Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, voor de uitbouw van de opleidingen werkt VDAB soms samen met sectorale fondsen en met paritaire organen. VDAB heeft dan ook het voordeel dat de opleidingen niet enkel aan werkzoekenden, maar ook aan werknemers kunnen worden aangeboden. Dit leidt duidelijk tot een aantal schaalvoordelen. De omvang hiervan roept bij sommige mensen kritische vragen op.
Ik geef een concreet voorbeeld ter verduidelijking. VDAB heeft met de sector Transport en Logistiek een samenwerkingsakkoord voor de periode 2016-2017 afgesloten. In uitvoering van deze overeenkomst biedt VDAB de bedrijven in die sector de mogelijkheid chauffeurs een code 95-module met drie uur rijpraktijk te laten volgen bij een VDAB-competentiecentrum dat de opleiding tot vrachtwagenchauffeurs organiseert. In ruil voor een investering van het sociaal fonds in opleidingsmaterieel biedt VDAB een kredietlijnkorting van 50 procent aan. Op die manier wordt de kost tot 240 euro per chauffeur gehalveerd. Daarenboven komt die opleiding in aanmerking voor de kmo-portefeuille.
We horen kritiek vanuit de private marktwerking op dergelijk akkoord. Ze worden meer bepaald gepercipieerd als oneerlijke mededinging. In het Belgisch recht wordt oneerlijke mededinging in een business-to-businessrelatie omschreven als “elke met de eerlijke marktprakijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden.” Er geldt een algemeen verbod op de oneerlijke marktpraktijken, met inbegrip voor de ongeoorloofde concurrentie, tussen ondernemingen onderling. Geldt dit verbod ook voor een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap (EVA)? De jure is dit het geval, maar de facto zijn daar twijfels over.
Een onderneming met een groot marktaandeel heeft binnen een bepaalde markt een zekere machtspositie. Als regisseur en als actor op de arbeidsmarkt heeft VDAB een zekere economische machtspositie. VDAB heeft een beheersovereenkomst en wordt door de Vlaamse overheid gefinancierd. Deze machtspositie en het overheidskarakter maken het voor VDAB gemakkelijk om in samenwerkingsakkoorden gunstige voorwaarden af te dwingen en die voorwaarden aan hun cliënten aan te bieden.
In principe is hier niets mis mee. Het valt me echter op dat VDAB aan verschillende beroepsfederaties aanzienlijke kortingen biedt die de private opleidingscentra niet kunnen bieden zonder onder de kostprijs te gaan. Ik heb het in mijn voorbeeld al gehad over kortingen in de vorm van kredietlijnen die met de kmo-portefeuille kunnen worden gecombineerd. De vraag is dan ook of de vrije marktwerking hier ten volle kan worden gegarandeerd.
Minister, hoe moeten dergelijke samenwerkingsakkoorden tussen VDAB en opleidingsfondsen of paritaire organen met een kredietkorting tot 50 procent die met de kmo-portefeuille kan worden gecombineerd eigenlijk worden beoordeeld in verhouding tot de vrije marktwerking?
Moet de raad van bestuur van VDAB deze samenwerkingsakkoorden steeds goedkeuren? Hoe wordt de transparantie van de werking van deze akkoorden ten aanzien van de raad van bestuur van VDAB verzorgd?
Op welke wijze verzekert VDAB dat de samenwerkingsakkoorden niet ingaan tegen de marktprijzen en tegen de Europese regels inzake de mededinging? Heeft de Europese Commissie hier nog geen vragen over gesteld?
Hoe kunt u garanderen dat dergelijke akkoorden de ruimte voor de private opleidingsverstrekkers niet belemmeren?
Zal in de toekomst meer met openbare aanbestedingen worden gewerkt?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik kan garanderen dat de overeenkomsten tussen de opleidingsfondsen of paritaire organen en VDAB passen in de sectorconvenants die tussen de Vlaamse Regering en de sectorale sociale partners zijn afgesloten. Ze passen in de onderdelen over competentieversterking en het levenslang leren in de sectorconvenants. In uitvoering van de overeenkomsten stellen de sectoren voornamelijk infrastructuur ter beschikking van VDAB. Die infrastructuur kan vervolgens worden ingezet om werkzoekenden op te leiden.
De kredietkorting die aan de sector is toegekend, stelt de sector in staat om ook de zittende werknemers bij VDAB gebruik te laten maken van de door de sector ter beschikking gestelde infrastructuur of van de unieke opleidingsinfrastructuur van VDAB. De competentieversterking van de zittende werknemers past in de convenantwerking.
Net om een marktverstoring te vermijden, zijn met de sector afspraken gemaakt over de inzet van een kredietlijn. Dit geldt niet voor iedereen. Er is met de sector een afspraak over een kredietlijn gemaakt. De wederzijdse engagementen, bestaande uit de terbeschikkingstelling van de infrastructuur en de verstrekking van de opleidingen, leiden ertoe dat in het belang van de werknemers een combinatie kan worden gemaakt.
Mevrouw Talpe, in het voorbeeld dat u hebt aangehaald, gaat het jaarlijks om maximaal 400 op te leiden chauffeurs. De overeenkomst voorziet in een korting voor de sector. Die korting wordt ingezet voor een door de sector zelf erkend knelpunt. Hiervoor kan de sector het rollend materiaal gebruiken dat door de sector zelf ter beschikking van VDAB is gesteld. De sector verleent een korting en stelt materiaal ter beschikking. VDAB zorgt voor de opleiding.
Het door u aangehaald sectorconvenant is afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de sector Transport en Logistiek, vertegenwoordigd in paritair comité 140.03. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het sectorfonds Sociaal Fonds Transport en Logistiek (SFTL).
De opleidingen van VDAB komen in aanmerking voor de kmo-portefeuille, maar dit kan niet worden gecombineerd met een opleiding die in een sectorale kredietlijn is opgenomen. VDAB controleert op deze combinatie. In uw voorbeeld gaat het om 400 chauffeurs. Wie niet tot die groep van 400 chauffeurs behoort, kan de kmo-portefeuille gebruiken. Wie er wel deel van uitmaakt, kan dat niet. Op die manier wordt de concurrentie mogelijk gehouden.
De Vlaamse Regering keurt de sectorconvenanten goed. De samenwerkingsakkoorden met de sectoren die bij deze sectorconvenanten horen, worden niet individueel ter goedkeuring aan de raad van bestuur van VDAB voorgelegd. De leden van de raad van bestuur van VDAB zijn als werkgevers- of werknemersorganisaties wel betrokken bij de totstandkoming van de sectorconvenanten. Die convenanten worden steeds met de sociale partners van een sector opgesteld. De sectorconvenanten en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten tussen de sectoren en VDAB zijn uiteraard openbaar. De raad van bestuur van VDAB wordt op de hoogte gehouden van en geïnformeerd over de grootte en het gebruik van de sectorale kredietlijnen. De raad van bestuur heeft daar zicht op. De adviezen van de sectoren over de acties en de werking van VDAB worden aan de raad van bestuur overgemaakt en eventueel in het jaarlijks ondernemingsplan van VDAB opgenomen.
VDAB maakt met de betrokken sector afspraken over het beperkt gebruik van de kredietlijn. Dat is duidelijk de filosofie van de kredietlijnen. Ze moeten beperkt worden ingezet voor wat de sector als knelpunten ervaart. Het is de bedoeling de knelpunten weg te werken.
Het is steeds de sector en niet VDAB die de opleidingsmogelijkheid met gebruik van de kredietlijn bekendmaakt. De opleidingen vinden steeds op vraag van de sectoren plaats. Indien VDAB op eigen initiatief door de bedrijven gevraagde opleidingen ter beschikking stelt, worden steeds de marktprijzen gehanteerd. Op die manier wordt een marktverstoring voorkomen. In dat geval kan bij VDAB, net als elders, een beroep op de kmo-portefeuille worden gedaan. We hebben hierover nog nooit een vraag van de Europese Commissie gekregen.
De akkoorden passen in de werking van de sectorconvenanten. Ze worden enkel ingezet voor de door de sector gekozen knelpunten. Die knelpunten zijn beperkt. VDAB beslist niet welke of hoeveel opleidingen er komen. De sectoren staan hiervoor in. VDAB waakt er, samen met de sectoren, steeds over niet marktverstorend te werken.
Ook voor de werkgevers in de sector is het belangrijk dat een opleiding niet marktverstorend is. Indien er klachten zouden komen en een opleiding de markt zou verstoren, zouden diegenen die ervan hebben kunnen genieten, later worden verplicht iets terug te betalen. Daar is niemand bij gebaat.
Voor de uitvoering van de opdrachten die VDAB niet in eigen beheer uitvoert, handelt VDAB binnen de grenzen van de Europese richtlijnen en van de Belgische wetgeving betreffende de overheidsopdrachten. De voorbije jaren is het aantal openbare aanbestedingen door VDAB gegroeid. Dit geldt ook voor de opleidingen voor werkzoekenden. Er zijn, om bij het daarnet aangehaald voorbeeld te blijven, opleidingsprojecten in samenwerking met rijscholen in Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Limburg. Dat betekent niet dat VDAB alle opleidingen in de sector zelf geeft.
Mevrouw Talpe, ik hoop dat ik op deze manier wat duidelijkheid heb kunnen verstrekken. Volgens mij kunnen we niet over concurrentievervalsing spreken. Het is in het belang van een sector dat de bestaande knelpunten worden aangepakt. Om de markt niet te verstoren, begrenzen we dit zelf. De spelers op de markt kunnen trouwens nog zelf die opleidingen verstrekken.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het duidelijke antwoord. Het is positief dat er duidelijke regels zijn en dat een marktverstoring absoluut niet aan de orde kan zijn. Ik heb deze vraag om uitleg gesteld uit bezorgdheid om een level playing field voor de private intermediairen op de arbeidsmarkt.
Ik heb geen bijkomende vragen, maar wel een verzoek. U moet te allen tijde waken over die gelijke positie op de Vlaamse arbeidsmarkt. Dit moet de private intermediairen in staat stellen hun rol naast VDAB ten volle te kunnen spelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.