Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vraag om uitleg over de burgerkabinetten voor Brussel van de Franse en Vlaamse Gemeenschap
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, vandaag lezen we in de pers dat u in samenwerking met uw collega van de Franse Gemeenschap Rachid Madrane een burgerkabinet – of in het Frans ‘un cabinet citoyen’ of ‘un cabinet bourgeois’, waarom niet? – over Brussel wil lanceren. Het zou vooreerst gaan om een online bevraging van duizend mensen met de volgende vragen: waarom komen ze graag naar Brussel; waarom hebben ze een hekel aan onze hoofdstad; waar zijn ze bang voor? Daarna zouden twee keer 150 mensen geselecteerd worden voor “een soort alternatief Brussels burgerparlement”. Daar zal het gaan over: “dingen die moeten gebeuren om van Brussel een betere stad te maken”.
Het is voor het eerst dat we kennis kunnen nemen van dit initiatief: noch in het regeerakkoord, noch in de beleidsnota of de beleidsbrieven van de minister werden hieromtrent plannen aangekondigd.
Vanuit onze grote bekommernis om ook vanuit Vlaanderen concreet te werken en vooruitgang te boeken inzake de grote uitdagingen waar Brussel en zijn inwoners mee geconfronteerd worden, hebben wij dan ook de volgende vragen aan u, minister.
Wat is de eigenlijke doelstelling van dit burgerkabinet voor Brussel?
De geformuleerde vraagstelling zal ertoe leiden dat ook problemen aangekaart worden die niet tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren, maar bijvoorbeeld tot de federale en gewestelijke bevoegdheid. Hoe zal daarmee worden omgegaan? Riskeert men op die manier niet om valse verwachtingen en frustraties te scheppen bij de betrokkenen?
Wat is de timing? Welke concrete afspraken werden gemaakt met de minister van de Franse Gemeenschap? Is de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) betrokken, aangezien zij als Brusselpoot van het Vlaamse Gemeenschapsbeleid een belangrijke partner is? Welke financiële middelen zijn hiervoor uitgetrokken? Uit welke budgetten komen die?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mijnheer Poschet, dank u voor het indienen van deze vraag. Dit zou een interessant debat kunnen opleveren.
Minister, begin september raakte bekend dat u en uw collega van de Franse Gemeenschapsregering, dus niet van de regering van de Fédération Wallonie-Bruxelles, Rachid Madrane, het initiatief hebben genomen om een burgerkabinet voor Brussel op te richten. Hiermee wenst u nader in te gaan op de vraag hoe Walen, Vlamingen en Brusselaars hun hoofdstad beleven. Men wil onder meer nagaan wat deze groepen verwachten van hun hoofdstad, wat hen erin aantrekt en wat ze problematisch vinden in Brussel. Daarnaast zal ook bekeken worden hoe de relaties tussen Vlaanderen en Wallonië enerzijds en Brussel anderzijds verbeterd kunnen worden. Er zullen dus twee burgerkabinetten opgericht worden, zoals dat meestal het geval is: een van de Vlaamse Gemeenschap en een van de Franse Gemeenschap. Ze lopen een afzonderlijk traject, maar behandelen wel eenzelfde thematiek. Het is dan ook echt wel interessant om daar de resultaten van te kennen.
Op uw website haalt u aan dat Brussel en Vlaanderen met heel wat gemeenschappelijke uitdagingen kampen. Hun ligging en socio-economische verwevenheid alleen al vereisen een betere en diepgaandere samenwerking dan vandaag het geval is. Brussel is geen eiland in Vlaanderen. Er wordt vaak gezegd dat er in Vlaanderen een te negatief beeld heerst van Brussel. Dat is gedeeltelijk waar en dat moet worden bijgestuurd. Recent bleek ook uit onderzoek van Eurostat dat de Brusselaars zelf niet onverdeeld gelukkig zijn met het leven in hun stad: slechts 5 van de 28 hoofdsteden van de lidstaten van de Europese Unie doen het slechter. Er zijn problemen in onze stad en we moeten die niet ontkennen, zoals in het verleden al te vaak gebeurde. We moeten problemen erkennen, waarna ze effectief kunnen worden aangepakt.
Minister, op welke manier zullen de 150 effectieve deelnemers aan het Vlaamse burgerkabinet geselecteerd worden uit het onlinetraject dat voor de ideeën en voorstellen zorgt? U hebt in het verleden al wat initiatieven genomen. Er was onder meer het G1000-initiatief van David Van Reybrouck. Is er een verdeelsleutel voor inwoners uit het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Zijn er andere garanties opdat het burgerkabinet een afspiegeling vormt van de Vlaamse en de Vlaams-Brusselse samenleving? Zelf ben ik nog niet opgeroepen, maar dat verwondert me niet. (Gelach)
Zullen u en uw Franstalige collega, de heer Madrane, de definitieve voorstellen en ideeën die betrekking hebben op de bevoegdheden van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) voorleggen aan de GGC, gelet op artikel 76 van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen?
Minister Gatz heeft het woord.
Dames en heren, de finaliteit van dit burgerkabinet ligt uiteraard grotendeels in lijn met mijn gelijkaardige initiatieven in het verleden. Een burgerkabinet is in de eerste plaats een manier om burgers nauwer te betrekken bij het beleid, ook buiten de periode van verkiezingen. Een burgerkabinet laat toe om als politicus de vinger aan de pols van de samenleving te houden, zo een goed beeld te krijgen van wat er leeft bij de mensen en daar vervolgens mee aan de slag te gaan binnen het beleid.
Bovendien kunnen deelnemers aan het burgerkabinet aan den lijve ondervinden wat het betekent om een vorm van consensus te zoeken na een intense dialoog. Ze zullen het namelijk eens moeten worden over de aanbevelingen die ze zullen formuleren. Een dergelijk proces van burgerconsultatie geeft beleidvoerders dus de mogelijkheid om beslissingen te nemen met – hopelijk – een groter draagvlak.
Kort samengevat heeft het burgerkabinet twee doelstellingen. Het moet enerzijds nieuwe inhoudelijke elementen aanbrengen voor het beleid. Of dit effectief zal gebeuren, zal de toekomst uitwijzen. Het moet anderzijds ook de legitimiteit van de democratie vergroten door burgers te laten ervaren wat het is om gezamenlijk tot besluitvorming te komen, wat op zich al waardevol is.
Er waren vragen over de bevoegdheid. We zullen zaken aanbrengen die wel tot onze bevoegdheid behoren, maar de dynamiek van zo’n burgerkabinet leidt er dan wel toe dat men snel op bredere thema’s terechtkomt. Met dit burgerkabinet wil ik in de eerste plaats nagaan op welke manier Vlamingen en Brusselaars naar hun hoofdstad kijken en hoe het wederzijdse begrip en respect kan worden verbeterd. Ik heb gebruikgemaakt van het bestaan voor het eerst langs Franstalige zijde van een ‘spiegel-collega’. Tot voor kort zeiden de Franstaligen dat ze dat niet nodig hadden, maar nu hebben ze blijkbaar wel een soort verbindingsofficier nodig. Het leek ons dan ook goed om vanuit ons perspectief Brussel aantrekkelijker te maken voor Vlamingen en vanuit zijn perspectief voor Walen. Hoe kijken zij naar de stad? We kunnen daar zelf wel wat antwoorden op verzinnen, maar er komen misschien ook nieuwe uit.
De resultaten van het burgerkabinet zullen dienen als inspiratie voor mijn beleid, op korte termijn maar ook voor de komende jaren. Het is de bedoeling om te vertrekken vanuit een open vraagstelling. Wat verwachten ze van Brussel? Wat trekt hen aan of helemaal niet? Hoe informeren ze zich over Brussel? Een dergelijke open vraagstelling heeft inderdaad als gevolg dat er een brede waaier aan voorstellen kan uit voortvloeien die betrekking hebben op eigen bevoegdheden maar ook op die van andere overheden en/of behoren tot de bevoegdheid van collega’s. Ik vind dit op zich geen probleem. Ik zal daarover goed proberen te communiceren vanaf het begin. Ik wil de frustratie die kan ontstaan, zoveel mogelijk beperken. Ik zie dit eerder als een opportuniteit voor nieuwe samenwerkingsvormen. Zo bracht het burgerkabinet Cultuur een intensievere samenwerking tussen minister Crevits en mezelf tot stand om cultuur beter te verweven in het onderwijs. Zo’n burgerkabinet brengt heel gedetailleerde zaken aan, maar ook heel algemene.
Ik ga graag in op de ervaring met het burgerkabinet Cultuur. Zo werd er gezegd dat er wel sport was op de journaals van de VRT en op televisie in het algemeen, maar dat dit niet gold voor cultuur. Dat was een goed voorstel op het goede moment bij de onderhandelingen over de beheersovereenkomst. We hebben dat daarin verankerd en u ziet het resultaat elke dag. Dat is een tastbaar voorstel. Anderzijds kwam ook de vraag aan bod of Cultuur en Onderwijs niet beter konden samenwerken. We weten dat al lang en vinden dat dit moet gebeuren, maar begin er maar aan. We hebben dat dan ook gedaan. Ik heb vorige week nog in de commissie Cultuur gezegd dat er een nieuwe nota met concrete maatregelen komt in samenwerking met minister Crevits. U moet daar nog even op wachten, maar niet lang meer. Dat was ook een goede aansporing van het burgerkabinet.
Er was een vraag over de timing. Op dit moment wordt er in samenwerking met het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO), Muntpunt en mijn administratie gewerkt aan de inhoudelijke en praktische voorbereiding. De eigenlijke lancering van de rekrutering en het online burgerkabinet is pas gepland in februari 2017. Deelnemers hebben dan ongeveer 2 maanden de tijd om hun ideeën te delen. Begin mei gaan dan 150 van hen aan de slag om de online-ideeën te verwerken tot beleidsaanbevelingen.
Er werd gevraagd naar de concrete afspraken die gemaakt zijn met de heer Madrane. Zoals u allicht weet, wil ik deze legislatuur sterk inzetten op samenwerking met andere overheden. Ik probeer dat zoveel mogelijk om te zetten in daden. De Brusselse context en de uitdagingen zijn van dien aard dat een gezamenlijke aanpak interessante perspectieven biedt. Het leek me logisch om als partner te kiezen voor de heer Madrane, mijn homoloog aan Franstalige kant. Hij is bereid om in dezelfde periode een gelijkaardig burgerkabinet voor Franstaligen te organiseren.
De heer Madrane en ikzelf spraken af om zowel inhoudelijk als praktisch het een en ander op elkaar af stemmen. Zo werd er onder meer afgesproken dat het uitgangspunt en/of de thematiek dezelfde zal zijn en dus ook de vraagstelling. Belangrijk hierbij te vermelden, is dat het gaat om twee afzonderlijke, parallelle trajecten waarbij elkeen de lead van zijn traject in handen neemt. Verder werd er afgesproken dat er tijdens het proces op regelmatige basis overleg zou plaatsvinden.
Ten slotte is het bedoeling om de uiteindelijke resultaten van beide trajecten samen te brengen en te bespreken tijdens een colloquium waarop belanghebbenden zullen worden uitgenodigd. Hoe we dit concreet gaan aanpakken, zijn we nog aan het bespreken. Voor voorstellen die betrekking hebben op onze bevoegdheden zijn wij bereid om die op te nemen in ons beleid. De relatie tussen politicus en burgers is er natuurlijk niet altijd een van ‘u vraagt, wij draaien’. Als we bepaalde dingen niet doen, moeten we daar een goede uitleg voor hebben. Dat is de normale spanning die op dergelijke verhouding zit. Over het algemeen brengen de aanbevelingen vanuit de samenleving dingen aan waarop we relatief gemakkelijk willen of kunnen ingaan.
In deze fase is de VGC institutioneel nog niet actief betrokken bij het proces. Dat wil echter niet zeggen dat we de VGC niet op de hoogte houden van de verschillende stappen die we in de toekomst zullen nemen. Ik sluit ook niet uit om een soort van terugkoppelingsmoment te organiseren met de VGC. Ik begrijp uw bezorgdheid, mijnheer Poschet, want de VGC is inderdaad een belangrijke partner bij de uitvoering van het toekomstige Vlaamse Brusselbeleid. Ik wil in deze fase het proces echter niet te sterk institutionaliseren. Op dit moment staat de burgerinspraak centraal. Daarna zullen we de volgende stappen zetten.
Het dossier zit op dit ogenblik nog in de aanbestedingsfase. We weten uit ervaring met de twee vorige burgerkabinetten dat het gaat over een kostprijs van ongeveer 80.000 euro. Dit bedrag zal in 2017 worden aangerekend op de algemene werkingskosten van mijn administratie Coördinatie Brussel.
Het is inderdaad de bedoeling dat een extern bureau – zoals dat ook gebeurde bij de twee vorige burgerkabinetten – 150 personen selecteert voor de tafeldiscussies. We hebben ervoor geopteerd om deze groep zo divers mogelijk samen te stellen. Belangrijke parameters waarmee rekening zal worden gehouden, zijn: geslacht, leeftijd, opleiding enzovoort. Op deze manier zijn we er ook in de vorige burgerkabinetten in geslaagd met redelijk succes een zo gelijk mogelijke spreiding van de bevolking aan tafel te krijgen. We willen breed gaan. We hebben daarover contacten met het Minderhedenforum, verenigingen waar armen het woord voeren en dergelijke, en dat werkt vrij goed. We willen deze keer minstens even goed doen.
Voor wat betreft de verdeling Vlaanderen en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben we gekozen voor een fiftyfiftyverdeling, waarbij woonplaats als criterium geldt. Van alle deelnemers verwachten we uiteraard dat ze Nederlandskundig zijn. De discussie zal wel in het Nederlands verlopen. Als we in de samenloop van de twee burgerkabinetten komen, zullen we de toren van Babel wel weer tot zijn recht laten komen.
De heer Poschet sprak over de VGC en de heer Vanlouwe over de GGC. Het is inderdaad zo dat de kans bestaat dat het burgerkabinet resulteert in ideeën of beleidsvoorstellen die niet tot mijn bevoegdheid of de bevoegdheid van de Vlaamse Regering behoren. Ik vind dit geen probleem en beschouw dit eerder als een kans. In deze fase is het belangrijk dat wij beleidsvoerders weten wat er leeft bij de burgers.
U verwijst ook naar artikel 76 van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen. Dit artikel stelt onder meer dat het Brussels lid van de Vlaamse Regering en de Franse Gemeenschapsregering met een adviserende stem de vergaderingen van het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen bijwonen. We hebben in het verleden hierover al een aantal debatten gevoerd. Ik zal die niet herhalen. Ik sluit niet uit – en ik spreek in de voorwaardelijke zin – dat indien blijkt dat er bepaalde beleidsvoorstellen van burgers betrekking hebben op de bevoegdheid van de GGC, ik deze samen met de heer Madrane zal of kan overmaken aan en in het college. Laat ons vooral niet vooruitlopen op de zaken. Dit zijn zaken die mogelijk aan bod kunnen komen en dan vinden we daar wel een goede katalysator voor. We moeten eerst bekijken hoe we dit verder aanpakken.
Voor de mensen die meer willen weten over hoe zo’n burgerkabinet in het verleden is verlopen, er is meer informatie te vinden op burgerkabinet.be. Ik zeg daarmee niet dat we de ideale of volledig af zijnde format hebben ontwikkeld. Daar vind je alle informatie over het onlinevoortraject, over welk soort vragen er aan bod komen en welk soort antwoorden en voorstellen. Je vindt er ook het resultaat van de effectieve dag waarop het burgerkabinet fysiek bijeenkomt en waaruit aanbevelingen komen. Bij Cultuur waren die aanbevelingen heel divers. Bij Jeugd waren die te herleiden tor drie clusters. Ik denk dat we nu wel een veelheid zullen hebben. De ratio is ook dat we bij de vorige burgerkabinetten ongeveer een duizendtal mensen online hadden. Die nemen niet allemaal even actief deel. Het zijn wel mensen die zich aanmelden en iets ondernemen op het platform. Op een gegeven moment moet je dan reduceren. We hebben een groep van 150 personen genomen vanwege de kostprijs, terwijl die toch representatief is.
Meer informatie zal bekend zijn tegen het einde van dit, begin volgend jaar.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U kent mij als een constructief iemand. We hebben dezelfde doelstelling: Brussel aantrekkelijker maken voor diegenen die er wonen en diegenen die er op bezoek komen, werken of er eventueel zouden willen komen wonen.
Bij dit initiatief heb ik wel vragen. Het is positief dat er een input kan worden geleverd door mensen. Maar ik blijf sceptisch tegenover de representativiteit ervan. We zien dat het bij zulke initiatieven altijd hetzelfde soort, hetzelfde type mensen is die het woord probeert te krijgen. Ze hebben daar absoluut alle recht toe. Ik heb dat helemaal niet negatief bedoeld. Meestal is dat de groep waartoe wij behoren: de blanke, hoogopgeleide, stedelijke mensen, vaak mannen, die hun zegje willen doen. Zij mogen dat absoluut doen, maar ik ben alleen bang dat dat tot een eenzijdige beeldvorming zou kunnen leiden. Zouden het Minderhedenforum en de andere organisaties waarmee u zult samenwerken daar effectief iets aan kunnen doen? Misschien in de selectie wel, maar het komt er dan nog op aan om hen tijdens de werkzaamheden zelf voldoende aan het woord te laten.
Bovendien resulteert dat uiteindelijk in een soort grabbelton aan voorstellen en ideeën waaruit u dan kunt kiezen wat u belangt, wat u interessant vindt, om dan te zeggen dat het gelegitimeerd is door de mensen. Terwijl ik het idee heb dat we in Brussel – en zeker in Brussel – voldoende voeling met de basis hebben. We hebben tientallen parlementsleden. In onze eigen gemeente Jette hebben we een blauwe minister, een oranje parlementslid, een groen parlementslid, een bruin parlementslid – van het Vlaams Belang –, een rood parlementslid. Er zijn 35 gemeenteraadsleden en 11 OCMW-raadsleden.
We hebben allemaal wel voeling met de basis. We weten wat er leeft en proberen dat te vertalen in het parlement. We zouden onszelf oneer aandoen door te zeggen dat dat niet zo is. Het is onze taak om die signalen te capteren. Er bestaat reeds een hele resem initiatieven, waarbij wij Brusselaars en niet-Brusselaars het woord geven. Zo zijn er debatten in het Kaaitheater, bijvoorbeeld over de islam, en debatten in de Beursschouwburg over de voetgangerszone. Mijn eigen partij heeft een reeks Open!Stadsateliers opgezet, waarvoor je geen partijkaart moest hebben en waarop honderden Brusselaars zijn afgekomen en veel input hebben gegeven.
U verwijst naar het parlement. U zegt dat het burgerkabinet Cultuur heeft opgeleverd dat er meer cultuur op de televisiejournaals moet komen. Ik denk dat de collega’s van de commissie Cultuur wel weten dat er regelmatig door de parlementsleden werd gevraagd om voldoende cultuur te laten opnemen in het televisiejournaal.
Minister, ik vraag me ook af hoe u de expats erbij zult betrekken. Dat is toch een belangrijke groep.
Ten slotte heb ik nog een specifieke vraag over het colloquium waarover u spreekt. Wat is de doelstelling daarvan? Welke werktitel zal daarvoor worden gebruikt?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting. Ik begrijp het initiatief, maar heb er toch ook wel bedenkingen bij, die aansluiten bij wat de heer Poschet heeft aangehaald.
Er zijn inderdaad problemen in Brussel. Die zijn lang ontkend en miskend. Op bepaalde domeinen werd er echt een laks beleid gevoerd. Er leven bezorgdheden. Die bezorgdheden worden verwoord door politici. Dat is het specifieke aan onze stad. We zijn een stad met 1.100.000 inwoners, of zelfs iets meer. En iedereen kent zo wel zijn eigen problemen. Er zijn bepaalde probleemwijken in Brussel, wijken waar er een veiligheidsprobleem is, waar de onveiligheid jammer genoeg nog steeds bestaat.
Er zijn ook problemen met betrekking tot mobiliteit. We hebben het voorbije jaar gezien dat er een fundamenteel probleem is met betrekking tot de tunnels, dat nog altijd niet is opgelost. ‘Read my lips’: ik wacht op het volgende incident dat zich op dat vlak in Brussel zal voordoen.
Er is een parkeerprobleem. Er is een probleem met betrekking tot de voetgangerszone, dat ervoor heeft gezorgd dat heel wat winkels en handelaars wegtrekken, dat horecazaken sluiten en andere handelaars failliet gaan in het centrum.
We kennen die problemen en willen dan nog een soort burgerinitiatief opstarten om te horen wat er effectief nog altijd leeft. Ik sluit mij aan bij de heer Poschet: ik vrees dat er opnieuw een bepaald publiek zal worden geselecteerd – men zegt dat men zal kijken naar opleiding, woonplaats enzovoort – en dat er een input zal komen van bepaalde zaken die wij mogelijk al weten.
U kent het genoeg: het probleem in Brussel is volgens mijn partij dat er misschien een teveel aan politici is. Er zijn 1.100.000 inwoners en 1000 politici. Er zijn 19 burgemeesters. Die 19 baronieën blijven bestaan. Er zijn 19 verschillende soorten van sociaal beleid, per gemeente. Er is geen solidariteit tussen de rijkere gemeenten, in het zuiden, en de armere gemeenten, die rond het centrum liggen.
Er is een veiligheidsprobleem in bepaalde wijken in Brussel. Wanneer men mensen selecteert uit die wijken, zal men meer de nadruk leggen op de veiligheid. Wanneer men mensen selecteert uit de rijkere gemeenten, zal men zeggen dat er meer aandacht moet worden besteed aan de leefbaarheid of aan de netheid. Wanneer men een ander publiek selecteert, dat kinderen heeft, zal men misschien horen dat het probleem zich situeert bij het onderwijs, de onderwijscapaciteit en de tekorten met betrekking tot kinderopvang. Tegelijkertijd is er het oude zeer van onze stad, dat men na vijftig jaar nog altijd niet heeft kunnen oplossen, namelijk het taalbeleid, de naleving van de taalwetgeving.
We kennen dus een hele reeks van problemen en willen een burgerkabinet oprichten. Op zich zou dat een goed idee zijn. Maar ik ben een voorstander van een representatieve democratie, waarbij wij een mandaat krijgen van alle kiezers – dus niet de 1.100.000 inwoners, maar de kiesgerechtigden – in Brussel en waarbij wij met een programma oplossingen voor de problemen aanreiken.
Misschien – hopelijk – zal er ook uit dat burgerkabinet naar voren komen dat Brussel eenvoudiger en efficiënter kan worden bestuurd, dat er minder instellingen moeten zijn en dat we kunnen komen tot een fusie van politiezones, tot een fusie van gemeenten met misschien wat districten, zoals in Parijs. We zouden het dus ook institutioneel moeten aanpakken.
Als we de problemen in Brussel aanpakken, moeten we ook de bestaande instellingen aanpakken. Die instellingen zijn volgens mij nog altijd gebaseerd op 1830. Ze zijn misschien een klein beetje geëvolueerd met dat Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de werking van de twee gemeenschappen. Er bestaat een fundamenteel, structureel probleem in Brussel. Als er een probleem is, steekt iedereen de paraplu op en zegt: 'Ik ben wel bevoegd, maar niet verantwoordelijk om het probleem om te lossen.'
We zullen afwachten wat uw burgerkabinet zal oplossen. Ik geloof nog altijd in de representatieve democratie. Als je duizend politici hebt en dan nog een burgerkabinet wilt opstarten, moeten we toch in vraag stellen of onze instellingen in de hoofdstad effectief zijn aangepast om de problemen hier aan te pakken.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik geloof in burgerkabinetten. Ik zal dezelfde argumentatie gebruiken die ik heb gebruikt toen u het burgerkabinet Cultuur naar voren schoof. Alles wat de burger dichter bij de politiek kan brengen, is een goed initiatief. Alles wat de burger over Brussel kan doen nadenken, is een goed initiatief.
Ik zal geen voorafname doen over wat er uit dat burgerkabinet zal of moet komen. Het is belangrijk dat we vertrouwen hebben in die mensen die mee willen nadenken over Brussel en daarover ook voorstellen doen.
Ik merk wel dat er een tegenspraak is. Enerzijds zeggen we dat er voldoende politici zijn, maar anderzijds hoor ik daarnet zeggen dat men hoopt dat er een juiste groep zal worden aangesproken. Alleen al die twee opmerkingen geven aan dat de politiek uiteraard haar werk moet doen, maar dat de burger meer en meer zijn vertrouwen in de politiek kwijtraakt. Als je die burgers daarbij kunt betrekken, mee kunt laten nadenken en hen ernstig neemt, lijkt mij dat een goede zaak.
Minister, ik denk dat het onwaarschijnlijk belangrijk is en dat u het zelfs verplicht bent aan uw eigen ideeën, waarden en normen, dat de samenstelling van zo’n burgerkabinet ook Brussel vertegenwoordigt, in al zijn kleuren, leeftijden, wijken enzovoort. Want als het, zoals de heer Poschet zegt, alleen maar de blanke man is die deelneemt, dan klopt het opzet niet.
Ik ga ervan uit en ben ervan overtuigd dat u daarvoor zult zorgen. Een van de initiatieven die u daarbij kunnen helpen, is de pas opgerichte wijkacademie, in een van de moeilijkste wijken van Brussel, in Molenbeek. In de straat waar alle huiszoekingen zijn gebeurd, waar Salah Abdeslam is opgepakt, is een burgerinitiatief ontstaan van mensen, Franstalig, Nederlandstalig, Marokkaans, gekleurd, Vlaams enzovoort. Zij hebben gezegd: 'Wij kennen elkaar niet, maar we gaan met elkaar spreken.' Misschien kunt u hen mee opnemen in uw burgerkabinet?
Ik ben zeer nieuwsgierig en zal dit zeker mee opvolgen, om te zien hoe die samenstelling is, maar vooral om te zien waarvan de Brusselaar wakker ligt en welke ideeën er naar voren worden geschoven.
Ik dank u.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voor de gelegenheid zal ik de enerzijds-anderzijdspositie innemen. (Opmerkingen)
Ik heb het gevoel dat die hier nog niet is ingenomen en dat er een leemte is in het politieke spectrum. En aangezien ‘oppositie-meerderheid’ al in de war is, mag ‘een groene’ eens een ‘enerzijds-anderzijds’ zijn.
Minister, enerzijds sta ik positiever dan uw collega’s van de meerderheid tegenover het idee om burgers te betrekken. Ik volg hen dat er inderdaad redelijk veel politici zijn in en buiten Brussel. We moeten daarover inderdaad een ernstig debat voeren. De structuren moeten worden herbekeken. Dat is zo, dat trek ik niet in twijfel. Ik volg de collega’s ook als ze zeggen dat politici hun vinger toch aan de pols houden. Iedere partij organiseert inderdaad trajecten om dingen te horen. Dat is waar.
Maar ik volg hen niet wanneer ze zeggen dat we een representatieve democratie hebben en dat we daardoor alle burgers hebben betrokken bij ons beleid. Dat is wars van de realiteit. Momenteel zijn er heel veel mensen die we niet bereiken. Politici communiceren niet met alle groepen in de samenleving. Dat is natuurlijk normaal, je kunt niet met alle 1,2 miljoen mensen van Brussel tegelijkertijd in contact staan. In die zin geloof ik in het idee dat u lanceert dat we moeten proberen op een andere manier meer burgers te betrekken. Dat is positief en belangrijk. Ik wil daaraan zeker meewerken.
Anderzijds wil ik graag een aantal kritische kanttekeningen plaatsen. Want hoe je dat dan doet, is natuurlijk van belang. Ik heb al de opmerking gehoord over hoe je die mensen dan zult bereiken. Maar ik heb ook horen zeggen dat u het Minderhedenforum zou betrekken. Ik denk dat zij effectief goede netwerken hebben. Het is net interessant om te gaan kijken naar die mensen die nog niet in verenigingen zitten, die niet al op een of andere manier hun stem uiten, al is het via de voetbalclub. Want zelfs via de voetbalclub zit je in een sociale vereniging waarin je mogelijk mee nadenkt over en mee bouwt aan de maatschappij. We moeten de mensen die niet verankerd zijn, zeker mee betrekken. Dat lijkt mij een uitdaging. Ik heb gehoord dat u die uitdaging wilt uitgaan en dat u daaraan werkt.
Tegelijkertijd is het ook belangrijk dat u, los van het burgerkabinet, wel de contacten met uw middenveld openhoudt. We hebben inderdaad een heel sterk middenveld in Brussel. Er zijn heel veel burgerinitiatieven en verenigingen. Het lijstje dat de heer Vanlouwe opsomde over mogelijke onderwerpen, lijkt mij heel pertinent. De problemen die hij aankaart, worden inderdaad uitgesproken door heel veel mensen en verenigingen in Brussel. Misschien kan ik de luchtkwaliteit en het scholentekort nog aan het lijstje toevoegen. Grosso modo kennen we die zaken inderdaad. Het is goed om te luisteren naar de constructieve voorstellen en de aanpak van de verenigingen die daarrond werken.
Dat hoeft niet in dat burgerkabinet. Ik zou niet enkel een burgerkabinet doen. Het zou een en-enbeleid moeten zijn: er zijn én de politici, én de contacten met het middenveld en wat daaruit voortkomt, én de burgerinitiatieven.
Dan nog deze kritische nuance: als u burgers betrekt, dan moeten die ook bereikt worden. Ik hoor redelijk gemengde geluiden over de vorige burgerkabinetten. Is het effectief gelukt om de kloof tussen burger en politiek te verkleinen? Begrijpt de politiek de burger beter en begrijpt de burger de politiek beter? Wat hebt u daaruit geleerd? Wat komt daaruit naar voren? Dat zijn pogingen geweest, maar die pogingen hebben gemengde resultaten. Die zijn niet alleen maar positief. Hoe kunt u ervoor zorgen dat de kloof, die in twee richtingen gaat, wordt verkleind?
Nadien moet u ermee aan de slag. U engageert zich daartoe. Dat is positief. Ik ga ervan uit dat minister Madrane ook dat engagement opneemt. Ik ga ervan uit dat jullie niet uit eigen naam spreken maar dat jullie beiden dat namens de volledige regeringen doen waarin jullie zetelen, zodat jullie aan de slag kunnen met de initiatieven. Minister, dat zal soms uw portefeuille overstijgen. Dat zal soms minister Crevits of minister Vandeurzen of minister Homans aangaan. Dat is van belang. Hebt u al contact gehad met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Hebt u daar al concreet mee gesproken om te weten wat daar de ruimte is om aan de slag te gaan met nieuwe voorstellen? Hebt u ook budgettaire ruimte om aan de slag te gaan met nieuwe voorstellen? Ik kan mij voorstellen dat die nieuwe ideeën wel eens geld kunnen kosten. Is daar binnen het Vlaamse beleid ruimte voor uitgetrokken?
Minister Gatz heeft het woord.
Het doel van een burgerkabinet is voor mij altijd tweevoudig. Het gaat over inhoud en het gaat over vorm. Wat de inhoud betreft, is het niet altijd zo dat er bijkomende of nieuwe voorstellen komen. Sommige journalisten zeggen dan: ‘Wij hebben die voorstellen gelezen maar dat wisten wij allemaal al.’ Voor een deel is dat waar maar, voor een deel is dat ook niet waar. Ik geef een voorbeeld. Als men al wist dat er meer cultuur op de openbare omroep moest komen, dan zijn we er toch maar in geslaagd om dat in de laatste beheersovereenkomst veel dieper en veel steviger te verankeren en veel zichtbaarder te maken. In die zin kan een burgerkabinet op het juiste moment een inhoudelijk verschil maken. Dat valt af te wachten. Ik ga daar niet op vooruitlopen. Dat is een beetje zoals politici naar referenda kijken. Zie maar naar wat er in Hongarije gebeurt. Wanneer burgers samenkomen in een niet-verkiezingstoestand, redeneren zij niet partizaan maar vrij. Wij, politici, kunnen daar zeer slecht mee om. Wij proberen daar allemaal onze eigen agenda in te zetten. Natuurlijk kan het gerust zijn dat men zegt dat er minder politici moeten komen. Ik verwacht dat ook ergens. Evengoed kan men zeggen dat de luchtvervuiling in Brussel te groot is. Het kan zijn dat het zo breed is. Ik hoop alleen dat we een aantal bijkomende zaken krijgen waarmee we nog wat extra kracht krijgen. Laat ons dat afwachten.
Naast de inhoudelijke voorstellen is er de vorm. Er is het feit dat men als burger beseft dat het nodig is om met een ander te praten en indien mogelijk een compromis te maken. Een compromis kan ook negatief worden beoordeeld. Noem het dan een consensus of: samen een groter draagvlak zoeken. Dat maakt mij niet uit. Het is voor een deel ook volksverheffing en volksopvoeding. Het is een methodiek van sociaal-cultureel werk waarmee we hopelijk iets politieks kunnen doen. Ik merk dat de mensen die de dag van het burgerkabinet hadden afgesloten, altijd met een aangenaam en positief gevoel naar huis gingen. Daar mag het natuurlijk niet bij blijven. Er is een opvolging. Zo gaan wij voor het burgerkabinet Cultuur eind dit jaar de nazorg afsluiten. Zij hebben in april-mei 2015 vergaderd, en zij hebben van ons een antwoord gekregen. Al die 150 mensen en ook de anderen kunnen dat raadplegen. Deze zomer hebben ze nog een stand van zaken gekregen. Wat zijn de voorstellen, wat gaan we daarmee doen, wat hebben we uitgevoerd en wat niet? En eventueel: waarom niet? En nu krijgen ze dat nog een laatste keer tegen het einde van dit jaar. Ik sta erop dat die nazorg goed gebeurt en dat wij tot op dat moment die dialoog behouden. Maar daarna verwasemt dat burgerkabinet. Het is een samenstelling die bij wijze van spreken om het even zou kunnen zijn. Straks zal ik zeggen dat wij daarbij meer kansengroepen moeten betrekken en ik zal ook zeggen hoe we dat kunnen doen.
Of de heer Vanlouwe nu in dat burgerkabinet zit, of de heer Poschet, of niet, er zal altijd wel een Vanlouwe in het burgerkabinet zitten. Dat streven wij na. Ik wil een Vanlouwe in het burgerkabinet. Daarom niet dé Vanlouwe! Ik wil evengoed een Van den Brandt en een Idrissi in het burgerkabinet. Dat lukt ook. De representativiteit van zo’n burgerkabinet valt qua politieke of ideologische strekkingen heus wel mee. Wat moeilijker is, is om een sociale en etnische representativiteit te hebben. Met het burgerkabinet Cultuur hebben we dat in redelijke mate bereikt door de goede hulp van de verenigingen waar armen het woord nemen. We hebben wel degelijk aan elke tafel of in elk panel één of twee mensen die sociaal kwetsbaarder zijn kunnen laten participeren. Dat was een heel leuke ervaring voor iedereen. Maar qua diversiteit schoten we in dat burgerkabinet Cultuur echt wel tekort. We hebben dat ruimschoots goedgemaakt met het burgerkabinet Jeugd, waar toch een kwart van de jongeren tot de doelgroep behoorde. Daar hebben we wel heel hard voor moeten werken. We hebben heel veel individuele contacten moeten aanspreken. Op een gegeven moment gaat dat niet op instellingsniveau. Ik houd graag rekening met de suggestie van de wijkacademie. We hebben gemerkt dat we dergelijke mensen soms individueel moeten aanspreken. Dan kun je ze warm maken. Het is wel beter gelukt met het tweede burgerkabinet dan met het eerste. Uiteraard staat ons hier voor ogen dat we dat met dit burgerkabinet ook moeten doen.
De selectie gebeurt door het bureau dat de aanbesteding in de wacht sleept. Zij hebben daar ervaring mee. Er is bij de selectie van het burgerkabinet geen enkele interventie vanuit mijn kabinet.
Ik geloof nog altijd heel sterk in de representatieve democratie. Wij weten allemaal hoe hard wij soms werken en hoe goed wij ons best proberen te doen om de kloof met de burger te dichten: op pensenkermissen, op Twitter en op alles wat daartussen ligt. Alleen is het zo – en mevrouw Idrissi gaf het aan – dat de burger van vandaag dat nog altijd niet genoeg vindt. Dus proberen we daar een tandje bij te steken. Niet met de bedoeling om van het burgerkabinet een soort van institutioneel bijhuis te maken. Ik ben het volledig eens met alle initiatieven die door verschillende collega’s vanuit hun verschillende invalshoeken genoemd zijn: die kunnen allemaal bijdragen tot het verkleinen van die fameuze kloof. Ik ben zeker bereid om het middenveld daar maximaal bij te betrekken.
Bij het eerste burgerkabinet hadden we twee reacties van het middenveld. In eerste instantie voelt het middenveld zich wat opzijgezet: ‘De minister wil niet met het middenveld praten maar wel rechtstreeks met de burger.’ Voor mij is het ‘en en’. Een aantal mensen uit het middenveld zeiden: ‘Dan komen wij niet af.’ Maar daarna kwamen ze uit nieuwsgierigheid toch af. En dan lieten wij de mensen uit het middenveld effectief als burger deelnemen, zodat daar een goede en gezonde mix was. Dat proberen we te doen.
Ik zie dat andere collega’s dit concept overnemen. Een goed idee heeft altijd veel vaders en moeders. Ik begrijp ook dat niet iedereen de notie burgerkabinet of de notie burger centraal stelt, maar wat minister Crevits heeft gedaan door de ouders inspraak te geven over hoe zij de hervorming van het secundair onderwijs zien, is daar absoluut een vorm van. Ik juich dat toe. Ik vind dat zeer goed. Tegelijkertijd praat minister Crevits ook met de bonden, het middenveld, de scholen, de netten. Zij doet beide. Ik doe ook beide. Minister De Block doet hetzelfde met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Nog andere collega’s doen dat op hun manier ook.
Wat betreft de expats hebben wij met BRIO, het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum van de VUB, afgesproken dat er een parallel expats-burgerkabinetje zou komen, om daar de specifieke visie van expats op onze stad te leren kennen.
Ik ga mij nog niet uitspreken over institutionele gevolgen wat betreft de VGC, de GGC of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik zal het niet hebben over de middelen. Zo werkt het niet. Laat nu eerst dat burgerkabinet zijn ding doen. Dan komen we daar met alle plezier en in alle hevigheid graag op terug tegen het einde van volgende lente, want we willen de zaak toch voor de volgende zomer afgerond hebben. Dan kunnen we zien of de berg een muis of vele muizen heeft gebaard, of er nieuwe dingen zijn en wat we daar dan mee doen. Dat is nu nog te voorbarig.
Ik begrijp het scepticisme van sommigen. Ik ben blij dat het geen cynisme is. Dat heb ik hier van niemand gehoord. In de koele cijferaar die ik soms ben, zit toch wel een voluntarist verscholen.
De heer Poschet heeft het woord.
Het is positief dat de expats hierbij betrokken worden. Die brengen nieuwe horizonten met zich mee.
Wat mevrouw Van den Brandt over het middenveld zei, is absoluut waar. Als we aan de versterking van de representatieve democratie willen werken, moeten we zeker een rol geven aan verenigingen die bij uitstek mensen vertegenwoordigen. Of ze dat nu al veertig jaar doen of nog maar pas, zij moeten er voldoende bij betrokken worden.
Minister, als u spreekt over initiatieven van de ministers Crevits en De Block, dan is er wel een klein verschil, in die zin dat het voor hen gaat over hun eigen bevoegdheden, over één bepaalde uitdaging. Dat is iets beter omlijnd en gericht dan het initiatief dat u nu lanceert.
Wij zullen het verder opvolgen. Dit zal nog wel een aantal keren terugkomen naar deze commissie.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, we moeten inderdaad afwachten wat er precies gaat uitkomen. Ik hoop vooral dat er geen voorstellen uitkomen die wij allemaal kennen. U hebt verwezen naar uw eigen initiatieven. Ik heb ook verwezen naar het G1000-initiatief van David Van Reybrouck. Daar kwamen ook wel wat utopische ideeën naar boven, die weinig hebben bijgedragen tot een betere democratie, zal ik maar zeggen.
U zegt dat u voorstander bent van een representatieve democratie. We hebben hier duizend politici, die hopelijk allemaal kunnen verwoorden wat er bij de bevolking leeft. Ik weet alvast toch wat er bij mijn kiezers leeft. Zij verwittigen mij daarover en ik probeer dat hier in het parlement te verwoorden. Er zullen ook wel verschillen bestaan bij wat er bij het Nederlandstalig of Vlaams burgerkabinet zal leven en wat er bij het Franstalig burgerkabinet zal leven. Ik kan mij perfect inbeelden dat de Franstaligen in Brussel niet echt problemen ondervinden met de naleving van de taalwetgeving. Langs Nederlandstalige kant is dat nog altijd een fundamenteel probleem dat niet opgelost raakt.
U zegt dat velen die hebben deelgenomen aan het burgerkabinet in het kader van de cultuurparticipatie naar huis zijn gegaan met een positief gevoel, maar het mag niet de bedoeling zijn om aan therapie te doen. We zullen afwachten en we zullen zien wat er precies naar buiten komt. Ik zal alvast mijn werk hier in het parlement voortzetten en hier verwoorden wat ik hoor dat er leeft bij mijn kiezers, bij de Brusselse Vlamingen en bij de Brusselaars, ook zelfs de Franstalige. Zo denk ik een goede taak te vervullen in dit parlement.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.