Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, misschien is de titel van de vraag om uitleg wat te hard. Wat mij betreft, gaat het niet over uitsluiting, maar over hoe we de uitzendsector kunnen vatten in het systeem voor langdurig werkzoekenden.
In februari 2016 hebben we een bijzonder belangrijk decreet goedgekeurd over het doelgroepenbeleid. Ondertussen is dat van start gegaan. Jongeren, ouderen en personen met een handicap zijn de drie prioritaire doelgroepen waarop we inzake loonkost vanuit de Vlaamse overheid werken. Het is een keuze waar CD&V voluit achter staat.
Daarnaast is er echter de discussie hoe we het best een beleid op maat voeren ten aanzien van langdurig werkzoekenden. Dat is een zeer belangrijke groep. In Vlaanderen zijn er ongeveer 70.000 werkzoekenden die al langer dan twee jaar uitkeringsgerechtigd werkzoekend zijn. Dat is een zeer grote groep in onze populatie werkzoekenden.
Als je de laatste cijfers bekijkt, zie je wel een globale daling van het aantal werkzoekenden. Bij de zeer langdurig werkzoekenden, meer dan drie jaar, zien we een verdere stijging. Dat noopt tot extra beleid.
Minister, u hebt er terecht op gewezen dat we voor deze groep moeten inzetten op werkervaring, opleiding en bijkomende begeleiding. Dat is terecht. Het decreet op tijdelijke werkervaring vindt ondertussen zijn weg. Het heeft een SERV-advies gekregen. Er moeten zo snel mogelijk uitvoeringsbesluiten volgen. Daarnaast moet het wat ons betreft ook de bedoeling zijn om voor die groep ook iets te doen inzake loonkost. We zijn daarin niet alleen. De sociale partners hebben dat eerder gesteld in het Banenpact. Het ACV gaf daar eind september nog een commentaar op dat in de krant werd opgenomen, dat namelijk de aanwervingspremie voor langdurig werkzoekenden echt noodzakelijk is om de stap naar een duurzame job mogelijk te maken. Uiteindelijk heeft ook de minister-president in zijn Septemberverklaring verwezen naar de aanwervingsstimulans die u aan het voorbereiden bent.
In het kader van die voorbereiding zijn wij, en vast wij niet alleen, gecontacteerd door ongeruste mensen van Federgon, de federatie van de uitzendsector, die u ongetwijfeld zeer goed kent. Zij wijzen er terecht op dat voor veel werkzoekenden en langdurig werkzoekenden uitzendarbeid, eventueel ook de dienstenchequesector waarin zij actief zijn, een eerste belangrijk opstap is naar werk, naar een duurzame job. Met die aanwervingsstimulans willen zij met hun sector maximaal in aanmerking komen om uw beleid hierin in te schakelen.
Minister, hoever staan we met de aanwervingspremie voor langdurig werkzoekenden? Welke knelpunten zijn er nog?
De minister-president verwees in zijn Septemberverklaring naar die aanwervingsstimulans. We gaan er dus van uit dat die er snel komt en dat er ondertussen duidelijkheid is over het budget dat u daarvoor vrijmaakt. Kunt u ook iets vertellen over de praktische modaliteiten?
We veronderstellen dat u hierover uiteraard overleg hebt met de sociale partners. Hoe zien zij dit? Wat zijn hun standpunten, ook inzake praktische modaliteiten en uitwerking?
Meer specifiek naar de uitzendsector en de dienstenchequewerknemers: op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat die sectoren die nu al een eerste opstap zijn voor langdurig werkzoekenden naar een duurzame job, ook in uw beleid inzake langdurig werkzoekenden kunnen worden opgenomen, niet alleen met werkervaring en opleiding, maar ook met die aanwervingsstimulans, zoals u die plant? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, dit is een goed moment om de voorgeschiedenis even te herhalen. Ik hoor u zeggen dat ik van idee veranderd ben. In de conceptnota van 23 januari 2015 heb ik over het kwalitatieve luik het volgende geschreven: “Het kwalitatieve luik gaat om een reeks van maatregelen die enerzijds focussen op het versterken van de individuele werkzoekende of werknemer in zijn positie op de arbeidsmarkt en anderzijds de werkgever ondersteunen in het tewerkstellen van werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt. De verdere invulling van dit luik dient te gebeuren aan de hand van de uitwerking van verschillende maatregelen die zowel de werkzoekende, de werknemer ondersteunen als de werkgever.”
Ik heb daarmee duidelijk altijd die opening gelaten voor een aanwervingsstimulans.
De sociale partners hebben een jaar geleden, op 21 oktober 2015, een akkoord bereikt over een deel van het Vlaams Banenpact. Het bevatte de volgende elementen die van belang zijn voor deze discussie. Ten eerste konden de sociale partners zich scharen achter het vorige akkoord over de drie doelgroepen en ze stonden positief ten opzichte van de vereenvoudiging. Ten tweede werd in het kader van de kwalitatieve maatregelen door de sociale partners een bijkomende financiële aanwervingsstimulans voorgesteld voor de groep langdurig werklozen tussen 25 en 55 jaar.
We hebben dat Banenpact van de sociale partners in de commissie besproken op 12 november, met een gedachtewisseling. Het volgende kwam toen aan bod. Het leek alsof een aanwervingsstimulans voor mij nooit kon en nu door het Banenpact van de sociale partners plots wél. Dat werd toen – ook toen al – gezegd. Ik heb echter, nog voor het akkoord van 21 oktober 2015, meegegeven dat een aanwervingsstimulans mogelijk was binnen het kwalitatieve luik, niet binnen de RSZ-korting.
Ook heb ik nogmaals benadrukt – en dat vind ik nog steeds – dat werkervaring, werkplekleren enzovoort in eerste instantie essentieel is. Daarnaast heb ik tijdens de gedachtewisseling nogmaals herhaald dat ik bereid was in een aanwervingsstimulans te voorzien, binnen het kwalitatieve luik en binnen de budgettaire mogelijkheden. Dat wilde ik toch nog eens naar voren brengen. Ik hoor dat het het ACV zou zijn dat mij tot andere inzichten heeft gebracht. (Opmerkingen van Robrecht Bothuyne)
Ik zeg wat ik in de kranten heb gelezen. Ik zeg niet dat u of CD&V dat zeggen. Waarschijnlijk is het zelfs nooit zo gezegd. Ik wil gewoon benadrukken dat ik het vanaf het begin zo heb gepland. Ik vind dat de geschiedenis haar rechten heeft.
Ook in de SERV-adviezen omtrent het decreet en de uitvoeringsbesluiten inzake het Vlaams doelgroepenbeleid hebben de sociale partners de vraag voor een aanwervingsstimulans weergegeven. Met de besprekingen in de commissie over het ontwerp van decreet op 28 januari 2016 heb ik nogmaals herhaald dat er een aanwervingsstimulans zou komen. Ik ben gewoon een man van mijn woord en zorg er dus voor dat er daarvoor binnen de begroting geld wordt uitgetrokken. Dat is wat je nu hebt kunnen zien.
Zowel in mijn reacties in de pers als op formele en informele overlegmomenten met de sociale partners heb ik telkens aangegeven dat ik dat verder zou uitwerken binnen het kwalitatieve luik. Ik heb effectief woord gehouden: in het budget 2017 zijn daarvoor de nodige middelen uitgetrokken. Ik heb verder overleg gevoerd met de sociale partners over de concrete uitwerking van de incentive.
Wat de timing betreft, streef ik naar een inwerkingtreding begin 2017, maar ik zal alle tijd nemen die we nodig hebben.
Met een aantal vragen komt u te vroeg. De bespreking met het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) is nog lopende. Het moet ook nog verder worden besproken binnen de meerderheid. We hebben de mogelijkheden in kaart gebracht om een dergelijke premie voor langdurig werklozen op een administratief eenvoudige manier te implementeren. Daar waar mogelijk, wil ik de bestaande systemen gebruiken of met vergelijkbare systemen werken, zodat het ook voor de werkgever zo eenvoudig mogelijk wordt. Voor de begroting 2017 gaan we uit van een impact van 10,6 miljoen euro.
Met de aanwervingspremie wil ik twee doelstellingen bereiken: het bevorderen van de aanwerving van langdurige werkzoekenden en het stimuleren van hun duurzame tewerkstelling. Het is belangrijk die twee elementen mee te nemen. Het is momenteel nog te vroeg om de verdere praktische modaliteiten in detail toe te lichten. Ik kan u wel zeggen dat, om die doelstelling te verwezenlijken, ik zou gaan naar een premie in twee schijven: één die kort na de aanwerving wordt gegeven om die aanwerving te stimuleren en één die op een langere termijn wordt gegeven, bijvoorbeeld na een jaar tewerkstelling. Je ziet namelijk heel vaak dat die langdurig werklozen wel opnieuw worden aangenomen, maar dat ze op korte termijn opnieuw worden afgedankt. Om daar een stimulans te krijgen, zou je bijvoorbeeld kunnen zeggen dat na een jaar het tweede deel van die premie volgt.
Ik ga over de andere elementen niet echt in detail treden, omdat ze nog verder moeten worden besproken. Het overleg binnen de Vlaamse Regering, en waar nodig ook nog met de sociale partners, omvat de verdere concrete en praktische uitwerking. De vragen die u nog stelt over de verscheidene types contracten en de combinatie met bijvoorbeeld individuele beroepsopleiding (IBO), zitten nog in die discussie. Kun je al dan niet die aanwervingsstimulans na IBO krijgen, ook wat betreft de uitzendsector?
Ik herhaal: mijn doelstelling is het realiseren van een duurzame tewerkstelling via deze premie.
We nemen alle bezorgdheden mee en zullen daarop een concreet antwoord geven. Maar eerst moet ik het verder uitklaren binnen de regering.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat er 10,6 miljoen euro is uitgetrokken voor het volledige jaar 2017 en dat het de betrachting is om op 1 januari de premie van start te laten gaan.
We zijn heel blij met het feit dat die aanwervingsstimulans er komt en dat uw kwalitatief beleid naar langdurig werkzoekenden wordt uitgerold op die twee sporen, werkervaring en opleiding enerzijds en die aanwervingsstimulans anderzijds. Die principes zitten zeker goed. Ook uw principe om niet alleen de aanwerving, maar ook de duurzaamheid van een job met die stimulans te bewerkstelligen, is zeer goed. Wat ons betreft, zou een systeem in vier schijven misschien ook wel nuttig zijn. Op die manier geef je namelijk werkzekerheid aan de werkgever. Ik zie uw non-verbale communicatie met betrekking tot de budgettaire impact daarvan.
Zo kom ik bij een andere opmerking. 10,6 miljoen euro is veel geld. Anderzijds zijn er indertijd scenario’s gemaakt door sociale partners die op een kostprijs kwamen van 25 miljoen euro. We willen natuurlijk allemaal meer doen om langdurig werkzoekenden aan te werven. We zijn blij met de premie zoals die hier nu wordt voorbereid en voorgesteld voor 2017. We zijn ook blij met uw basisprincipes. Ik denk echter dat we meteen moeten inbouwen dat we het beleid in dezen en de effecten van de premie moeten evalueren. Als het nodig is, als we zien dat er groepen achterblijven, kunnen we op langere termijn extra budgetten vrijmaken om de loonkost voor die langdurig werkzoekenden verder te verlagen, zodat zo veel mogelijk van die mensen zo snel mogelijk de weg naar de arbeidsmarkt vinden.
Tot slot, minister, vind ik uw streven naar eenvoud bijzonder positief. Dat is essentieel in het vormgeven van een dergelijke maatregel. We hopen dat zoveel mogelijk werkgevers er gebruik van zullen maken.
We kijken uit naar de praktische uitwerking en de resultaten van het sociale overleg. En dat zal snel moeten zijn, als we op 1 januari 2017 met de premie willen starten.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, u bent sp.a vergeten in het lijstje van mensen die u hebt proberen te overtuigen om de langdurig werklozen als een volwaardige doelgroep te zien. (Opmerkingen)
Ik zeg: “...die de minister heeft geprobeerd te overtuigen”. Dat neemt niet weg dat wij die groep nog altijd liever in het doelgroepenbeleid hebben gezien. Ik wil de discussie niet opnieuw starten. We moeten nu proberen de opening zo duurzaam mogelijk in te vullen.
Ik stel mij eerlijk gezegd wel vragen bij de combinatie ervan met uitzendarbeid. Als de doelstelling van deze premie, wat u met deze premie wilt bereiken, inderdaad duurzame jobs zijn en als u ervoor wilt zorgen dat die werkzoekenden op lange termijn kunnen worden tewerkgesteld, wringt dat bij mij wanneer het over uitzendarbeid gaat, vaak over reeds bestaande jobs. We moeten hierin keuzes maken.
Het budget waarover u spreekt, minister, bedraagt 10 miljoen euro in 2017. Ik meen in uw conceptnota te hebben gelezen dat er sprake was van een budget van 25 miljoen euro. Kunt u misschien aangeven welk budget er op kruissnelheid beschikbaar zal zijn? Als het budget inderdaad veel lager is dan in het verleden – en ik denk dat er vroeger budgetten van 40 miljoen euro werden uitgetrokken – zult u veel doelgerichter keuzes moeten maken. Dan lijkt het mij moeilijk om uitzendarbeid daarin mee te nemen.
We moeten er echt voor proberen te zorgen dat we die groeiende groep van langdurig werklozen zo doelgericht mogelijk kunnen bereiken en dat wij die mensen een premie geven om ze zo lang mogelijk aan het werk te houden. Ik hoop dat de uitrol van uw verhaal snel duidelijkheid kan brengen en dat die middelen van 10 miljoen euro kunnen worden opgedreven. Misschien kunt u daarover iets meer zeggen?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, onze fractie is uiteraard ook heel tevreden met de aanwervingspremie. We volgen u ook in het gespreid toekennen van die premie om een duurzame tewerkstelling na te streven.
In tegenstelling tot de heer Beenders zijn we wel bezorgd over de positie van uitzendkrachten. Het is toch het belangrijkste instroomkanaal voor langdurig werklozen, laaggeschoolden en allochtonen. We hopen dat daarover kan worden nagedacht en dat daarin kan worden bijgestuurd.
We willen ook een lans breken voor de werknemers binnen de dienstencheque-ondernemingen. Ook zij werken met een opeenvolging van tijdelijke contracten. We moeten dus nadenken of we voor die twee groepen geen verdere stappen kunnen nemen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik spreek namens onze fractie. Wij delen uiteraard de collectieve bezorgdheid over het lot van langdurig werklozen en het activeren. Het is inderdaad een groep die moeilijk te activeren valt. Ze zijn een beetje de zwarte vlek binnen ons Vlaamse arbeidsmarktbeleid.
Mijn euforie over alles wat met tijdelijke werkervaring te maken heeft, is groter dan mijn euforie over de aanwervingspremie, waarover ik uiteraard ook tevreden ben.
Het verbaast mij soms hoe de collega’s zo focussen op die aanwervingspremie. Voor ons is dat iets additioneels, iets versterkends. Het is goed dat de minister die opening heeft gemaakt. We zullen zien welk effect dat met zich zal meebrengen. Het is natuurlijk nog altijd beter om langdurig werklozen of werkzoekenden met maatregelen zoals een IBO enzovoort opnieuw aan het werk te krijgen.
We delen de bezorgdheid van de heer Beenders over duurzaam werk. Minister Muyters heeft een tipje van de sluier gelicht. Er wordt een stukje tegemoetgekomen door te werken met twee betalingsmomenten voor de premie. Na één jaar tewerkstelling volgt uw tweede schijf. Op die manier zit die duurzaamheid van de tewerkstelling sowieso al een stuk verankerd in de premie.
Ik noteer ook de steun die de heer Bothuyne en zijn fractie aan de minister zullen geven bij een volgende begrotingscontrole, indien die premie ook effectief goed werkt.
Minister Muyters heeft het woord.
Dat is zelfs niet nodig, want ik heb daarin voorzien. Dat hoort zo bij een minister die daarover nadenkt.
U hebt vragen bij het bedrag van 10,6 miljoen euro. Ik zei daarnet dat er twee momenten zullen zijn: het eerste moment na drie maanden, het tweede na een jaar. U begrijpt dat ik in dat eerste jaar dus alleen geld moet uittrekken voor na drie maanden en niet na een jaar en dat ik het tweede jaar dus meer middelen nodig heb. Heb ik die extra middelen? Ja, want het doelgroepenbeleid is natuurlijk een systeem waarbij we nu op het duurste zitten, omdat je tegelijk een aantal overgangsmaatregelen hebt en tegelijk het nieuwe systeem start. Naarmate we verder gaan in tijd, zullen de overgangsmaatregelen verminderen en komt er geld vrij om naar dat budget van 25 miljoen euro, dat ik op een bepaald moment heb voorgesteld, te kunnen gaan.
De 10,6 miljoen euro is een opstap naar 25 miljoen euro. Maar ik moet eerst naar de regering met die berekeningen. De omslag die ik vanaf 2018 wil plannen, is 25 miljoen euro. Dat geeft wat duidelijkheid. Het budget blijft kwalitatief en kwantitatief in het doelgroepenbeleid. Wat vrijkomt bij het ene, gebruik ik bij het andere.
U hebt verder vragen gesteld over uitzendarbeid. Ik wil ‘the best of both worlds’ bereiken: het instrument van de uitzendarbeid, waarbij die langdurig werklozen zich net kunnen bewijzen bij een werkgever, wil ik op een of andere manier honoreren, maar zonder de duurzaamheid van een contract van onbepaalde duur of van bepaalde duur voor een langere termijn uit het oog te verliezen. Ik zal bekijken op welke manier ik het beste van de beide systemen kan behouden. Dat voorstel zal ik voorleggen aan de regering.
Uiteraard zal ik rekening houden met de dienstencheque-ondernemingen, ook vanuit de filosofie dat ik langdurig werklozen aan het werk wil helpen, maar ook hen langdurig aan het werk wil helpen. Dat is belangrijk.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende toelichting. 10,6 miljoen euro in 2017 en 25 miljoen euro in 2018: dat is zeer positief.
Wat ons betreft, is niet de aard van het contract van tel, maar wel de tewerkstelling zelf en de duurzaamheid ervan. In eerste orde willen we hiermee de aanwervingsstimulans ondersteunen en in tweede orde de duurzaamheid van de job.
We zijn blij met wat u aankondigt. We hopen dat u er zoveel mogelijk mensen mee kunt vatten en aan een job kunt helpen. We hopen vooral dat u werkgevers kunt ondersteunen om de beslissing te nemen om iemand die al wat langer weg is van de arbeidsmarkt, toch opnieuw een kans te geven.
Collega’s, wat ons betreft is het een en-enverhaal. We zijn niet euforisch over gelijk welke maatregel op de arbeidsmarkt. We moeten de zaken op een juiste manier inschatten. Werkervaring en opleiding zijn één kant van de medaille, de andere kant moet die aanwervingsstimulans zijn. Beide horen samen te gaan. Hopelijk resulteren die in zoveel mogelijk jobs voor langdurig werkzoekenden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.