Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, op 13 september 2016 was er in Vilvoorde een overleg tussen burgemeesters van Vlaamse en Nederlandse steden over radicalisering en de opvolging van teruggekeerde Syriëstrijders. U weet dat Brussel wat ontbrak.
Wij vinden dat een goede zaak, ook omdat – en dat wordt duidelijk gesteld in de resolutie over de aanpak van radicalisering die het Vlaams Parlement in mei 2015 heeft goedgekeurd – de lokale besturen een cruciale rol hebben in deze problematiek. Good practices moeten dus worden uitgewisseld en informatie moet worden gedeeld. Samenwerking en overleg tussen alle betrokken overheden is daarbij cruciaal.
Minister, was u of uw administratie op de hoogte van en/of betrokken bij dit initiatief? Was de VVSG hierbij betrokken? Bent u op de hoogte van de resultaten en bevindingen van dit burgemeestersoverleg? Zullen de uitgewisselde praktijkervaringen ook gedeeld worden met andere geïnteresseerde steden en gemeenten? Zult u daarin faciliteren?
Volgens berichten in de pers heeft het kabinet van de federale minister van Binnenlandse Zaken, de heer Jambon, gesteld dat dit initiatief paste in het opgerichte impulsfonds tegen radicalisering, dat in 1,5 miljoen euro voorziet voor projecten in steden en gemeenten die geconfronteerd worden met de problematiek van radicalisering. Minister, hebt u zicht op de initiatieven die door de federale minister worden gefinancierd en is daarover overlegd, aangezien ondersteuning van de lokale besturen een materie is die u is toevertrouwd?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Kennes, ik ben het met u eens dat dit een waardevol initiatief was. Mijn administratie en het kabinet waren op de hoogte van de burgemeestersconferentie. We waren niet rechtstreeks op de hoogte gebracht, maar we zijn het te weten gekomen via de contacten met Unit R in het kader van het Plan R. We hebben herhaaldelijk de vraag gesteld voor betrokkenheid. We werden niet betrokken bij de voorbereiding en we zijn ook niet uitgenodigd op de conferentie, wat we wel hadden gevraagd.
De VVSG werd evenmin betrokken bij de voorbereiding of werd evenmin uitgenodigd voor de conferentie. Ik kan dat alleen maar betreuren. Vlaanderen beschikt over cruciale hefbomen in de preventie van radicalisering. We hebben inmiddels ook heel wat kennis en expertise opgebouwd. Dat we bij een dergelijk waardevol initiatief dan niet betrokken worden, vind ik een gemiste kans.
U vroeg of ik op de hoogte ben van de resultaten. We hebben alle informatie opgevraagd, maar nog niet officieel gekregen. Ik beschik wel over een kort informeel verslag dat ons is toegezonden door onze vriendelijke Vlaamse Vertegenwoordiger in Nederland, de heer Buyse. Hij is zo vriendelijk geweest om zowel mijn kabinet als de administratie op de hoogte te brengen. Het is goed dat hij dat heeft gedaan. We hebben ondertussen ook aan andere instanties de officiële resultaten en bevindingen van de conferentie opgevraagd, maar hebben die jammer genoeg nog niet ontvangen.
Ik wil benadrukken dat we al lange tijd goed samenwerken met onze Nederlandse collega’s. Bij het uitwerken bijvoorbeeld van onze ‘Handvaten voor een lokale aanpak van radicalisering’ heeft de VVSG ook gekeken naar de ervaringen van hun Nederlandse collega’s van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Zeer recent nog, op 1 september, werd door de VVSG een uitwisselingsmoment georganiseerd tussen Vlaamse steden en gemeenten en Den Haag. Den Haag stelde daarbij hun aanpak voor via hun veiligheidshuis, een plek waar justitie, zorg en bestuur samenkomen over complexe problematieken zoals radicalisering. Het is interessant om dit te leggen naast hoe we in Vlaanderen werken met de Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC’s). We kunnen zeer veel leren van de Nederlandse ervaringen, waar men al langer op die manier werkt. We kunnen ook onze expertise ter beschikking stellen van de Nederlanders. Het is een win-winsituatie. Ik ben ervan overtuigd dat we niet allemaal opnieuw het warm water moeten uitvinden, maar dat we van elkaar kunnen leren.
Ik vind de manier waarop onze Vlaamse vertegenwoordiger in Nederland dit heeft aangepakt een voorbeeld van hoe het moet. Ik wil bij dezen ook ons hele diplomatieke korps een bloemetje toewerpen. Het is goed dat ze dit ook goed blijven opvolgen en de juiste contacten leggen met de juiste mensen in het land van vestiging.
Uw laatste vraag gaat over een federale bevoegdheid. Ik ben goedgezind en het jaar is nog maar net begonnen. Ik heb de informatie dan ook voor u opgevraagd. De impulssubsidie van 1,5 miljoen euro wordt verdeeld over vijftien steden en gemeenten in heel België: Genk, Kortrijk, Charleroi, Sint-Gillis, Menen, Anderlecht, Antwerpen, Brussel, Luik, Maaseik, Mechelen, Schaarbeek, Sint-Jans-Molenbeek, Verviers en Vilvoorde. Deze steden en gemeenten nemen ook deel aan de Werkgroep Preventie. Een van de verplichtingen waarin het koninklijk besluit voorziet bij de toekenning van de subsidies aan de gemeenten, is de oprichting van een LIVC. We hebben in het verleden ook al het debat gevoerd dat het ontbreken van zo’n LIVC soms voor problemen zorgt. Het leidde ertoe dat het soms niet mogelijk was om een coherent en adequaat opvolgings- of preventiebeleid te voeren. Dat is nu een van de voorwaarden die minister Jambon oplegt om in aanmerking te komen voor de subsidie.
Bij de opmaak van onze eigen projectoproep ter ondersteuning van lokale besturen in hun aanpak van radicalisering, hebben we vanuit Vlaanderen overleg gehad met het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) en Unit R om de criteria en verwachtingen af te stemmen op de federale impulssubsidie opdat we niet tegenstrijdig zouden werken.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor alle informatie en voor het feit dat u contact hebt opgenomen met de VVSG en de federale minister. Het is inderdaad jammer dat als ze aangeboden had om betrokken te worden bij het initiatief, men die kans niet beter te baat heeft genomen, zij het met een waarnemersstatus of iets dergelijks. We kunnen dat achteraf alleen maar betreuren.
Ik sluit me aan bij de pluim naar het Vlaams diplomatiek netwerk en in het bijzonder naar onze Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering (AAVR) in Den Haag. Ik heb hem recent kunnen ontmoeten. Het is inderdaad een man die nauwgezet alle kansen tot samenwerking uitzoekt en daarin wil faciliteren.
De teneur van het antwoord van de minister is dat we moeten openstaan voor samenwerking met steden en gemeenten, Nederland en het federale niveau. Dat is een goede teneur, want deze problematiek snijdt overal door en moet alle besturen en beleidsniveaus bezighouden.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me erbij aan dat het positief is dat dergelijke initiatieven worden genomen omdat het bewijst dat lokale besturen echt nood hebben aan ideeën en best practices. Dat dit is aangepakt zonder de administratie te betrekken, vind ik erg jammer. Het is niet enkel dat kleine kransje van burgemeesters dat nood heeft aan informatie, maar wij allemaal. Op die manier krijgen we de informatie niet. We weten allemaal dat radicalisme niet stopt aan de grenzen.
Minister, ik vraag u om het overleg met andere regio’s en landen zeker voort te zetten, en dat op een systematische manier. U doet dat reeds, maar de coördinatie moet absoluut in uw handen blijven en mag niet enkel uitgaan van initiatieven van enkelingen. Zo kunnen we allemaal de vruchten plukken van het overleg dat met andere regio’s wordt gevoerd.
Minister Homans heeft het woord.
Ik kan beide sprekers alleen maar gelijk geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.