Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is een korte vraag, naar aanleiding van de start van de proefprojecten duaal leren. In de oorspronkelijke plannen werd ook in een traject voorzien voor de quasi-arbeidsrijpe leerlingen. In het finale decretaal kader voor de proefprojecten werden enkel de arbeidsrijpe leerlingen in aanmerking genomen. We weten echter allemaal dat het beroepsonderwijs en deeltijds beroepsonderwijs een grote groep van niet-arbeidsrijpe leerlingen heeft. We moeten erop toezien dat de invoering van het stelsel duaal leren – in dit geval: de proefprojecten – geen wig drijft in het arbeidsmarktgericht onderwijs, waarbij alle aandacht uitgaat naar de arbeidsmarktrijpe jongeren, en de niet- of bijna-arbeidsmarktrijpe jongeren het kind van de rekening worden. Dat zou immers de kloof in ons onderwijs nog meer verbreden. We willen dat niet, vandaar dat we aandacht vragen voor dit probleem.
Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Kunt u eerst en vooral een toelichting geven bij de procedure en de exacte parameters die worden aangewend voor het bepalen van de arbeidsmarktrijpheid? Op welke manier zullen in het kader van duaal leren bijna-arbeidsmarktrijpe jongeren arbeidsmarktrijp worden gemaakt? Wat is de rol van de verschillende partners in het duaal leren? In welk traject voorziet u voor de niet-arbeidsmarktrijpe jongeren in de arbeidsmarktgerichte opleidingen?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik zal hier niet herhalen wat ik u al meedeelde in mijn antwoord op een schriftelijke vraag die u deze week hebt ontvangen. Op dit ogenblik wordt duaal leren uitgetest, aan de hand van een aantal proefprojecten die zich situeren binnen vier sporen.
Spoor 1 is ‘Werkplek 21’. SYNTRA Vlaanderen is de trekker van dit eerste spoor dat onderzoekt wat nodig is om de kwaliteit van de werkplek als leeromgeving te verzekeren en het aanbod aan leerwerkplekken te versterken.
Spoor 2 is ‘Schoolbank op de werkplek’. Via dit proefproject, dat gestart is op 1 september en waaraan 34 scholen en 5 SYNTRA-lesplaatsen participeren, gaan we na hoe duaal leren straks effectief kan worden uitgerold.
Spoor 3 betreft 22 innovatieve trajecten die worden gerealiseerd via een open ESF-oproep.
Spoor 4 betreft de niet-gesubsidieerde projecten, zoals projecten van bijvoorbeeld Essencia, POV Antwerpen, steunpunt onderwijs Limburg of de stad Gent.
Over deze vier sporen heen zit het Lerend Netwerk, dat alle input samenbrengt en die vertaalt in beleidsaanbevelingen, en dat moet dan leiden tot beslissingen.
U stelt dat de toeleiding van niet- of quasi-arbeidsrijpe jongeren naar het systeem van duaal leren cruciaal is. Dit is juist. Het komt de klassenraad van het voorafgaande structuuronderdeel toe om een inschatting te maken van onder meer de arbeidsrijpheid van de jongere en die inschatting in een niet-bindend advies te verwoorden. Vooral omwille van het zopas al genoemde cruciale karakter van deze toeleiding zijn er binnen het zogenaamde spoor 3 met door ESF-middelen gesubsidieerde projecten die met proefsettings tot doel hebben die arbeidsrijpheid te meten. Ik denk bijvoorbeeld aan het project ‘Arbeidsrijpheid’ van VOLTA. Op basis van wetenschappelijk onderzoek ontwikkelde men een tool dat begin dit schooljaar werd bezorgd aan meewerkende scholen en bedrijven. Na evaluatie en monitoring is het de bedoeling van VOLTA om een instrument af te leveren dat de arbeidsrijpheid van een leerling én de evolutie ervan in kaart kan brengen. Ook in de zeven projecten van spoor 2 ‘Schoolbank op de werkplek’ komt deze screening uitgebreid aan bod.
Het is de logica zelf dat de effectiviteit van de aanpak in de lopende proefprojecten zal worden geëvalueerd. We zullen een flexibele toolkit van instrumenten uitwerken waaruit de klassenraad kan kiezen. Dat lijkt nu al evident. Het Lerend Netwerk Duaal Leren, dat SYNTRA Vlaanderen samen met het departement aanstuurt, kan nuttig werk leveren. Dit netwerk heeft tot doel om de inzichten die worden gegenereerd uit de verkennende trajecten en sporen te bundelen, alsook om informatie-uitwisseling te faciliteren.
Vraag 2 en vraag 3 zal ik samen beantwoorden. Het advies dat de klassenraad moet formuleren, doet niet alleen een uitspraak over de arbeidsbereidheid en de arbeidsrijpheid, maar zegt ook iets over de wenselijkheid om een jongere te leiden naar duaal leren of naar duaal leren via de zogenaamde aanloopfase die aan het duaal leren voorafgaat. Als de klassenraad oordeelt dat een tot op zekere hoogte arbeidsbereide jongere nog niet beschikt over de nodige competenties om in te stappen in duaal leren, dan kan de klassenraad het advies geven een aanloopfase te doorlopen. Het zal dan aan de klassenraad zijn om aan te geven aan welke competenties de betrokken leerling zal moeten werken. Als een jongere de instap in een aanloopfase wil maken, moet hij uiteraard worden gescreend. De aanloopfase kan immers geen alternatief zijn voor elke jongere voor wie voltijds secundair onderwijs geen optie meer is.
Als die screening leert dat een jongere via die aanloopfase in duaal leren kan instappen, zal die aanloopfase worden ingevuld met ‘maatwerk’, zodat die jongere toch wat rijper wordt. Die aanloopfase zal dus voortbouwen op de expertise die vandaag al bestaat inzake de brugprojecten, de projecten intensieve begeleiding alternerend leren en de voortrajecten.
Minister Muyters, ikzelf en de administratie stopten al veel energie in het dossier, want we werken op een heel innovatieve manier. Ik ben er wel van overtuigd dat we dankzij de bundeling van onze krachten goede trajecten zullen kunnen uitwerken.
Ik dank u voor het antwoord. We zullen dit uiteraard opvolgen. Als ik het goed begrijp, dan is de aanloopfase de fase waarin u maatwerk aanbiedt aan niet-arbeidsrijpe jongeren en jongeren die niet bereid zijn zich op de arbeidsmarkt te begeven.
Het gaat over de groep van jongeren die potentieel arbeidsrijp kunnen worden. Het gaat niet over jongeren die totaal andere problemen hebben en duaal leren nooit zullen aankunnen. Dat is het probleem van leren en werken nu: jongeren voor wie voltijds onderwijs niet geschikt is, worden daarin ondergebracht. Dat is geen goede aanpak. We bieden dus twee sporen aan: eentje voor jongeren waarover de klassenraad zegt dat het mogelijk is, waarop ze in de aanloopfase naar duaal leren terechtkomen, en eentje voor wie duaal leren nooit een optie zal worden en de naadloos flexibele trajecten zullen moeten volgen, om zo toch een weg naar het diploma te vinden.
Hebt u voor die tweede groep iets ontwikkeld?
Die groep valt eigenlijk buiten de scope van het duaal leren op zich. De naadloos flexibele trajecten zijn voor hen bedoeld. En het deeltijds onderwijs zal sowieso een optie blijven. We willen wel de trajecten die nu worden aangeboden, wat meer stroomlijnen.
Gebeurt dat al?
De Vlaamse Regering heeft het besluit over de naadloos flexibele trajecten al goedgekeurd. Er is toen gediscussieerd of dat enkel via het voltijds onderwijs moet gebeuren, dan wel of het deeltijds onderwijs nog een rol kan blijven spelen. We hebben voor de tweede optie gekozen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Wat u zegt over het verschil tussen de bijna-arbeidsmarktrijpe jongeren en de jongeren die niet arbeidsmarktrijp zijn omdat ze met andere problemen worstelen – misschien beter gezegd: omdat ze een andere achtergrond hebben –, is zeer juist, minister. We moeten er zeer goed op toezien dat de juiste doelgroep naar het duaal leren wordt toegeleid en dat de andere doelgroep – die niet verloren mag gaan, daar ben ik het mee eens – niet wordt verward met de eerste. Want als dat zou gebeuren, komt de positieve keuze voor het duaal leren in gevaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.