Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Bedrijven smeken om technisch personeel. Agoria, de federatie van de technologische industrie, stelt nog steeds een enorm tekort aan technisch geschoolde arbeidskrachten vast. Ze betreuren de keuze van de Vlaamse Regering om bij de hervorming van het secundair onderwijs de schotten tussen aso, tso en bso te behouden, omdat dit een blijvende rem zet op de instroom naar technische opleidingen.
Techniek is ondergewaardeerd. We mogen dan wel vaststellen dat de interesse in techniek op jonge leeftijd toeneemt in experimentele STEM-labs (Science, Technology, Engineering and Mathematics). Door de komst van een nieuwe opleidingsvorm STEM in vele aso-scholen vrezen mensen uit het onderwijsveld net voor een averechts effect. Volgens hen helpt deze nieuwe tendens niet bij de opwaardering van het tso.
Op 1 september 2016 kopte het Belang van Limburg dat aso met zijn STEM-marketing de instroom in het tso en het imago van het tso verder doet dalen. De heer Emile Claeys van Katholiek Onderwijs Vlaanderen zegt dat de enige echte STEM-opleiding de opleiding industriële wetenschappen is: “De ASO-scholen hebben wel de wetenschap en de wiskunde, maar niet de technologie of het ingenieurschap. We weten dat ASO-scholen STEM gebruiken voor hun marketing en we hebben hen gevraagd om dat niet meer te doen, want we willen dat ze transparant zijn. Maar scholen zijn uiteraard autonoom en vaak speelt de concurrentie mee, zelfs binnen dezelfde scholengemeenschap. We zijn uiteraard wel tevreden met de duidelijke interesse die er is voor STEM. Wetenschappen-wiskunde is ook de grootste richting in de derde graad van het ASO. Dat is goed, maar tegelijkertijd merken we dat de doorstroom vanuit wetenschappen-wiskunde naar de opleiding van de industriële ingenieurs niet goed is. Het aantal burgerlijk ingenieurs stijgt lichtjes, maar dat kunnen we niet zeggen voor de industriële ingenieurs. Die laatste groep daalt al jaren. Sommige ASO-scholen proberen wel om technologie in hun lessenpakket te steken, maar ze hebben er de expertise niet voor.”
Minister, we moeten opletten dat de STEM-hype in het aso jongeren die een grote interesse hebben om later een technisch beroep uit te oefenen, niet zal weghouden uit het technisch secundair onderwijs. Dit kan en mag toch niet de bedoeling zijn.
Ondernemers roepen om de instroom naar technische richtingen te vergroten. Welke concrete inspanning levert u om ook het tso op te waarderen?
Het huidige watervalsysteem aso-tso-bso-deeltijds onderwijs zet ook een rem op de instroom naar de technische opleiding. Op welke wijze voert u een doordacht beleid om de waterval tegen te gaan?
Welk effect heeft het aanbod STEM in het aso op de instroom in het tso? Hebt u daar al cijfers over?
Wilt u domeinscholen techniek beter ondersteunen? U hebt al een voorzet gegeven in de discussies rond de hervorming van het secundair onderwijs. U zegt dat u daar extra middelen voor wilt inzetten. Op basis van welke concrete maatregelen wilt u dat doen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, vorige week bracht ik tso- en bso-directeur Philip Demuynck mee naar deze commissie. Door deze vraag voelde hij zich in zijn eer gekrenkt en hij bereidde voor mij het antwoord op uw vraag voor. Het is geen kritiek op u, want uw vraag is terecht. Ik vind wel dat we het technisch en beroepsonderwijs een dienst bewijzen door er positief over te spreken en door te stoppen met de indruk te geven dat het onderwijs is dat niet minstens evenwaardig zou zijn als het aso of het kso.
Het beste bewijs van de grote nood aan een sterk technisch en beroepsonderwijs is dat ondernemers continu op zoek zijn naar goed opgeleide technische profielen. Echter, dat onze scholen of ons onderwijs onvoldoende zou inspelen op het enthousiasme bij jongeren om met techniek en technologie aan de slag te gaan, is compleet fout. Het technisch onderwijs maakt integraal deel uit van het STEM-actieplan 2012-2020. Dat plan is tijdens de vorige legislatuur gelanceerd en zet ik nu met veel enthousiasme voort.
Het plan, dat jongeren moet stimuleren om te kiezen voor technologische richtingen, werkt wel degelijk. Dat blijkt uit het feit dat nu voor het eerst het aantal leerlingen uit het middelbaar onderwijs dat aan een technologische opleiding begint in het hoger onderwijs, sterk stijgt. Voor het eerst ronden we de kaap van 9000 technologiestudenten. Dat zijn er 500 meer dan vorig jaar. Specifiek in de hogescholen steeg het aantal starters van 5100 naar 5719 studenten. We konden dat vanmorgen lezen in De Tijd.
De strategische lijnen van dit STEM-actieplan zijn opgezet met het oog op het realiseren van een grotere bekendheid van het tso- en bso-aanbod, zeker bij die jongeren die op het punt staan een studie- en/of beroepskeuze te maken.
Door dit plan zullen we, wat het middelbaar onderwijs betreft, het tij van ‘onbekend is onbemind’ kunnen doen keren. Ouders en hun kinderen zien tso- en bso-scholen inderdaad veel te vaak als ‘praktijkscholen’ waar kinderen alleen met de handen moeten werken. Niets is minder waar. De tijd dat leerlingen die kiezen voor een praktische studierichting, enkel met de handen aan de slag moeten, is al lang voorbij. Tso- en bso-scholen bieden naast die zeer zinvolle praktisch-technische richtingen, ook heel wat studierichtingen aan die perfect voorbereiden op doorstroom naar het hoger onderwijs: een professionele bachelor, maar ook een academische, die uiteindelijk uitmondt in een masteropleiding.
Binnen dit STEM-actieplan kozen we ervoor om leerlingen op een zeer bewuste manier voor deze waardevolle richtingen te laten kiezen. Tijdens de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017 bieden we leerlingen en leraren via dertig uiterst innovatieve STEM-tso- en bso-projecten de kans om na te denken over kwalitatieve schoolgebouwen en aantrekkelijk STEM-onderwijs. Er is ook het Lerend Netwerk STEM voor het secundair onderwijs, dat een belangrijke rol speelt in de intensieve bijscholingstrajecten die dit jaar opstart worden via de Regionale Technologische Centra.
Ook binnen de modernisering van het secundair onderwijs is een van de doelstellingen het opwaarderen en stimuleren van technisch georiënteerd onderwijs. Ik gebruik hier opzettelijk de term ‘opwaarderen’ en niet ‘herwaarderen’. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen weet dat technische en beroepsscholen het nooit hebben laten afweten en dat de directeurs en directieteams van deze scholen altijd een sterk beleid hebben gevoerd die de kracht van hun scholen ‘in the picture’ plaatste. Zij hadden echter te vaak de publieke opinie tegen.
Als we kijken naar de matrix die we voor de toekomst hebben opgemaakt, zien we dat de mogelijkheden zeer duidelijk ontstaan om scholen te worden voor wetenschap en techniek, STEM-scholen met een heel breed aanbod, van zeer abstract tot zeer praktisch. Daar ligt ook een mooie opportuniteit voor onze technische scholen om zich daarop zeer uitgesproken te profileren. De indeling van studierichtingen en hun aantal zal ook flexibel blijven.
Mevrouw Gennez, u had nog een vraag over de waterval. Ook hier vind ik dat we de modernisering zoals die is goedgekeurd binnen de Vlaamse Regering, wat oneer aandoen omdat er net heel wat maatregelen in staan die erop gericht zijn om jongeren te versterken. Denk maar aan de manier waarop we de studiekeuze en dat proces zullen begeleiden. Denk maar aan de nieuwe indeling van het studieaanbod en de rationalisering van het aanbod. Denk aan de invoering van de verplichte differentiatie waardoor scholen leerlingen die het nodig hebben, zullen remediëren en anderen extra zullen uitdagen. Denk aan de versterking van de basisvorming in de B-stroom, die ervoor zal zorgen dat die leerlingen, naast hun vaktechnische opleiding, meer vaardigheden zullen verwerven om in onze maatschappij vooruit te geraken. Denk aan de structurele inbouw van het ‘zalmeffect’, die de omschakeling van de B- naar de A-stroom mogelijk moet maken. Denk ook aan het uit de grond proberen te stampen van het duaal leren. De doelstelling van alle maatregelen is telkens dezelfde: leerlingen en hun ouders de kans geven om op elk scharniermoment van de schoolcarrière bewuste keuzes te maken.
De aandacht voor STEM zit – voor mij terecht – zowel in aso, tso, bso als kso. In de STEM-monitor van september 2016 lezen we dat voor het eerste leerjaar van de tweede graad tso er in 2014-2015 een participatiegraad was van bijna 38 procent. In het eerste leerjaar van de derde graad lag die participatie op 40,36 procent. Het STEM-platform gaf in zijn advies van september 2013 voor de instroom in STEM in het middelbaar geen becijferd kwantitatief doel mee. Ik kan deze cijfers dan ook nergens tegen afzetten. Het is van belang om goed te monitoren en na te gaan hoe we die cijfers kunnen doen stijgen.
We hebben in het verleden ook een STEM-didactiek gemaakt. STEM is immers op de eerste plaats een didactiek, een manier van stimulerende aanpak naar leerlingen. Dat aso-scholen in hun STEM-didactiek wellicht vooral de S en de M zullen integreren en tso-scholen koploper zullen zijn om in hun didactiek de T en de E mee te pakken, is logisch. Dat hoeft helemaal geen probleem te zijn. Het blijft STEM-onderwijs die dezelfde didactiek volgt.
Wat betreft de ondersteuning weet u dat we in de nota ‘Bestuurlijke optimalisatie en schaalvergroting’ de mogelijkheid hebben ingebouwd dat scholen die zich horizontaal organiseren of een campusschool willen worden, financiële stimuli zullen krijgen voor moderne en kwaliteitsvolle uitrusting in technische en beroepsgerichte studierichtingen. De modaliteiten daarvan moeten we nog bepalen. Momenteel worden aan een hoog tempo nieuwe pps-scholen geopend. Daar zitten ook heel wat technische scholen bij. Ik stel daar vast dat een infrastructuur die aangepast is aan de tijd, een enorme magneet is voor jongeren uit de ruime omgeving. U weet dat er ook scholen zijn die technisch en beroeps waren, maar nu ook voor een deel aso wetenschappen en techniek programmeren. Ouders hebben er geen enkel probleem mee om hun kinderen naar scholen te sturen die zo worden georganiseerd. Ik geloof dat er echt wel een zeer grote toekomst is voor ons STEM-onderwijs.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik geloof ook dat STEM toekomst heeft. Het stijgend aantal inschrijvingen bewijst dat. Samen met Agoria blijf ik betreuren dat de tussenschotten en de labels aso, tso, bso ook in de hervorming van het secundair onderwijs blijven bestaan. Ik hoop ook dat er voldoende middelen zullen zijn om domeinscholen over de streep te halen. Dan kan ik me voorstellen dat heel wat scholen enthousiast zijn om een STEM-domeinschool te worden.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik heb met bijzonder veel aandacht geluisterd naar het genuanceerde antwoord van de minister. Ik wil een zorg meegeven die me is overgemaakt door een reeks scholen, enerzijds een aantal nijverheids-technische scholen in het bisdom Antwerpen en anderzijds een aantal agrarische scholen in heel Vlaanderen. Ik wil hiermee wijzen op welke zorgen er leven en welke beeldvorming er plaatsvindt. Ik vraag er bijzondere aandacht voor.
Vandaag bestaan de zogenaamde industriële wetenschappen enerzijds en de biotechnische wetenschappen anderzijds. In de matrix van de minister worden die eerste ‘technologische wetenschappen en engineering’ genoemd en – als ik het goed voorheb – in de matrix van de koepels ‘ontwerpwetenschappen’, maar dat ben ik niet helemaal zeker. De biotechnische wetenschappen worden in uw matrix en in die van de koepels ‘natuur-technische wetenschappen’ genoemd. De benaming op zich is niet zo belangrijk. Men heeft echter een grote vrees dat die in de toekomst ook in de tweede en de derde graad van aso-scholen zullen kunnen worden geprogrammeerd. Men vreest dat de aantrekkingskracht van de vroegere technische scholen, zelfs indien ze domeinschool worden, minder zal zijn. Deze zorg is bij velen hardnekkig aanwezig. Ik heb beloofd aan de mensen die me hebben gecontacteerd, hierover in gesprek te gaan. Daarom dat ik dit hier aanhaal.
Klopt het effectief dat industriële en biotechnische wetenschappen in de toekomst ook in aso-scholen zullen kunnen worden geprogrammeerd?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil in navolging van mijn vraag van twee weken geleden benadrukken dat het belangrijk is om STEM-richtingen op alle niveaus te promoten, zeker ook op het niveau van tso en bso. Ik heb toen ook aangegeven dat de opleiding tso industriële wetenschappen voorlopig de richting is die de volledige STEM-lading dekt. In dat kader ging u ermee akkoord dat de STEM-vlag de STEM-lading moet dekken. U hebt gesproken over het STEM-kader dat nog evolutief is en nog niet bindend, omdat er nog te weinig stof is om te evalueren. U zult dat in de toekomst in de mate van het mogelijke wel bindend maken. Dat is een heel belangrijk gegeven. Of we dan blijven spreken over aso, bso, tso en kso, doet er eigenlijk niet toe. Als het STEM-kader zorgt dat de STEM-vlag de STEM-lading dekt, dan zijn we positief bezig.
De heer Daniëls heeft het woord.
Er wordt hier ook voorbijgegaan aan iets anders. LEGO heeft een volledige leerlijn uitgewerkt: LEGO Education, voor het basisonderwijs. Wie mee was op de studiereis naar Zuid-Korea, heeft kunnen vaststellen dat kinderen daar in de lagere school een versnelling en een vertraging kunnen maken, een klein en een groot tandwiel. Als we de toekomst van het technisch onderwijs hoog in het vaandel dragen, laat ons er dan op inzetten om de technische en wetenschappelijke competenties van leerlingen in het basisonderwijs op te sporen en te benoemen.
Op opendeurdagen van scholen zie ik regelmatig drones opstijgen. Dat is fantastisch. Welke 12-jarige wil er niet op school met een drone vliegen? Dat willen ze nagenoeg allemaal. Die drone zal wel gebouwd worden in bepaalde iw-opleidingen, maar niet in de latijn-wiskunde. Dat brengt ons opnieuw bij het STEM-kader. Zeggen dat het tso en bso worden afgeserveerd, klopt niet. Dit is een debat dat over andere dingen gaat dan over inhoud, waar het wel over moet gaan. Men spreekt vandaag nog altijd in alle interimkantoren over mechanica A1 terwijl dat al jaren een gegradueerde is.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik kan begrijpen dat elke wijziging aan het onderwijssysteem voor bezorgdheden zorgt. Wat de positionering van de studierichtingen betreft, heeft de Vlaamse Regering een gooi gedaan. De onderwijsverstrekkers hebben dan een tegenvoorstel gedaan. Er zijn ook heel wat bezorgdheden overgemaakt vanuit de praktijk. Soms staan die een beetje haaks op het unanieme voorstel van de onderwijsverstrekkers. We zullen rustig alle opmerkingen bekijken en een zo goed mogelijke keuze proberen te maken. Uiteraard kan het nooit de bedoeling zijn om ons technisch en beroepsonderwijs te verzwakken en te ontmoedigen dat sterke doorstroomrichtingen naar het hoger onderwijs daar worden geprogrammeerd. Geen haar op mijn hoofd dat daaraan denkt, integendeel.
LEGO zit nu ook in het secundair en zelfs hoger onderwijs. LEGO Mindstorms doet ook leerlingen in de basisschool zin krijgen in techniek. Het kan een goede opstap zijn om krachtig kennis te maken met techniek.
Dit debat moet over de inhoud gaan.
Dat was mijn opmerking.
We moeten de discussie voeren over de inhoud. Ik ben ervan overtuigd dat ons technisch onderwijs dat aankan.
Ik ben gevoelig voor de opmerkingen van mevrouw Gennez van vorige week. Bij de start in het eerste middelbaar is er nog geen tso en bso. De lat kan niet, afhankelijk van school, lager of hoger worden gelegd. Het basispakket moet sterk zijn voor iedereen. Ik zie totaal niet in waarom de technische scholen dat niet zouden kunnen geven, integendeel.
Ik heb bijvoorbeeld altijd geleerd dat industriële wetenschappen erg toepassingsgericht zijn en maar tot hun volle recht kunnen komen in de setting van een technische campus waar voldoende accommodatie is. Ik weet niet hoe je dat zomaar kunt verplanten.
Voor mij zijn er twee groepen technische en beroepsscholen: zij die met bijzonder veel vertrouwen kijken naar de toekomst en ten volle gaan voor de wijzigingen en zij die dat niet zo zien. Het zal zaak zijn om iedereen mee over de streep te trekken en om in het belang van het keuzeproces van de jongeren alle scholen sterk genoeg te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.