Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, in maart 2015 stelde ik u een vraag over de mogelijkheid om ook in Vlaanderen een museumpas in te voeren. Nederlands onderzoek en ook de praktijk hebben immers uitgewezen dat de museumpas die men in Nederland kan aankopen voor 55 euro voor een volwassene, aanleiding heeft gegeven tot een multiplicatoreffect van het museumbezoek. De museumpas heeft bovendien ook positieve effecten op de budgettaire resultaten van de musea dankzij een stijgende verkoop in de museumshops.
In het antwoord op mijn vraag verduidelijkte u dat CultuurNet Vlaanderen al onderzoek had gedaan om na te gaan of de museumpas niet als een geïntegreerd geheel maar als spin-off van de UiTPAS kan worden ontwikkeld, uiteraard in nauwe samenwerking met de ruime museumsector. U zei toen: “De architectuur van de UiTPAS kan immers bijna volledig als model dienen voor een eventuele museumpas. Onze analyse tot op vandaag is alvast dat er wel degelijk een potentieel is voor een museumpas en dat CultuurNet goed geplaatst is om als operationele partner van de museumsector te fungeren. Een aantal elementen moeten echter nog worden verfijnd maar het ziet er alvast veelbelovend uit. In die zin is het nog wat te vroeg om uitspraken te doen over eventuele proefprojecten. Ik wil daarvoor op zijn minst wachten op de resultaten van het verkennend onderzoek van CultuurNet.”
Ik heb goed onthouden dat u toen hebt gezegd dat het er alvast veelbelovend uitziet, vandaar een aantal vragen voor u.
Minister, wat is de stand van zaken van het verkennend onderzoek van CultuurNet en het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw, FARO, naar de mogelijkheden van de introductie van een museumpas in Vlaanderen als spin-off van de UiTPAS? Welke aanbevelingen en conclusies werden in deze haalbaarheidsstudie geformuleerd?
Zijn er plannen om een proefproject op te zetten? Zo ja, met welke partners, en zo neen, waarom niet? Werd hierover al overleg gepleegd met de musea in Vlaanderen en Brussel, en zo ja, wat is het resultaat van die gesprekken, in concreto over de complementariteit van de museumkaart als collectief initiatief met bestaande vriendenkaarten van individuele musea?
In Nederland werkt de Museumkaart zonder recurrente tegemoetkoming van de overheid. Maar in antwoord op mijn vraag beklemtoonde u: “Indien een gelijkaardig initiatief in Vlaanderen vorm zou krijgen en de vraag wordt gesteld om de opstart mee te ondersteunen, neem ik dat dus zeker in overweging.” Bent u nog altijd bereid om een proefproject te ondersteunen?
In uw antwoord maakte u ook melding van een onderzoek naar nieuwe businessmodellen in functie van de financiering van een dergelijk project. Wat is hiervan de stand van zaken?
Minister Gatz heeft het woord.
CultuurNet deed inderdaad verder onderzoek naar de haalbaarheid van de uitrol van een museumpas in Vlaanderen op basis van het Nederlandse model. CultuurNet organiseerde ook een eerste bevraging bij de Belgische musea, dus breder dan alleen de Vlaamse.
De Vlaamse musea reageerden in grote meerderheid positief op het principe van een museumpas. Een hard engagement hangt daarbij natuurlijk nog af van de modaliteiten, bijvoorbeeld met betrekking tot de prijszetting.
CultuurNet onderzocht recent, tijdens de maand september, ook de betalingsbereidheid van de Vlaming: voor welk soort museumpas wil de Vlaming welk bedrag betalen? De aanbevelingen uit dit onderzoek zijn nog niet finaal beschikbaar, maar de eerste resultaten geven aan dat zowel interesse in als betalingsbereidheid voor de museumpas de haalbaarheid van de museumpas onderbouwen.
Het feit dat Vlaanderen al investeert in de uitrol van de UiTPAS geeft de mogelijkheid om maximaal in te spelen op de voor de hand liggende synergieën inzake productontwikkeling en distributie van dit instrument. Daar waar de UiTPAS zelf een project blijft dat moet worden geïnitieerd door de lokale besturen, liefst in het kader van een regionale samenwerking, zien we de museumpas als een nationaal project dat meteen alle musea en alle burgers de kans biedt om erop in te tekenen.
In die context moeten de twee proposities los van elkaar gezien worden. Wat beide in elk geval gemeen hebben, is dat ze in Vlaanderen worden ingezet om ook drempelverlagend te werken voor kwetsbare groepen. Ook de museumpas zou naast een collectief marketinginstrument voor de sector, een participatiehefboom kunnen zijn voor mensen in armoede, ‘powered by UiTPAS’. Ondernemerschap en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn immers dingen die wel degelijk kunnen samensporen.
Indien met de museumkaart gestart wordt, zal dit meteen met een grote groep zijn. Voldoende deelnemende musea zijn immers een voorwaarde om van de museumkaart een succes te maken. De Brusselse Museumraad denkt en werkt mee en werkt al een aantal jaren met een Brusselse kaart. Aan Waalse zijde zit ‘Musées et societé en Wallonie’ mee aan tafel en draagt FARO bij vanuit eigen expertise aan het netwerk.
Het opnemen van een belangrijke rol door CultuurNet ligt in het verlengde van zijn bestaande opdracht en sluit aan bij het instrumentarium waar Vlaanderen nu al over beschikt.
De meeste musea staan positief tegenover het principe van een museumkaart, maar over tarieven en de verhouding met andere kortingen wordt nog verder afgestemd. Er werd al heel wat informatie verzameld over het al dan niet bestaan van vriendenkaarten bij die musea. Uit de Nederlandse case valt alvast af te leiden dat een collectief initiatief de eigen vriendenkaarten niet in de weg staat, maar dat ze zelfs complementair zijn.
Een vriendenkaart verdiept de band met mensen die zich betrokken voelen bij een specifiek museum en zijn activiteiten. Met een museumpas maakt men kennis met een nieuw en breder aanbod. Er zijn zelfs combinaties mogelijk die de vriendenkaart nog aantrekkelijker maken.
Momenteel geeft een eerste businessplan aan dat een museumpas zeker winstgevend of zelfbedruipend kan zijn en dat is ook de prioritaire doelstelling. Winstgevend is beter, want dan kan men de winst investeren in het systeem.
In de opstartfase zal er wel een prefinanciering nodig zijn. Hiervoor worden verschillende opties bekeken: leningen, het inbrengen van kapitaal door musea en andere potentiële kapitaalverstrekkers, het potentieel van crowdfunding enzovoort. In hoeverre de overheid mee een impuls kan geven aan dit project, zal nader worden bekeken. Ik kan alvast zeggen dat we dit welwillend bekijken.
Het onderzoek naar nieuwe businessmodellen betreft zowel de financiering, de prefinanciering als de organisatievorm achter de museumpas. Op het Groot Onderhoud, het jaarlijkse sectormoment van de cultureel-erfgoedsector, zal CultuurNet in dit kader een case over coöperatieve modellen presenteren. Dat biedt interessante perspectieven inzake draagvlak van de sector.
Mevrouw Bastiaens, ik besef dat ik u voor wat een aantal heel concrete elementen betreft, nog even op uw honger laat. Ik heb u een stand van zaken gegeven, maar die is dermate voorspoedig dat indien u me nu de vraag zou stellen of de museumkaart er wel of niet komt, ik eerder ja dan neen zou antwoorden. Ik vraag u echter om mij en CultuurNet nog een aantal maanden te geven om een aantal elementen waarnaar u hebt gevraagd, verder af te stemmen. Het ziet er alvast goed uit. Ik dank u voor uw aanhoudende vragen en inspanningen ter zake.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het enthousiasme bij de musea is zeer groot.
Ik hoor ook van de mensen van CultuurNet dat er al zoveel onderzoek en voorbereidend werk gebeurd is en dat zij vragen om het nu echt wel te doen. U hebt terecht het onderscheid gemaakt tussen de UiTPAS en de museumpas, vanuit het lokale en het bovenlokale. Maar het ene kan het andere natuurlijk ook versterken. De uitrol van een museumpas zou er ook voor kunnen zorgen dat je ineens een veel grotere verspreiding krijgt van de UiTPAS.
Ik ben heel blij dat u onmiddellijk hebt verwezen naar de doelstelling om drempels te verlagen. Dat is niet de eerste doelstelling van de museumpas, maar die kan daar wel een bijdrage toe leveren. Mijn eerste doelstelling is nu: laat ons die museumpas nu effectief realiseren.
Ik vind wel dat u een beetje terughoudend bent geweest bij mijn laatste vraag, over de financiering van het project. U hebt zelf aangegeven dat het voor u ook belangrijk is om naar alternatieve financieringsbronnen te zoeken. De museumpas zou net een vrij gemakkelijk instrument kunnen zijn om bronnen van alternatieve financiering aan te trekken. Ik hoor u ook spreken over de opstartkosten, dat daar eventueel ook kapitaalinbreng vanuit de musea kan zijn. Ik snap dat wel, maar de middelen zijn daar ook relatief beperkt. Ik ben dikwijls een koele minnaar van alternatieve financiering, maar als volgens mij nu ergens kunt, is het hier wel. Ik hoorde u dat niet meteen zeggen, tenzij ik u verkeerd begrepen heb.
Ik kijk er in elk geval naar uit. Hoe sneller, hoe liever. Ik zal deze keer niet zo lang wachten om een opvolgvraag te stellen.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik denk ook dat het een goed project kan worden. De sector is er enthousiast over. Ik deel ook de mening dat de UiTPAS, die veeleer naar het lokale gaat, complementair is aan de museumpas, die we op Vlaams en zelfs Belgisch niveau uitrollen. We moeten daar open van geest in zijn en niet allemaal verschillende passen gaan creëren. Ik ben het er ook mee eens dat dit drempelverlagend kan werken.
Het is dan misschien goed dat we dankzij die pas ook wat kunnen monitoren. Meer mensen naar musea krijgen, is één ding. Het verdiepende is uiteraard ook belangrijk. We moeten daar stap voor stap in gaan.
Wat is de rol van de overheid daarin? Qua financiering denk ik dat we de goede weg inslaan door met de sector te kijken of er via alternatieve financiering mogelijkheden zijn. Er zijn pistes opgesomd zoals leningen en crowdfunding. Dat draagt mee bij tot het in de markt zetten van het nut van zo’n museumpas.
Minister, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen heeft ook al jaren een soort museumpas. Wordt dat geïntegreerd? Staat dat daarbuiten? Zijn daar gesprekken mee?
Minister Gatz heeft het woord.
Op die laatste vraag kan ik nu niet antwoorden, maar het is natuurlijk een pertinente vraag. Als we inderdaad overgaan tot een museumpas, is het niet de bedoeling om een veelheid aan passen te creëren, maar wel een helder systeem voor de gebruiker. Laten we die vraag in die context beantwoorden.
Ik ben het volledig eens met mevrouw Bastiaens en mevrouw Coudyser met betrekking tot de noodzaak om nu de volgende stappen te kunnen zetten. Ik heb vorige week een zeer heldere en goede presentatie gekregen van CultuurNet, die qua diepgang werkelijk indrukwekkend was. Zij moeten nu zelf nog een aantal zaken aan elkaar kunnen knopen, maar dat is geen kwestie van zes maanden of een jaar, maar van maanden. Ik stel voor dat we dat gesprek opnieuw opnemen op het ogenblik dat we de beleidsbrief en de begroting bespreken.
Er was maar één punt waarbij ik ‘neen’ knikte, mevrouw Bastiaens, en dat was toen u het over de aanvullende financiering had. Een van de zaken om de museumpas te doen starten, is het rond krijgen van de prefinanciering voor het organisatiemodel. Daarna, als de museumpas effectief uitgerold zou worden, ontstaat er een katalysator die volgens mij dan een grotere kans biedt voor de sector, maar nog meer voor individuele musea, om aanvullende financiering mogelijk te maken. We zullen daar natuurlijk ook de nodige fiscale instrumenten aan moeten koppelen.
Op dit ogenblik is het een opstartkost die generiek is. Ik probeer mij altijd te verplaatsen in de mentale toestand van de kunstenaar of de kunstenorganisatie – in dit geval de musea – maar ook in de mentale toestand van de financier. De aanvullende financiers zijn wel bereid, mits fiscale ondersteuning, om in individuele zaken te investeren, zoals een tentoonstelling of een museum, maar niet in generieke kosten waarvan ze vinden dat die door de overheid moeten worden gedragen. En ik denk dat ze daar ook gelijk in hebben.
In de prefase zal er misschien een klein stuk aanvullende financiering mogelijk zijn, maar men is veeleer op zoek naar leningen bij een aantal bevoorrechte partners, al dan niet semi-aanvullende financiering. Maar dat is een generieke opstartkost. Private financiers zetten hun geld nooit in een algemene pot. Zij werken in een een-op-eenrelatie. Dat is goed, want op dat ogenblik wordt er een emotionele relatie tussen gever en ontvanger gecreëerd. Hier zitten we nog even in een generiek potje dat gecreëerd moet worden voor de opstart, maar we komen daar wel uit. Het is ook niet dermate hoog dat het onmogelijk is.
Ik stel voor dat we het debat voortzetten voor Nieuwjaar, in het kader van de beleidsbrief. Mogelijk kunnen we dan wel meer details geven, zodat we de algemeenheden wat overstijgen. Maar we staan al heel ver, met dank aan CultuurNet, want er is werkelijk zeer goed gewerkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.