Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, de afgelopen jaren heeft VDAB geïnvesteerd in de digitalisering van de arbeidsbemiddeling. Werkzoekenden kunnen zich registreren bij Mijn VDAB en ze kunnen gebruikmaken van Mijn Loopbaan. Daarvoor moeten ze een mailadres aanmaken. VDAB gebruikt dit mailadres actief om vacatures door te zenden. Bijgevolg worden werkzoekenden geacht hun mail minstens driemaal per week te controleren, naar analogie met een gewone brievenbus, waarvan ook wordt verondersteld dat ze meerdere keren per week wordt leeggemaakt.
Het gebruik van digitale processen door VDAB vormt op zich een logische stap om de werking eigentijdser en efficiënter te maken. Dit blijkt evenwel een probleem te zijn voor een gedeelte van de werklozenpopulatie. Zij zijn niet mee met de nieuwe technologie of kunnen zich die technologie niet aanschaffen.
We weten dat een aanzienlijk deel van de 50-plussers niet of zeer beperkt actief is op het internet. Een aantal anderen besparent op de kosten van een internetabonnement zodra ze werkloos worden en het met een veel lager inkomen moeten rooien. Dit is meteen ook de reden waarom het gebruik van Mijn Loopbaan niet verplicht is. Het probleem is echter dat wie geen online dossier heeft ook niet over een gepubliceerd cv beschikt. Hierdoor kunnen potentiële werkgevers hen niet vinden. Mensen die geen login bij VDAB hebben, beschikken veelal ook niet over een eigen computer. Zij kunnen bij de VDAB-clubs geen online opleidingen volgen.
Consulenten worden in de 50+-clubs blijkbaar regelmatig met dit probleem geconfronteerd. Naar verluidt, zouden een aantal consulenten dit probleem reeds aan de directie hebben gesignaleerd. Daar stoten ze echter op een muur. De directie zou immers bijzonder enthousiast zijn over de mogelijkheden van e-government. Het gevolg is dat een aantal werkzoekenden zich in zekere zin gediscrimineerd en beknot in zijn tewerkstellingskansen voelt.
Minister, in welke mate maken werklozen gebruik van de digitale mogelijkheden van VDAB? Welke groep maakt hier geen gebruik van of heeft hier fysiek geen toegang toe? Hebt u hier zicht op?
Is reeds nagegaan in welke mate er een verschil is in de doorstroming naar werk tussen de werkzoekenden die wel en niet van de digitale processen gebruikmaken?
Op welke wijze wordt voorzien in begeleiding van de werkzoekenden die ongeletterd of de taal niet machtig zijn?
Klopt het dat een aantal consulenten reeds hebben gesignaleerd dat een aantal werkzoekenden zich gehinderd en zelfs gediscrimineerd voelen in hun zoektocht naar werk omdat ze geen toegang tot het internet hebben of niet met het internet kunnen werken? Hoe reageert de directie van VDAB op dit probleem?
Welke maatregelen zullen worden genomen om werkzoekenden die geen gebruik kunnen maken van Mijn Loopbaan of Mijn VDAB in de toekomst beter te ondersteunen om hun toegang tot het internet te verlenen of om een eigen mailadres aan te maken?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, VDAB wordt effectief geconfronteerd met de bezorgdheden van klanten die door de digitalisering uit de boot zouden vallen. VDAB heeft geen gedetailleerde rapporten over de digitale geletterdheid van haar publiek bijgehouden. Het verplicht e-mailadres is pas sinds 1 juli 2016 verplicht. Op dit moment vertrouwt VDAB op de officiële rapporten. Hieruit blijkt dat momenteel 85 procent van de Belgische gezinnen toegang tot het internet heeft.
Uiteraard blijft in de werkwinkels van VDAB een ruime accommodatie beschikbaar voor de klanten die geen toegang tot het internet hebben. Het blijft voor mij belangrijk dat wie geen internettoegang heeft, toch aan de bak kan komen.
Omwille van het groeiend maatschappelijk en economisch belang van digitale vaardigheden heeft VDAB recent beslist een digitaal portret van haar publiek op te stellen. Hierdoor zullen we in de toekomst precies kunnen zien hoeveel mensen geen e-mailadres hebben, hoeveel mensen we als digitaal minder vaardig kunnen labelen en hoeveel mensen niet over de nodige digitale instrumenten beschikken. Dat iemand over een e-mailadres beschikt, betekent immers niet dat hij vaardig is. Dit punt zal ook in beeld komen. We zullen dan ook de demografische gegevens van die groepen kennen. VDAB wil dit in kaart brengen en wil het probleem objectiveren door cijfergegevens bij te houden en de evoluties te volgen. Op die manier zullen we een beter zicht op het geheel krijgen. Tot nu toe bestaan die gegevens niet.
VDAB heeft gemerkt dat het gebruik van de digitale services stijgt. De vraag of een werkzoekende al dan niet vlot een job vindt, is doorgaans echter afhankelijk van een reeks factoren. Het gaat niet enkel om de digitale elementen. Ook andere factoren dan de digitale activiteit of vaardigheid spelen een rol.
VDAB probeert voor elke cliënt op maat te werken. Wie bij zijn inschrijving moeite heeft met het verplicht e-mailadres kan meteen naar het 0800-nummer bellen en door een consulent worden begeleid. Indien uit dat gesprek blijkt dat de cliënt werkelijk digitaal onvermogend is of bepaalde vaardigheden mist, wordt in de werkwinkels in een volwaardige offline service voorzien. Wie moeite heeft met de digitale elementen kan de werkwinkel contacteren. Dit geldt eveneens voor klanten die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Zij kunnen ook door een tolk worden bijgestaan. Verder is de website van VDAB uitgerust met hulplijnen om de gebruiker die problemen ondervindt onmiddellijk te helpen. Wie op het internet aan de slag is, kan online hulp krijgen. Binnenkort lanceert VDAB een nieuwe service, bestaande uit een chat en een co-browse service. Hierdoor kan de consulent volgen wat op het computerscherm van de klant gebeurt en gepaste aanwijzingen geven. Tot slot onderzoekt VDAB ook de mogelijkheid om de digitale services in andere talen dan het Nederlands aan te bieden.
Zoals ik daarnet al hebt gesteld, werkt VDAB zo veel mogelijk op maat van de klant. Indien blijkt dat een werkzoekende onvoldoende digitale vaardigheden heeft of onvoldoende Nederlands kent, begeleidt VDAB die werkzoekende naar een gepaste opleiding. Voor veel jobs is die digitale kennis nodig. Indien iemand digitaal ongeletterd is, kan dit worden bijgeschaafd. Indien dit in zijn traject naar werk noodzakelijk is, kan hij een opleiding krijgen.
Het klopt dat de consulenten van VDAB het probleem van een mogelijke digitale kloof hebben aangekaart. De directie van VDAB heeft altijd gevonden dat de digitale transformatie met e-inclusie gepaard moet gaan. Elke klant moet een service worden aangeboden, maar dit moet steeds vergezeld gaan van de nodige ondersteuning om op het vlak van de digitale vaardigheden progressie te maken. Er zijn hulplijnen, opleidingen en dergelijke.
Dat klanten zich door hun gebrek aan digitale vaardigheden of aan internettoegang gediscrimineerd zouden voelen, is een situatie die VDAB te allen prijze wil vermijden. Om die reden blijven de net beschreven alternatieven bestaan. Gezien het belang van voldoende digitale vaardigheden, zal VDAB op korte termijn sterker inzetten op de digitale ontvoogding van de klanten die, los van contacten met VDAB, elders dreigen achterop te geraken of kansen te missen. Om die reden zal VDAB mensen blijven stimuleren om de beschikbare digitale instrumenten te leren gebruiken. VDAB zal blijven voortwerken aan gebruiksvriendelijke tools en services. Het is zeer belangrijk dat het gebruik van die tools eenvoudig is.
Ik heb de mogelijke alternatieven voor de werkzoekenden die onvoldoende digitale vaardigheden hebben of die de taal onvoldoende machtig zijn reeds beschreven. Ik wil hier graag benadrukken dat VDAB momenteel beschikt over een uitgebreid callcenter. Daar werken meer dan 200 mensen. De basisdienstverlening is mogelijk langs de telefoon. Dat is een service die nog menselijk contact inhoudt, zij het dan niet fysiek contact face-to-face. Die mogelijkheid bestaat nog. Het callcenter levert tevens ondersteuning voor alle toepassingen die zich op de website van VDAB bevinden en voor het navigeren op de website zelf. Verder wordt door middel van zelfbedieningscomputers op elke locatie van VDAB in toegang tot het internet voorzien. Daarbij kan de hulp van de onthaalbediende worden ingeroepen en kan tevens telefonische support worden geleverd.
Op die manier doen we wat we moeten doen. We spelen in op de digitale aspecten en we proberen de mensen op digitaal vlak te begeleiden. Iedereen moet de service krijgen waar hij recht op heeft.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is een goede zaak dat VDAB beseft dat er nog steeds een digitale kloof is. Ongetwijfeld zet VDAB zich al sterk in om de digitale mogelijkheden en vaardigheden van mensen te ontwikkelen. We hebben het gisteren, tijdens de plenaire vergadering, nog over de werknemers van ING gehad. We moeten inzetten op de digitale skills en vaardigheden.
Globaal genomen, is 85 procent een hoge graad van internetpenetratie. Mogelijkheden als de werkwinkels en het callcenter zijn al aangehaald. Het initiatief om de computer op afstand over te nemen, is een goed initiatief. Hierdoor is het mogelijk de mensen die hulp nodig hebben ad rem en zonder verplaatsingen te helpen.
Op termijn zal dit percentage automatisch stijgen. Het aantal digibeten en mensen zonder internettoegang zal sowieso afnemen. We moeten er echter over waken dat we geen digitaal mattheuseffect creëren. We zouden dan werkzoekenden met twee snelheden krijgen. Door hun gebrek aan internettoegang zouden de zwakkeren in een nog zwakkere situatie terechtkomen.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. U zegt dat dit in kaart zal worden gebracht en dat er nog geen cijfergegevens zijn. Hebt u zicht op de timing? Hebt u in dit verband concreet nieuws?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, de digitalisering van de arbeidsmarkt is natuurlijk niet nieuw. Ik vind het een goede zaak dat VDAB op die kar springt. Het dienstverleningsmodel van VDAB moet zeker en vast met zijn tijd meegaan. Het lijkt me belangrijk dat we iedere werkzoekende evenveel digitale of andere kansen creëren.
Hoewel 85 procent al een goed aandeel is, kent 15 procent dus nog steeds de weg naar het internet niet. Er worden al veel inspanningen geleverd. We moeten zeker en vast aandacht schenken aan de mensen die geen toegang tot het internet hebben. VDAB zal nooit enkel digitaal werken. De consulenten hebben nog steeds een taak te vervullen. Soms kan een face-to-face gesprek tot betere resultaten leiden. Ik ben niet zeker of dat nu nog kan, maar ik denk dat mensen in een bibliotheek altijd gratis het internet kunnen gebruiken. Mensen die thuis geen internetverbinding hebben, kunnen daar altijd hun mails controleren. Daarnaast is er nog de dienstverlening in de werkwinkels. Dit moet zeker overeind blijven.
Minister, er worden al inspanningen geleverd. Dit betekent echter niet dat we de mensen die geen internettoegang hebben uit het oog mogen verliezen.
De heer Beenders heeft het woord.
Voorzitter, ik wil nog een bijkomend aandachtspunt naar voren brengen. Ik denk dat we het erover eens zijn dat we volop voor de digitale weg moeten kiezen om de mensen te helpen. We zijn er tevens van overtuigd dat we op die manier niet iedereen bereiken.
Minister, in verband met de te doorlopen trajecten worden overeenkomsten tussen VDAB en de lokale besturen gesloten. Misschien kunt u in dit verband een aandachtspunt naar voren schuiven. In kleine landelijke gemeenten is er geen werkwinkel. Er zal daar ook geen werkwinkel komen. Misschien kunnen met de lokale besturen afspraken worden gemaakt om daar op bepaalde wekelijkse momenten afspraken met VDAB te laten maken. Op die manier blijft het fysiek contact mogelijk. In een aantal landelijke gemeenten staan telefoons van VDAB. De werkzoekenden kunnen het callcenter bellen en vragen stellen. Indien we een traject naar werk willen starten, lijkt fysiek contact me voor bepaalde kansengroepen echter beter. Misschien kunt u afspraken maken met de lokale besturen en de OCMW’s om dat fysiek contact elke week op een bepaald moment mogelijk te maken.
U neemt al initiatieven om de contacten met VDAB te optimaliseren. Indien we dit bijkomend aandachtspunt hieraan kunnen koppelen, zullen we heel wat mensen kunnen bereiken. Dit is een bijkomend aandachtspunt voor de landelijke gemeenten.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Voorzitter, volgens mij moeten we deze vraag om uitleg in twee delen splitsen. Wat de 50-plussers betreft, is er zeker een probleem met de combinatie tussen het internet en hun leeftijd. Er is daarnet over 85 procent gesproken. Volgens mij bestaat de resterende 15 procent vooral uit ouderen. Dit geldt niet meteen voor de jongeren. Ik kan me niet vinden in de stelling dat jongeren die werkloos worden ervoor zouden opteren hun internetverbinding onmiddellijk op te zeggen. Volgens mij is dit een zeer klein percentage.
Zoals daarnet al is aangehaald, zijn er veel mogelijkheden om contact met VDAB te houden. Elke stad heeft een bibliotheek en een werkwinkel. Veel hangt echter af van de motivatie en de wil van de werklozen zelf op het ogenblik dat ze in een situatie van werkloosheid terechtkomen.
Minister, in welke mate wordt dit opgevolgd? Op welke wijze wordt Mijn Loopbaan gebruikt? Verschillende mensen schrijven zich in. Haken ze na verloop van tijd af? Zou het niet goed zijn dat eens in kaart te brengen? Ik kan me inbeelden dat sommige werklozen die zich digitaal hebben ingeschreven en met Mijn Loopbaan werken, na verloop van tijd afhaken indien ze geen aangepaste betrekking vinden. Ze gebruiken de door VDAB geboden mogelijkheden dan niet meer. Zou u hier, in de mate van het mogelijke, wat verduidelijking bij kunnen geven?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer D’haeseleer, het is net de bedoeling tijdens de monitoring met deze zaken rekening te houden. Dat is wat ik met betrekking tot die monitoring naar voren heb gebracht.
Aan de timing wil ik geen datum verbinden. De beslissing is eigenlijk nog maar net genomen. Dit is bijna parallel verlopen met de verplichting van het e-mailadres. Als dat dan toch verplicht werd, werd besloten ook de monitoring te starten. De combinatie is er. Alle elementen die u naar voren hebt gebracht, zullen in kaart worden gebracht. We zullen zicht krijgen op wie dit als werkloze gebruikt. We zullen uiteraard echter nooit afstappen van de andere bestaande mogelijkheden.
Mijnheer Beenders, tijdens de hervorming van de werkwinkels zijn afspraken met de gemeenten gemaakt over de mogelijkheid van fysieke contacten. Dit kan niet elke dag, maar wel een- of tweemaal per maand. Ik ben ervan overtuigd dat die aandacht er is en dat dit zal blijven bestaan. Er zijn niet overal werkwinkels. Er zijn effectief afspraken met de gemeenten gemaakt om het fysiek contact mogelijk te maken.
Mevrouw Van Eetvelde, het gaat misschien om 85 procent, maar dat iemand een internetadres heeft, betekent niet dat hij mee is met het digitale tijdperk. Er zijn andere mogelijkheden en er is hulp voor het internetgebruik. Ik weet trouwens niet of dit voor alle 50-plussers geldt. Het gaat allicht meer om 50-plussers dan om mensen uit de andere groepen. In veel gevallen zijn de huidige 50-plussers mee met het digitale tijdperk. Ik ben het ermee eens dat ze misschien niet alles kennen, maar we mogen niet zo maar stellen dat al die mensen tot de geviseerde doelgroep behoren. In mijn brede vriendenkring merk ik dat de 50-plussers in veel gevallen wel mee zijn. We moeten iedereen die niet mee is gewoon de tools bieden. Dat iemand een adres heeft, betekent echter niet dat hij die gevoeligheid heeft. Die mensen zijn overal te vinden. We moeten hun hulp bieden, wat zowel offline als online gebeurt. We zetten de stappen die we moeten zetten. De monitoring zal ons meer zicht op het geheel bieden.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Alles in kaart brengen, vormt een eerste belangrijke stap. We moeten dat zo snel mogelijk doen en de resultaten bekendmaken. Ik wil nog even verwijzen naar de wijze woorden van de voorzitter van het Vlaams Parlement. Gisteren heb ik een mail ontvangen van de heer Peumans over de digitale week. Hij schreef dat de digitale kloof wel kleiner, maar tegelijkertijd ook dieper wordt. Het aantal mensen dat achterop hinkt, vermindert. Door de verregaande digitalisering worden echter toch weer mensen sociaal en economisch uitgesloten. Hij eindigde met de boodschap dat onze samenleving in ondersteuning en opleidingen over digitale vaardigheden moet investeren. Op die manier moeten we de dieper wordende digitale kloof dichten. Daarmee is alles gezegd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.