Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het verder ontwikkelen en algemener inzetten van aanmeldingsprocedures in het onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de aanleiding van mijn vraag is het spaak lopen van een centraal aanmeldingsregister (CAR) voor het secundair onderwijs in de stad Antwerpen. Het probleem is natuurlijk breder, want het betreft problemen met het Inschrijvingsdecreet, getuige de wachtrijen aan de schoolpoorten van het basis- en het secundair onderwijs, de ordeningscriteria voor de toewijzing en het probleem van de sociale mix in het onderwijs. Dat laatste is voor sp.a, en ook voor vele andere collega’s hier, erg belangrijk.
In het regeerakkoord staat dat het inschrijvingsrecht zal worden hervormd. Het moet vereenvoudigd worden, de maximale keuzevrijheid voor de ouders waarborgen en uitsluiting, discriminatie en segregatie tegengaan. Bij vorige besprekingen zei u dat de vrijheid van onderwijs een belangrijk beginsel is, maar dat die wordt gereguleerd ter bevordering van de sociale mix in het onderwijs.
Op 25 juni 2015 antwoordde u op mijn vraag om uitleg dat u na het reces – dus in september 2015 – met een conceptnota over de hervorming van het inschrijvingsrecht naar het Vlaams Parlement zou komen. Over die nota zou het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) worden gevraagd. In mei 2016 antwoordde u op een interpellatie van mevrouw Meuleman dat het initiatief inmiddels bij de parlementsleden ligt en dat u verwacht dat hun initiatief zich inhoudelijk zal focussen op drie elementen: het bevorderen en versterken van de sociale mix, een aanmeldingssysteem dat effectief wachtlijsten voorkomt en de vereenvoudiging van de ordeningscriteria die aan de basis van de nieuwe regelgeving liggen.
Vandaag, in oktober 2016, is er nog niets gerealiseerd – ook al is er onder parlementsleden allicht veel gepraat en zijn pogingen ondernomen om resultaten te bereiken. Zelfs in de kranten staat nu dat men er niet uitgeraakt. Dat is wat symptomatisch voor de heterogene samenstelling van de coalitie. Twee van de drie partijen stellen dat de sociale mix zeer belangrijk is, maar een derde partij vindt dat het allemaal veel te ingewikkeld wordt. Die partij streeft de sociale mix niet na. Zolang er geen centraal raamwerk is waar steden en lokale overlegplatformen (LOP’s) zich kunnen inschrijven, met een kader dat verder gaat dan het huidige Inschrijvingsdecreet, zal men Antwerpse toestanden blijven zien. Daar zijn een of twee scholen die over een capaciteitsprobleem spreken, maar eigenlijk niet meedoen met het Meldjeaan-systeem en de toegang tot de school liever afschermen.
Met mijn vraag wil ik dat probleem aankaarten. Het CAR kan door het lokale bestuur niet worden opgelegd. Blijkbaar zijn in het Antwerpse niet alle secundaire scholen even enthousiast om eraan deel te nemen. De schepen van onderwijs in de stad, Claude Marinower, was daar zeer verbolgen over. Hij vraagt u of u tevreden bent met de gang van zaken. Hij wil ook dat er een oplossing komt, en dat het inschrijvingsrecht wordt hervormd.
Minister, hoe gaat u om met die vraag van onder meer Antwerpen om het CAR verplicht te maken? Wij zijn er voorstander van om dat Vlaanderenbreed te doen, met een inschrijvingssysteem dat voor alle scholen in Vlaanderen geldt.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, na de uiteenzetting van mevrouw Gennez kan ik mijn betoog inkorten. Ieder van ons weet dat we als overheid de opdracht hebben om de wachtrijen en kampeertoestanden die zich ook dit jaar aan sommige scholen voordeden, in de toekomst te voorkomen. In uw beleidsnota staan doelstellingen inzake het inschrijvingsrecht: het vereenvoudigen en het maximaliseren van de keuzevrijheid voor de ouders, en het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie.
Minister, ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Een: acht u het veralgemenen en Vlaanderenbreed inzetten van het aanmeldingsinstrument de meest aangewezen optie om in de toekomst fysieke wachtrijen en kampeertoestanden bij onze scholen voor basis- en secundair onderwijs te vermijden? Twee: kan een eventueel Vlaanderenbrede opgezette centrale aanmeldingspraktijk naar uw mening samengaan met de blijvende opdracht voor schoolbesturen, lokaal overleg en lokale besturen om zelf capaciteitsuitdagingen in eigen gemeente, stad en regio aan te pakken? Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat de Vlaamse overheid software ter beschikking stelt van de scholen. De manier waarop men regio’s, gemeenten en LOP-gebieden de autonomie laat om daar waar leerlingen geen plaats hebben op lokaal niveau op te lossen hoeft niet in tegenspraak te zijn met een Vlaanderenbrede aanpak. Drie: ziet u ook andere voordelen van een veralgemening van de aanmeldingspraktijk en van het Vlaanderenbreed ter beschikking stellen van digitale mogelijkheden?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik kan me inbeelden dat iedereen zit te wachten om straks het woord te vragen. Mevrouw Gennez, het klopt dat ik naar aanleiding van de interpellatie van mevrouw Meuleman heb verwezen naar het feit dat dit dossier – zoals het eindtermendossier – in handen van het Vlaams Parlement is gegeven. Het is dan ook logisch dat het parlement de kans krijgt om een oplossing uit te werken.
Ik verwijs ook graag naar wat in het regeerakkoord is afgesproken. Daar staat dit: “We creëren een nieuwe en eenvoudige decretale grondslag voor schoolinschrijvingen, waarbij we de keuzevrijheid van de ouders maximaliseren. (…) Daarnaast zoeken we een oplossing voor de problematiek van de meervoudige aanmeldingen en inschrijvingen.” Het Vlaanderenbrede CAR staat dus niet in het regeerakkoord. Ik wil dat toch zeggen. Er staat in algemene zin dat er iets nieuws moet komen dat eenvoudig is en een nieuwe decretale grondslag moet krijgen.
En daarin staat ook, collega’s, “dat we ervoor zullen zorgen dat de huidige regels niet langer van toepassing zijn op het buitengewoon onderwijs.” Ik heb dus nog tot nu gewacht om daarin initiatief te nemen. Mijn administratie is nu wel klaar met een voorstel met de regelgeving die ik zeer graag zeer snel zou implementeren. Met dat buitengewoon onderwijs kunnen we gewoon niet meer wachten. U kent de problemen. We moeten daarin snel actie ondernemen.
De heer De Meyer heeft correct verwezen naar de beleidsnota Onderwijs 2014-2019. Ik verwijs iedereen die daarin interesse heeft naar puntje 3.1, waar een aantal regels zijn opgesomd over hoe we dat inschrijvingsbeleid willen vereenvoudigen en vernieuwen. Daarin wordt ook duidelijk de link gelegd naar de gelijke kansen van kinderen. Er is de vrijheid van de ouders, maar er wordt ook een link gelegd naar de kansen en naar het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie. Ik geef dat mee om het kader te schetsen waarin we zitten om tot iets nieuws te komen.
Ik heb nog een algemene bedenking, collega’s. Er bestaat vandaag een regelgeving die is goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Ik zal mijn medewerking maar geven aan iets nieuws, als dat nieuwe beter is dan het huidige. Ik vind het dus logisch dat we daar grondig van gedachten over wisselen. Ik ben ook graag bereid om daartoe vandaag een steentje bij te dragen. Iets nieuws maken is namelijk niet zo evident, zeker als je erbij zegt dat het nieuwe ook beter moet zijn. Dat moet ervoor zorgen dat de keuzevrijheid wordt gerespecteerd en dat we niet meer uitsluiten, segregeren of discrimineren. Ik heb vandaag een krantenartikel gelezen en heb ook een aantal nogal hoogoplopende tweets gezien. Dit is voor mij bij uitstek een problematiek die niet te vatten is in 140 karakters, net wegens de zeer moeilijke balans die je moet vinden tussen vrijheid, vereenvoudigen en ‘als je iets nieuws maakt, zorg dan ook dat het meteen beter werkt’. Dat is mijn derde uitgangspunt.
Mevrouw Gennez, ik wil graag eerst een woordje uitleg geven over die Antwerpse situatie. Het LOP (lokaal overlegplatform) secundair onderwijs in Antwerpen heeft een lang en participatief proces gelopen om tot een centraal aanmeldingsregister te komen voor de inschrijvingen van het secundair onderwijs voor volgend schooljaar. De stad ondersteunde dit initiatief en engageerde zich bovendien ook tot de financiering, hoewel het duidelijk en zeker was dat nog niet alle Antwerpse secundaire scholen mee op de kar zouden springen.
Collega’s, het voorstel, dat nu door sommigen wordt geromantiseerd, ging uit van vrijwillige deelname, ook voor scholen waar er al kampeerrijen staan. De scholen die niet wilden aanmelden, gingen ook akkoord met het feit dat andere secundaire scholen van de stad konden kiezen voor een gemeenschappelijke aanmeldingsprocedure. Ook in Antwerpen was het dus op basis van vrijwilligheid.
Waarover is men dan gestruikeld? Waarvoor heeft men een extra jaar nodig? Het probleem zat bij de afspraken over het hanteren van gemeenschappelijke inschrijvingsdata. Ik hoor daarover persoonlijk te weinig spreken in het hele verhaal. Doordat het CAR nog moest worden ontwikkeld, zouden de inschrijvingen pas ten vroegste in juni 2017 kunnen starten. Niet alle scholen konden zich hierin vinden. Dat de start van de inschrijvingen voor scholen in Antwerpen drie maanden later zou vallen dan voor scholen buiten Antwerpen – ook voor die scholen waar men niet wilde aanmelden – zou kunnen leiden tot onbedoelde neveneffecten. Verschillende inschrijvingsperiodes leiden volgens ons tot meer dubbele inschrijvingen, tot leerlingenstromen naar de rand rond Antwerpen en mogelijk dus tot een verplaatsing van de kampeertoestanden naar de scholen in de rand. Ook scholen die wel zouden instappen in het systeem erkenden dat.
Ik heb bijzonder veel begrip voor de teleurstelling van de schepen en voor de teleurstelling van de scholen die gehoopt en gerekend hadden op een aanmeldingsprocedure in het komende schooljaar. Maar ik heb ook begrip voor de scholen die vonden dat deze neveneffecten niet opwegen tegen een jaar uitstel, zodat we qua timing allemaal op hetzelfde moment kunnen inschrijven.
Hoe zit het verder met dat Vlaanderenbrede CAR? Er zijn in de discussie drie lagen waarover ik mij wat zorgen maak.
Ten eerste heb ik persoonlijk een probleem met het gebrek aan gemeenschappelijke inschrijvingsdata in Vlaanderen. Nogmaals, ik vind dat daarover te weinig wordt gesproken. Moeten we daarin niet wat meer stroomlijnen? Het feit dat er verschillende data zijn om in te schrijven, betekent dat ouders moeten gaan puzzelen over wanneer ze waar starten met inschrijven. En transparante informatie, collega’s, is de eerste voorwaarde voor een vrije schoolkeuze. Ik hoop dat u het daarmee eens bent. Als je al niet weet hoe het waar zit, heb je al niet veel vrijheid.
Ik vraag mij af of we de dubbele inschrijvingen op deze manier voor een stuk zouden kunnen aanpakken. We zien namelijk dat ouders toch wel vrij frequent hun kinderen inschrijven in een school van tweede keuze, om verzekerd te zijn van een plek, zeker als de inschrijvingen in de school van eerste keuze later starten.
En die dubbele inschrijvingen leiden tot een carrousel van in- en uitschrijven die zelfs tot lang na de start op 1 september kan duren. Dat doorkruist een optimale start van het schooljaar. Als we op dat vlak zouden kunnen komen tot wat uniformiteit, kan dat wat mij betreft ook drempelverlagend zijn voor scholen die de stap naar aanmelden nog niet hebben gezet, omdat scholen uit de buurt vroeger inschrijven.
De eerste laag in de zorgen is voor mij: kunnen we op dat vlak niet zorgen voor meer uniformiteit?
Een tweede bezorgdheid die ik heb, is het grote enthousiasme dat ik bespeur op bijna alle banken rond een Vlaanderenbreed CAR. Ik zou graag weten wat men daarmee dan eigenlijk bedoelt. Betekent dat dat het inschrijven anno 2017 en verder plots een probleem zal worden van de Vlaamse overheid die zo’n systeem moet bouwen, alle aanmeldingen binnenkrijgt en dan – als ik het zou mogen geloven – ook nog eens zal trancheren waar een kind naar school gaat? Ik heb daarover toch wat zorgen. Kunnen wij zo’n systeem bouwen anno 2017? Ja, uiteraard kunnen we dat. Maar de vraag is: moet je dan elke school in Vlaanderen, ook in de regio’s waar compleet geen probleem is, verplichten om op één platform aan te melden? Ja of neen? Hoe verhoudt zich dat tot het engagement dat we hebben opgenomen om de scholen vrijheid te geven en om de Tarra-toets goed te doorstaan, want dat is dan een verplichting die we aan iedereen opleggen?
Anderzijds vind ik wel dat het zeer evident moet zijn dat scholen die problemen hebben, op één systeem moeten kunnen aanmelden. Ik betreur ook dat er meerdere systemen zouden kunnen bestaan. Ik denk dat ik dat ook al heb gezegd naar aanleiding van een vraag van mevrouw Meuleman. We zouden een platform moeten hebben waar je met bouwstenen kunt werken en waar je regio per regio – het kan regiobreed zijn wat mij betreft – kunt aansluiten.
Wij moeten inderdaad – daarmee ben ik het zeker eens – zoveel mogelijk stimulans en ondersteuning bieden om die stappen te zetten. Maar het zal altijd, collega’s, gepaard moeten gaan met wat uniformiteit rond de data. Als je die data willekeurig blijft houden en je biedt je platform aan, blijf je met de problemen zitten.
Mijn administratie staat zeker klaar om iedereen te ondersteunen. Ik maak me wel wat zorgen waar de engagementen van de administratie stoppen in dit verband. Tot waar wil je die verantwoordelijkheid doorschuiven? Het is gemakkelijk om te zeggen: los het daar op, in Vlaanderen, bouw een platform en als het niet in orde is, zullen we schieten op Vlaanderen. We moeten daar een zorgvuldige grens trekken.
Mijnheer De Meyer, u vroeg hoe dat Vlaanderenbrede CAR zich verhoudt tot de blijvende aandacht om het lokale te verzorgen en om dat lokaal in stad en regio aan te pakken. Mijnheer De Meyer, op zich zie ik geen tegenstrijdigheid tussen lokale initiatieven rond capaciteitsmonitoring- en uitbreiding en een aanmeldingsmodule die zich steeds breder in Vlaanderen verspreid. Ik denk dat het ook een pluspunt kan zijn voor het lokale beleid en de schoolbesturen dat die bijkomende capaciteit op een objectieve en transparante manier wordt ingevuld, vertrekkende uit de schoolkeuzes van ouders. Het hangt er weer vanaf hoe dat wordt ingevuld. Ofwel gebeurt alles centralistisch, ofwel laat je voldoende ruimte voor autonomie, ook om in te stappen.
De derde laag in het geheel betreft de sociale mix. In mijn beleidsnota schrijf ik uitdrukkelijk dat ik het inschrijvingsrecht wil vereenvoudigen vanuit twee doelstellingen: maximale keuzevrijheid van ouders en het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie. Op dit ogenblik is in het Inschrijvingsdecreet de dubbele contingentering ingeschreven als instrument. Voor mij is dat instrument niet alleenzaligmakend. Ik ben nog altijd in zeer blijde verwachting – en het is al een lange zwangerschap ondertussen – van voorstellen tot alternatieven die eenzelfde doel bereiken. Ik heb op veel plaatsen alternatieven gevraagd. Kritiek geven is gemakkelijk, maar geef me aan hoe het kan worden verbeterd.
Ik zal u een kleine bloemlezing geven. Het LOP van Gent zegt dat de dubbele contingentering wel degelijk werkt. Dat heeft de voorzitter hier in het parlement op 7 april 2015 gesteld. Het LOP van Antwerpen, waar er van bij de start vragen waren over de effectiviteit van de dubbele contingentering, zegt dan weer dat het instrument te veel energie vraagt voor het resultaat dat wordt bereikt. Tijdens de commissievergadering van 26 mei gaf ik ook cijfers mee over de toewijzing van scholen op basis van de dubbele contingentering uit de aanmeldingssystemen van beide steden. Dat is erg interessant om door te nemen. Zowel in de communicatie van het LOP Antwerpen als die van het LOP Gent vind ik herkenbare feiten en emoties. De dubbele contingentering is een zwaar en log instrument. Er kan over worden gediscussieerd of dit al dat niet effectief is, maar de twee doelstellingen moeten worden bereikt. Ik zal in deze legislatuur niet plots een van de twee doelstellingen loslaten.
Uit het onderzoek van het Steunpunt Studie- en schoolloopbanen over overheidsbeleid en schoolse segregatie van Wouters en Groenez blijkt dat de segregatie voor het eerst is gedaald sinds de invoering van de dubbele contingentering, maar dat een langere invoering nodig is om een groter effect waar te nemen.
Wat ik vooral belangrijk vind, is dat LOP’s of scholen die met de dubbele contingentering willen werken, dat kunnen blijven doen en dat overal een beleid wordt gevoerd dat segregatie tegengaat. Als we de dubbele contingentering loslaten en vragen dat men kan aantonen op welke manier men segregatie tegengaat en er diversiteit is, dan stel ik me de vraag wie dat zal controleren. Moet Vlaanderen dat dan maar doen? En als het niet lukt, steken we het dan maar op Vlaanderen? Ik wil dan ook graag weten hoe ver we hierin gaan.
Mevrouw Gennez, ik verwijs naar een tweet van u over de stilstand. Ik vind het niet ongewoon dat we in dit dossier niet over een nacht ijs gaan, gelet op de gevoeligheid en het goedgekeurde decreet. We zouden nooit in het regeerakkoord een zin hebben opgenomen dat we dit willen veranderen, als we geen gemengde gevoelens hadden bij de huidige situatie. Zomaar een Vlaanderenbreed CAR maken, lost de problemen niet op. We hebben ook nog duidelijke taal nodig over het ogenblik van inschrijven. Ook dat zal de problemen niet oplossen als we geen duidelijkheid hebben over hoe we de sociale mix kunnen garanderen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard hebben we er als parlementsleden helemaal niets op tegen dat het initiatiefrecht voor belangrijke dossiers naar het parlement komt. Het is wel een late roeping gebleken. Aan het begin van de legislatuur zei u dat u nog zelf met een conceptnota zou komen. Op basis van wat ik vandaag lees, kan ik me voorstellen dat dit binnen de regering niet zo evident is en dat u dan hebt gezegd dat we maar in het parlement verder rondjes moeten draaien.
De parlementsleden van de oppositie zouden ook graag een constructieve rol spelen in de hervorming en verbetering van het inschrijvingsrecht. We zijn bereid om mee na te denken en mee te werken. Als u bereid bent om constructieve inbreng te verwelkomen, bieden we graag onze diensten aan. Het lukt niet binnen de regering en het lukt niet binnen de meerderheid. Misschien lukt het wel met een constructieve inbreng van de oppositie.
Het is niet juist dat dit dossier naar het parlement is gekomen omdat we er niet uit geraakten binnen de regering. Toen ik net minister was, heb ik samengezeten met de parlementsleden die me hebben gezegd dat ze graag een rol wilden spelen in die twee dossiers. Hoe u het vermeldt, is niet juist. Ik neem graag mijn verantwoordelijkheid in alle dossiers. U mag me veel verwijten, maar dit is me zo gevraagd en ik ben er akkoord mee gegaan. Sommige ministers zouden alles zelf doen, maar ik heb een goede traditie op dat vlak. Ook tijdens de vorige legislatuur met Openbare Werken heb ik zaken laten gedijen vanuit het parlement.
We zullen er geen welles-nietesspel van maken, maar in 2015 zei u dat u zelf met een conceptnota zou komen. Na het reces in 2016 hebt u het initiatiefrecht aan de parlementsleden gelaten. Ik vind dat een goede zaak, begrijp me niet verkeerd, en zelfs in die mate dat we bereid zijn om mee na te denken en, indien nodig, te depanneren.
Nog niet zolang geleden was er een debat bij de organisatie Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP) waarop ook mevrouw Helsen en de heer De Ro aanwezig waren. Ze wezen erop dat er veel hoorzittingen zijn geweest en dat ze heel lang de mogelijkheid hebben gehad om alle stakeholders te beluisteren over de pro’s en contra’s van het Inschrijvingsdecreet. Ze gaven aan dat de grootste knelpunten getrancheerd zijn en dat er beslist is om Vlaanderenbreed naar een centraal aanmeldingsregister te gaan. Over de modaliteiten is zeker discussie mogelijk. Of dat nu een platform is waarop men lokaal intekent, of een algemener kader, is van ondergeschikt belang. Het is wel essentieel dat alle scholen deelnemen, zeker in capaciteitsregio’s. Anders dreigt men het doel voorbij te schieten. We denken dat in capaciteitsregio’s 100 procent van de scholen moeten deelnemen om de sociale mix te kunnen realiseren en om overal de kampeertoestanden aan scholen te vermijden. We kunnen daar niet buiten. Ook daar lossen we de problemen maar op als we ze samen aanpakken.
U verwees naar de studie van het Steunpunt Studie- en schoolloopbanen over het overheidsbeleid en schoolse segregatie. Ze stellen inderdaad dat sinds de invoering van de dubbele contingentering de segregatie in het Nederlandstalig onderwijs gedaald is, en dat voor het eerst in 10 jaar. Ze stellen er ook bij dat allerlei systemen die op vrijwilligheid zijn gebaseerd, hun doelmatigheid onvoldoende bewijzen en niet kunnen worden afgedwongen. Ook daar is het pleidooi om alle scholen mee in het bad te trekken.
Ik verwijs ook nog naar opmerkingen van vandaag. Niet alleen ik heb getweet, maar ook Raymonda Verdyck van het Gemeenschapsonderwijs. Zij zegt: “Laat de sociale mix alstublieft niet vallen: die is te belangrijk voor de kwaliteit van ons onderwijs in alle scholen om die nu bij het groot huisvuil te zetten”. Dat geldt ook voor het instrument van de dubbele contingentering. Tot nader order is dit het enige dat zijn doelmatigheid heeft bewezen. Voor mij mag het simpeler en eenvoudiger. Niemand is getrouwd met dat instrumentarium, maar als we beginnen te morrelen, moet het een verbetering zijn en geen dumping van de sociale mix. Dat zou geen goede zaak zijn.
Tot slot benadruk ik dat we u allemaal steunen in het realiseren van het wegwerken van de kampeertoestanden en het bevorderen van de sociale mix. Dat zijn voor ons heel belangrijke doelstellingen. Een vereenvoudiging kan nooit kwaad. Als we daartoe kunnen bijdragen, zeer graag. De leden van de meerderheid hebben moeite om een compromis te vinden. We willen er in eerste instantie toe bijdragen om dit te realiseren. Als het echt niet lukt, roep ik u op om na 811 dagen ministerschap een doorstart te maken in dit dossier, want anders zal er tijdens deze legislatuur niets gebeuren om de kampeertoestanden aan te pakken en de sociale mix te versterken.
De heer De Meyer heeft het woord.
We hebben hier te maken met enerzijds een gevoelige problematiek en anderzijds een technisch bijzonder complexe materie. Minister, u hebt een erg evenwichtig antwoord gegeven. Voor mij zijn vijf elementen belangrijk. Ten eerste moeten we in de toekomst proberen om fysieke wachtrijen hoe dan ook te voorkomen. De doelstellingen van de beleidsnota moet ik niet herhalen. Ten tweede ben ik het ermee eens dat de nieuwe regeling beter moet zijn dan de huidige. Deze moet liefst ook eenvoudiger zijn en liefst ook met een Tarravoordeel. Ten derde is de dubbele contingentering een problematiek die nog complexer is. We weten allemaal dat hierin vele nuances kunnen worden gebracht. U hebt verwezen naar Gent en Antwerpen, maar er zijn nog meer nuances aan toe te voegen. Ten vierde, ik vraag in deze discussie ook altijd respect voor de lokale autonomie. Die is belangrijk. Tot slot wil ik er nogmaals op wijzen dat eventueel overkoepelend tools of software ter beschikking stellen of de mogelijkheid om daar bij een aanbesteding op in te schrijven door regio’s en steden die dit wensen, kostenbesparend kan zijn en beter is, vermoed ik, dan dat iedereen een eigen systeem moet uitwerken.
De heer De Ro heeft het woord.
Dames en heren, ik wil eerst iets zeggen over de timing. De moeder van alle gelijkeonderwijskansendecreten was het GOK-decreet van de periode 1999-2004. We hebben toen ook met parlementsleden, de administratie en de onderwijsplatformen in verschillende steden meer dan 2,5 jaar gewerkt om voldoende draagvlak te krijgen, de onderhandelingen af te ronden, de stemming in het parlement rond te krijgen, het uiteindelijk in te voeren en de LOP’s op te starten en de eerste LOP-deskundigen aan te werven.
Een aantal collega’s van deze commissie en mensen die werken voor de politiek of de ambtenarij, hebben die periode meegemaakt. Dat er over een dergelijk complexe en maatschappelijk belangrijke materie uitvoerig wordt gesproken, voor en achter de schermen, is niet uitzonderlijk en is eerder aan te bevelen dan haast- en spoedwerk. Collega Gennez, ik moet u ontgoochelen, het is niet omdat er geen definitieve oplossing is dat collega Van Dijck, collega Helsen en ikzelf anderhalf jaar ruzie hebben gemaakt. Integendeel. (Opmerkingen van Caroline Gennez)
U laat uitschijnen dat er alleen maar ruzie is en dat er geen compromis kan worden gevonden. Het is niet omdat er geen compromis gevonden is, dat het proces niet belangrijk is. Het proces tot nu toe is geweest dat we met zijn allen in het parlement heel goed hebben geluisterd naar zowat iedereen in Vlaanderen die ons had gecontacteerd en zijn of haar mening wilde geven over deze materie. We hebben die conclusies meegenomen. We hebben ondertussen onderzoekers gehoord. We hebben de mensen van de verschillende LOP’s gehoord. We hebben informeel overleg gepleegd met koepelorganisaties en de oorspronkelijke teksten zijn daardoor, gelukkig, bijgeschaafd. Dat bewijst dat er kan worden geluisterd naar het veld en dat het niet per se premissen zijn die twee of drie jaar geleden in hoofden van mensen bestonden of neergeschreven zijn die het altijd moeten halen.
De inleiding van de vraag is de situatie in Antwerpen. Ik wil duidelijk zeggen dat ik het zeer positief vind – ik ben zelf ook schepen van Onderwijs – dat een van mijn collega’s, de collega van de grootste onderwijsstad van Vlaanderen, pionierswerk wil blijven doen. Als de schepen van Onderwijs van Antwerpen een stap voorwaarts zet om tot een aanmeldingssysteem te komen voor het secundair onderwijs, dan is dat gebaseerd op een maatschappelijke nood. In Antwerpen worden inderdaad nogal wat ouders, als hun kinderen naar het secundair onderwijs gaan, geconfronteerd met echte wachtrijen, met tenten voor deuren, met kou. Gelukkig voor de ouders die dat kunnen. Maar eenoudergezinnen of mensen die van verder komen, kunnen dat niet. De druk in Antwerpen is groot. Net zoals in het basisonderwijs, waar Antwerpen samen met Brussel en Gent pionierswerk heeft gedaan, willen ze dat ook nu oplossen.
Collega’s, wij kunnen hier veel zeggen, maar bij wie klopt men het eerste aan als er lokaal problemen zijn? Dat is bij de Onderwijsschepenen. Of die nu zelf inrichter van onderwijs zijn of niet, of die nu zelf een heel grote rol spelen in een LOP of niet, of er zelfs een LOP ‘tout court’ is of niet, zij zijn het eerste aanspreekpunt.
Heel veel van de verzuchtingen die de minister heeft geuit in haar discours, zijn ook de ambities van de mensen die heel hard gewerkt hebben. Dat zijn niet alleen de drie parlementsleden, maar ook alle medewerkers die daaraan hebben meegewerkt, zitten daarin vervat. We willen immers een conceptnota naar het parlement brengen die zeer oplossingsgericht is.
Ten eerste is er het centraal aanmeldingsregister. Ik hoor niet alleen vandaag, maar op heel veel momenten bij heel veel collega’s van de meerderheid en de oppositie, dat het er sterk op lijkt dat de keuze zal worden gemaakt voor een centraal aanmeldingsregister dat ontwikkeld wordt op Vlaams niveau, weliswaar gebaseerd op de ervaring die er al jaren is in een aantal grote steden en ondertussen ook in kleinere steden en gemeenten. Dat aanmeldingsregister ligt dus bij de Vlaamse overheid. Ik vind dat zelf geen vorm van keizer-kostermentaliteit, centralisme of een lak aan de lokale autonomie. Ik vind dat eigenlijk logisch.
Stel u voor dat voor onze groenestroomcertificaten men in gemeente X een papieren formulier moet hebben, in gemeente Y een digitaal aanmeldingsformulier en in gemeente Z nog iets anders. Dat is nochtans iets dat de Vlaamse overheid centraal doet. Of je nu in je gemeente maar één iemand hebt die een studietoelage aanvraagt of 40 procent van de leerlingen op je grondgebied vragen dat aan, Vlaanderen stelt het digitaal aanvraagformulier ter beschikking. De federale overheid heeft op dat vlak al veel langere tradities met een aantal modules die men ontwikkeld heeft voor alle gemeenten en alle inwoners. Ik denk dat het geen keizer-kostermentaliteit is, maar eerder het garanderen dat iedereen op eenzelfde eenvoudige manier aan de slag kan, en elke ouder op eenzelfde manier eenzelfde procedure kan volgen.
Daardoor vermijden we inderdaad een dubbele inschrijving als het gekoppeld is aan DISCIMUS en vermijden we heel veel papierlast. Onderschat dat niet. Rond operatie Tarra verwoordt de minister terecht heel grote zorgen die ook op het veld leven, namelijk dat er ook bij de inschrijfprocedure nogal wat papierwerk te pas komt. Een centraal aanmeldingsregister dat ook kan draaien in gemeenten waar er nu nog niets is, kan heel veel papierlast voor inrichtende machten en LOP’s vermijden. Het geeft ook een actuele stand van zaken van de vrije plaatsen.
Daarenboven is er één groot voordeel voor u, minister, en voor uw ministerie, namelijk dat u vanaf dan geen capaciteitsmonitors meer moet opstarten, financieren of vragen dat men die opmaakt. Op het moment dat er een centraal aanmeldingsregister is en de scholen hun capaciteit hebben ingebracht, weten wij hier in het parlement en in het ministerie van Onderwijs niet alleen hoeveel kinderen er in Vlaanderen geboren zijn in jaar X, maar ook hoeveel plaatsen er zijn in de kleuterschool, de lagere school en bij uitbreiding in het secundair onderwijs.
De eerste maanden van uw ministerschap hebt u een terechte opmerking gemaakt. U kwam van Openbare Werken, waar u alles kon opvragen aan uw administratie over vierkante meters en beton. Ik weet niet of u toen het woord godgeklaagd hebt gebruikt, maar ik zal er toch niet veraf zitten. U zei dat u niet als minister kon toekomen en zeggen hoeveel plaatsen er waren en hoeveel plaatsen er tekort waren. U hebt er anderhalf schooljaar op moeten wachten. Met een aanmeldingsregister voor heel Vlaanderen, waar elke kleuterschool, elke lagere school en elke secundaire school zijn capaciteit input, is alle informatie bij wijze van spreken met een druk op de knop beschikbaar voor ons allemaal.
De timing is heel belangrijk. Minister, ik geef u 1000 procent gelijk. Het was ook een van de bezorgdheden die zijn geuit in de hoorzittingen: dezelfde timing voor heel Vlaanderen. Uit het leven gegrepen: scholen in Strombeek-Bever, in Grimbergen, in Vilvoorde, in Zaventem en in Machelen, die op een boogscheut of zelfs aan de overkant van de straat liggen van Brusselse scholen, worden soms geconfronteerd met twee maanden onderscheid tussen de inschrijvingsperiode in Brussel ten opzichte van de Vlaamse Rand. Binnen Vlaanderen zijn er periodes die kunnen verschillen van een week tot een paar dagen. De administratieve overlast van ouders van wie de kinderen geweigerd werden in gemeente X en die naar gemeente Y bellen, die soms dagen, weken of maanden later beginnen in te schrijven, is een druk die vaak vergeten wordt en die heel veel administratieve medewerkers en directies moeten ondergaan vanaf het moment van afsluiten van de inschrijvingsperiode in een buurgemeente.
Eén timing geeft ons ook het grote voordeel om één vorm van communicatie te ontwikkelen die duidelijk is voor iedereen. Dat vind ik ook een taak van de Vlaamse overheid. Dan moet je er geen rekening mee houden dat je kinderen uit het lager onderwijs naar school gaan in de thuisgemeente, waar er geen secundair onderwijs is, en je kinderen uit het secundair onderwijs in de buurgemeente naar school gaan. Is het elektronisch of op papier? Wanneer moeten we inschrijven? Hoe doen we dat? Moet ik voor mijn zoontje in het eerste leerjaar iets anders doen dan voor mijn dochtertje in het eerste middelbaar?
Als je over eenvoud spreekt voor ouders, dan spreken we over één toegangssysteem, waar ouders invullen wie hun kinderen zijn, met rijksregisternummer en voorkeur van scholen. De ingewikkeldheid zit dan in de computer, niet in de procedure. De computer geeft u dan het aanmeldingsticket voor de school van de hoogste keuze. In onze conceptnota trekken we dit soort modules en inschrijfprincipes door naar de eerste graad van het secundair onderwijs. Dat is ongelooflijk belangrijk. Ook daar is eenvoud en eenvoud in communicatie net voor de meest kansarme ouders van cruciaal belang. De minister heeft het daarstraks zelf gezegd: als je wilt dat iedereen gelijke kansen krijgt, dan moet je inderdaad naar eenvoudige procedures gaan.
Vervolgens is er het tegengaan van segregatie. Van in het midden van de jaren negentig, eerst met de non-discriminatieverklaring in het onderwijs, een vrijblijvend protocol tussen de netten en de toenmalige minister en de inspanningen van de Vlor, is er tot nu een heel traject afgelegd. Dat komt erop neer dat we met zijn allen, over partijgrenzen heen, over grenzen van meerderheid en oppositie en samenstelling van de verschillende regeringen heen, willen vermijden dat in de enige fase van het leven waar iedereen bijeen kan zitten, waar kinderen van alle geslachten, van alle overtuigingen, van alle soorten afkomst en van alle buurten kunnen bijeenzitten, er segregatie zou zijn.
In de vorige legislatuur is de toenmalige meerderheid, als ik me niet vergis op uitdrukkelijke vraag van de partners in de onderwijsraad, met de dubbele capaciteit als oplossing gekomen. Dat is ook ingeschreven in de aangepaste wetgeving. Die loopt nu. Ik ben er eerlijk over, ik ben niet getrouwd met dat systeem. We hebben in het begin van het proces, zelfs in de hoorzittingen, al het volgende gezegd. Als er een beter systeem komt, als iemand in die hoorzittingen of als nadien onderzoekers, mensen van het lokale terrein, mensen uit de koepels, de vakbonden, ouderverenigingen, partijen of fracties met voorstellen komen, graag. We hebben ons zelfs internationaal via een videoconferentie over alle mogelijke manieren van inschrijven laten informeren, en ook van alle voor- en nadelen. Ik zie de voorzitter knikken. We hebben in de werkzaamheden, collega Van Dijck, net zoals de minister, geen voorstellen gekregen. Er zijn wel interessante lokale initiatieven, partiële initiatieven, die zeer waardevol zijn, zoals ‘School in zicht’. Daar hebben we een getuigenis van gekregen. Op sommige plaatsen was er een goed resultaat, op andere plaatsen loopt het moeizamer. Maar het is geen systeem dat garanties biedt voor kinderen, waar ze ook wonen, in welk LOP-gebied of in welke gemeente ook.
We hebben ook informatie gekregen van de voorzitter van het LOP Basis Gent. Naar aanleiding van kritische opmerkingen van het Antwerpse LOP heeft die een aantal cijfers op een rij gezet. Hij komt tot de conclusie dat het in Antwerpen zelfs niet over 3 procent gaat, maar over 9 procent. We mogen eigenlijk niet de hele groep nemen, maar we mogen alleen uitgaan van het aantal vrije plaatsen. Is er sinds de wijziging in het decreet een aantal jaren geleden een impact op geweest? De onderzoekers hebben ons gezegd dat er een impact is, maar geef het nog even de tijd om het te kunnen monitoren. Met de cijfers van de twee grootste LOP’s kunnen we nu zeggen dat er een impact is op de vrije plaatsen van 9 procent in Antwerpen tot 12,5 procent in Gent. We hebben al vaak discussies gehad in de plenaire vergadering en de commissies Welzijn, Armoede en Onderwijs over kinderarmoede bijvoorbeeld, over blijven zitten, over schoolse vertraging of de ongekwalificeerde uitstroom. Als na drie jaar een minister, een parlement, een meerderheid of een oppositie zou afkomen met een systeem dat op een aantal jaar een impact zou hebben op de doelgroep van 9 tot 12,5 procent, er zouden hoeraberichten vertrekken van hier tot bij onze koning in Tokyo. Ik ben al bijna twee decennia bezig met deze problematiek. Als we vijftien jaar geleden systemen hadden gehad met een even grote impact als een centraal aanmeldingsregister en een dubbele contingentering, dan hadden we het ingeschreven. Voor het tweede was het te vroeg qua atmosfeer in het Vlaams onderwijs en voor het eerste was het te vroeg qua technologie. We moeten daar echt verder gaan.
Een belangrijk aspect dat ik nog eens onder de aandacht wil brengen, is dat men in de Rand rond Brussel en op steeds meer plaatsen bij de dubbele contingentering een bijvraag heeft gesteld. Men heeft gezegd: ‘Opgelet, nu gaat het voornamelijk over het opleidingsniveau van de moeder.’ Wij zouden dat heel graag uitbreiden met de indicator thuistaal. Dat is ook in de bespreking van de taskforce Vlaamse Rand aan bod gekomen en in de hoorzittingen. Segregatie dreigt immers een segregatie te worden tussen kinderen die het Nederlands spreken en kinderen die het Nederlands niet spreken. Er kunnen ook pedagogische voordelen aan zijn om daar een betere spreiding te krijgen.
Als we willen gaan naar vereenvoudiging, dan zit er heel veel potentieel in de ideeën die er op dit moment zijn, na lang spreken en lang bestuderen, en niet alleen wat betreft vereenvoudiging voor ouders, maar ook voor scholen en voor het ministerie. Een bijkomend voordeel voor heel veel gemeenten die het afgelopen jaar hebben kunnen rekenen op de LOP-deskundigen maar niet in LOP-gebied lagen, is dat zo’n ondersteuning door LOP-deskundigen echt wel een verschil kan maken als het over vluchtelingencrisissen gaat. Wie zijn wij om te beweren dat dergelijke evoluties de komende jaren niet opnieuw kunnen opduiken? Het is twee keer gebeurd op vijftien jaar tijd. Wie zegt ons dat het niet opnieuw zal gebeuren?
We moeten eerlijk zijn wanneer we het over Vlaamse technologie voor een Vlaams CAR hebben, en de Antwerpenaars zullen het me vergeven: als het voor Antwerpen kan, dan moet het ook voor gans Vlaanderen kunnen. Ik bewonder mijn collega’s van het departement Onderwijs voor hun vooruitstrevende rol die ze al sinds het eind van de jaren zeventig spelen, toen de digitalisering van de salarissen is uitgebouwd. De administratie heeft steeds een voortrekkersrol vervuld. Klasse was begin van de jaren negentig een van de eerste overheidswebsites. Als Vlaanderen dit niet kan, dan moeten we ook stoppen met te zeggen dat we digitalisering zullen aanwenden om de tewerkstelling te organiseren. Dit moet kunnen. En als het geld kost, dan zal de meerderheid die centen moeten zoeken. Dit is innovatie die op het terrein de situatie kan veranderen.
Mevrouw Gennez, u zei dat in deze legislatuur deze meerderheid nog niets heeft gedaan aan kampeertoestanden. Wel, ik vraag elk jaar het aantal weigeringen op. Weigeringen zijn een belangrijke indicator van capaciteitstekorten, en die tekorten zijn een indicator van mogelijke wachtrijen aan schoolpoorten op plaatsen waar geen CAR is. In mijn stad bedroeg het aantal weigeringen twee jaar geleden tussen 800 en 900; vandaag, nadat men extra capaciteit heeft gecreëerd, gaat het om iets meer dan 250. We hebben nooit gezegd dat een inschrijvingsbeleid alle kampeertoestanden kan wegwerken. Maar we hebben toch wel aangetoond dat de extra middelen voor capaciteitsuitbreiding positieve gevolgen hebben voor het aantal weigeringen.
Ik besluit. Onze fractie is voorstander van een systeem dat transparantie koppelt aan gelijke onderwijskansen. Dat is een absolute noodzaak, gezien de gevolgen van segregatie op mens en samenleving. We kunnen ons laten leiden door angst voor verandering, of we kunnen leiden en aantonen dat angst voor verandering nergens voor nodig is.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb de indruk dat uit uw antwoord niet echt een sense of urgency spreekt. U zegt dat er regelgeving is, en als we niet onmiddellijk iets beters vinden, dan laten we het maar zo. Er wordt gesuggereerd dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen, dat de politieke tegenstellingen niet zo groot zijn, dat het allemaal een zaak is van ingewikkelde technische problemen, dat de oplossing wel in zicht is en als dat toch niet zo zou zijn, geen probleem, dan laten we alles maar zoals het is.
De noodzaak om te veranderen is er wél. In mei zei u het nog: aan 78 scholen in 43 gemeenten werden kampeertoestanden vastgesteld. Er heerste chaos. Er werd gezwaaid met volmachten. Er waren ouders met meer dan tien volmachten. Er heerste enorm veel ontevredenheid. De Leuvense schepen trok aan de alarmbel: toeval bepaalt het resultaat en wie eerst komt, gaat ook eerst malen, en dat is oneerlijk. Steeds opnieuw heerst er chaos, zijn mensen ontevreden, komen er persartikelen. Er moet dus iets worden ondernomen.
De regelgeving voldoet niet. De capaciteitsmonitor is duidelijk: de problemen zijn nog niet van de baan. Ofwel wordt de regelgeving aangepast en komt er een oplossing, ofwel gaat u bij minister Tommelein op tafel slaan en pompt u enkele miljoenen euro extra in capaciteitsuitbreiding, zeker in het secundair onderwijs. Dat tweede scenario is allicht nog minder realistisch dan het eerste. We hebben dus nood aan een Inschrijvingsdecreet dat eerlijk, transparant en eenvoudig is, maar ook de sociale mix probeert te bevorderen. U bent daartoe verplicht. De segregatie aan de schoolpoort moet worden weggewerkt. In Gent boekt men resultaten. Het gaat er beter en de sociale mix wordt er bevorderd. In Antwerpen is dat misschien minder het geval. Ook daar is de oorzaak van het mislukken van een sociale mix blootgelegd: er zijn afstandscriteria die niet goed zijn. Die laatste moeten dan maar worden aangepast, en dat kan op het lokale niveau gebeuren.
In maart 2015 hielden we hoorzittingen. Toen werd beloofd dat in september 2015 een conceptnota zou volgen om de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016 vlot te laten verlopen. Dat is niet gelukt. In mei 2016 zei de heer Van Dijck letterlijk dat hij ons zou verbazen. Eerstdaags zou hij met een conceptnota komen. Hij zei ook: ‘Het antwoord op uw vele vragen zal u verrassend snel ter ore komen.’ Maanden later zit ik hier nog te wachten. Mevrouw Helsen, u zei toen dat we de gevolgen op het terrein niet mogen onderschatten, dat het allemaal zeer ingewikkeld is, dat de administratie veel materiaal heeft bezorgd, dat onderzoekers zijn uitgenodigd, dat we veel cijfermateriaal hebben, dat dit bijzonder complex dossier moet worden onderzocht en men niet ondoordacht voor een piste mag kiezen, en dat er een oplossing zal worden gevonden.
We weten al lang, sinds vorig jaar, dat het een technisch dossier is. De basisregelgeving is oké. We weten eigenlijk wat er moet gebeuren: er is nood aan een uniform CAR voor heel Vlaanderen, of minstens toch voor alle regio’s met een capaciteitsprobleem. De dubbele contingentering moeten we behouden en aanpassingen moeten mogelijk zijn. LOP’s moeten we behouden en zeker voor het secundair onderwijs moeten we een oplossing zoeken. Ik geloof dat u zeer goed weet wat er op technisch vlak moet worden ondernomen. De informatie is er, en de besluiten zijn er ook. Maar er is een politiek probleem. Het discussiepunt is of we de sociale mix als een nobele doelstelling moeten nastreven. Mijn antwoord en dat van mevrouw Gennez is volmondig bevestigend. Uw antwoord, mevrouw Helsen, is ook bevestigend, zo lazen we in de krant. In het begin, in uw antwoord op mijn interpellatie, was u aarzelend, minister, maar nu hebt u duidelijk gezegd dat u ook een voorstander bent. Dat staat ook in de beleidsbrief: we moeten de vrije keuze maar ook de sociale mix waarborgen.
Ook de heer De Ro zegt volmondig ja. Als ik dat dus allemaal optel, dan zijn we met genoeg om ervoor te zorgen dat er volgend jaar een inschrijvingsdecreet ligt dat de drie principes – vrije keuze, vereenvoudiging en sociale mix – organiseert en een oplossing biedt voor de problemen die zich ook in het secundair onderwijs stellen. Steden zoals Gent, Leuven en Antwerpen smeken om een oplossing. Kampeertoestanden zijn niet langer aanvaardbaar. Waar wachten de collega’s op? Desnoods moet er maar een wisselmeerderheid komen. In de krant stond het al: het sleept allemaal veel te lang aan. We reiken u dus de hand om samen de politieke knoop door te hakken. Het is nu aan jullie om die uitgestoken hand te aanvaarden.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb goed naar uw antwoord geluisterd. Vooraf wil ik twee zaken meegeven. Een: mevrouw Gennez stelt dat ze vandaag al het een en het ander heeft mogen lezen. Wel, niet van mij. De twee journalisten die me hebben gecontacteerd, heb ik gezegd dat het debat thuishoort in deze commissie, en dat ik te veel respect heb voor het parlement om al een avond van tevoren het debat in de media te openen. Als ik dat had gedaan, had ik vandaag thuis kunnen blijven. Twee: het stoort me wat dat men de sociale mix soms met kwaliteit door elkaar haspelt, alsof scholen met grote groepen kinderen met bepaalde noden geen kwaliteit zouden bieden. We moeten daarvoor oppassen. We moeten in deze discussie de notie kwaliteit zeer omzichtig gebruiken.
Veel collega’s hebben het probleem geschetst. Ik kan me in hun uiteenzetting in grote mate terugvinden. Ik doe ook niets af van mijn waardering voor wat er de afgelopen maanden samen met de administratie is ondernomen. Sommigen zeggen dat er nood is aan verandering. Ja, dat klopt. Het systeem is immers complex en ondoorzichtig. Mensen begrijpen het niet, en dat geldt zeker voor mensen die kinderen hebben en een school moeten kiezen. Het huidige systeem zorgt ook voor enorme administratieve planlast, met verschuivingen die zich nog wekenlang na het begin van het schooljaar voordoen, met leerlingen die zijn ingeschreven maar niet opdagen, met leerlingen die tweemaal, misschien wel driemaal zijn ingeschreven. Het is een enorme poespas. Start zo het nieuwe schooljaar maar. Het huidige systeem discrimineert ook. Zeg maar eens aan ouders dat er voor hun kind geen plaats meer is omdat ze niet het juiste profiel hebben. Ook dat is discriminatie. Ten slotte moet bij de oplijsting van de problemen de onduidelijkheid van regio tot regio, zowel qua toepassing als tijdspad, worden gevoegd.
Waar gaan we dan voor? In het regeerakkoord is de ambitie verwoord die hier door u, minister, in herinnering is gebracht. Ik moet dat niet herhalen. De maximale keuzevrijheid is essentieel. Een keuzevrijheid waarbij niet de school, maar de ouders kiezen. In het verleden was het vaak de school die besliste, waardoor de sociale mix vaak werd gehypothekeerd. Sommige kinderen werd gezegd dat ze niet in de school thuishoorden. We hebben dat ongedaan gemaakt. De ouders kiezen, zoals in het regeerakkoord staat.
Minister, ik heb veel begrip voor uw argumenten als oplossing voor tal van problemen. Ik zal daar zelf nog op ingaan. Als we een fatsoenlijke oplossing willen, denk ik dat we geen andere weg hebben dan te gaan naar een CAR. Ik onderschrijf op dat punt wat de heer De Ro daarover heeft gezegd. Naar ons aanvoelen heeft een CAR tien voordelen die tien mankementen op een transparante manier aanpakken.
Dat moet op een transparante manier, want via een CAR werken met een duidelijke omschrijving is op zich objectief en transparant. Maar ik wil op voorhand ook zeggen dat je niet moet denken dat, wanneer we met een CAR werken, iedereen dan de plaats heeft van zijn of haar voorkeur. Het blijft nog altijd een ordening van – ik zou bijna zeggen – ‘miscontenten’. Het is niet omdat er een CAR is, dat straks iedereen een stoeltje heeft in de school van zijn of haar voorkeur. Want een capaciteitsprobleem is niet alleen iets dat in een regio speelt, het kan ook zijn en het is ook zo dat er regio’s zijn zonder capaciteitsprobleem, maar waar één of twee scholen dermate aantrekkelijk zijn, dat zij niet alle leerlingen kunnen opvangen die ze willen opvangen.
Het tweede voordeel van een CAR is een uniform systeem voor heel Vlaanderen en Brussel. Het is eenduidig: eenzelfde tijdslijn, waar mensen nu gaan shoppen afhankelijk van waar ze wel al en waar ze nog niet kunnen inschrijven.
Ik heb daarnet de problematiek aangehaald die we hier duidelijk opvangen, van de dubbele inschrijvingen. Het is zonneklaar hoeveel kinderen zich waar en waartoe hebben aangemeld. Zo kom ik bij een volgend punt, dat ook door de heer De Ro is aangehaald. We hebben een duidelijk beeld rond de capaciteitsproblematiek.
Een zesde punt is ook een grote uitdaging: het centraal ontwikkelen, beheren en financieren. En inderdaad, dat is een kost. Maar het is een kost die nu ook lokaal moet worden ingevuld, in die plaatsen waar men binnen de huidige decreetgeving tot een centraal aanmeldregister wil komen. Als we willen gaan voor een Vlaanderenbreed CAR, moeten we u daarin steunen, minister, opdat dit kan worden gerealiseerd.
Een bijkomend belangrijk punt, het zevende, van dat CAR is dat de planlast enorm mindert voor scholen. Ze moeten leerlingen niet meer verschuiven en – wat ik daarnet al aanhaalde – bellen van: ‘Waar is hij? Waar is zij? Komt ze nog? Komt ze niet? Wie moeten we dan invullen en inschuiven?’ Alles gebeurt op een digitale, eenvoudige manier.
Een achtste belangrijk element is aangehaald door veel sprekers, namelijk dat dat de enige manier is om komaf te maken met de fysieke kampeertoestanden.
Ten slotte wil ik namens mijn fractie nog twee belangrijke elementen aanhalen, als negende en tiende punt. Wij zijn er rotsvast van overtuigd dat we met deze manier van werken de willekeur, die scholen in het verleden wel degelijk hadden, wegwerken. We moeten elkaar geen Liesbeth noemen: dat was zo en op sommige plaatsen ís dat nog zo. We moeten het omkeren, van het recht van een school naar het recht van de leerling.
Het tiende punt duiden sommigen aan als hét politieke probleem. Ik zal niet ontkennen dat er inderdaad een probleem is. Wij zijn ervan overtuigd dat, wanneer je op een objectieve manier tot inschrijvingen kunt komen, waarbij de maximale keuzevrijheid van ouders is gegarandeerd, je op die manier alle vormen van discriminatie wel degelijk kunt wegwerken.
Collega’s, ik wil bij deze vraag toch ook iets uitgebreider het woord nemen dan ik gewoon ben. Samen met de heren Van Dijck en De Ro zoek ik al maandenlang naar hoe we de huidige regelgeving kunnen verbeteren. Wij hebben in alle openheid en eerlijkheid in de commissie al gezegd dat dat geen eenvoudige oefening is. Ik stel ook vast dat wij al maanden samenwerken en zoeken naar oplossingen, maar dat wij nog geen alternatief voorstel hebben gekregen waarop wij ons kunnen baseren.
Er zijn heel wat zaken waarover wij het eens zijn. We willen allemaal de keuzevrijheid van ouders vooropstellen. We hebben ook heel duidelijk in de vele hoorzittingen die wij hebben gehad, van de vele partners waarmee wij hebben gesproken, te horen gekregen op welke punten wij een verbetering moeten doorvoeren. Er is heel duidelijk gezegd – de collega’s hebben het al aangehaald – dat het vandaag voor leerlingen en ouders onduidelijk, niet transparant en veel te ingewikkeld is en dat wij ervoor moeten zorgen dat een nieuw systeem voor ouders veel gemakkelijker, veel toegankelijker is. Dat is een heel belangrijk element dat wij hebben meegenomen in de discussies die we hebben gevoerd. In de zoektocht hebben we getracht om dat probleem op te lossen en die vereenvoudiging door te voeren. We hebben heel duidelijk te horen gekregen dat het niet werkbaar is om met verschillende tijdslijnen te werken in Vlaanderen. Daarom hebben we heel duidelijk gezegd dat er één tijdslijn moet komen voor Vlaanderen en dat het een juiste tijdslijn moet zijn, zodat leerlingen en ouders de kans krijgen om een goede keuze te maken, om na te denken wat de beste keuze is in de richting van een school, van een studierichting. We hebben daarmee rekening gehouden in de verbetervoorstellen, zodat dat probleem wordt opgelost.
Zolang ik hier in het parlement zit, wordt duidelijk gesteld dat wij absoluut een oplossing moeten zoeken voor de problematiek van de dubbele inschrijving. Dat is heel belangrijk, omdat wij van vele scholen die in capaciteitsgebieden gelegen zijn, horen dat het 1 oktober is vooraleer ze fatsoenlijk kunnen beginnen met het schooljaar. Tussen 1 september en 1 oktober veranderen er namelijk leerlingen van school. Een van de sprekers heeft gezegd: ‘Wij stellen vast dat de leerlingen in de maand september van school veranderen zoals ze van broek veranderen.’ Dat moet worden gestopt. Het is niet haalbaar. Scholen moeten de kans krijgen om het schooljaar voor te bereiden in de zomervakantie. Als zij de maand september nodig hebben om continu de klassen opnieuw samen te stellen, lessenroosters op te stellen, aan leerkrachten te vertellen dat hun opdracht volledig of half is of zelfs volledig verdwijnt, is dat niet werkbaar. We verliezen daarmee kostbare tijd in een heel schooljaar. We moeten dat oplossen.
We hebben erover nagedacht hoe je dat kunt oplossen. Hoe kun je voorkomen dat er dubbele inschrijvingen zijn? Hoe kun je ervoor zorgen dat het schooljaar op een betere manier kan worden voorbereid? Daarom hebben we duidelijke data vastgelegd, die dat mogelijk maken. We hebben bepaald dat iedereen half juli moet weten in welke school hij het schooljaar nadien terechtkan, zodat scholen in de mogelijkheid zijn zich goed voor te bereiden en dat leerkrachten weten wat hun opdracht het volgende schooljaar zal zijn. Dat is belangrijk om een goede start te kunnen nemen, maar het is ook belangrijk voor kinderen. Wij hebben schrijnende verhalen gehoord van ouders die zeggen dat het erg is dat hun kind, dat de stap zet van het basis- naar het secundair onderwijs, in de zomervakantie niet weet in welke school het zal terechtkomen. Dat moeten wij oplossen.
Er is heel duidelijk vooropgesteld dat het Inschrijvingsdecreet ook een middel is om segregatie tegen te gaan. Verschillende partners hebben tijdens de hoorzittingen heel duidelijk gezegd: ‘Schaf die doelstelling van sociale mix in het Inschrijvingsdecreet niet af. Er is in verschillende steden een belangrijke weg afgelegd. Zorg ervoor dat we niet teruggaan in de tijd, maar dat we vooruitgaan.’ Daarom vinden wij die doelstelling van sociale mix wél belangrijk en willen wij dat ook mee opnemen in het Inschrijvingsdecreet.
Er bestaat heel veel discussie over die dubbele contingentering. Dat is inderdaad vandaag niet het eenvoudigste instrument met weinig planlast. We hebben iedereen gevraagd om een alternatief te bieden, want voor ons moet het niet het instrument zijn van de dubbele contingentering.
Tot op vandaag hebben wij geen enkele suggestie gekregen en zitten wij dus in de situatie dat er naast de dubbele contingentering blijkbaar geen instrument is dat beter is. We willen absoluut segregatie tegengaan, ook binnen onderwijs. We zijn er namelijk van overtuigd dat leerlingen voorbereid moeten zijn op de samenleving waarin ze zullen terechtkomen, en dat is een zeer diverse samenleving. Het is dan ook aangewezen dat de school die diversiteit in haar leerlingenpopulatie uitstraalt en dat leerlingen daar heel veel uit kunnen leren.
Een laatste element is nog niet veel aan bod gekomen, hoewel het toch heel belangrijk is voor de verbetering van het huidige decreet. We moeten namelijk een oplossing zoeken voor de regelgeving die vandaag ook van toepassing is op het buitengewoon onderwijs. Wij hebben eenzelfde regelgeving getroffen in het buitengewoon onderwijs als in het gewoon onderwijs, terwijl dat toch een totaal andere onderwijsvorm is, waarop leerlingen op een bepaald moment in een bepaalde situatie recht hebben, in een specifiek type. We stellen heel duidelijk dat we de problematiek in het buitengewoon onderwijs op een totaal andere manier moeten aanpakken, waarbij we de leerling en de ouders heel centraal stellen en vragen dat scholen samen bekijken op welke manier er kan worden tegemoetgekomen aan de noden van leerlingen indien er een capaciteitsprobleem is. Ook daar vinden wij het belangrijk om een stap vooruit te zetten in het nieuwe decreet.
Er kunnen heel veel verbeterpunten in zitten. Het is belangrijk dat we die aanpassingen wel kunnen doen. We moeten de verschillende elementen die de sprekers hebben aangehaald tijdens de hoorzittingen echt opnemen in een nieuw decreet. Ik ben ervan overtuigd dat dat echt wel kan leiden tot veel minder planlast en tot veel meer duidelijkheid die ouders nodig hebben. Daarom hoop ik dat we tot een consensus kunnen komen zodat we de regelgeving hier ter stemming kunnen voorleggen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor de zeer, zeer uitgebreide betogen. Het is goed dat iedereen zijn standpunt eens helder en bevattelijk heeft uiteengezet.
Ik wil even ingaan op drie punten. Ten eerste voel ik dat er kamerbreed een grote consensus is om in een centraal systeem te voorzien om aan te melden. Ik heb verschillende opinies gehoord over een aantal vragen. Moet je iedereen verplichten om centraal aan te melden of doe je dat enkel in capaciteitsregio’s? Mijn houding daarin is de volgende. Ik ben er zeker toe bereid – en, mijnheer De Ro, mijn administratie kan dat ook en is innovatief – om een systeem te bouwen waarop iedereen centraal kan aanmelden. Maar ik ben niet bereid om iets te bouwen dat rompslomp meebrengt voor scholen.
Ik hoor de heer Van Dijck zeggen dat we heel wat zaken eenvoudiger zullen maken voor scholen. Die eenvoud zit ook in het tweede en derde puntje dat ik zal aanhalen. Wat hij zegt, is juist. Als ik daarmee de capaciteit volledig in kaart krijg, is dat een goede zaak. Op zich heb ik er geen probleem mee om dat te doen, maar dan moet het ook iets zijn dat we bouwen, niet alleen om een probleem op te lossen, maar om onze dienstverlening aan scholen te verbeteren. Dat is voor mij een veel uitgebreidere insteek dan enkel te zeggen: ‘We zullen dat nu doen om overal die dubbele contingentering op te leggen.’ Dat doe ik namelijk niet en zal ik ook niet doen. Ik wil duidelijk stellen wat ik wel zie zitten en wat niet.
Op zich heb ik er geen probleem mee om een systeem te bouwen dat iedereen gebruikt. En dat hoeft dan, mevrouw Gennez, zelfs niet alleen in capaciteitsregio’s te zijn. Gewoon een gemakkelijk en eenvoudig systeem om in te schrijven, een systeem dat in Vlaanderen wordt beheerd, maar waarover Vlaanderen niet beslist, waarmee we over alle data beschikken en waardoor scholen die informatie nuttig kunnen gebruiken.
Dit moet volgens mij evenwel parallel lopen met een oplossing met betrekking tot de datum waarop je start met je inschrijvingen. Als zo’n systeem er dan is en iedereen gaat dan weer op andere momenten inschrijven, dan is dat wel nuttig en misschien Tarragewijs goed voor scholen, maar dan zullen we dezelfde rompslomp blijven hebben, want het is overal anders. Men gaat dan ook weer beslissen zich eerst daar of daar aan te melden. Dan moeten we het er hier wel over eens zijn dat ook die aanmelding overal in Vlaanderen op hetzelfde moment gebeurt. Dan is er kans dat het Tarragewijs en administratief verbetert en ook dat er minder dubbele inschrijvingen zijn, want iedereen zit op hetzelfde platform.
Het volgende punt is voor mij natuurlijk het moeilijkste, namelijk die sociale mix en de dubbele contingentering. Ik vind dat ook een zeer omslachtig systeem. Ouders zeggen me dat ze dan plots naar een school moeten die 10 kilometer ligt van de school waar ze eigenlijk het liefst wilden gaan. Dat geeft dus moeilijkheden, maar u kunt van mij niet vragen dat we dat ventiel nu volledig loslaten, dat het vrijheid blijheid is voor iedereen en dat daarmee alles is opgelost. Dat zal het ook niet zijn. Ik heb ter zake dus een manier nodig om toch te vermijden dat we segregatie in de hand gaan werken, onze beleidsnota indachtig. Er moet iets zijn dat toch voldoende sterk is, maar dat beter is dan die dubbele contingentering. Daar is er volgens mij immers wel een probleem. U zult van mij niet horen dat dat het meest ideale is. Ik vind dat zeer complex, heel veel mensen hebben er hier ook al op gewezen, maar ik heb nog niets gevonden dat beter is. Wat moet je dan doen? Dan maak je een centraal systeem en bepaal je dat alles op hetzelfde moment moet, en dan laat je alles zoals het is. Misschien moeten we onze creativiteit nog eens gebruiken. Ik heb er ook geen probleem mee om de vrijheid te geven. Ik waag me nu immers ver als ik zeg dat het ook goed is als men iets anders heeft binnen een bepaalde regio. Ik heb echter wel een instantie nodig die daar dan over oordeelt. Aan welke parameters moet men dan voldoen? Mijnheer Van Dijck, u hebt daarnet een lijst van praktische moeilijkheden gegeven. Ik hoor dat ook. Ik kan natuurlijk niet ontkennen wat u zegt. Het is echter ook bijzonder moeilijk om van mij te vragen alles helemaal los te laten.
Mevrouw Meuleman had dan de oplossing: bouw gewoon overal capaciteit bij. Dat is ook geen oplossing. We zien immers dat sommige scholen veel populairder zijn dan andere scholen. In Vlaanderen zijn er ook wachtlijsten die er niet staan door capaciteitstekorten, maar door de grote aantrekkingskracht van scholen. Ik ben ook al in een paar scholen geweest – ik zeg niet dewelke – waar men me zegt dat er vroeger heel lange wachtrijen stonden en dat ze nu een overschot hebben. Het imago van de school kan dus ook plots veranderen. Je kunt dat dus met capaciteitsmiddelen alleen niet oplossen. Mevrouw Meuleman, we hebben nu al in deze legislatuur 200 miljoen euro bestemd voor extra capaciteit. Dat is al zoveel als in de vorige legislatuur en er komen nog jaren, dus we doen wel veel ter zake. Het is nu ook voor het eerst dat we er echt heel sterk op blijven hameren dat ze de capaciteit die ze op papier krijgen, ook moeten realiseren. Dat is net zoals met de fietspaden vroeger. Met papieren scholen ben je niets. Ik heb stoeltjes en plaatsen nodig. Het is echter niet altijd het capaciteitstekort dat de oorzaak is van de wachtrij. Dat is te gemakkelijk.
Mevrouw Helsen heeft daarnet zes punten genoemd. Voor mij zijn er drie snijlijnen. Ik denk dat we het allemaal eens zijn over de eerste en de tweede lijn. Ik ben ter zake ook bereid om al het innovatieve dat mijn administratie in zich draagt, te melden. Ik noteer ook weer dat men het er kamerbreed over eens is dat er ook boter bij de vis moet zijn, dat daar ook middelen voor moeten worden uitgetrokken. Ik kan ze hier immers niet zomaar uit de lucht toveren. De term ‘sociale mix’ staat niet zo in het regeerakkoord, maar het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie staat wel expliciet in de beleidsnota die deze legislatuur is goedgekeurd. Daar wil ik ook wel aan vasthouden. Ik wil toch wel dat we daar ook de nodige zorg voor dragen en dat we dat ook bekijken in verhouding tot de maximale keuzevrijheid van ouders. Als u me echter vraagt of het gemakkelijker zou moeten kunnen, dan is mijn antwoord volmondig ja. Ik wil vragen dat iedereen er toch eens over nadenkt op welke manier we dat opgelost krijgen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor alle onderbouwde interventies. Ik denk inderdaad dat we samen met de minister kunnen vaststellen dat iedereen een voorstander is van een centraal Vlaanderenbreed aanmeldingsregister, en dat dat ook alleen maar kan werken als alle scholen daar verplicht op intekenen. Dat is een goede zaak. Dat zullen we zeker ook steunen.
Daarnaast moet ik samen met de minister echter ook vaststellen dat de N-VA bij monde van collega Van Dijck zegt dat die dubbele contingentering te complex is en dat die sociale mix misschien beter kan worden gerealiseerd met deregulering: schaf dat gewoon af, dan heb je maximale keuzevrijheid en dan zijn we waar we moeten zijn. Collega’s, dat is lichtzinnig. We moeten daar eerlijk in zijn en samen met de mensen van het Steunpunt studie- en schoolloopbanen (SSL) vaststellen dat de dubbele contingentering tot op vandaag het enige is dat al heeft gewerkt om de sociale mix in ons Vlaams onderwijs te versterken. Ga daar dus niet lichtzinnig mee om. Het kan natuurlijk zijn dat men die sociale mix gewoon niet meer wil en dat men daarom in het regeerakkoord heeft ingeschreven dat men gaat morrelen aan het Inschrijvingsdecreet. Ik begin dat op basis van de uiteenzetting van collega Van Dijck toch te geloven, hoe erg ik dat ook moge vinden.
In die zin is het verhaal van het Inschrijvingsdecreet er toch wel een van ‘l’histoire se répète’. Er is in dit parlement een meerderheid, een consensus over de vraag hoe we de kloof kleiner maken. We hebben daar een instrument voor: de dubbele contingentering. Er liggen ook wetenschappelijk onderbouwde voorstellen die dat daadwerkelijk bevestigen. Te elfder ure komt er dan inderdaad alweer een oekaze uit Antwerpen waarmee alles van tafel wordt geveegd. Dat doet me natuurlijk geloven dat de N-VA niet bereid is om die sociale mix te versterken, dat ze ook niet bereid is om extra middelen te investeren in net die scholen waar men wel kwaliteit levert, ook al zijn ze uniform samengesteld, omdat ze bijvoorbeeld projecten als ‘Project Innoveren en Excelleren in Onderwijs’ (pIE.O) bij het begin van de legislatuur wou afschaffen, waarbij net wordt ingezet op die kwaliteitsomkadering voor scholen met meer SES-leerlingen.
In het regeerakkoord staat ten slotte ook nog dat men net de SES-middelen, die toch moeten zorgen voor de ondersteuning van die doelgroepleerlingen, van die kansarme leerlingen, van die leerlingen die thuis geen Nederlands spreken, ook gelijk wil trekken en dus wil ontkleuren.
Het komt hier dus wel bloot te liggen dat er een probleem is met één partij in de meerderheid, met name de N-VA, die die sociale maatregelen, die sociale mix, eigenlijk niet verder wil realiseren. Wij willen dat wel, zoals collega Meuleman heeft gezegd, samen met alle andere partijen hier. We willen daar dan ook op een constructieve manier toe bijdragen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Toen ik collega Gennez hoorde en even terugdacht aan het antwoord van de minister over het centraal aanmeldregister, dan vond ik de minister toch iets genuanceerder over de vraag wie welke verantwoordelijkheden heeft.
Collega’s, het debat is een beetje complexer dan het artikel dat ik deze ochtend in de krant heb gelezen, maar ik vond het een heel waardevol debat. Ik denk dat de opdracht voor morgen er niet in bestaat te zoeken naar de grote verschillen, maar wel naar de gezamenlijke standpunten, zodat we in dit dossier daadwerkelijk vooruit kunnen gaan. Dat is wat het onderwijsveld van ons verwacht.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, als er één interventie vanuit Antwerpen is geweest, dan was dat de brief in juni 2016 van het schepencollege van Antwerpen, waarnaar de minister ook heeft verwezen. Dat heeft niets met de rest van dit dossier te maken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.