Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Vraag om uitleg over een nationaal pact voor strategische investeringen
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Het federaal investeringspact, het nationaal hervormingsprogramma, het stabiliteitsprogramma kwamen daarnet al ter sprake. Op het Overlegcomité van 18 april 2016, toch al enkele maanden geleden, kwam het Nationaal Hervormingsprogramma van 2016 op de agenda. Hierin werd het belang van investeringen benadrukt. Ik heb ook begrepen dat de heer Somers het belang van investering heeft ontdekt en er zelfs coëfficiënten van versterking van de economische groei aan koppelt.
Ik citeer uit het document van het Overlegcomité: “ De economische fundamenten versterken door in te zetten op slimme groei en door investeringsbelemmeringen uit te schakelen, maakt deel uit van de inspanningen van de gewesten en de federale regering en sluit volledig aan bij de Europa 2020-strategie, en de prioriteiten die bij de jaarlijkse analyse van de groei worden belicht.” Federaal premier Michel herhaalde de behoefte aan zo'n investeringspact begin september, in zijn rentree-interviews.
Het belang van publieke investeringen, mijnheer Somers, zijn wij altijd blijven benadrukken. Verschillende instellingen, die ook u aanhaalt, zoals OESO en IMF verwijzen ernaar en het staat zelfs in het landenrapport van de Europese Unie. Zelfs onze eigen federale minister van Financiën heeft ontdekt dat investeringen nodig zijn en dat te grote besparingen negatief zijn voor de economische groei.
Op datzelfde Overlegcomité – er werd hier ook al naar verwezen – vroeg het Vlaamse Gewest de oprichting van een vrijgesteld investeringsreserve vanaf het stabiliteitsprogramma 2017.
Deze en andere vragen rond het stimuleren van investeringen werden dan in een werkgroep ondergebracht, en daar heb ik vragen bij.
Hoever staat het met de werkgroep binnen het Overlegcomité over investeringen, aangezien die toch moest meewerken aan het stabiliteitsprogramma 2017 en dus ook aan de begroting voor 2017? Hoe zijn de bevindingen van de interfederale werkgroep al dan niet verwerkt in de begrotingen die opgemaakt zijn of worden? Welk investeringsprogramma heeft Vlaanderen aan de werkgroep voorgelegd?
Verdere vragen laat ik over aan collega Van den Heuvel.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De inleiding kan ik overslaan, die heeft collega Bertels al verzorgd.
Premier Michel heeft gepleit voor een ‘Nationaal pact voor strategische investeringen’ om het investeringstempo in percentage van het bbp omhoog te krikken. We weten allemaal dat ons land de afgelopen decennia op dat punt wat is afgegleden, en dat zien we soms ook aan de infrastructuur. Er heeft intussen een vergadering van het Overlegcomité plaatsgevonden.
Minister-president, u hebt in eerste instantie positief gereageerd op het voorstel en u hebt gezegd dat we het punt van de ESR-regels misschien op Belgisch niveau moeten aankaarten om zo naar Europa te gaan. U hebt ook een extra spoorontsluiting naar Limburg gelanceerd.
Ik heb daarbij een reeks vragen, waarvan collega Bertels er al enkele heeft gesteld.
In eerste instantie was er sprake van een selectiecomité. Intussen is daar meer klaarheid in gekomen. Het zou gaan om een lichte structuur met een politieke stuurgroep en een strategische raad. Heeft de Vlaamse Regering al nagedacht hoe Vlaanderen dat zal invullen? Hoe was de reactie van de collega’s van de andere deelstaten? Ik heb gelezen dat daarover ook in het Waals Parlement al is gediscussieerd en dat minister-president Magnette daarover zijn mening heeft gegeven. Hoe heeft hij daarop gereageerd? Hoe ziet u het verdere verloop en de taakverdeling tussen de verschillende overheden en dan vooral tussen de federale overheid en de deelstaten?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Op 28 september is inderdaad het voorstel van de premier besproken om tussen de federale en de deelstaatregeringen tot een pact voor strategische investeringen te komen. Daar zijn werkvergaderingen aan voorafgegaan, interfederaal, maar ook Vlaams, zodat we met de Vlaamse Regering ons standpunt konden bepalen. Dat komt op het volgende neer.
Ten eerste gaan we akkoord met het principe om een dergelijk pact te sluiten. Het zal u niet verbazen dat we het belangrijk vinden dat er bijkomend grote strategische investeringen worden gedaan. We zijn dus ook blij dat het pleidooi dat wij al heel lang houden, ook federaal wordt opgepikt. Dat houdt ook verband met het feit dat er sinds een tijd meer en meer publicaties verschijnen die aantonen dat de publieke investeringen in ons land in vergelijking met twintig of dertig jaar geleden veel lager liggen.
Ten tweede stellen we voor ons te beperken tot die materies waarvoor samenwerking een toegevoegde waarde heeft of een objectieve noodzaak is, namelijk waar er sprake is van ‘gemengde bevoegdheden’. Dat is ook het standpunt van de Waalse Regering. Het heeft geen zin investeringsdossiers die Vlaams-Vlaams of Waals-Waals zijn en die geen raakpunten met de andere deelstaat hebben, in een structuur te brengen waarover gediscussieerd moet worden. Dat kan alleen maar leiden tot nutteloze vertragingen.
Voor bevoegdheidsoverschrijdende dossiers kan het belangrijk zijn na te gaan of eventuele hindernissen kunnen worden weggewerkt. Laten we dus focussen op de raakvlakdomeinen. Voorbeelden van interfederale dossiers zijn mobiliteit, inzonderheid het spoor- en luchtverkeer, de digitale agenda en het verhogen van de datacapaciteit. In de Septemberverklaring heb ik gezegd dat we sterk willen inzetten op smart cities. Ook op dat punt kan het belangrijk zijn dezelfde richting uit te gaan. Nog voorbeelden zijn zeer zeker het energiebeleid en de interconnectiviteit.
Het aanvankelijke governancekader vonden we zwaar. De premier stelde een politieke stuurgroep, een strategische raad van het pact en dan nog eens een investeringscomité voor, terwijl hij verklaarde voor een lichte structuur te willen gaan. Mijn allereerste opmerking was dan ook er geen te zware governance van te maken, want dan zijn we misschien maanden bezig voor het tot beslissingen komt. Dat is ook de mening van de collega’s uit de andere deelstaten.
Heel belangrijk is ook het punt dat daarstraks aan bod is gekomen, namelijk te komen tot een gezamenlijk standpunt over de Europese boekhoudregels, de afspraken inzake begrotingsdiscipline en de rekeningen volgens het ESR-stelsel. Er is inderdaad een consensus om naar zo’n gemeenschappelijk standpunt te streven. In verband daarmee heb ik aan onze position paper herinnerd, die ik de premier eind 2014 heb bezorgd.
Vooralsnog is het onduidelijk of de premier een nieuw financieringsinstrument tot stand wil brengen. Ik heb duidelijk gemaakt dat aan geld geraken niet het probleem is. We proberen wel het Oosterweeldossier bij de EIB erdoor te krijgen, maar voor alle andere projecten die wij opzetten, is er in Vlaanderen geen gebrek aan geld. Het probleem zijn de Europese boekhoudregels en de mogelijkheid om te investeren. Op het ogenblik is de rente laag en is er zeker voldoende geld op de markt.
Op de vergadering van het Overlegcomité van 28 september hebben we een akkoord bereikt over het principe en zijn we overeengekomen de bespreking over de actiedomeinen, de governance en de uitvoering van het pact voort te zetten. Ik heb ook van de gelegenheid gebruikgemaakt om erop te wijzen dat wij met heel veel interesse naar investeringen uitkijken. We weten dat de deelstaten en de lokale besturen de grootste investeerders zijn, maar bepaalde sleutels liggen wel bij de federale overheid. Ik denk bijvoorbeeld aan de Vliegwet. Men zegt me dat elk extra miljoen passagiers in Zaventem zorgt voor drieduizend bijkomende banen. Ik heb ook verwezen naar het federaal regeerakkoord, met het Fonds voor omschakeling van laag- naar hoogcalorisch gas en de vastlegging van de meerjareninvesteringen in de spoorwegen, een plan dat al in 2015 goedgekeurd had moeten zijn. Ik heb ook publiek gezegd dat er voor Vlaanderen strategisch belangrijke investeringen zijn, bijvoorbeeld de noodzakelijke spoorontsluiting voor Limburg en de tweede spoorontsluiting voor Antwerpen. U kent de prioriteiten van Vlaanderen wel. Deze sleutels liggen in handen van de federale overheid en het is goed dat we overleggen. Niemand houdt de diverse entiteiten echter tegen om beslissingen te nemen over wat Vlaams-Vlaams, federaal-federaal enzovoort is. Ook de versterking van de digitale infrastructuur zal ten goede komen van iedereen: van de publieke overheden en van onze economie die volop de switch naar de digitale economie maakt.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bertels, de interfederale werkgroep in het kader van de voorbereiding van het volgend stabiliteitsprogramma 2017-2020 kwam op 27 juni een eerste keer samen om over het werkprogramma te overleggen. Op het Overlegcomité van 6 juli werd beslist twee thematische werkgroepen op te richten, die aan de overkoepelende werkgroep zullen rapporteren. Een eerste werkgroep zal de analyse maken van de werking van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2013 betreffende de uitvoering van artikel 3, paragraaf 1, van het verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie. Een tweede werkgroep zal zich buigen over de problematiek van de inpasbaarheid van de overheidsinvesteringen in de budgettaire paden van de diverse overheden.
De thematische werkgroepen zullen de exacte perimeter van hun discussies en de timing van hun werkzaamheden vastleggen tijdens een eerste vergadering. De overkoepelende werkgroep zal een eerste keer samenkomen na de eerste vergadering van de twee themawerkgroepen. Via mail van 20 september werd een eerste uitnodiging verstuurd voor de werkgroep over de werking van het samenwerkingsakkoord. De vergadering zal plaatsvinden op dinsdag 18 oktober 2016. Zet het alvast in uw agenda, mijnheer Bertels. Voor de werkgroep over de inpasbaarheid van investeringen hebben we tot nog toe geen uitnodiging ontvangen. Dat moet u dus niet noteren.
Zoals u daarnet al van de minister-president hoorde, is men op het Overlegcomité van 28 september wel al akkoord gegaan met het principe van een nationaal pact voor strategische investeringen en besliste men de bespreking over de actiedomeinen en het beheer van de uitvoering van het pact voort te zetten. Het nationaal pact voor investeringen staat volledig los van de daarnet genoemde werkgroepen, maar uiteraard kaarten we vanuit de Vlaamse Regering de problematiek van de inpasbaarheid van de overheidsinvesteringen ook daar aan.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Graag stel ik nog een tweetal bijkomende vragen aan u, minister-president.
Heb ik het goed begrepen dat het nog niet zeker is dat er een strategische raad wordt opgericht? Wellicht hebt u nog geen idee in welke mate en hoe de experts daarvoor vanuit Vlaanderen worden aangewezen.
Zoals ik ook in de inleiding al zei, zijn de overheidsinvesteringen inderdaad verschrompeld van ongeveer 4 of 5 naar amper 2 procentpunten van het bbp. Regio’s zijn daarbij heel belangrijk, maar een aanzienlijk deel daarvan komt ook van de lokale besturen. Tot nog toe heb ik in deze kwestie over de lokale besturen weinig gehoord. Toch nemen zij ongeveer de helft of toch bijna de helft van de overheidsinvesteringen in Vlaanderen voor hun rekening. In nota’s lees ik over verschillende financieringsmethoden. Voor de digitale agenda en de energieswitch moeten we risicokapitaal aanmoedigen voor innoverende ondernemingen en er wordt ook gepleit voor een aangepaste fiscaliteit en regulering. Volgens mij is dat helemaal terecht, zeker voor de strategische projecten zoals de digitale agenda en de energieswitch. De lokale besturen spelen uiteraard in een andere klasse, maar zorgen toch ook voor heel wat inspanningen in infrastructuur en omgeving, die zowel voor de Vlaming als voor de economie belangrijk zijn. In welke mate kan de Vlaamse Regering de inbreng van lokale besturen opwaarderen? Er circuleren verschillende ideeën inzake regulering en fiscaliteit om dit verder te stimuleren. Ik denk dan aan het AGB-instrumentarium (autonome gemeentebedrijven). Ik weet wel dat dat federale bevoegdheden zijn en dat de achterpoortjes één voor één worden gesloten. De btw-compensatie is al een heel oud idee. Als we echt naar een investeringspact voor alle overheden in ons land gaan, mogen we de inbreng van de lokale besturen niet uit het oog verliezen. Er zit daar nog wel wat investeringscapaciteit, die dankzij een aangepaste fiscaliteit kan worden aangesproken.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Er is een consensus dat de structuur licht moet zijn. Er is nog geen consensus hoe ze er precies zal uitzien.
Ik neem uw opmerkingen en suggesties over de gemeentelijke besturen mee. Ze staan inderdaad voor een zeer groot deel van de publieke investeringen, rond 45 procent. Er zijn inderdaad punten die ook federaal kunnen worden aangekaart, zoals de btw die de lokale besturen moeten betalen en het probleem van de AGB’s. Ik neem aan, minister Tommelein, dat we die zaken zullen meenemen bij de bespreking van dat investeringspact.
De heer Bertels heeft het woord.
Of het nu in de interfederale werkgroep is met twee thematische werkgroepen, of in de lightstructuur naar aanleiding van het investeringspact – ik hoop dat die twee elkaar zullen versterken en niet tegenspreken –, het gaat over de overheidsinvestering van de lokale besturen. Minister-president, u zegt dat we een tandje zouden moeten kunnen bijsteken met gewone overheidsinvesteringen om de economische groei te bevorderen.
U haalt terecht twee grote problemen aan: de btw en de discussie daarover die nu leeft bij heel veel AGB’s. Ze hebben schrik om nog te investeren door de hakbijl van de btw-recuperatie die daar wel of niet hangt. Er zijn verschillen tussen fiscaal kantoor A en kantoor B. Enkel advocatenbureaus worden daar momenteel rijk van. Daar moet een eenduidig antwoord op komen voor de rechtszekerheid van investeringen die zouden kunnen gebeuren door de lokale besturen, met inbegrip van de AGB’s.
Minister Tommelein, de discussie over de interfederale werkgroep en de twee thematische werkgroepen hangt samen met de discussie over de begroting. Wordt er in die interfederale werkgroep die moet kijken naar de inpasbaarheid van de investeringen in de begrotingen, gesproken over de oude en de nieuwe ziekenhuisfinanciering? Die discussie is al maanden aan de gang in het Overlegcomité. Vlaanderen heeft een bepaalde positie ingenomen en gelden anders ingeboekt dan tot nu toe. De begroting is met 200 miljoen euro beter gemaakt. Is daar een consensus over? Is erover gesproken in een gremium, waardoor er geen onzekerheid meer over bestaat, want die is er nu wel? Nu is er een gelijkaardige discussie met Eurostat. Die zijn geconsolideerd en Eurostat gaat die begroting met 300 miljoen euro corrigeren.
Minister Tommelein heeft het woord.
Er is blijkbaar nog een derde werkgroep waarin die problematiek wordt behandeld. Dat wordt dus niet in die themawerkgroepen behandeld. Ik zal u daar schriftelijk meer informatie over bezorgen. Als u bijkomende vragen stelt, heb ik niet alle antwoorden bij de hand.
Als het gaat over de ziekenhuisfinanciering, lijkt het me verstandig dat u die vraag stelt aan minister Vandeurzen. Dit gaat over een specifiek onderwerp van een specifieke minister die daarmee bezig is.
Ik heb die vraag al gesteld aan minister Vandeurzen. Hij verwijst naar de hervorming van de rusthuisfinanciering. Dat gaat over het instandhoudingsforfait en het andere forfait. Dat is een oefening voor de toekomst en dan is er een probleem met de consolidatie. Het gaat me nu voornamelijk over de oefening die u hebt gedaan met de 300 miljoen euro die u anders hebt ingeschreven in de ESR-correcties van de begroting. Dat is een andere oefening dan het instandhoudingsforfait, waar u een potentieel probleem hebt met Eurostat, omdat Eurostat dat consolideert. Ik neem aan dat u een afdoende bewijs hebt van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) dat u dat zo mag doen. Maar ik geloof dat niet, want dat is er niet.
Mijnheer Bertels, ik ga niet freewheelen. Ik zal het nagaan en u het antwoord bezorgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.