Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over projectsubsidies in het kader van het Kunstendecreet
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Minister, het gaat over de beurzen en projecten van de derde ronde 2016 die u een tijdje geleden hebt goedgekeurd. Er zijn per jaar drie projectsubsidierondes. Voor de derde ronde werden 298 aanvragen ingediend. Dat is onwaarschijnlijk veel, en er zijn er iedere ronde zoveel. Er waren 74 aanvragen voor kortlopende beurzen, 21 voor meerjarige beurzen, 66 voor projecten van kunstenaars en 137 voor projecten van organisaties. Deze 298 aanvragen vroegen ongeveer 9,4 miljoen euro ondersteuning.
Minister, u hebt bij uw beslissing de principes uit het draaiboek ‘Kwaliteitsbeoordeling voor het Kunstendecreet’ gevolgd, met de indeling van ‘zeer goed’ tot ‘volstrekt onvoldoende’. Omdat het beschikbare budget ruim onder het gevraagde budget zit, hebt u uw beslissing gebaseerd op een aantal principes. Alle beurzen voor individuele kunstenaars met de beoordeling ‘zeer goed’ en ‘goed’ ontvangen een subsidie. Er is daar geen zakelijk advies bij. De projecten met de beoordeling artistiek ‘zeer goed’ en zakelijk ‘zeer goed’ ontvangen een subsidie, waarop nog een beperkte vermindering wordt toegepast om binnen het budget te blijven. Daardoor komen we op 78 beurzen en/of projecten die ondersteund worden met 1,6 miljoen euro: 21 kortlopende, 8 meerjarige, 16 projecten van kunstenaars en 33 projecten van organisaties. Net iets meer dan een kwart van de projecten wordt gesubsidieerd, en tussen de 30 en 40 procent van de beursaanvragen.
Dit toont ook aan dat er heel weinig financiële middelen in de projectenpot zitten. Dat weten we al een tijdje. Minister, u hebt bij de Septemberverklaring een beperkte stijging van de projectenpot aangekondigd. Door de principes ligt de lat artistiek zeer hoog. Je moet daar ‘zeer goed’, of bij beurzen minstens ‘goed’ halen, om in aanmerking te komen voor subsidies. Daardoor ontstaat een pervers en onbedoeld effect – als mededader van het Kunstendecreet kan ik dat zeggen – namelijk dat de subsidiebeslissing eigenlijk wordt genomen door de administratie. Immers, met een artistiek ‘zeer goed’ en een zakelijk ‘goed’, bijvoorbeeld, val je toch uit de subsidieboot. Je moet ook zakelijk een ‘zeer goed’ halen. Dat strookt niet met de bedoelingen van het Kunstendecreet. Het artistieke oordeel moet het leidende principe zijn, niet het zakelijke. Om dat te vermijden, moet niet alleen het budget omhoog, maar moet ook de zakelijke beoordeling, zeker bij projecten en eventueel ook bij de meerjarige subsidies – maar dat is niet het onderwerp van mijn vraag, die in eerste instantie over projecten gaat – naar mijn mening beperkt worden tot een quotering ‘goed’ of ‘onvoldoende’. Anders blijft dat perverse effect doorwerken met deze bescheiden middelen.
Collega’s, we mogen verwachten dat de projectaanvragen zelfs met een budgetstijging in aantal sterk zullen dalen de komende jaren. Wellicht blijft het precair om goede beslissingen te nemen.
Minister, hoe staat u tegenover mijn voorstel om de zakelijke beoordeling te beperken tot ‘goed’ of ‘onvoldoende’? Overigens denk ik dat ik met dat voorstel niet alleen sta. Ook delen van het veld stellen dat voor.
De gevraagde subsidies bedragen het zesvoudige van het toegekende bedrag, maar voor welk totaal bedrag hebben de commissies positief beoordeeld? En met positief bedoel ik: vanaf boven de lat.
Kunt u een overzicht geven van de toegekende projectsubsidies naar discipline? Dat mag ook schriftelijk gebeuren. Meent u dat de verhouding tussen de disciplines oké is?
Hebt u weet van demotivering of ontevredenheid bij de leden van de beoordelingscommissies? Ik meen in de wandelgangen op te vangen dat er een zekere ontgoocheling is bij leden die zich afvragen wat ze zitten te doen. Zij stellen vast dat zij een ‘zeer goed’ geven, maar dat de administratie daar dan komt tussenfietsen. Zij hebben het gevoel dat ze enkel nog de absolute top nomineren, met de grote onzekerheid of hij van de subsidies zal kunnen genieten. Die onzekerheid demotiveert een aantal mensen in de beoordelingscommissies.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Wij hebben de voorbije tijd in deze commissie gedebatteerd en vragen gesteld over de meerjarige werkingssubsidies in het kader van het Kunstendecreet waarover de Vlaamse Regering vlak voor de zomervakantie een beslissing nam. Behalve in werkingssubsidies voorziet het nieuwe Kunstendecreet ook in projectsubsidies.
Minister, in uw strategische visienota hebt u over de betekenis van de projectsubsidies heel duidelijk uw visie weergegeven. Dat hebt u ook gedaan met betrekking tot het verschil tussen de meerjarige structurele en de projectsubsidies, en vooral tot de betekenis die projectsubsidies kunnen hebben voor kunstenaars en organisaties.
Ik ga die nota hier niet voorlezen, maar ik denk wel dat ze voor een deel richtinggevend is. De vraag is hoe we daar in de toekomst mee omgaan. Dat er veel projectsubsidies worden aangevraagd, is wel duidelijk. De heer Caron noemde al een aantal cijfers.
Het is heel duidelijk dat veel kunstenaars en kunstorganisaties gebruik willen maken van de mogelijkheden die het Kunstendecreet heeft voorzien. De laatste mogelijkheid die ze hadden om in te schrijven, is 15 december 2016. U zult daarover een beslissing moeten nemen voor 1 januari 2017.
Ik trap een open deur in als ik zeg dat er na de beslissingen van 30 juni met zeer veel aandacht wordt uitgekeken naar de komende beslissingen in het kader van de projectsubsidies. Er zijn ook wel verwachtingen gecreëerd want in het verleden, minister, hebt u zelf gezegd dat 2015 en 2016 moeilijke jaren waren omdat u tijdens een lopende erkenningsronde niet kon herverdelen. Maar u zei ook: “Ik herhaal, en dat is een belofte, dat er vanaf 2017 meer zuurstof komt voor kwetsbare projecten”.
Op 12 september voerden enkele kunstenaars actie op het Martelaarsplein. Ze vroegen een forse verhoging van de projectsubsidies. U hebt een delegatie ontvangen en beloofde alvast dat er in 2017 iets meer dan 1 miljoen euro aan middelen zou bijkomen. U verklaarde ook dat u samen met de grote kunstinstellingen en de brede sector wilt bekijken op welke manier de ondersteuning van beginnende makers nog beter kan. U zei ook: “Het gaat dan niet enkel om het aanbieden van een podium, maar bijvoorbeeld ook om ondersteuning voor communicatie en productie.”
Minister, hoeveel aanvragen voor projectsubsidies werden er op 15 mei ingediend? Kunt u een toelichting geven bij uw beslissing?
Hoeveel aanvragen werden er op 15 september ingediend?
Het kader voor de toekenning van de projectsubsidies wordt bepaald door het Kunstendecreet en uw strategische visienota. Hoe en op welke manier wilt u de bovenvermelde beloftes die u toen deed aan de kunstensector realiseren?
Welk budget voorziet u voor de projectsubsidies in 2017? Er was al sprake van 1,16 miljoen euro. Maar tijdens de bespreking in de commissie naar aanleiding van de beslissing van 30 juni verduidelijkte u: “Dan is er nog het fameuze bedrag van 2,2 miljoen euro dat mijn voorgangster op het einde van de vorige legislatuur tijdelijk naar de werkingssubsidies had verhuisd. Daarvan is het de bedoeling dat het naar de projecten teruggaat.” Kunt u over de juiste budgetten al duidelijkheid geven?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik zal in mijn antwoord nogal gedetailleerd ingaan op getallen en cijfers.
Op 15 mei 2016 waren 321 aanvragen ingediend. Het betrof 107 kortlopende beurzen, 17 meerjarige beurzen, 48 projecten van kunstenaars en 149 projecten van organisaties. Er werd voor een totaal van iets meer dan 10 miljoen euro ondersteuning aangevraagd. 177 initiatieven kregen een gunstig advies voor een totaalbedrag van bijna 4,6 miljoen euro. Het betreft 53 kortlopende beurzen, 7 meerjarige beurzen, 29 projecten van kunstenaars en 88 projecten van organisaties. Kort door de bocht kan men zeggen dat men in de meeste gevallen ongeveer tot de helft gunstig geadviseerd komt in aantal, terwijl het subsidiebedrag iets lager ligt dan de helft.
Aangezien er binnen de begroting 2016 voor subsidietoekenningen in uitvoering van het Kunstendecreet nog maar een goede 2 miljoen euro beschikbaar was – in het begin van het jaar hadden we gezegd dat we de projectenpot over drie ongeveer gelijkwaardige rondes zouden verdelen – kon ik natuurlijk niet alle gunstig geadviseerde initiatieven een subsidie toekennen. Ik ben dus overgegaan tot een subsidietoekenning aan alle beurzen met een beoordeling ‘zeer goed’ en alle projecten met een beoordeling ‘zeer goed (artistiek)/zeer goed (zakelijk)’.
Het subsidiebedrag komt, zoals steeds, overeen met het laagste bedrag dat is voorgesteld in de adviezen. Daarenboven wil ik een landschap ondersteunen waarin individuele kunstenaars voldoende aan bod komen. Dit doe ik door mijn beslissing om ook individuele beurzen met de artistieke beoordeling ‘goed’ een subsidie toe te kennen, waarin de verschillende hoofddisciplines voldoende kansen krijgen, en door mijn beslissing om projecten met de beoordeling ‘zeer goed (artistiek)/goed (zakelijk)’ een subsidie toe te kennen in de disciplines architectuur en vormgeving, audiovisuele en beeldende kunst, muziek en transdisciplinair.
Concreet: er is een lichte correctie gebeurd ten voordele van de individuele kunstenaars, en een lichte correctie ten voordele van de net genoemde disciplines.
Dit alles resulteerde in een subsidietoekenning voor 89 initiatieven voor een totaalbedrag van iets meer dan 2 miljoen euro. Hieronder bevinden zich 36 kortlopende beurzen voor een bedrag van 365.600 euro, 7 meerjarige beurzen voor een bedrag van 170.000 euro, 17 projecten van kunstenaars voor een bedrag van 501.800 euro, en 29 projecten van organisaties voor een bedrag van 985.500 euro.
De verhouding tussen de hoofddisciplines kan als volgt worden weergegeven – en we draaien de matrix even om. Voor de 124 aangevraagde beurzen zijn er 5 die de hoofddiscipline architectuur en vormgeving aanduidden, 77 met hoofddiscipline audiovisuele en beeldende kunst, 13 met hoofddiscipline muziek, 32 met hoofddiscipline podiumkunsten, en 14 die de hoofddiscipline transdisciplinair aanduidden.
Ik wijs erop dat de som van de aantallen uit de hoofddisciplines hoger is dan het aantal aangevraagde dossiers. Dit is het gevolg van de meervoudige aanduiding van hoofddisciplines die de aanvragers sinds de invoering van het nieuwe Kunstendecreet kunnen doen.
Bij de 52 toegekende beurzen zijn er: 1 die de hoofddiscipline architectuur en vormgeving aanduidde, 27 met hoofddiscipline audiovisuele en beeldende kunst, 4 met hoofddiscipline muziek, 13 met hoofddiscipline podiumkunsten, en 7 die de hoofddiscipline transdisciplinair aanduidden.
Bij beurzen gaat op deze manier 52 procent van de toekenningen naar audiovisuele en beeldende kunst, 25 procent naar podiumkunsten, 13 procent naar transdisciplinair, 8 procent naar muziek en 2 procent naar architectuur en vormgeving. Deze verhouding verschilt niet significant van de verhouding bij de aanvragen.
Bij de projecten kunnen de verhouding tussen de hoofddisciplines als volgt worden weergegeven. Voor de 188 aanvragen zijn er 17 die de hoofddiscipline architectuur en vormgeving aanduidden, 40 met hoofddiscipline audiovisuele en beeldende kunst, 74 met hoofddiscipline muziek, 66 met hoofddiscipline podiumkunsten, en 25 die de hoofddiscipline transdisciplinair aanduidden. Bij de 46 toegekende projecten zijn er 3 die de hoofddiscipline architectuur en vormgeving aanduidden, 10 met hoofddiscipline audiovisuele en beeldende kunst, 13 met hoofddiscipline muziek, 17 met hoofddiscipline podiumkunsten, en 6 die de hoofddiscipline transdisciplinair aanduidden.
Bij projecten gaat op deze manier 35 procent van de toekenningen naar podiumkunsten, 27 procent naar muziek, 20 procent naar audiovisuele en beeldende kunst, 12 procent naar transdisciplinair en 6 procent naar architectuur en vormgeving. Ook hier is de verhouding tussen de hoofddisciplines vergelijkbaar met de verhouding zoals die zich voordeed in de aanvraaggroep.
Het effect van de prioritisering voor kleinere hoofddisciplines is dus eerder beperkt en heeft zeker geen ondervertegenwoordiging van podiumkunsten veroorzaakt.
Op 15 september waren er 307 aanvragen ingediend. Na controle van de startdatum van de initiatieven zijn er daarvan 295 aan de eerste beoordelingsronde toegewezen. 3 aanvragen zijn ondertussen opnieuw ingetrokken. Bij de 292 ontvankelijke aanvragen zijn er op dit ogenblik 91 kortlopende beurzen, 26 meerjarige beurzen, 51 projecten van kunstenaars en 124 projecten van organisaties.
Ik ben door mijn cijfers heen, ik ga nu een aantal inhoudelijke zaken behandelen.
Hoe sta ik tegenover het voorstel om de zakelijke beoordeling te beperken tot ‘goed’ of ‘onvoldoende’? Ik wil eerst aangeven dat de bewering dat de beslissing wordt gestuurd door de zakelijke advisering niet correct is. De rangordening van de beoordelingen geeft integendeel zeer expliciet voorrang aan het artistieke advies. Zo staat bijvoorbeeld een initiatief met een beoordeling ‘goed (artistiek)/zeer goed (zakelijk)’ lager gerangschikt dan een initiatief met een beoordeling ‘zeer goed (artistiek)/voldoende (zakelijk)’. Een initiatief met een beoordeling ‘voldoende (artistiek)/zeer goed (zakelijk)’ staat lager gerangschikt dan een initiatief met een beoordeling ‘goed (artistiek)/voldoende (zakelijk)’.
De beslissing – en daarmee vertel ik u geen geheim – werd – en zal misschien in de toekomst nog worden, maar iets minder hopelijk – in de eerste plaats gestuurd door de budgettaire ruimte. Binnen die beperkte budgettaire ruimte volg ik de rangordening, zoals die in het draaiboek kwaliteitsbeoordeling van de adviescommissie kunsten en de administratie is bekendgemaakt. Als het om budgettaire redenen nodig is om ook binnen de groepen 1, 2 en 3, de ‘uitstekende’ initiatieven dus, een prioritisering aan te brengen, dan lijkt het mij vooral getuigen van goed bestuur als ik daarbinnen voorrang geef aan die initiatieven waar bijkomend óók – maar niet in de eerste plaats – de beste garanties zijn geleverd op een zakelijk goed beheer van de middelen.
Zoals u weet, is mijn administratie momenteel volop bezig met de evaluatie van de eerste uitwerking van het nieuwe Kunstendecreet. Ik wacht eerst op de resultaten hiervan alvorens eventuele nieuwe suggesties te formuleren.
Dan was er een vraag naar een mogelijke demotivering of ontevredenheid bij de leden van de beoordelingscommissies. Ik herhaal, en ik meen uit de grond van mijn hart, dat ik grote waardering heb voor het deskundige werk dat commissieleden tot nu toe hebben geleverd en nog leveren. Ik durf er dan ook op te hopen dat hun deskundigheid zich uitstrekt tot het besef dat een budgettaire beslissing op geen enkele wijze een waardering inhoudt voor hun werk. Wel integendeel. Het is net het meer genuanceerde oordeel – in vergelijking met de vroegere tweedeling subsidiabel/niet-subsidiabel – van zowel inhoudelijke beoordelaars als zakelijke adviseurs dat mij toelaat om hun expertise en de door hen opgestelde rangordening zo nauwgezet mogelijk te volgen, zij het uiteraard binnen de budgettaire limieten die zich voordoen.
Een aantal poolleden hebben om verschillende redenen afgehaakt. Het is de bedoeling deze op vrij korte termijn te vervangen door mensen die eerder al een gunstig beoordeelde kandidatuur indienden, uiteraard op voorwaarde dat de gezochte profielen beschikbaar zijn. Indien de beschikbare profielen niet toereikend zouden zijn, zal er een nieuwe oproep gelanceerd worden.
Het spanningsveld tussen om het even welke minister en om het even welke beoordelingscommissie is altijd aanwezig. U weet dat in de zomer van 2015 enige wrevel was ontstaan doordat wij op het kabinet iets te laat een inschatting hadden gemaakt van de moeilijkheden om de middelen billijk te verdelen over verschillende projecten. Ik ben toen inderdaad meer afgeweken van de adviezen dan door sommige leden in deze zaal goed werd geacht. Het zij zo. Ik heb ervoor gekozen om het voorbije jaar de voorstellen en adviezen van de commissie nauwgezet te volgen, een beetje als compensatie of overcompensatie, omdat ik de rust wilde bewaren in het zeer grondige werk dat zij ondertussen aan het doen waren voor de werkingssubsidies. Het leek mij met andere woorden niet goed om een spanning die er altijd kan zijn tussen een minister en een beoordelingscommissie nog verder te problematiseren door de projectsubsidies die de beoordelingscommissies voorstellen, niet te volgen.
We treden nu wel weer in een ander tijdperk – niet dat alles op zijn kop wordt gegooid, verre van. We hebben nu een bepaalde lijn, die we zoveel mogelijk zullen proberen aan te houden.
Bij de toekenning van de werkingssubsidies – en zo kom ik bij de vragen van mevrouw Bastiaens – keert een bepaald bedrag van de projectmiddelen die nog door mijn voorgangster aan meerjarige werkingssubsidies waren toegekend terug naar de projectenpot. Het ging om 2,2 miljoen euro. Bij benadering 1 miljoen euro is wel degelijk gebleven bij de ondersteuning van de werkingssubsidies. Maar 1,16 miljoen euro is naar de projectenpot teruggegaan. Daar is bij de laatste begrotingsronde nog eens 1,1 miljoen euro aan toegevoegd. Dat maakt dat we vanaf 2017 toch weer een verhoging van de projectenpot hebben van 2,2 miljoen euro. Dat maakt dat we de projectenpot kunnen aanvullen tot ongeveer 8,5 miljoen euro. Het is zelfs iets meer. Daardoor halen we de 10 procent. We zullen de details bij de begrotingsbespreking zeker uitvoerig bespreken.
We moeten ons niet vastpinnen op die 10 procent. Maar het is alvast de 10 procent die mij gevraagd werd. De eeuwige discussie is of de middelen tout court hoog genoeg zijn. Maar het is goed nieuws. Ik wil vooral communiceren dat we van 6-komma-x miljoen euro naar 8-komma-x miljoen euro gaan. Dat betekent in verhouding een serieuze vooruitgang.
Toen ik een gesprek had met de mensen die enkele weken geleden actie voerden op het Martelarenplein om een verhoging van de projectsubsidies te vragen, heb ik hun een antwoord kunnen geven. Het was volgens hen misschien een gedeeltelijk antwoord, maar wat mij betreft was het substantieel. Het was een heel boeiend gesprek. Zelfs al vecht een beleidsvoerder tegen het cynisme, toch denkt hij dan dat zo’n gesprek alleen over geld kan gaan. Het ging niet alleen over geld! Het ging ook over geld, en geld is belangrijk. Ze zeiden mij inderdaad, mevrouw Bastiaens, en u hebt daar allusie op gemaakt, dat het voor hen, bij het binnenkomen in middelgrote of grote instellingen, niet altijd gemakkelijk is om meegenomen te worden in de communicatie en in andere zaken. We merken dat veel grote instellingen, en de kunstensector in het algemeen, de laatste jaren nog professioneler dan vroeger communiceert en zichzelf op de kaart zet. Wij vragen aan grote instellingen – waarmee we trouwens nu de beheersovereenkomsten aan het maken zijn – om nog meer mentale en letterlijke ruimte vrij te maken voor individuele of jonge of kleine kunstenaars. Maar zij vroegen ook dat wij die huizen inspanningen moeten laten doen voor kunstenaars op het gebied van overhead en communicatie en dergelijke meer. Dat was een zeer goede inhoudelijke suggestie, die ook onderbouwd werd met een aantal voorbeelden uit de praktijk. Daar gaan we ons zeker op toeleggen. Dat kan ook wat ruimte en soelaas geven.
Na de beslissing over het structureel gesubsidieerde landschap voor de volgende jaren zijn we erin geslaagd om extra middelen in de projectenpot te steken. Concreet betekent dat dat er niet alleen ruimte wordt gecreëerd. Ik heb de projecten die zijn binnengekomen nog niet gezien. Ik laat de beoordelingscommissies hun werk doen. Er zijn zeker nog geen vooraf bepaalde beslissingen. De beslissing die ik ten laatste op 15 januari zal moeten nemen, zal wel rekening houden met een stuk aanvulling op de beslissing van 30 juni. Het kan dan zowel over disciplines als over regio’s gaan. Natuurlijk ‘een stuk’, want het is de bedoeling dat de projectenpot voor talent wordt gebruikt. Ook daar zal ik voor een afweging staan, die ik daarna voor u zal verantwoorden. Daar zal dan misschien ten aanzien van de beoordelingscommissies opnieuw iets meer spanning op komen. Om de redenen die ik net noemde, gaan we ons beperken tot ‘goed’ en ‘zeer goed’. Misschien gaan we nu diegenen die ‘voldoende’ halen er ook bij nemen. Maar ik moet een goed evenwicht vinden tussen: ten eerste, de adviezen van mijn beoordelingscommissies zo goed mogelijk volgen; ten tweede, jong talent de kansen geven die ze in de projectenpot verdienen; ten derde, een aantal – het zal zeker geen grote opvisronde worden, ik wil iedereen elke droom of illusie ontnemen – zaken zullen we, gezien het landschap qua werkingssubsidies, mogelijk wel een beetje kunnen bijsturen. Die drie dingen zorgen ervoor dat het wel weer zeer boeiend zal worden.
Ik wil dat ook aankondigen, ten aanzien van jullie en van de beoordelingscommissies. Dat is een logische stap in het hele traject dat we doorlopen met de projectsubsidies.
Vorig jaar hebben we ruim 6 miljoen euro gedeeld door drie. Hoe we dat nu gaan doen bij de eerste ronde, weet ik nog niet. Ik weet niet of we ook nu de pot zullen delen door drie of dat er tijdens de eerste ronde iets meer middelen zullen worden vrijgemaakt. Die eerste beslissing zal een grotere dynamiek inhouden, daarna gaan we wellicht opnieuw naar een strakker systeem. Er is echter geen enkele voorafname en er is ook geen enkele beslissing die nu al gekend is. Ik wil alleen aankondigen dat de mindset voor de beoordeling van de projecten lichtjes anders zal zijn dan vorig jaar.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik ga akkoord met de voorrang die de artistieke beoordeling blijft krijgen. Wanneer men willekeurig op een set van twintig vragen achtmaal ‘zeer goed’ heeft terwijl er slechts middelen zijn voor het honoreren van een zesde van de aanvragen, dan kunnen er wellicht maar twee of drie worden gehonoreerd. De selectie daarvan gebeurt helemaal niet op artistieke basis omdat dat artistieke aspect heel goed is, het artistieke blijft leidend in die zin dat het voor de eerste selectie zorgt. Bij de tweede selectie weegt het zakelijke aspect zo door dat het eigenlijk een vreemde selectie wordt. Ik heb dan eigenlijk liever dat u als minister de verantwoordelijkheid neemt om uit die vijf een keuze te maken binnen uw budgettaire kader. Dan kunt u op basis van een niet puur zakelijke analyse de accenten leggen. Deze dimensie moet zeker deel uitmaken van de evaluatie die zal worden gemaakt. Ondanks de stijging van de projectenpot volgend jaar denk ik dat de druk groot zal blijven. In die zin kunnen we beter van de nood een deugd maken, dat is eigenlijk wat ik voorstel.
Die stijging naar 8,5 miljoen euro is een goede stap vooruit. Over die 10 procent zullen we maar niet discussiëren, want dan rijst de vraag wat 100 procent is en waarop die 10 procent gebaseerd is. We laten dat even terzijde.
Het Overleg Kunstenorganisaties (oKo) heeft een heel mooie berekening gemaakt die ik ook zelf gebruik. Op middellange termijn lijkt dit me een juiste verhouding voor een gezond kunstenlandschap.
Ik vind het fijn en eerlijk dat u zegt dat de ronde voor de beslissing die u in januari zult nemen, ook gekleurd zal zijn door de structurele ronde van juni jongstleden en dat wellicht een aantal bredere elementen zullen meespelen dan puur ‘zeer goed’ en ‘goed’. Die elementen hebben te maken met landschapszorg. Het probleem is echter dat we ook meerjarige projecten hebben die in de plaats komen van de tweejarige projecten. Bij een opvisoperatie dreig je terecht te komen in een situatie waarbij het krediet voor meerdere jaren zwaar belast wordt. Let’s wait and see, maar het zou wel goed zijn, minister, indien u in uw ronde ook het waarom verantwoordt. Misschien neemt u ‘voldoendes’ mee, maar dan moet daar volgens mij een generieke reden voor zijn. Wanneer bijvoorbeeld in een bepaalde regio, in een bepaalde discipline of voor een bepaalde functie tijdens de structurele ronde heel laag gescoord is, dan kan dat gecompenseerd worden.
Minister, ik neem aan dat het moeilijk anders zal kunnen dan dat er iets meer van die pot wordt ingenomen dan oorspronkelijk bedoeld.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De cijfers zal ik nog eens rustig bekijken. Er is een surplus en dan is de vraag hoe we daar op een goede manier mee omgaan.
De heer Caron heeft het gehad over de verhouding tussen de artistieke en de zakelijke beoordeling. Ik ben blij dat u heel duidelijk hebt bevestigd dat de artistieke beoordeling altijd voorop zal staan en altijd het zwaarst moet doorwegen. Dat blijft echter een bezorgdheid. Dat is wellicht de reden waarom u daar zo diep op bent ingegaan. Er zijn vragen en commentaren van zowel organisaties als beoordeelaars.
Ik heb een aantal suggesties gedaan over de beheersovereenkomsten van de grote instellingen waar u nu mee bezig bent. Ik denk dat er heel veel opportuniteiten zijn, en dan gaat het niet zozeer over geld maar wel over de manier van werken en de wijze van zich open te stellen voor en kansen te geven aan, zonder dat het moet gaan over veel meer geld, zelfs integendeel.
Ik ben blij dat u toelichting hebt gegeven bij de keuze van de projecten. U hebt aangegeven dat er een aantal kleine correcties zijn. We zullen altijd keuzes moeten maken, de vraag zal altijd groter zijn dan de financiële middelen. Dat hoeft daarom niet fout te zijn, het toont het levendige en het creatieve van de sector aan. Indien we geld over zouden hebben, zouden we ons pas zorgen moeten maken. Daarmee bedoel ik niet dat er niet meer middelen moeten komen voor de kunsten, ik denk dat iedereen hier het daarover eens is. Helaas lukt dat niet altijd.
U hebt gezegd dat u in de toekomst verder die keuzes wilt maken. Ik ben blij dat u zelf hebt aangegeven dat we misschien moeten kijken naar een verdere regionale spreiding. Ik ben het eens met de lijnen die u daarvoor aangeeft. Maar de vraag is hoe we dat een kader kunnen geven voor de kunstenaars en organisaties die projecten indienen. U had het over 300 ingediende dossiers, waarvan er 177 gunstig zijn bevonden, ruim 50 procent dus. We hebben het daarnet al gehad over het artistieke aspect maar voor sommige organisaties is het gemakkelijker om goede dossiers te maken dan voor andere. Moeten we daar niet meer aandacht voor hebben? Immers, kunstenaars en organisaties stoppen daar veel energie in en de ontgoocheling achteraf is vaak groot.
Er zullen altijd keuzes moeten worden gemaakt en dat is niet gemakkelijk. De vraag is echter in welke mate en op welk moment daarover meer duidelijkheid kan worden gegeven, zowel aan de organisaties als aan de beoordeelaars. Dat is een open vraag. U zegt dat u ten laatste in januari die oefening zult bekijken. Daarna volgen er nog rondes, het zou dan ook goed zijn om het kader van die keuzes meer te expliciteren dan u vandaag al hebt gedaan.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, u hebt duidelijk uw zienswijze aangegeven. Ik volg de heer Caron – maar ik zal daar geen gewoonte van maken – dat die adviezen belangrijk zijn. We hebben tijdens de vorige legislatuur het debat over de verfondsing gevoerd en toen hebben we gezegd dat het primaat van de politiek blijft. Als minister moet je de keuze maken, daarna kun je altijd het debat voeren over de gemaakte keuzes.
U zegt dat u de vorige keer de kritiek hebt gekregen dat u te eigengereid optrad en de adviezen niet had gevolgd. Nu hebt u de adviezen wel strikter gevolgd. De N-VA is altijd van mening geweest dat de minister de keuzes moet maken, dat is voor ons een ongeschreven wet. Ik heb er ook geen enkele moeite mee dat u dat doet. We kunnen discussiëren over welke keuzes dat zijn, maar u moet ze wel degelijk maken.
We hebben de structurele ronde gehad met een aantal ontgoochelingen enzovoort. Het kan echter niet de bedoeling zijn om de projectenpot te gebruiken als een soort van compensatiefonds. Men kan daardoor wel wat bijsturen maar het doel van projectsubsidies moet overeind blijven: zij dienen vooral voor jonge kunstenaars, verjongende projecten enzovoort.
Er is altijd gezegd dat ook de grote instellingen op zoek moeten gaan naar nieuw talent, dat zij nieuw talent kansen moeten geven en dat in hun beheersovereenkomst moeten opnemen. Er wordt veel gediscussieerd over de grootte van die projectenpot, maar ik denk dat we ons daar niet moeten op vastpinnen. We moeten gewoon kijken wat de output daarvan is op het terrein. We moeten de grote instellingen daartoe bewegen en dat jaarlijks of tweejaarlijks evalueren.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil nog drie elementen toevoegen, over de grootte van de projectenpot, over de kans op slagen binnen die pot en over de keuzes die mij te wachten staan.
Ik wil geen gelijk halen over de 10 procent die we nu met de projectenpot hebben ten opzichte van de werkingssubsidies. Ik heb al in vorige antwoorden gezegd dat die verhouding voor mij niet heilig is. Ik merk dat de regels soms worden veranderd terwijl het spel wordt gespeeld. Zo zegt het Overleg Kunstenorganisaties (oKo) nu dat die 10 procent niet meer moet worden bekeken op de werkingssubsidies maar op het geheel dat aan het Kunstendecreet wordt gegeven, dus inclusief de grote instellingen. Ik kan dat begrijpen omdat er een shift is gebeurd richting grote kunstinstellingen. Het is dus niet meer de 10 procent van de werkingssubsidies an sich in een lineair gegeven – op dat vlak heeft de heer Meremans overschot van gelijk – het is een veel dynamischer geheel geworden. Vroeger waren er de werkingssubsidies, de projectenpot en de grootte van de instelling. In feite hadden die niets met elkaar te maken, terwijl nu alles met elkaar te maken heeft. Met andere woorden: we proberen nog altijd een gezonde verhouding te bereiken tussen projectenpot en werkingssubsidies maar we hebben er ook aan toegevoegd dat de grote instellingen veel meer verantwoordelijkheid krijgen voor de kleintjes. Ik ben heel tevreden dat de loutere opwaardering van de instellingen door mijn toedoen geëvolueerd is naar een debat over de verhouding tussen groot en klein, zowel binnen deze coalitie als binnen deze commissie.
In die zin is de dynamiek veeleer een landschap, een ecosysteem en moeten we het geheel in ogenschouw nemen. Maar die discussie is zeker nooit afgerond, daar zullen we het zeker nog over hebben.
De kans op subsidie was nu gedaald in de projectenpot tot een kwart, terwijl die in het verleden eerder op de helft lag. Ik weet niet of we opnieuw naar de helft zullen kunnen gaan, het zal in elk geval meer zijn dan een kwart.
Wat de keuzes betreft, liggen de inzichten van de drie commissieleden die hebben gereageerd, niet zo heel ver uit elkaar. Ik zal geen nieuw keuzekader creëren. We hebben al een decreet, een visienota die expliciteert en een draaiboek kwaliteitsbeoordeling. Daar nog een vierde laag aan toevoegen, zou te veel zijn.
Nu moet ik de keuzes maken. Ik heb altijd gezegd dat wat ik zelf graag zie of hoor, geen drijvende kracht is in mijn beleid. In die zin probeer ik zo neutraal mogelijk te zijn binnen dat landschap. We gaan op zoek naar de blinde vlekken of lege plekken die na de ronde van 30 juni zijn ontstaan. Vraag is ook hoe we die best aanpakken.
Alle kaarten liggen er: het decreet, de visienota, het draaiboek en de beslissing van 30 juni. De werkingssubsidies liggen vast voor de komende vijf jaar. Nu is het de bedoeling dat ik zonder willekeur maar met een generieke motivatie zoals de heer Caron zei, en dus niet op individuele basis, een evenwichtige beslissing neem. Het gaat dan over regio’s en disciplines, concreter kan en wil ik daar voorlopig niet over worden. Daarbij houd ik er wel rekening mee dat de projectenpot wel degelijk voor nieuw talent bestemd moet blijven.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik ben ook niet getrouwd met die 10 procent. Het gaat over een soort balans, zoals u zelf zegt. De shift gebeurt ten aanzien van grote instellingen. Een aantal instellingen zijn ook van rubriek veranderd waardoor die pot anders is. Er zijn tweejarige projecten die vandaag meerjarige projectsubsidies zijn, dat is dus hetzelfde. Wanneer we die bedragen echter samentellen, krijgen we een andere verhouding.
Ik ben wel heel benieuwd naar de houding van de grote instellingen ten aanzien van de idee om ook wat landschapszorg te doen en te zorgen voor nieuwe, jonge en innovatieve kunstenaars. Ik vraag me af hoe ze daarmee zullen omgaan. Ze krijgen daar ruimte voor, maar ook weer niet zoveel.
Minister, het is goed dat u duidelijk bent over het feit dat u in januari zult beslissen op basis van de bouwstenen die u vroeger hebt gelegd en die gekend zijn. Ik ben wel nieuwsgierig hoeveel projectaanvragen er zijn van organisaties die in juni uit de boot zijn gevallen, maar die wel een minstens voldoende artistieke beoordeling hadden. Ik zal u daar via een schriftelijke vraag of op een andere manier over bevragen.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, u hebt gezegd dat het nu aan u is, en dat is waar. U hebt verwezen naar het ecosysteem – of zoals wij het zouden noemen, het continuüm – dat in het Kunstendecreet zit. In dat decreet zit veel meer dan wat we tot nu toe hebben besproken. Ik wil nog eens verwijzen naar het fameuze hoofdstuk 5. Het is aan u.
Er zijn ook verschillende instrumenten. We kijken nu vooral naar de subsidies, de meerjarige, de structurele en de projecten, maar er zijn ook diverse instrumenten. Maar het is inderdaad aan u, minister.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.