Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, om voldoende goede en gemotiveerde personeelsleden te kunnen blijven inzetten in het Vlaamse onderwijs, wordt op dit ogenblik gewerkt aan een loopbaanpact. Dat gaat niet enkel over de organisatie van de arbeid en het in dienst houden van personeelsleden, maar ook over de duur van de loopbaan en de waardering.
Zoals ik al aanstipte in de bespreking van mijn vraag om uitleg op de vergadering van deze commissie op 24 september 2015, is een correct ambtenarenpensioen in de vroegere loonstudies steeds beschouwd als een positief element van de onderwijsloopbaan. Sleutelen aan het onderwijspensioen ligt dus niet zomaar voor de hand. Als het moet gebeuren, moet het gebeuren met omzichtigheid en overleg. Dat was ook de visie van de minister, bleek toen. Ze zei zelfs letterlijk: “Iedereen weet waarom de pensioenen in het onderwijs zijn wat ze zijn. Ze worden beschouwd als uitgesteld loon. Als we de indruk wekken dat we aan het bedrag willen morrelen, dan lopen we onmiddellijk het gevaar dat er in Vlaanderen looneisen worden gesteld.”
Ondertussen is de pensioenleeftijd in het onderwijs opgetrokken, en de wijzigingen zijn ingegaan. Wie nu aan de slag is in het onderwijs, weet dat hij of zij langer zal werken dan de vorige generaties. Of men ook kan rekenen op een even groot pensioen, is echter niet altijd even duidelijk.
Een berekening van het pensioenbedrag op basis van de volledige langere loopbaan leidt tot een lager pensioenbedrag dan een berekening op basis van de laatste dienstjaren. Als de bonificatie op basis van het diploma niet enkel in de berekening van de loopbaan, maar ook in die van het pensioenbedrag wegvalt, zal dat ook leiden tot een lager pensioen, net als het wegvallen van de in het onderwijs voordelige tantièmes in de pensioenberekening.
Minister, blijft men in het onderwijs pensioen zien als uitgesteld loon of is het de bedoeling dat het pensioenbedrag voor onderwijspersoneelsleden vermindert? Kan men garanderen dat de onderwijspensioenen blijven wat ze zijn voor wie werkt tot de voorziene pensioenleeftijd?
Hoever staat het overleg hierover in de commissie pensioenen van de openbare sector, waarin de Vlaamse Regering onder meer door de minister van Onderwijs vertegenwoordigd wordt? Heeft het overleg al meer duidelijkheid gecreëerd over de zware beroepen en belastende activiteiten?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u weet dat in 2001 door Hay een loonstudie werd uitgevoerd voor het onderwijspersoneel. Daarin wordt gesteld dat het onderwijspensioen aanzienlijk hoger ligt dan de wettelijke pensioenen voor werknemers. Het verschil tussen de twee systemen werd destijds, vijftien jaar geleden dus, gewaardeerd als een equivalent van de aanvullende bedrijfspensioenen. De positionering van de onderwijslonen stijgt volgens deze studie met gemiddeld 3 procent als gevolg van het uitgesteld loon voor onderwijs, dat competitiever blijft dan het geheel van wettelijke en aanvullende werknemerspensioenen. Men heeft eigenlijk de switch gemaakt van het betere pensioen naar het optrekken van het loon met 3 procent.
Bij de start van het loopbaandebat heeft de Vlaamse Regering een mededeling goedgekeurd. Deze mededeling stelt heel expliciet dat we de onderwijsloopbaan zien als een vervlochten geheel vanuit het standpunt van de persoon. De situatie van de beginnende leraar, die vaak gepaard gaat met afwisselende perioden van werkloosheid, maar ook die van het personeelslid na zijn actieve loopbaan, maken deel uit van het beeld en de aantrekkelijkheid van het beroep. We volgen met de Vlaamse Regering daarom de evoluties en hervormingen op federaal niveau betreffende de werkloosheidsreglementering en de pensioenen op. We evalueren ze op hun effect op de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep. Dit staat in onze nota.
De Vlaamse Regering heeft ook een nota goedgekeurd inzake de maatregelen die worden uitgewerkt in het kader van de afschaffing of harmonisering van de diplomabonificatie voor de berekening van het pensioen. Daarin hebben wij gesteld: “(...) dat moet worden gegarandeerd dat wie langer werkt gedurende een periode gelijk aan de studieduur of wie werkt tot de wettelijke pensioenleeftijd, geen pensioenverlies mag lijden ten opzichte van de huidige situatie.” Dat hebben we collegiaal binnen de Vlaamse Regering goedgekeurd.
Waar staan we vandaag? Het overleg hierover in de commissie pensioenen van de openbare sector is afgelopen. Op 12 september heeft het Nationaal Pensioencomité (NPC) officieel het rapport goedgekeurd over de erkenning van zware beroepen wat betreft het pensioen. Hierover hadden de sociale partners eind augustus een akkoord bereikt. De Commissie Zware Beroepen binnen het NPC had akte genomen van vier categorieën van criteria die werden gedefinieerd in het kader van de discussies met betrekking tot de publieke sector: belastende arbeidsomstandigheden door fysieke inconveniënten verbonden aan de werkomgeving of door lichamelijke belasting; belastende werkorganisatie; belastend door verhoogde veiligheidsrisico’s; belasting van mentale of emotionele aard. Deze criteria moeten nu nog verder worden verfijnd om ze in de praktijk te kunnen omzetten, en de federale overheid zal een budgettaire context moeten vinden voor verdere uitvoering.
Bij de besprekingen in de commissie pensioenen voor de publieke sector, heeft de Vlaamse Regering het standpunt ingenomen dat eventuele budgettaire opbrengsten naar aanleiding van de hervorming inzake zware beroepen in de publieke sector integraal geherinvesteerd moeten worden in de toekomstige regeling voor de publieke sector.
Daarnaast is de Vlaamse Regering van mening dat eventuele budgettaire opbrengsten bij beroepsgroepen van een gefedereerde entiteit – bijvoorbeeld van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse onderwijs – in de toekomstige regeling moeten worden geherinvesteerd in beroepsgroepen van diezelfde gefedereerde entiteit. Dat laat aan duidelijkheid niet veel te wensen over.
Dat is een duidelijk antwoord, minister. De beslissingen die de Vlaamse Regering gezamenlijk nam, zijn belangrijk. Het is een sterk standpunt, met het oog op de onderhandelingen. Ik vind dat we de onderhandelingen alle kansen moeten geven. Ik reken dan ook op de alertheid van de vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering die het dossier opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.