Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, onze vergaderagenda bevat nog wat uitval, als ik het zo mag noemen, van de beslissingen die in juni 2016 in het kader van het Kunstendecreet zijn genomen. De eerste storm is geluwd, maar ik heb toch een aantal vragen over de opvolging van bepaalde zaken.
Het eerste gedeelte van mijn vraag om uitleg betreft de status van de pool. Nu deze ronde is afgelopen, vragen veel leden van de pool zich af hoe ze in de toekomst nog zullen worden ingezet. Zal dat enkel voor de beoordeling van beurzen en projecten zijn of zullen ze niet meer worden ingezet? Ik denk hierbij eventueel ook aan de meerjarenronde. Dit heeft te maken met de gedachte dat het misschien zinvol zou zijn een zekere samenhang tussen de structurele en de projectmatige beoordelingen tot stand te brengen. Misschien moet een zekere continuïteit in de beoordelingen worden gecreëerd. Competentieopbouw is een factor die volgens mij voor deze commissies belangrijk is. Misschien moeten we dit in dit licht bekijken.
Artikel 36, paragraaf 3, van het Kunstendecreet stelt duidelijk dat de Vlaamse Regering de beoordelaars voor een periode van vijf jaar benoemt, dat de helft van de beoordelaars na vijf jaar wordt vervangen en dat maximaal twee mandaten kunnen worden ingevuld.
Het tweede gedeelte van mijn vraag om uitleg betreft de prospectie. Dit is decretaal bepaald, maar ik heb vernomen dat de modaliteiten nog niet of niet volledig zijn ingevuld. Artikel 37 van het Kunstendecreet bepaalt dat een beoordelaar een vergoeding voor zijn werkzaamheden en zijn reiskosten ontvangt. De Vlaamse Regering bepaalt de hoogte van die vergoeding. In de uitvoeringsbesluiten staan de forfaitaire vergoeding en de vergoeding voor de reiskosten vermeld, maar de vraag is nog niet beantwoord wat dan moet gebeuren met de tickets die de beoordelaars moeten betalen, als ze moeten betalen. Dit is immers niet altijd duidelijk.
Zou het niet beter zijn die tickets terug te betalen? Op die manier zijn de beoordelaars niet afhankelijk van uitnodigingen die ze uit goodwill krijgen of moeten ze niet zelf betalen. Als de tickets worden terugbetaald, vloeien deze middelen sowieso terug naar de organisaties.
Tot slot vraag ik me af of aan de reacties en de teksten van de beoordelaars beperkingen zijn opgelegd. Het is een signaal dat ik in de loop van juni en juli 2016, vlak na de beslissingen, een aantal keer heb gekregen.
Veel beoordelaars in de commissies vinden het frustrerend dat ze niet kunnen reageren op wat ze de “onzin in de media” noemen. Bijgevolg hebben een aantal beoordelaars gereageerd. Een aantal anderen hebben zich zeer hard beheerst.
Minister, hoe zullen de leden van de pool worden ingezet? Zullen ze worden ingezet voor de beoordeling van projecten en beurzen, al dan niet voor de volgende meerjarenronde? Hoe ziet u de competentieopbouw van de leden van de pool? Wordt hier verder werk van gemaakt?
Hoe moet het verder met de prospectie? Hoe zit het met de terugbetaling van tickets en dergelijke? In het uitvoeringsbesluit staat het volgende: “De prospectie of het werkbezoek uitvoert op verzoek van de pool van voorzitters”. Hoe moet dit worden geïnterpreteerd? Kan een beoordelaar op eigen initiatief prospecties uitvoeren? Is daar een geldige regeling voor? Het gaat meestal om de concrete praktische uitwerking van de elementen die in het uitvoeringsbesluit zijn opgenomen.
Zijn er, tot slot, beperkingen opgelegd aan de beoordelaars met betrekking tot hun reacties, in welke vorm dan ook, in de media, zowel voor als na de beslissing van de Vlaamse Regering?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, de leden van de pool zijn voor vijf jaar benoemd. Tijdens deze vijf jaar worden ze voor alle procedures in het Kunstendecreet ingezet. Het mandaat van de helft van de leden kan worden verlengd. Dat betekent dat ze ook voor alle procedures in het Kunstendecreet, inclusief de volgende meerjarige ronde, kunnen worden gevraagd.
De kandidaat-beoordelaars hebben bij hun aanmelding zelf hun competenties opgegeven op het vlak van disciplines en van functies. Op basis van deze informatie zijn de beoordelaars in de pool benoemd en zijn voor elke ronde commissies samengesteld.
Die competenties bleken echter niet altijd te kloppen. Om die reden wil ik binnenkort de beoordelaars vragen hun profiel en de aangekruiste competenties zelf te evalueren en eventueel, waar nodig, te updaten.
In de sector leeft de vraag of voor de participatiefunctie wel voldoende competentie aanwezig is. Om die reden heb ik een studie uitgeschreven die deze dossiers en de beoordeling ervan grondig zal screenen. In die studie zal tevens worden nagegaan wat de praktijk in deze organisaties is. Op die manier kan de functie in de toekomst beter worden beoordeeld. Ik verwacht de offertes tegen 10 oktober 2016. Ik hoop het onderzoek de komende maanden te laten starten en tegen het voorjaar van 2017 over de resultaten te beschikken.
Om specifiek de competenties en de kennis van beoordelaars in verband met de structureel gesubsidieerde organisaties te verhogen, organiseert de administratie werkbezoeken met beoordelaars aan elke structureel gesubsidieerde organisatie. Die werkbezoeken vinden minstens eenmaal per structurele subsidieperiode plaats. Van elk werkbezoek wordt een verslag opgesteld, dat aan het subsidiedossier wordt toegevoegd.
Daarnaast heeft de administratie in het voorjaar van 2015 een ‘werknota prospecties en werkbezoeken’ uitgewerkt in functie van de competentieopbouw en de afspraken over de kennisdeling tussen poolleden onderling. De adviescommissie Kunsten heeft de nota besproken en elementen ervan zijn in het draaiboek van en voor de adviescommissies opgenomen.
In de nota werd onder meer voorgesteld om van de prospecties die op vraag van de voorzitters zouden gebeuren, een verslag op te stellen, dat aan het subsidiedossier wordt toegevoegd, en om de prospecties die uit eigen beweging gebeuren in een centrale databank te registreren. Deze verslaggeving en centrale registratie vinden tot nu niet plaats. De reden is de uitzonderlijke werkbelasting ten gevolge van de meerjarige ronde, die niet mag worden onderschat. Bovendien overlapte dit met meerdere projectrondes. We willen hierin investeren.
Ik plan dit najaar een grondige evaluatie van de beoordelingsprocedures, werkwijzen en digitale formats op basis van twee brede online bevragingen van de aanvragers en de beoordelaars. De resultaten zullen mee bepalen hoe we de advisering en de competentieopbouw bij de poolleden in de toekomst zullen verbeteren. Concreet wil ik vanaf het voorjaar van 2017 de beoordelingsprocedures herzien. Dat kan eventueel betekenen dat aan het Kunstendecreet zelf zal moeten worden gesleuteld. Dat weten we nu nog niet.
Op dit moment worden de prospecties nog niet centraal geregistreerd. Ze zijn, met andere woorden, nog steeds, zoals vroeger ook het geval was, afhankelijk van het individueel initiatief van elke beoordelaar. Er worden evenmin prospectieverslagen opgesteld. De planlast en de werkdruk liggen voor de beoordelaars en de administratie momenteel al hoog genoeg.
De verplaatsingen voor prospecties worden terugbetaald. De terugbetaling van tickets is op dit ogenblik niet geregeld. Dat ligt budgettair niet eenvoudig. Ik wil dat nader bekijken. Naar aanleiding van deze vraag om uitleg ben ik voor het eerst met deze praktische problematiek geconfronteerd. Ik wil onderzoeken hoe we hiervoor een oplossing kunnen vinden.
De werkbezoeken vinden plaats op initiatief van de administratie. De prospecties gebeuren, zoals ik al heb vermeld, op eigen initiatief van de beoordelaars, maar nog niet op vraag van de voorzitters. Voor de prospecties op eigen initiatief is er geen heldere regeling. Dat heeft het nadeel dat sommige organisaties minder en andere organisaties dubbel worden bezocht, maar aan de andere kant moeten we er ook voor opletten dat we niet te veel willen regelen. We willen een efficiënte middenweg vinden.
U stelde ook een vraag met betrekking tot mogelijke beperkingen wat betreft publieke en andere reacties, die opgelegd zouden zijn aan beoordelaars. Zolang de regering niet heeft beslist, is er een absolute geheimhoudingsplicht. Dat lijkt mij nogal vanzelfsprekend. De afspraak is dat beoordelaars die aangesproken worden of zich aangesproken voelen, de aanvrager of commentator doorverwijzen naar de voorzitter, die het advies eventueel in een persoonlijk overleg kan toelichten. Het huishoudelijk reglement waarmee alle beoordelaars zich akkoord verklaren – en dat moeten zij want er is een toetredingscontract, dat is bij reglementen zo, dat heeft men minimaal nodig – is daar heel duidelijk over: “Alle vragen worden doorgestuurd naar de afdeling kunsten, die stuurt dan door naar de juiste instantie/persoon. Er mag niet gecommuniceerd worden over de inhoud van het beoordelingswerk tot de beslissingsprocedure is afgerond, dus ook niet met de pers. Leden en voorzitters aan wie als lid van een beoordelingscommissie of als lid van de pool van beoordelaars om een standpunt wordt gevraagd, verwijzen steeds naar de afdeling Kunsten en leggen zelf geen verklaringen af.”
Na de beslissing – en we zijn vanaf het einde van juni wel degelijk na de beslissing – is iedereen in principe vrij om zich over de gang van zaken uit te spreken, al dan niet in de media – al lijkt mij uiteraard de nodige bedachtzaamheid in de reacties aangewezen. Het moet steeds duidelijk zijn dat de beoordelaar of voorzitter reageert ten persoonlijken titel. Hun standpunt mag met andere woorden niet gezien worden als een reactie vanuit of namens de subsidiërende overheid.
Dat vat meteen de moeilijkheid van het probleem samen. Soms is het beter te zwijgen dan te spreken. Maar men mag spreken na de beslissing, laat dat duidelijk zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Ik kan mij terugvinden in uw antwoorden. Een van de vaststellingen is dat zo’n functieparticipatie en de competentie daarvan niet zo duidelijk waren, en dat heel veel mensen een vrij oppervlakkig idee hebben van wat participatiebevordering is. Zij vinden al te gemakkelijk dat zij competentie hebben op dat terrein. Het is dus goed dat u die studie doet. Ik hoop dat er ook een regel komt voor die tickets. Dat geeft u ook aan. Ik ben daar deze zomer bij bezoeken aan voorstellingen of bij theaterbezoek hier en daar op aangesproken.
Ik kijk ook uit naar de globale evaluatie. Het is zeer zinvol dat het nieuwe Kunstendecreet, met zijn nieuwe procedures, goed wordt geëvalueerd en eventueel wordt bijgesteld. Ik sta daar zeker voor open. Er zijn al wat manco’s geweest. Dat wil niet zeggen dat die manco’s reglementair of decretaal zijn. Het gaat heel vaak over de toepassing van decretale regels. Er is operationeel, op het terrein, in de commissies, in de interne communicatie, nog een en ander te doen. Dat weten we allemaal. Het zou zinvol zijn om dat bij te stellen, maar niet door het complexer te maken. Idem dito voor de regeling rond prospecties. U zegt dat we daar niet te veel regels mogen opleggen. Ik ben daar ook niet voor. Maar aan de andere kant hebben we wel gezegd dat we gaan proberen een dossier op te maken per organisatie, per aanvraag en per gesubsidieerde, waarin naast de beoordeling en de beleidsdossiers en visitatierapporten ook prospecties een plaats kunnen krijgen. Daar moeten voor mij geen verdere regels aan gekoppeld worden. Uiteraard zijn ook prospectieverslagen en bezoeken van theatervoorstellingen waarop je een commentaar schrijft wat ze zijn. Dat is je persoonlijke verantwoordelijkheid, ook als beoordelaar. Dat vind ik niet erg. Ze kunnen zinvol zijn als onderdeel van een dossier. Bekijk het eens. Je zou je ook kunnen afvragen waarom recensies uit kranten en weekbladen niet systematisch worden bijgehouden. Eigenlijk zou een dossier een vrij goed inzicht moeten geven in de werking van een organisatie gedurende de jaren dat ze wordt gesubsidieerd. Daarin mogen een aantal voor mijn part tegensprekelijke uitspraken over de artistieke kwaliteit. Dat is zinvol. Ik heb er ook geen pasklare oplossing voor. We moeten er wel aandacht voor hebben. Het is zinvol in het licht van de continuïteit waarover ik het had.
U zegt dat per structurele ronde een beoordelingscommissie één keer een gesubsidieerde organisatie bezoekt. Ik neem aan dat de beoordelingscommissie gedurende die periode dezelfde samenstelling zal hebben, dat het dezelfde mensen zullen zijn die het dossier initieel hebben beoordeeld.
Ik ben het ook eens met uw regels met betrekking tot geheimhouding of spreekrecht in de procedure. Ik heb daar geen enkel probleem mee. Zo werkt het ook. Maar misschien moeten een paar mensen daar toch wel eens op gewezen worden. Wij hebben de vrijheid om commentaar te geven zoals we willen. Maar ik hoor ook wel eens dingen, en dat is niet altijd even correct. Er wordt een zekere stemmingmakerij veroorzaakt door sommige mensen, die niet altijd het Kunstendecreet en de uitvoering ervan ten goede komt, laat staan de artistieke organisaties op het veld.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
De online bevraging is interessant. Het is een manier om participatief te zijn, zeker in deze moderne tijden. Maar het blijft een oppervlakkig instrument. Minister, wordt dit niet uitgediept? Is er niet een andere manier waarop het rapport verder wordt uitgebouwd, om in dialoog met de sector de dingen te kunnen uitpraten en aftoetsen en eventueel tot oplossingen te komen?
U stelt terecht dat de experten tijdens de procedure zwijgplicht hebben. Dat is normaal. Dat is basisethiek. Het is goed dat u dat benadrukt.
Maar in de praktijk stellen we vast dat er uitwassen zijn. En er is in geen enkele sanctie voorzien. U bent bereid om het decreet tegen het licht te houden. Zou het niet goed zijn om in een procedure te voorzien die toestaat om op te treden?
Aansluitend bij de opmerkingen van mevrouw de Bethune ben ik heel blij dat u bent ingegaan op de beoordeling van de participatie. Participatie leeft immers. Ze heeft een belangrijke rol. Een goede beoordeling ervan is dan ook essentieel. We kijken dus uit naar de studie, in het voorjaar van 2017. U bent ook ingegaan op de procedures inzake prospectie. U zei dat er een werknota is. Uit gesprekken met beoordelaars is volgens mij toch gebleken dat die werknota niet echt gekend is. De heer Caron zei het al: er rijzen vragen. U ging in op de kwestie van de tickets, maar toch zou het goed zijn om eens samen naar die werknota te kijken.
Allicht was het de bedoeling om ons nieuwsgierig te maken naar uw intentie om de procedure te herzien. U zei daar niet meer over. Het zou goed zijn om de procedures en het bereik van het decreet grondig te evalueren, zo stelden we al in juni. Die evaluatie moet volgens mij gebeuren door de administratie, maar ook door de sector zelf. Wij zullen daar graag aan meewerken. Een laatste punt nog: ik heb u weinig of niets horen zeggen over competentieopbouw van beoordelaars. Het zou goed zijn om te blijven investeren in competentieopbouw. De vraag rijst dan wie daarin een rol moet vervullen. Heeft het Kunstenpunt daarin een rol?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik vond het nog iets te vroeg om over dit onderwerp een vraag te stellen, maar goed: ik verneem hier dat we niet-essentiële zaken zullen herbekijken. Er zijn kinderziekten. Het kan evenwel niet dat we het systeem helemaal op zijn kop zetten. De commissies hebben in eer en geweten hun werk gedaan. Ik ben misschien stout, maar ik zeg het toch: het is niet omdat het resultaat voor sommigen anders is uitgevallen dan verhoopt dat we alles moeten veranderen. We moeten wel nagaan wat er aan de procedure kan worden verbeterd. Maar het systeem zelf blijf ik verdedigen. De globale evaluatie komt nog, maar alles op de schop nemen, daar ben ik geen voorstander van.
Ik dank u voor de vragen, die ik opvat als zeer goede uitingen van de betrokkenheid van de vaders en moeders van het Kunstendecreet. Om te beginnen: ik kan me niet inbeelden dat er incompetente beoordelaars aan het werk waren. Ik denk wel dat bepaalde competentieprofielen beter waren dan andere, en ik denk ook dat sommigen zichzelf misschien ook wat hebben overschat. U weet evenwel ook dat de beoordeling steeds door de groep gebeurt. Het gaat om collectieve beoordelingen. Dat betekent dat zelfs in geval van niet-ideale individuele beoordelingen het eindresultaat de impact ervan milderde, dankzij het collectief beoordelingsproces.
De suggesties van de heer Caron neem ik zeker mee. Eventueel kunnen we u nog interne werkdocumenten bezorgen, zodat u beter weet wat hun rol is geweest. Mevrouw Bastiaens zei het al: het zou een goede zaak zijn om meer te vernemen over de interne communicatie van de commissies. Er is gezegd dat sommigen minder goed op de hoogte waren. Dat kan, al zou dat in principe niet mogen kunnen. Het draaiboek was een hele boterham. Het is duidelijk dat de commissieleden met zeer veel zaken werden geconfronteerd.
Mevrouw de Bethune, de online bevraging is slechts een opstapje naar de evaluatie die ik al voor de zomer heb aangekondigd. We kunnen die hier bespreken. De Centrale Adviescommissie bereidt die voor. Die commissie weet nu al wat er goed liep en waar er zich kinderziektes hebben voorgedaan. Samen met de administratie zal die commissie de evaluatie regisseren. De resultaten van de online bevraging zullen dus dienen als basis van een evaluatie.
Dit is in eerste instantie, toen de zaken nog warm waren, opgesteld. Nu zullen we dit verder met die elementen aanvullen. In de loop van het najaar zullen we een diepgaander debat over de procedure kunnen voeren. Op dat ogenblik zal het duidelijk zijn of aanpassingen nodig zijn en welke aanpassingen mogelijk een effect op het Kunstendecreet zullen hebben.
De procedure is niet perfect, maar ze heeft volgens mij al zeer goed gewerkt. We kunnen ze nog verbeteren, maar de perfectie zullen we nooit bereiken. Als we dat denken te kunnen doen, zullen we de zaak enkel verder juridiseren en daar moeten we ons voor hoeden.
Ik wil nog afsluiten met een zwaard van Damocles dat boven mijn en ons hoofd hangt. Het gaat om iets dat we te allen tijde willen vermijden. In die zin denk ik dat de heer Caron een goede middenweg heeft bewandeld. De vraag is hoe we de informatiestromen en de richtlijnen kunnen verbeteren, maar tegelijkertijd moeten we ons hoeden voor een juridisch keurslijf.
Het participatief gegeven zal op basis van de studie verder worden verbeterd. Ik meen evenwel in alle voorzichtigheid te mogen stellen dat de organisaties die zich hiervoor hadden ingeschreven, finaal nog aan de goede kant zijn beland. Er is veel kritiek geleverd. Op de uitkomst van een subsidieronde wordt altijd kritiek gegeven. Los van het ongemak waarmee sommige beoordelaars de participatieve functie misschien hebben benaderd, is het finale resultaat voor de organisaties die hierop hebben ingezet veeleer goed te noemen. Dat is mijn bescheiden beoordeling.
Wat de standpunten in de pers betreft, heb ik duidelijk vermeld wat in het huishoudelijk reglement staat. Als ik op dat vlak verder zou optreden, zou ik van censuur kunnen worden verdacht. Ik heb niet graag dat ik van censuur wordt verdacht, want ik houd niet van censuur.
Op dit ogenblik kan de voorzitter van de centrale commissie bepalen wat de sanctie is. De sanctie is een verwijdering uit de pool van beoordelaars. Woorden worden echter niet ongedaan gemaakt. Als ik me niet vergis, bestaat de sanctie al. Ik wil dat zeker niet decretaal regelen. Dat is een interne zaak binnen de werking van de commissies. Er bestaat al een sanctie.
Ik begrijp het standpunt van de beoordelaars. Naast hun competentie zijn de mensen ook gepassioneerd. Ze hebben altijd wel een reden om in de ene of de andere richting te willen reageren. Ik begrijp dat dit zeer moeilijk is. Ik vrees echter dat zwijgen in dergelijke gevallen soms iets beter is. Na de beslissingsronde zijn de gedachten echter vrij.
Ik sluit af met een politieke bedenking. We weten dat een aantal organisaties naar de Raad van State zijn gestapt om de beslissingen aan te vechten. Ik wil benadrukken dat dit in een rechtstaat hun volste recht is. Het gaat om zes of zeven organisaties, niet meer.
Er moet me echter iets van het hart dat aansluit bij de discussie die we hier voeren. We investeren in beoordelaars en we moeten daar nog meer in investeren. Tegelijkertijd gaan de argumenten die ik in die beroepen tot vernietiging of tot schorsing zie bovendrijven, alleen over vormfouten. Dat zijn de procedures die in een rechtstaat gelden. Voor mij als jurist gaat het echter niet om vormfouten, maar om vormfoutjes. Ook dat mag, want ook dat is de rechtstaat. Ik wil echter als hartenkreet zeggen dat organisaties die zich terecht of onterecht tegen de verharding van de samenleving opstellen, naar de Raad van State stappen met argumenten die enkel tot een verdere verharding van de samenleving leiden. Het is hun volste recht, maar op een bepaald moment moeten we de beslissingen van de samenleving kunnen aanvaarden. We kunnen niet alles voor iedereen doen. Iedereen mag naar de Raad van State stappen. Als de Raad van State hier rekening mee zou houden, zal ik daar als dienaar van de rechtstaat op een gepaste manier gevolg aan geven.
Er is een probleem met deze bestrijding van inhoudelijke beslissingen, wat de adviezen van de commissies toch zijn. Als we die beslissingen verder op vormfouten screenen, zal de juridisering enkel toenemen en zullen de gevolgen niet te overzien zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Het probleem is niet nieuw. Het komt elke keer terug. Het is een pendelbeweging. Het Kunstendecreet is geen decreet dat vierkante meters asfalt of kubieke meters grind regelt. Dat is het probleem. Het gaat niet om een wiskundige of meetkundige harde sector. Die sector krijgt te maken met oordelen en mening die tegen een juridisch licht worden gehouden. Dat is het moeilijkste wat er is. Er is niets lastigers dan met de motiveringsplicht om te gaan. Dat is een vaststelling.
Mijnheer Meremans, ik wil me ook bij u aansluiten. Ik ben het ermee eens dat we de basislijnen in de procedure niet op de schop zetten. We moeten die basis verfijnen, verbeteren en bijstellen waar het nodig is. We moeten de procedure niet complexer maken. Daarmee ben ik het eens.
Ik wil echter ook een voorbeeld van het omgekeerde geven. Ik had dit al vóór het antwoord van de minister opgeschreven. Een van de pijnpunten vind ik de rol van het recht op verhaal en repliek. Dat is in dit verband zeker belangrijk, zeker nu er beroepen bij de Raad van State zijn ingediend. Er zijn argumenten gebruikt en er mag in een repliek geen aanvullende informatie worden geleverd. Dat is een juridisch standpunt. Dit wordt uit het decreet afgeleid. In het decreet staat niet letterlijk of het al dan niet mag. Dit is een interpretatie.
Ik verwijt onze administratie niets. Ze heeft ten gronde schitterend werk geleverd. Op veel plekken botsen we echter tegen juridische knelpunten. Ik zou in de evaluatie graag elementen in verband met repliek en verhaal bespreken. Deze dimensie van de informatie is blijkbaar niet mogelijk in een repliek, maar wel in het verhaal. We moeten dit zuiver stellen, niet door het complexer te maken, maar misschien zelfs door het opener te maken. Hierdoor kunnen het zakelijk oordeel van de administratie en het artistiek oordeel van de commissie beter worden. Om tot een besluit te komen, zullen ze met meer elementen rekening kunnen houden.
Ik heb veel bewondering voor de commissies. Ze hebben niet altijd in dankbare omstandigheden gewerkt. Het is geen eenvoudige klus. Het was een nieuw systeem en ze moesten ook mee omslaan. We kunnen hier veel over zeggen. Moeten we de commissies niet beter op elkaar afstemmen? Moeten de commissies geen interne informatie uitwisselen? Ik wil daar vandaag niet op ingaan. Wat het engagement en de kwaliteit van de beoordelingen betreft, wil ik ze globaal een grote onderscheiding geven. Dat ik dat wil doen, belet niet dat een aantal commissies, bij wijze van spreken, een onvoldoende op hun rapport hebben. We kunnen dat verbeteren. Globaal genomen werkt het systeem goed, maar de manco’s moeten eruit.
De dossiers die bij de Raad van State zijn ingediend, staan vandaag in De Standaard opgelijst. Ik ken een aantal van die dossiers. Vaak gaat het om mensen die nu zeer gefrustreerd rondlopen. Ze hebben sterk het gevoel dat met wat ze in een repliek of een verhaal hebben geschreven, niet op een ernstige wijze rekening wordt gehouden. Dat is moeilijk. Natuurlijk moet iedereen een beslissing kunnen aanvaarden. Wie echter in een organisatie, een team of een gezelschap aan de kant wordt gezet en ander werk moet zoeken, voelt soms aan dit niet eerlijk is. Dat is ook lastig. Ik kan me goed in de andere kant van het verhaal inleven. Soms is het onaanvaardbaar. Dit moet allemaal zorgvuldig gebeuren. De aanvaarding is recht evenredig met de mate waarin het ernstig gebeurt. Daar is nog werk aan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.