verder. VCA stuurde recent een brief naar alle kandidaat-adoptanten die op een wachtlijst staan voor Ethiopië of die een toewijzing hebben vanuit Ethiopië, met een toelichting ter zake.
In de brief werd gemeld dat de situatie onduidelijk is maar wordt opgevolgd en dat er momenteel geen perspectief kan worden geboden qua timing. Het is ook niet duidelijk of kandidaat-adoptieouders die al een kind kregen toegewezen, dat kind ook daadwerkelijk zullen kunnen adopteren. Dit roept natuurlijk heel veel vragen op bij de kandidaat-adoptanten. Ik denk dat intussen heel veel van hen individuele contacten hebben gehad met hun adoptiedienst en met het VCA waarbij er heel wat zaken zijn toegelicht.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de adoptiedossiers voor kinderen vanuit Ethiopië? Welke vooruitzichten zijn er met betrekking tot de hervorming van MOWCYA?
Kan er op heel korte termijn een overleg georganiseerd worden tussen het VCA en alle betrokken kandidaat-adoptieouders? Intussen zijn er zoals ik net heb gezegd, al heel wat individuele contacten geweest en is dit dus mogelijks niet meer nodig.
Kunnen ook nu de kandidaat-adoptieouders voor Ethiopië zich inschrijven op een andere wachtlijst met behoud van hun plaats op de wachtlijst voor Ethiopië?
De heer Parys heeft het woord.
De samenwerking tussen het Vlaamse niveau en het federale niveau verloopt, om het met een eufemisme te zeggen, bijzonder moeilijk.
Op 21 september verscheen er een interview van de administrateur-generaal van Kind en Gezin en de adoptieambtenaar in De Standaard. Daarin stond een interessante passage waarover ik graag wat meer uitleg van de minister zou horen: “Als sommige diensten een deel van onze rol willen overnemen, is dat ook goed, maar laat ons dat dan op papier zetten. Want het is natuurlijk geen goede zaak dat beslissingen die de Vlaamse adoptieambtenaar neemt, door andere Belgische instanties in twijfel worden getrokken of teruggefloten. Zo kan het niet langer.” Dit is een noodkreet vanuit de administratie.
Minister, wat bedoelt de administrateur-generaal van Kind en Gezin wanneer ze zegt dat andere diensten het werk van haar dienst willen en kunnen overnemen? Zijn daarvoor concrete signalen aanwezig? Zo ja, over welke andere diensten gaat het dan?
Wat is uw visie op de bevoegdheidsverdeling tussen het VCA en de FCA? Wat uw administrateur in dat interview heeft gezegd, namelijk dat het ook goed is wanneer een andere dienst, waarbij ik ervan uit ga dat dit enkel het federale niveau kan zijn, een deel van de rol van het Vlaamse Kind en Gezin en van het VCA wil overnemen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Buitenlandse adoptie is een manier om kinderen in een precaire situatie een toekomst te geven. We moeten ook nagaan of die procedure goed loopt, of zij moet worden aangepast en of er lessen kunnen worden getrokken.
Het eerste luik van mijn vragen sluit aan bij de laatste vraag van de heer Parys over de verhouding tussen de FCA en het VCA. Dat daar een spanningsveld zit, is een gekend probleem dat al jaren aansleept. Ik ben onlangs gaan snuisteren in de parlementaire archieven en zelfs in 2009, kort na de staten-generaal van de adoptie, werden daar parlementaire vragen over gesteld. U was toen minister en u zei dat die federale wet moet worden aangepast om dit af te bakenen. Vorig jaar had u het over een protocolakkoord en u hebt ook al gezegd dat er intensief overleg moet komen. Dat zijn allemaal verschillende opties, maar er moet hoe dan ook een oplossing komen voor dat spanningsveld tussen FCA en VCA. Geen van de voornoemde pistes is volop bewandeld waardoor het probleem dat we al sinds 2009 en langer kennen, nog altijd bestaat.
Minister, wat is de stand van zaken in die samenwerking? Op welke manier wordt er structureel beterschap bereikt? Ik pleit niet voor een staatshervorming omdat dit een veel te groot instrument is om dit probleem op te lossen. Het zou ook zonde zijn daarop te wachten.
In 2009 achtte u een federale wetswijziging nodig. Vindt u dat vandaag nog altijd? Of pleit u vandaag eerder voor de optie van een samenwerkingsprotocol? Of denkt u dat er met de nodige goodwill ook op korte termijn structurele oplossingen mogelijk zijn?
De screening van de kandidaat-adoptieouders is ongelofelijk belangrijk. Die kandidaat-adoptieouders zeggen zelf ook niets anders te willen dan een goede screening. Zij vragen dat die processen grondig verlopen, maar ook menselijk en met respect voor alle betrokkenen. De diensten voor maatschappelijk onderzoek die dat momenteel doen, zijn daarvoor verantwoordelijk en moeten dan ook de expertise en de slagkracht hebben om daar op een goede manier mee om te gaan. Momenteel is daar een hervorming bezig, het is cruciaal dat die omzichtig gebeurt en dat de bestaande expertise behouden blijft. Het is dan belangrijk na te gaan wat de impact van die hervorming is.
Daarom mijn tweede cluster aan vragen: wat is volgens u de impact van de hervormingen op de diensten voor maatschappelijk onderzoek? Hebt u de indruk dat de nodige expertise behouden zal blijven of merkt u toch dat er een zeker verlies van expertise gaande is met de hervormingen? Zo ja, wat zult u doen om dat tegen te gaan?
Een derde pakket vragen gaat over Oeganda en Ethiopië. Dat is aan bod gekomen in de andere vragen. Ik had de vraag iets algemener gesteld dan mijn collega’s, die ingaan op heel specifieke zaken. Mijn vraag is welke conclusies u daaruit trekt. Zowel in Oeganda als in Ethiopië zijn er heel verschillende situatie, maar ik ga er wel van uit dat dat telkens situaties zijn waaruit u als minister lessen trekt: wat is er mis gelopen? Wat moet er anders? Hoe kan het anders? Dragen wij al dan niet verantwoordelijkheid? Ligt er bij het land van herkomst verantwoordelijkheid? Indien dat zo is, hoe gaan we dan in dialoog met het land van herkomst? Mijn vraag is dus iets algemener, namelijk: welke conclusies trekt u uit de recente ervaringen in de buitenlandse adopties? Voorziet u in maatregelen om de proactiviteit te versterken inzake het detecteren en voorbereiden van wetswijzigingen in landen van herkomst? Voorziet u in maatregelen om de adoptiediensten te versterken, zodat ze de kennis en capaciteit hebben om dergelijke wijzigingen in het beleid in de landen van herkomst op te volgen en te implementeren? Zijn er zaken waarvan u het belangrijk vindt dat we ze meenemen in het debat over de hervorming van het decreet Buitenlandse Adoptie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik zal eerst ingaan op de Oegandese adoptiedossiers, vervolgens zal ik iets zeggen over Ethiopië, daarna over de samenwerking met de federale diensten, en tot slot over de diensten voor maatschappelijk onderzoek.
Wat het adoptiekanaal Oeganda betreft, heeft het Vlaams Centrum voor Adoptie voor het nemen van zijn beslissing van 23 mei 2016, waarbij de toestemming werd verleend om de procedure voor tien Oegandese kinderen af te werken, volgende informatie ingewonnen: de criteria die werden opgesteld binnen het expertisenetwerk Burgerlijke Zaken van het college van procureurs-generaal en besproken werden binnen de commissie voor opvolging en overleg van 11 maart 2016; een advies over het gebruik van legal gardenships door het Instituut voor rechtsvergelijking van KULeuven, extern onderzoek in alle dossiers – van alle dossiers werd dus nagegaan of de voorwaarden op het terrein effectief waren vervuld; het mondeling advies van de betrokken rechtbanken in Oeganda over wanneer de dossiers nog onder de oude wetgeving zouden worden behandeld.
Belangrijk voor de context is te weten dat de wetswijziging in Oeganda was aangekondigd, maar dat wij, de Belgische ambassade in Oeganda en de betrokken Oegandese rechtbanken pas begin juli op de hoogte waren van het feit dat ze in werking was getreden op 2 juni. Gelet op het feit dat de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving pas bekend werd nadat de High Courts een uitspraak deden, en inzonderheid op het moment dat het dossier klaar was voor visumaanvraag, kon op deze informatie op geen enkele manier worden geanticipeerd.
Bij de indiening van de visumaanvragen stelde de Belgische ambassade zich vragen bij de legaliteit van de uitspraken, aangezien ze allen na 2 juni werden uitgesproken en weigerde de Belgische ambassade om ambtshalve een visum af te leveren. In zo’n geval wordt het dossier ter beslissing naar de Dienst Vreemdelingenzaken gezonden, die dan een onderzoek start.
Ondertussen weet iedereen dat er voor zes families na dit onderzoek een visum werd afgeleverd. Voor drie andere families is gebleken dat hun dossier niet onder de oude wetgeving kon worden behandeld omdat hun dossiers pas na 2 juni werden ingediend. Voor hen moet worden gezocht naar een oplossing onder de nieuwe wetgeving. De situatie van de gezinnen wordt tot op vandaag vanuit het VCA van zeer nabij gevolgd. Het VCA is twee weken geleden ter plaatse geweest om duidelijkheid te krijgen over de procedure tot volle adoptie onder de nieuwe wetgeving, om de verblijfsduur te verkorten en om na te gaan of een tijdelijke thuiskomst mogelijk is met een humanitair visum. Tijdens het bezoek ter plaatse hebben er verschillende ontmoetingen plaatsgevonden met de families. De adoptiedienst en het VCA hebben ook nu dagelijks contact met de gezinnen en brengen hen van elke stap op de hoogte. Het VCA blijft ook dagelijks aandringen bij alle betrokkenen, zowel bij de advocaat, Buitenlandse Zaken als de ambassade, om het overleg dat noodzakelijk is ter plaatse te organiseren. Er worden stappen vooruit gezet.
Wat de adoptiedossiers in Ethiopië betreft, kondigde het bevoegde Ethiopische ministerie in de loop van maart 2016 een herstructurering aan van haar dienst die adviezen dient te verlenen in adoptiedossiers. Het bestaande personeel werd vervangen en nieuw personeel werd aangeworven en opgeleid. Uit onze informatie blijkt dat in de loop van mei een eerste aanwerving gebeurde en ze in augustus werd uitgebreid. Men vraagt dan ook geduld om die nieuwe mensen op te leiden en de dienst opnieuw volledig operationeel te krijgen. De adviezen van die dienst van het MOWCYA zijn nodig opdat de Ethiopische rechtbanken de adoptievraag verder kunnen behandelen. Doordat ze sinds hun sluiting, die eind maart werd aangekondigd, zeer weinig positieve – en nog geen voor Belgische dossiers – adviezen afleverden, lopen al die dossiers vertraging op.
Er zijn momenteel vijftien kandidaat-adoptieouders met kindtoewijzing, waarvoor de adoptieprocedure in Ethiopië nog niet kon worden afgerond. In het merendeel van die dossiers werd de aanvraag al ingediend. Voor een aantal van de dossiers moeten nog documenten vanuit de regio worden aangeleverd alvorens ze kunnen worden ingediend voor een advies van de bevoegde dienst van Ethiopië. Na een positief advies kunnen de dossiers bij de rechtbank worden ingediend, en kan de adoptievraag daar worden behandeld. De volgende stap is dan dat de kandidaat-adoptanten afreizen naar Ethiopië om kennis te maken met hun kind en voor de rechtbank te verschijnen. Nadien moet de administratieve procedure worden opgestart om met het kind naar België te kunnen terugkeren.
Vanuit Ethiopië wordt er duidelijk aangegeven dat er tijd nodig is om de werking opnieuw volledig operationeel te krijgen. Aangezien we die feedback vanuit al onze bronnen krijgen, kan er niet anders dan worden besloten dat we de Ethiopische overheid die tijd moeten gunnen. Indien er tegen eind november geen vooruitgang wordt geboekt in de dossiers, zal het VCA afreizen. Het doel van die afreis zal er dan in de eerste plaats uit bestaan om de lopende dossiers te deblokkeren en om na te gaan of adopties uit Ethiopië in de nabije toekomst nog mogelijk zijn. De Belgische ambassadeur in Ethiopië toonde zich steeds bereid om hiervoor de nodige vergaderingen mee te helpen beleggen en voor te bereiden. Het VCA gaat ook na bij andere Europese ontvangende landen of er in dat geval een gezamenlijke demarche haalbaar is.
Er staan op dit moment 37 kandidaat-adoptanten zonder kindtoewijzing op de wachtlijsten bij de adoptiediensten. Voor een aantal onder hen wordt reeds gekeken of een matching kan worden verkregen in een ander kanaal, waarin de adoptiedienst actief is, gezien de onzekerheid van de afloop van de procedure in Ethiopië. Het VCA heeft alle kandidaat-adoptieouders bij het nemen van de schorsingsbeslissing en de afronding van de eerste onderzoeken in Ethiopië uitgenodigd voor een overleg om de genomen beslissing toe te lichten en de verandering in Ethiopië te schetsen. De communicatie die recent werd bezorgd aan de kandidaat-adoptieouders was niet meer dan een stand van zaken in Ethiopië. De communicatie verloopt in de eerste plaats via de adoptiediensten. Als de adoptiediensten het opportuun vinden, of een nood voelen bij hun kandidaat-adoptieouders voor een overleg, kunnen zij dat zeker organiseren. Het VCA is dan zeker bereid om op zo’n overleg aanwezig te zijn.
Wat de wachtlijsten betreft, de beslissing dat kandidaat-adoptieouders voor Ethiopië zich inschrijven op een andere wachtlijst met behoud van hun plaats voor de wachtlijst van Ethiopië, werd, zoals wordt aangegeven, reeds in april genomen. De kandidaat-adoptieouders kunnen hiervoor contact opnemen met hun adoptiedienst.
Het staat buiten kijf dat zowel de situatie in Oeganda als in Ethiopië, maar zelfs die niet alleen, onze aandacht vragen voor een grondige evaluatie van interlandelijke adoptie. Daarbij moeten we in de eerste plaats uitgaan van wat ook ouders meemaken als ze zover in een procedure geraken en de moeilijkheden meemaken die we in die landen, onder meer ook nu, vaststellen.
Voor de goede orde, het is het Vlaams Parlement dat er al bij herhaling voor gepleit heeft dat we in Vlaanderen wat dit betreft in de landelijke adoptie een voluntaristische politiek voeren. We proberen actief adoptiekanalen te ontwikkelen en we proberen ook effectief te investeren in het realiseren van interlandelijke adopties.
Kind en Gezin heeft nog maar eens moeten vaststellen dat er heel veel betrokkenen zijn bij interlandelijke adoptie, ook in België. Het Vlaams Centrum voor Adoptie heeft de bevoegdheid om een adoptiekanaal en de kindtoewijzing goed te keuren. Naast deze beslissingen moeten er na de kindtoewijzing nog verschillende andere diensten hun akkoord geven. Het gaat dan om de FCA in het geval van erkenning van een adoptie in het buitenland uitgesproken, om Buitenlandse Zaken en in voorkomend geval de Dienst Vreemdelingenzaken voor de toekenning van de visa voor de toegang en het verblijf in België van het adoptiekind of het kandidaat-adoptiekind en de Belgische rechtbanken voor zover de adoptie in België wordt uitgesproken. In de praktijk zijn dus verschillende overheden vanuit hun respectieve bevoegdheid betrokken op een adoptiedossier. Dat wil zeggen dat op het eind van de procedure, nadat alle stadia via het VCA werden doorlopen, ook andere overheden vanuit hun bevoegdheid een beslissing moeten nemen, en dit kan aanleiding geven tot onzekerheid. Waar we willen aan werken, is om die onzekerheid zoveel mogelijk weg te nemen en dat kan enkel door met al wie betrokken is op beslissingen over herkomstlanden, heel duidelijke afspraken te maken over wie wat doet, wanneer. De bevoegdheidsverdeling tussen het VCA en de FCA is in principe duidelijk: de FCA moet buitenlandse adopties erkennen. Indien de adoptie conform het Haags Verdrag is verlopen, moet de FCA van rechtswege de adoptie erkennen. Bij buitenlandse adopties die niet verlopen zijn volgens het Haags Verdrag bevestigt de VCA dat de voorwaarden zijn nageleefd. De FCA kan de erkenning van de adopties, zowel de adopties die conform het Haags Verdrag verlopen zijn, als andere, weigeren indien de adoptie met inachtneming van het hoger belang van het kind en zijn fundamentele rechten kennelijk strijdig is met de openbare orde. Het FCA doet dus een marginale toetsing op deze buitenlandse adopties, een bevoegdheid die ook wettelijk is geregeld. Er is echter interpretatieruimte over die marginale toetsing en daar moeten uiteraard meer sluitende afspraken rond komen. Sommige federale parlementsleden hebben daaromtrent trouwens ook al een wetsvoorstel in het federale parlement ingediend.
Het VCA stelt bijvoorbeeld vast dat de FCA ook vragen stelt bij adoptiedossiers die door het VCA werden omkaderd en gecontroleerd, ook in dossiers die conform het Verdrag van Den Haag zijn verlopen en dus van rechtswege een erkenning zouden moeten krijgen. Om de problemen inzake samenwerking en bevoegdheidsverdeling aan te pakken, is er nood aan duidelijke afspraken over wanneer de FCA adopties die omkaderd zijn door het VCA nader kan onderzoeken en dus verduidelijking van het begrip “kennelijk strijdig zijn met de openbare orde”; duidelijke afspraken over wanneer het VCA verklaart dat de procedures zijn nageleefd zodat de FCA een duidelijk zicht heeft op wat dit betekent en dus daarop kan vertrouwen; een afspraak dat de FCA niet tussenkomt in individuele dossiers waar het VCA bij betrokken is zonder voorafgaand overleg – alle afspraken die uiteraard door ons ook op de agenda van de commissie van opvolging en overleg zijn geplaatst.
Er zijn ook duidelijkere afspraken nodig met Buitenlandse Zaken. Het is duidelijk dat er een veel intensere samenwerking moet komen met de ambassades in het kader van onderzoek en opvolging van samenwerking in de herkomstlanden. We gaan kijken of we een en ander juridisch kunnen verankeren, maar dat is uiteraard ook een vraag die de federale overheid moet beantwoorden. Wat mij betreft, is het alleszins duidelijk dat we een sluitend kader moeten maken. Ofschoon de Vlaamse overheid bevoegd is voor een en ander in het kader van de interlandelijke adoptie, is het voor ons, zonder een voorafgaand duidelijk advies van de plaatselijke ambassade via Buitenlandse Zaken, eigenlijk niet meer mogelijk om nog een ‘go’ te geven in een aantal situaties.
Er zijn het afgelopen jaar twee commissies van opvolging en overleg geweest, een derde vergadering is gepland in november. Onze vraag is dat de commissie van opvolging en overleg concretere opdrachten krijgt, zoals bijvoorbeeld per herkomstland werkafspraken maken tussen de verschillende autoriteiten, algemene criteria opstellen voor samenwerking met herkomstlanden, criteria opstellen voor niet-erkenning van buitenlandse adoptiebeslissingen. Die commissie moet ook regelmatiger samenkomen zodat er een echte samenwerking kan ontstaan.
Vorig jaar heeft het VCA aan de leden van de Commissie voor Opvolging en Overleg een protocol voorgesteld om de samenwerking tussen het Vlaamse en het federale niveau te verbeteren. Over dat protocol werd gesproken binnen de commissie van 11 maart, en dat zal opnieuw worden opgenomen in de volgende vergadering. In navolging daarvan heeft het VCA in een recent kanaalonderzoek voorafgaand overleg gepleegd met de FCA en werd hun akkoord gevraagd bij de voorgestelde procedure.
Ik heb het aanvoelen dat we nog veel kunnen zeggen over onze autonomie en bevoegdheid. Het perspectief van de kinderen en ouders brengt mij ertoe om te zeggen dat, zonder dat er op voorhand door een aantal instanties een go is gegeven, het niet meer verantwoord is om de zaken te activeren vanuit het VCA.
U weet dat er een aantal hervormingen plaatsvinden, onder meer met betrekking tot de diensten voor maatschappelijk onderzoek. Door de geplande hervormingen zullen er twee diensten voor maatschappelijk onderzoek verdwijnen. Er zal maar één dienst meer erkend worden. Die dienst krijgt de financiële middelen om 1 voltijdse coördinator en 2,5 voltijdsequivalente psychologen en 2,5 voltijdsequivalente maatschappelijk werkers aan te stellen. Dat is voldoende om een totaal van 165 maatschappelijke onderzoeken te realiseren.
Dit is realistischer in de huidige context dan de 264 onderzoeken die nu in het besluit van de Vlaamse Regering vermeld staan. Het is de bedoeling dat een van de bestaande diensten blijft bestaan en dat daarin de expertise behouden blijft. Ik hoop uiteraard dat er zo veel mogelijk medewerkers van de andere diensten de overstap maken naar de overblijvende dienst, maar iedere medewerker moet dit samen met de directies van de betrokken centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) zelf kunnen beslissen.
Er zal sowieso bijkomend personeel moeten worden aangenomen, personeel dat een degelijke begeleiding zal krijgen van de dienst om de maatschappelijke onderzoeken met de nodige professionaliteit op te nemen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, sta mij toe om, na uw antwoord te hebben beluisterd, een beetje verbouwereerd te zijn. U hebt gezegd: “We hebben die mensen laten vertrekken naar Oeganda, na een advies van het college van procureurs-generaal, na een toets met het Instituut voor Rechtsvergelijking, na een extern onderzoek en mondeling advies in Oeganda van de betrokken rechtbank.” Dat betekent dat wij dus niet hebben gecheckt met de FOD Buitenlandse Zaken noch met de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) of ze dezelfde interpretatie aanhingen als wij.
Eerlijk gezegd sla ik mij nog steeds voor het hoofd. Ik heb u een vraag gesteld over wat er in de laatste Commissie voor Opvolging en Overleg is gezegd – ik denk in april van dit jaar. Daarin werd gezegd dat de nieuwe wetteksten in Oeganda werden uitgewisseld in de Commissie voor Opvolging en Overleg tussen de FOD Buitenlandse Zaken – die ze dan was gaan halen – en de andere leden van die commissie.
Ik ging er – blijkbaar totaal verkeerdelijk – van uit dat er dus was gesproken over die nieuwe wet en of iedereen in België dezelfde interpretatie had over de toepassing van die nieuwe wet.
Een: ik stel mij dus grote vragen wat er in de Commissie voor Opvolging en Overleg wordt gedaan. Blijkbaar wordt daar toch niet doorgesproken.
Twee: wij hebben geen check gedaan met de andere autoriteiten in dit land. We hebben die mensen laten vertrekken – wat onze bevoegdheid was – maar hebben niet gecheckt of de andere diensten in dit land dezelfde interpretatie hadden en die mensen dus ook zouden laten terugkomen. Als er zo’n afspraak was, dan heeft de FOD Buitenlandse Zaken zich daar alleszins niet aan gehouden, want de ambassade is dan achter de rug van die mensen om naar een rechter gestapt om hun vonnis te laten terugtrekken.
Ik begrijp niet dat we dat zo hebben laten gebeuren. Ik begrijp niet wat er in die Commissie voor Opvolging en Overleg wordt gedaan of beslist. U zegt dan: “We wisten pas nadat die wet in werking was getreden dat 2 juni de inwerkingtredingsdatum van die wet was.” Ik neem dat ook aan. Ik heb mij daarover geïnformeerd. Het is moeilijk om in Oeganda te weten te komen wanneer die wet nu effectief is gepubliceerd.
Maar dan kom ik nog altijd op mijn punt. We wisten dat die wet op een bepaalde dag in werking zou treden en dat we niet zouden weten wanneer dat precies was. U zegt dat het parlement aandringt op voluntarisme in interlandelijke adopties. Ja, graag. En we begrijpen dat er altijd een risico ligt in het land van herkomst. Maar wat ik niet begrijp, is dat er ook een risico ligt in het land van vertrek, namelijk hier.
Als ik heel die situatie beschouw, dan denk ik dat er vijf fouten zijn gebeurd in dit dossier. Eén: we hebben die mensen laten vertrekken zonder zekerheid te hebben van de andere Belgische autoriteiten dat zij die zouden laten terugkomen.
Twee: we hebben wel gecheckt met de rechtbank in Oeganda. Maar aangezien dat advies niet is geschreven, hebben we dat nooit aan die mensen kunnen tonen als bewijs dat we het hadden gecheckt, zodat we konden vragen waarom ze zich daar niet aan hielden. Dat zijn fouten die aan ons toekomen.
Er is ook een derde fout gemaakt toen de Belgische ambassade zonder medeweten van die ouders naar de rechter is gestapt om hun vonnis of Legal Guardianship Order te laten annuleren.
We hebben een vierde steek laten vallen doordat de filing te laat is gebeurd voor de kinderen die daar nu zitten. De advocaat van die ouders heeft zijn werk niet naar behoren gedaan.
De vijfde fout zit echter weer bij ons. Hoe komt het dat we dat zo laat te weten zijn gekomen? Hoe komt het dat Kind en Gezin dan pas tijdens de maand augustus tot het besef is gekomen dat het hier om twee verschillende soorten zaken ging, namelijk zes kinderen wier dossier op tijd is gefiled en vier kinderen wier dossier te laat is gefiled? Ook dat is een belangrijk element in dit verhaal. Men is er tot ergens in augustus van uitgegaan dat het over tien dezelfde gevallen ging, wat niet het geval was. Zoals ik het zie, hebben we daar een aantal steken laten vallen.
Het moeilijke in dit verhaal – en het is onze staatsstructuur die ons daartoe brengt – is dat we niet één verantwoordelijke hebben. Iedereen draagt een stukje van de verantwoordelijkheid over waar het hier is misgegaan.
Minister, mijn vraag over Oeganda is heel duidelijk. Gaat u akkoord met de analyse die ik hier heb geschetst over waar het is misgegaan en wie waar wat beter had kunnen doen om te vermijden dat die mensen vandaag in een zeer, zeer moeilijke situatie zitten, zowel psychologisch als financieel?
Het kan geen verrassing zijn voor onze diensten dat er zoiets is als Buitenlandse Zaken, DVZ en FCA die een zeg hebben in dit hele proces. Wanneer zullen die diensten zich samen zetten met een wit blad en naar de voorbije vijf, zes jaar kijken en zien wat er allemaal is fout gegaan? Ze kunnen dan aan de linkerkant schrijven waarom het is fout gelopen en aan de rechterkant hoe, als de fout bij ons ligt – er zijn natuurlijk dingen die in herkomstlanden gebeuren en waar wij niets aan kunnen doen, zoals in Ethiopië – wij dat kunnen oplossen.
Minister, gaat u akkoord met het feit dat ik denk dat er vijf dingen behoorlijk zijn misgelopen? Wanneer beginnen we met dat wit blad?
Over Ethiopië heb ik geen opvolgingsvraag, maar wel over de samenwerking met de FCA. Als ik u goed heb beluisterd, minister, ben ik het met u eens dat we moeten redeneren vanuit het belang van het kind en vanuit de ouders. Dat moet altijd vooropstaan. U kent mijn standpunt over de zesde staatshervorming. Ik zal het niet opnieuw uiteenzetten, om iedereen tijd te besparen. Er zal toch geen nieuws in zitten. Het standpunt dat wij hebben over de samenwerking met de FCA is geen communautair standpunt van de N-VA. Het is een standpunt waarin we zeggen dat, als we een soort vetorecht geven aan een andere dienst die daar eigenlijk wettelijk en feitelijk geen enkel recht op heeft, we in een situatie dreigen te verzanden waarin er nog maar zeer weinig adopties een groen licht zullen krijgen.
Dat is mijn grote vrees, want we weten wat de geschiedenis is van de FCA. We weten hoe moeilijk zij een aantal adoptieprocessen hebben gemaakt. Je kunt dan wel zeggen dat ze er uiteindelijk maar een aantal hebben geblokkeerd, maar dat is het punt niet. Het punt gaat over de moeilijke lijdensweg waarop wij ouders vaak sturen.
Minister, als ik u goed begrijp, denk ik dat u het niet helemaal eens bent met wat uw administrateur-generaal in De Standaard heeft verklaard. Daarover wil ik u mijn eerste concrete vraag stellen: klopt dat?
Mijn tweede vraag is: bent u het niet eens met uzelf? Ik heb eens gekeken naar de parlementaire werkzaamheden van 5 oktober 2010. Ik wil graag een citaat van u voorlezen. U zegt daar heel duidelijk: “De afgelopen jaren zijn er vanuit Vlaanderen meerdere initiatieven genomen.” Het gaat over de samenwerking tussen het VCA en de FCA. “Er is rechtstreeks overleg geweest met mijn collega van Justitie over deze interpretatie.” We zijn dan in 2010 en spreken al van een aantal jaren waarin het fout gaat. “Er is overleg en afstemming met de centrale autoriteit van Wallonië. Ze delen dezelfde vraag. Onze collega’s in Wallonië hebben hetzelfde probleem met de FCA.” U vervolgt dan: “We hebben een voorstel van wetswijziging overgemaakt, zowel aan de minister als ingediend bij de Commissie van Opvolging en Overleg, een overlegvergadering waarbij alle overheden omtrent adoptie betrokken zijn.”
Iets verder zegt u: “De enige mogelijkheid lijkt mij om een wetgevend initiatief te induceren waarbij een en ander geëxpliciteerd wordt. Ofwel bepalen we dat de FCA instaat voor de beoordeling van de adoptabiliteit en de subsidiariteit. Dat zal dan moeten gebeuren vooraleer een adoptiebeslissing in het buitenland wordt uitgesproken.” Dat is eigenlijk wat u daarnet aangaf als oplossing. Maar in 2010 zei u daarover: “Dat is niet mijn denkspoor, maar het is theoretisch mogelijk. In dat scenario moeten ook de andere bevoegdheden van de gemeenschappen herbekeken worden.”
U hebt het dan over een tweede optie: “Ofwel nemen we ondubbelzinnig op dat de FCA bij het herkenningsverzoek de beslissing van de centrale autoriteit van de gemeenschappen over de adoptabiliteit en de subsidiariteit dient te respecteren en geen nieuwe beoordeling op basis van dezelfde gegevens kan doen.”
Minister, waarom neemt u nu die bocht? Daar hebt u duidelijk aangegeven dat u in het wetsvoorstel, zoals het door mijn collega Kristien Van Vaerenbergh is ingediend, geïnspireerd op wat u toen in 2010 hebt gezegd, geen toekomst ziet. U zegt dat we nu op voorhand aan de FCA moeten vragen wat ze willen, terwijl u dat zes jaar geleden absoluut geen goede oplossing vond.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik wil een en ander nuanceren en oproepen om heel omzichtig om te gaan met het hele gegeven van interlandelijke adoptie. Het is een thematiek die heel gevoelig ligt en waar heel wat mensen heel sterk emotioneel bij betrokken zijn. De thematiek heeft de laatste jaren heel veel wijzigingen ondergaan. Heel veel organisaties, mensen, niet alleen in Vlaanderen en België, maar ook in het buitenland, zijn daarbij betrokken.
Ik wil ervoor hoeden om soms heel kort conclusies te trekken. De thematiek en problematiek zijn vaak heel veelzijdig.
Dat betekent natuurlijk niet dat we niet moeten proberen om de procedures zo goed mogelijk te organiseren. Er zijn de procedures in Vlaanderen en België en de procedures in het buitenland. Voor mij is het heel belangrijk dat er zekerheid is over de adoptabiliteit van een kind. Dat vraagt veel. We werken met contactpersonen in het buitenland, weeshuizen in het buitenland, diensten in het buitenland waar men een andere aanpak heeft dan de onze. Het verhaal over Ethiopië dat de minister vertelt, bevestigt dat. Men gaat daar een herstructurering van het MOWCYA doen, gepland op één maand tijd. Men ontslaat alle medewerkers die er waren en werft nieuwe medewerkers aan die het werk nog moeten leren. Dat vraagt heel veel tijd.
Wij kunnen ons dat niet zo goed voorstellen, maar dat is nu eenmaal zo. We moeten daar rekening mee houden. Voor mij staat die adoptabiliteit voorop. Dat betekent dat we zo veel mogelijk zekerheden daaromtrent moeten hebben. Het gaat zeker niet om de zoektocht van ouders naar een kind, maar wel hoe men een goed gezin kan vinden voor een kind waarvan men zeker kan zijn dat het hier een betere toekomst kan hebben en dat het met zo veel mogelijk zekerheden in het herkomstland is afgestaan voor adoptie. Dat is niet eenvoudig, collega’s. Dat is van belang. We kunnen heel vaak met de vinger wijzen omdat we vinden dat dit niet rap genoeg gaat of dat niet duidelijk genoeg is, maar de dossiers omtrent de gedwongen adopties hebben ons geleerd dat we er soms door een dergelijke bril naar moeten kijken. Ik weet ook heel zeker dat kandidaat-adoptanten niet willen leven met de idee dat het kind dat ze willen adopteren, mogelijk niet voor adoptie in aanmerking komt.
Dat kost tijd, heel veel tijd in het buitenland. Zo zijn we recent geconfronteerd met een wetswijziging in Oeganda en met een aantal problemen in Ethiopië. Dat zijn problemen in het buitenland. We kunnen proberen om via overleg en afstemming een aantal zaken uit te klaren en onzekerheden voor kandidaat-adoptanten weg te werken. Dat is van groot belang, want die onzekerheid knaagt heel sterk. Maar we kunnen nooit honderd procent zekerheid geven. Hoezeer je ook intervenieert in procedures hier of investeert in overleg ginds, zowel rechtstreeks door het VCA bijvoorbeeld als via contactpersonen, de garantie op een snelle en probleemloze adoptieprocedure zullen we spijtig genoeg, hoe erg dat ook is voor kandidaat-adoptanten, nooit kunnen bieden.
Ik kom tot de concrete problematieken. Minister, wat betreft Ethiopië hebt u gezegd dat u gaat evalueren eind november. We kunnen allemaal maar hopen dat op dat moment het MOWCYA opnieuw aan het werk is en adviezen aflevert zodat de mensen die al een kindtoewijzing gekregen hebben, dan effectief de rechtbankprocedure kunnen voeren. Er zijn mensen met een kindtoewijzing en anderen die wachten voor een toewijzing uit Ethiopië en mogelijk een toewijzing kunnen krijgen, die heel wat maanden of langer dan een jaar wachten. Ik vind het alleszins positief dat de kandidaten voor Ethiopië bij twee van de drie adoptiediensten die werkzaam zijn in Vlaanderen, zich ook kunnen inschrijven op een lijst voor een eventuele toewijzing uit een ander kanaal dan Ethiopië.
Minister, wat betreft de informatie, begrijp ik wel dat er een onderscheid is tussen november, toen er een opschorting was van alle adopties uit Ethiopië vanwege het bijkomend onderzoek, en nu, nu men een stand van zaken heeft gegeven. Maar adoptieouders stellen zich vaak heel veel vragen. De adoptiediensten doen wel heel sterk hun best om kandidaat-adoptanten te informeren, maar het zou toch goed zijn dat door de diensten en het VCA samen het initiatief zou worden genomen om de mensen bij elkaar te krijgen. Dan krijgen ze eenduidige antwoorden, zowel vanuit de diensten als vanuit het VCA. Dat creëert zeker meer duidelijkheid.
Wat betreft de afstemming tussen VCA, FCA, Buitenlandse Zaken en Vreemdelingenzaken, hebben we inderdaad soms vastgesteld dat er een aantal vragen zijn. Volgens de informatie die ik heb, is er sinds 2005 nog maar één echte niet-erkenning geweest. Dat betekent niet dat er geen andere vragen of problemen zijn geweest, onder meer met betrekking tot Oeganda, waar het niet ging over een echte niet-erkenning omdat er geen formele adoptieprocedure was.
Maar de wet is duidelijk: het moet gaan over het belang van het kind, er moet worden getoetst dat er geen kennelijke strijdigheid is met de openbare orde. Het is een aantal jaren geleden, maar in mijn studententijd heb ik geleerd dat dat de definitie is van een marginale toetsing. Het komt er dus op aan om te zorgen dat het ook enkel over die marginale toetsing gaat.
Ik kom tot de herstructurering. Hier ga ik afsluiten, want we gaan het volgende week hebben over de conceptnota. Ik noteer in ieder geval de inspanningen en de evoluties bij de diensten voor maatschappelijk onderzoek die een van de elementen waren in de conceptnota waar ik zeer positief tegenover sta, niet alleen wat betreft de grotere efficiëntie, maar vooral ook wat betreft een gelijke beoordeling van alle kandidaat-adoptanten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik begin bij het laatste. Wat betreft de diensten voor maatschappelijk onderzoek wil ik beklemtonen hoe belangrijk het is dat de expertise niet verloren gaat. Ik wil dat niet in twijfel trekken. Het gaat om de mensen die screenings doen. Als morgen bijvoorbeeld driekwart van die mensen zeggen dat ze niet in die nieuwe structuur kunnen werken om persoonlijke of logische redenen, dan hebben we een groot probleem met de screenings. Dat is een realiteit. Op het moment dat de fusieoperatie er is en je vraagt mensen die hebben toegezegd te werken in bepaalde werkomstandigheden, om in een andere context te gaan werken, is het niet enkel hun verantwoordelijkheid om ja of neen te zeggen. Men moet kijken hoe men elkaar daar zo veel mogelijk in kan vinden. Als bijvoorbeeld mensen ervan uitgingen dat ze vooral screenings in een bepaalde regio, bijvoorbeeld West-Vlaanderen, zouden doen, en ze krijgen niet de garantie dat ze vooral in West-Vlaanderen actief zullen blijven maar mogelijk een bureau zullen hebben in Brussel en over heel Vlaanderen moeten gaan, wat toch een impact heeft op hun werkorganisatie en de combinatie van werk en gezin, dan neem je een risico. Ik wil erop aandringen dat u niet enkel hoopt dat de mensen willen blijven, maar dat u ook zoekt naar de knelpunten als mensen niet zouden willen blijven, en naar het tegemoetkomen aan die knelpunten. Ik dring erop aan dat u erover waakt dat die oefening voldoende in twee richtingen gebeurt. Ik krijg echo’s dat er mogelijk een stevig expertiseverlies is. Dat zou jammer zijn, want het is heel belangrijk dat dat goed gebeurt.
Een tweede zaak gaat over de verhouding tussen de FCA en het VCA. Ik wil veel geduld hebben en overleg afwachten, maar dit sleept nu toch al zeven tot acht jaar ernstig aan. Er zijn vragen over. Indertijd heeft mevrouw Vogels u hierover ondervraagd en ook collega’s van andere partijen. Hier kunnen we niet op blijven wachten en hopen dat het nu wel goed komt. We gaan voortaan wel op voorhand overleggen, maar het ongeduld dat ik hier ervaar, is er waarschijnlijk in duizendvoud bij de betrokken mensen die daar ook op toekijken.
Ik hoor mevrouw Schryvers zeggen dat maar in één geval een adoptie niet is doorgegaan, maar er zijn wel heel veel gevallen van ouders die terug in de wachtkamer zijn gezet. Dat zijn menselijke drama’s, daar kunnen we niet omheen. Dat moeten we oplossen en dat kunnen we oplossen. Minister, u hebt in 2009 al de piste van het wetsvoorstel aangekondigd. U hebt de piste van het protocolakkoord voorgelegd. Er zijn pistes, maar ga gewoon samenzitten met uw collega van de federale overheid. U bent bevoegd minister en federaal minister Geens is bevoegd. Zet u samen, werk een oplossing uit, ofwel via een wet, die Groen met veel plezier zal steunen in het federaal parlement, ofwel via een protocolakkoord dat u met minister Geens kunt doorvoeren bij uw betrokken diensten, of via een andere weg. Zorg dat het opgelost is zodat we na jaren dit probleem niet meer moeten meepakken. Het is gewoon te gek voor woorden om dit te laten aanslepen.
Het derde luik gaat over de lessen die u trekt uit Oeganda en Ethiopië, maar ook uit andere landen. Ik herhaal dat het verschillende situaties zijn, maar u moet uit beide situaties lessen trekken. U zegt dat we met Ethiopië geduld aan de dag zullen moeten leggen. U zet er ook een deadline bij, eind november. Van Oeganda geeft u een overzicht van de voorgeschiedenis. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er minstens een probleem van proactiviteit is geweest. Ik wil niemand met de vinger wijzen omdat zowel bij het VCA als bij de adoptiediensten mensen werken met een ongelooflijke overtuiging, enthousiasme en inzet. Maar je moet natuurlijk sterk staan om dergelijke zaken proactief op te sporen en goed aan te pakken.
Minister, zijn volgens u die diensten sterk genoeg om dat op te vangen? Of overweegt u om ze te versterken om dergelijke zaken in de toekomst te vermijden?
Men kan gewoon aanvaarden dat het nu eenmaal zo is en dat men nooit 100 procent zeker zal zijn. Oké, je kunt nooit 100 procent zeker zijn, maar je moet wel alles op alles zetten om te zorgen dat je zo zeker mogelijk bent en alles op alles zetten om misschien niet die 100 procent te halen, maar om een zo hoog mogelijk percentage te hebben en twijfel en onzekerheid op voorhand te proberen detecteren en weg te nemen. Ik denk niet dat daar momenteel alle kaders aanwezig zijn om dat effectief te kunnen waarmaken. Ik zeg dit zonder de kwaliteit, de capaciteit of de inzet van de mensen ten velde in twijfel te trekken, maar ze moeten ook maar roeien met de riemen die ze van u toegewezen krijgen.
Tot hier mijn repliek. Ik neem wel een aantal zaken mee naar het debat over een nieuw decreet hieromtrent omdat er zaken zijn die we ten gronde moeten aanpassen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de vragen, want ook wij hebben met stijgende verbazing en ongeloof de berichtgeving omtrent de interlandelijke adopties uit Oeganda gevolgd. Het was uiteraard een lijdensweg voor de kandidaat-adoptieouders, en niet het minst ook voor de kinderen die hun werden toegewezen. Die onzekerheid en frustratie over de muren waar ze tegen opbotsen, het gebrek aan duidelijkheid in de communicatie tussen de verschillende betrokken instanties, de gemaakte en uiteindelijk ook verbroken beloftes, het menselijk leed achter de dossiers, dat laat uiteraard niemand onberoerd.
Het hele dossier en de berichtgeving errond was heel moeilijk te doorgronden, zelfs voor de aandachtige volger. Er waren interpretatieverschillen of de wet nu wel of niet in werking was getreden: valt men eronder of niet? De ambassade bevriest het dossier, dan wordt het weer losgelaten. De lokale rechter zegt eerst ja, dan neen. We kregen eerlijk gezegd een indruk van chaos en amateurisme, met alle begrip voor de internationale component waar we geen vat op hebben en die hier een belangrijke rol in speelt. Wij menen dat de informatieverstrekking naar de ouders beter had gekund en dat het niet zo breed en op verschillende manieren in de pers had moeten verschijnen.
Minister, ik hoor u zeggen dat de situatie voorlopig ongewijzigd is en dat de overblijvende gezinnen daar nog even en misschien zelfs het volledige jaar moeten blijven. Dat heeft natuurlijk een immense impact op hun leven, hun werk, hun welzijn en hun familie. Collega Parys heeft u gevraagd welke maatregelen u neemt naar ondersteuning voor die gezinnen, niet alleen op het vlak van procedure en op financieel vlak, maar ook mentaal. Ik dacht niet dat ik van u hierover een concreet antwoord heb gehoord.
U stelt dat er nauwe contacten en opvolging zijn met de bevoegde en lokale instanties en dat er juridisch wordt gekeken hoe de knoop kan worden ontward en een kortere termijn kan worden bedongen. Is er enig zicht op de timing? Wie neemt hier het voortouw in? Is er een open lijn in de communicatie over de vorderingen naar u toe?
Het klopt dat het een probleem betreft met een specifiek kanaal en dat er een internationale complexiteit is, maar dat neemt niet weg dat we in Vlaanderen het huidige systeem kritisch onder de loep moeten durven te nemen, en wat betreft de samenwerking tussen Vlaanderen en de federale overheid, we moeten komen tot een betere communicatie en een betere afstemming van het overkoepelend beleid. Ik ondersteun zeker de vraag om prioritair de procedure te stroomlijnen, te vereenvoudigen en naar een efficiëntere ‘level’ te brengen. Het is goed te horen dat u de marge in de beoordeling wil verkleinen door sluitende afspraken die we decretaal en wettelijk zullen verankeren. De intentie is er, we moeten nu de zaak op korte termijn afsluiten.
Minister, ik wil eindigen met een vraag over de geplande evaluatie. U sprak er al over eind augustus. Hoe ziet u dit? Wie zal dit uitvoeren? Wat is de timing ervan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik ga over de situatie van de ouders in Oeganda op dit ogenblik geen bijkomende details geven omdat, in het belang van de goede afloop, het niet verstandig is hierop vooruit te lopen. U moet me dat niet kwalijk nemen. Velen spannen zich in om de zaken vooruit te helpen, maar het is niet verstandig om daar nu al veel over te vertellen, behalve wat ik in mijn antwoord al heb aangegeven.
Ik wil daar ook duidelijk over zijn. De fundamentele reden waarom het in Ethiopië en in Oeganda is misgelopen, heeft te maken met een wijzigende houding van die landen tegenover de interlandelijke adopties. Het is een wijzigende wetgeving die uiteraard op het Overlegcomité is besproken. Niemand kon echter exact inschatten wanneer die in werking zou treden. Het zijn die wijzigende wetgeving en die wijzigende politieke inzichten die een aantal relatief voorspelbare trajecten, waarin heel veel is geïnvesteerd, hebben doorkruist.
Het is jammer dat dit niet nadrukkelijk wordt erkend als de eerste en meest fundamentele reden waarom de zaken mislopen. Ik ben het helemaal eens met diegenen die begrip vragen voor en meeleven met de ouders die nu in deze situatie verkeren.
Het is uit respect voor de ouders en in het belang van de kinderen dat ik blijf aandringen op overleg en goede afspraken, maar ik blijf niet wachten. Ik neem de verantwoordelijkheid door te zeggen dat wij niet langer ingaan op een interlandelijke adoptie wanneer een aantal andere bevoegde autoriteiten daar hun ‘go’ niet voor hebben gegeven. Ik kan nog heel veel zeggen over de interpretatie van de wetgeving, de federale loyauteit enzovoort, maar ik zal dat niet meer doen. Buitenlandse Zaken en de ambassades moeten op een gegeven moment tussenkomen. Dat is een prerogatief. Mijnheer Parys, in het land van de N-VA zal dat misschien ooit een Vlaamse bevoegdheid zijn, maar tot nader order is de toegang tot het Belgische grondgebied ook een zaak van Buitenlandse Zaken. Ik heb geen enkele commentaar te geven op de uitspraken die daar op federaal niveau over worden gedaan.
Wanneer het VCA onderzoek doet naar een kanaal of een dienst daarin bijstaat, vervolgens gaat kijken in die landen of in concrete situaties wel degelijk de ratio uit het Verdrag van Den Haag worden gerespecteerd en of er geen sprake is van mensenhandel en wanneer daaruit en na rechtspraak in dat land zelf blijkt dat de adoptie niet kan plaatsvinden, dan is het in het belang van de kinderen en de ouders dat wij dit niet meer doen zonder dat de ambassades en Buitenlandse Zaken die over de juiste informatiekanalen beschikken hun formele ‘go’ geven.
In die zin ben ik het helemaal eens met de leidend ambtenaar van Kind en Gezin. Ik wil blijven investeren in meer samenwerking en overleg en ik wil proberen om afspraken maken. Wanneer het echter misloopt, dan kan het voor mij niet dat het VCA daarvoor met de vinger wordt gewezen. Aan dat spel doe ik niet mee. Het gaat in dit geval om een heel flinke ambtenaar die voortdurend het mijnenveld wordt ingestuurd om de kinderwens van die ouders te vervullen en om het perspectief op een interlandelijke adoptie te bieden. Daarna worden de nodige onderzoeken gedaan over het akkoord van de natuurlijke ouders tot afstand van het kind, over mensenhandel enzovoort. Wanneer het VCA zijn verantwoordelijkheid neemt en wanneer blijkt dat door een aantal omstandigheden bepaalde zaken mislopen, dan ga ik het VCA daarvoor niet met de vingen wijzen. Ik doe dat niet. Ik ben me heel erg bewust van de collectieve verantwoordelijkheid en zal me daar ook niet aan onttrekken.
We hebben heel veel inspanningen gedaan en zullen dat blijven doen en we zullen voluntaristisch en proactief nagaan wat er kan gebeuren om de wens van die kandidaat-adoptieouders te realiseren en de match met een kwetsbaar kind te maken. Wanneer echter aan het eind van de rit een ‘go’ moet worden gegeven, dan zal eerst worden nagegaan of de andere autoriteiten die zich legitiem kunnen beroepen op de eigen specifieke verantwoordelijkheid en bevoegdheden, daarmee instemmen.
Mijnheer Parys, ik vraag niets liever dan een wetgeving die de zaken uitklaart. Het zal dan niet alleen gaan over de interpretatie van de openbare orde, maar ook over de vraag of men op het vlak van de diplomatieke relaties, Buitenlandse Zaken enzovoort, daar de consequenties van wil en zal nemen. For the time being is mijn conclusie in het belang van de betrokkenen. Het VCA gaat door met de inspanningen, maar er komt pas een ‘go’ wanneer alle andere autoriteiten die een interventie kunnen doen, hetzelfde doen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik ben het niet met u eens dat het grootste probleem in Oeganda ligt in het feit dat in een aantal Afrikaanse landen de visie op interlandelijke adoptie is gewijzigd. Dat is inderdaad zo, maar dat is niet de basis van het probleem zoals dat zich heeft voorgegaan in Oeganda. De basis van het probleem is wat wij allemaal wisten dat er een nieuwe wet aankwam en dat er in België geen goede coördinatie was tussen de verschillende beleidsniveaus. In Ethiopië gaat het om een ander verhaal, maar dat heb ik daarnet al verduidelijkt.
Om hiermee verder te gaan – wij willen uiteraard dat er interlandelijke adoptie mogelijk is zolang dat volgens de geldende regels gebeurt – moeten we ons volgens mij niet schikken naar een vorm van chantage die de FCA in dezen hanteert door hun al op voorhand een vetorecht te geven, maar moeten we hun vragen dat zij zich aan de wet houden. Iemand die zich niet aan de regels houdt, moet niet worden beloond met het feit dat hij nog meer te zeggen krijgt. Wij moeten samenwerken in een geest waarin iedereen zich aan de wet houdt. In die zin houd ik meer van minister Vandeurzen in de versie van 2010 dan in de versie van 2016.
Iedere actor heeft binnen de huidige constructie van dit land zijn eigen bevoegdheden, en die moeten we ook respecteren. Wanneer Buitenlandse Zaken daarin een bevoegdheid heeft, de FCA of andere autoriteiten, dan moeten we die erkennen. Wanneer zij echter buiten hun bevoegdheid treden, dan moeten wij ons daar niet bij neerleggen. Ik hoop echt dat we dit de komende maanden achter ons kunnen laten door de federale overheid nog eens duidelijk te maken waar de bevoegdheid van de FCA begint en eindigt. Zo kunnen wij in een Commissie voor Opvolging en Overleg – en daarin treed ik de minister wel bij – frequenter en beter samenwerken en ervoor zorgen dat in dit land en in casu in Vlaanderen de procedures voor interlandelijke adoptie duidelijker worden, waarbij meer kinderen kunnen worden geholpen en kandidaat-adoptieouders niet nodeloos een lijdensweg moeten afleggen.
– Katrien Schryvers treedt als voorzitter op.
Minister, u hebt gezegd dat u niet meegaat in een spel waarin iemand die een steek heeft laten vallen in dit proces, met de vinger wordt gewezen. Ik werp geen steen naar iemand specifiek, maar ik wil wel dat we in dit parlement de zaken kunnen benoemen. Als er fouten gebeuren, moeten we die onder het daglicht brengen zodat we kunnen zien waar er iets moet veranderen. Door het enkel te hebben over een collectieve verantwoordelijkheid laten we hier een soort van ‘flou artistique’ over neerdalen waardoor het probleem nooit grondig opgelost geraakt, en dat is nu net mijn bedoeling.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u wilt niet meedoen aan een spelletje waarbij het VCA met de vinger wordt gewezen. Ik wil ook expliciet zeggen dat ik het werk van het VCA heel erg waardeer en heel hoog inschat. Wat ik u vraag, minister, is niet om samen te zitten met het VCA en om hen te controleren, maar om samen te zitten met de federale overheid en een oplossing te zoeken. De FCA heeft een politiek verantwoordelijke, iemand is politiek bevoegd voor de werking van de FCA. Als de FCA zijn werk niet goed doet, dan acht ik minister Geens daarvoor verantwoordelijk. Zowel de FCA als Buitenlandse Zaken en de Dienst Vreemdelingenzaken vallen onder de Federale Regering waar CD&V, de N-VA en Open Vld deel van uitmaken. Ik vraag van de Federale Regering om het bevoegdheidsconflict samen met de Vlaamse Regering op te lossen. We stellen immers in de praktijk vast dat er overheidsdiensten zijn die niet kunnen samenwerken en op elkaars bevoegdheidsterrein komen. Ik reken er dan ook op dat de politieke partijen die zowel in Vlaanderen als op federaal niveau de meerderheid uitmaken, daar een oplossing voor zoeken. Groen zal constructief meewerken aan elke wetsaanpassing die daarvoor nodig is.
Ik wil ervoor hoeden om hier erg kort door de bocht te gaan. Iedereen beseft heel goed hoe complex adoptiedossiers zijn. Het is niet correct om nu te doen alsof het de schuld is van de FCA of een bepaalde ambtenaar dat de zaken niet goed lopen. We moeten inderdaad zoeken naar een goed overlegmodel en een goede samenwerking tussen het VCA en de verschillende bevoegde federale diensten, en dat is niet alleen de FCA maar dat zijn ook Buitenlandse Zaken en de Dienst Vreemdelingenzaken. Ook de Dienst Vreemdelingenzaken en de ambassades kunnen inspanningen doen en positieve bijdrages leveren om onder meer in het kanaalonderzoek naar de adoptiediensten, meer garanties en zekerheden te geven over de veiligheid van een aantal kanalen.
Mensen zitten inderdaad in schrijnende situaties, het gaat dan a fortiori over de mensen die naar Oeganda zijn vertrokken van wie er een aantal naar huis zijn gegaan en een aantal nog ter plaatse zijn. Het geldt ook voor mensen die al een adoptie lopende hebben in Ethiopië en die al een kind toegewezen gekregen hebben of daarop wachten, en voor alle andere kandidaat-adoptanten die al een deel van de procedure hebben doorlopen en die hopen om binnen een redelijke termijn en binnen bepaalde zekerheden te kunnen adopteren uit een van de verschillende kanalen. We mogen niet op de gevoelens van die mensen inspelen door te zeggen dat alles wat misloopt de schuld is van de samenwerking tussen het VCA en de FCA, het is immers veel complexer dan dat.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.