Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, begin augustus was er het goede nieuws dat de werkloosheid in Vlaanderen al gedurende een jaar in dalende lijn zat. Vlaanderen telde begin augustus 238.093 niet-werkende werkzoekenden: 3 procent minder dan in dezelfde periode een jaar terug.
De cijfers zijn weliswaar niet eenduidig positief. In de grootste groep werkzoekenden die een uitkering ontvangt, was er sprake van een daling met bijna 9 procent. Daarentegen steeg het aantal werkzoekenden in beroepsinschakelingstijd met 4,6 procent en vrij ingeschrevenen met 14 procent. Belangrijk is ook dat de daling van de werkloosheid zich voordeed in alle leeftijdscategorieën.
Het slechte nieuws is echter dat de werkloosheid bij mensen van allochtone origine hardnekkig blijft stijgen. Er is niet meteen beterschap in zicht vermits het groot aantal asielzoekers zich nu ook aanmeldt op de arbeidsmarkt.
Volgens professor Stijn Baert van de UGent hebben zowel de allochtonen zelf als de werkgevers boter op het hoofd. Zoals in de vorige vragen ook al naar voren is gekomen, is er uiteraard sprake van een achterstand die opgebouwd werd in het verleden. Het gaat om de scholingsgraad, de taal, die lager ligt dan bij autochtonen. Bovendien stelt de specialist dat bij de allochtonen zelf cultureel bepaalde attitudes de zoektocht naar werk niet gemakkelijk maken. Bij de werkgevers blijkt er dan weer nog altijd heel wat terughoudendheid te bestaan om in zee te gaan met allochtonen.
Sinds 1 juli is het nieuwe doelgroepenbeleid van kracht. De impact daarvan kan nog niet ten volle gemeten worden. Hierin wordt niet in aparte kortingen voor allochtonen voorzien. We hebben bewust een keuze gemaakt voor drie doelgroepen: kortingen voor jongeren, ouderen en mensen met een arbeidshandicap. In het kwalitatieve luik wordt gezocht naar punctuele maatregelen voor langdurig werkzoekenden. Op die manier wordt de groep van allochtonen uiteraard in ruime mate gevat.
Minister, welke impact verwacht u van het nieuwe doelgroepenbeleid op de ontwikkeling van de werkloosheid in Vlaanderen, zeer in het bijzonder met betrekking tot allochtonen? Hoe zal de werkloosheid bij allochtonen het volgende jaar naar verwachting verlopen, rekening houdend met de grote instroom? Zal VDAB sneller en actiever duidelijk maken aan allochtonen dat van hen en alle Vlaamse werkzoekenden wordt verwacht dat ze zeer actief zoeken naar werk? Welke initiatieven neemt u ten aanzien van de werkgevers om hen duidelijk te maken dat allochtonen gelijke kansen moeten krijgen bij sollicitaties en op de werkvloer? Overweegt u bijkomende punctuele maatregelen naar de doelgroep van allochtonen, meer bepaald met betrekking tot opleiding en competenties, gerichte loonkostverlagingen, werkervaringen? Blijkt uit de praktijk dat er voldoende aanbod is aan taalopleidingen? Dat is daarnet ook aan bod gekomen. Een aantal vragen zal dan ook overlappend zijn. Zo neen, zult u hierin een tandje bijsteken? Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de aanbevelingen die in het SERV-advies (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) werden gedaan met betrekking tot de hooggeschoolde allochtonen? Welke voorstellen werden inmiddels uitgevoerd en welke voorstellen zullen op korte termijn worden gerealiseerd?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, het grote punt is dat ik met VDAB uitga van maatwerk. Dat is de essentie. Individu per individu kijken we wat de afstand is tot de arbeidsmarkt en wat iemand nodig heeft.
Doelgroepenbeleid heeft de bedoeling om groepen waarvan we weten dat ze een grotere afstand hebben, specifiek te ondersteunen. Een van de belangrijkste zaken is dan transparantie en vereenvoudiging. Dat hebben we dan ook gedaan. We hebben die drie doelgroepen overgehouden: jongeren, laaggeschoold en middengeschoold, 55-plussers en personen met een arbeidshandicap. Natuurlijk zitten ook allochtonen in die doelgroepen.
Voor mij zorgt het allochtoon zijn op zich niet voor de afstand tot de arbeidsmarkt, maar wel de combinatie van het allochtoon én laaggeschoold zijn, of allochtoon én middengeschoold zijn, of allochtoon zijn en een arbeidshandicap hebben, of allochtoon én 55-plusser zijn. Vandaar dat ik van het maatwerk, het doelgroepenbeleid en het transparant maken ervan verwacht dat de impact nu groter is dan het doelgroepenbeleid in het verleden, toen de zaak complexer was.
Wat betreft de tewerkstelling van personen met een buitenlandse herkomst, besef ik dat er nog heel wat uitdagingen zijn. Als we kijken naar de totale groep van personen, van de potentiële beroepsbevolking, dan zien we dat het over een groep gaat van 730.000 mensen. Als ik daarvan de 10.000 asielzoekers, 3 à 4 procent, neem, dan hebben die een impact. We zijn er ook klaar voor, zoals in het antwoord op de vorige vraag duidelijk is gezegd. De algemene werking van maatwerk en ondersteuningsmechanismen moeten we volgens mij niet aanpassen. Zoals ik daarnet heb gezegd, moeten we er vooral voor zorgen dat we genoeg mensen hebben bij VDAB om dezelfde dienstverlening te kunnen geven als aan de anderen.
In het kader van het sluitend maatpak van VDAB willen we bereiken dat werkzoekenden zo snel mogelijk een passend aanbod krijgen. Via de werking met de werklozen en de mensen met een migratieachtergrond willen we een traject naar werk bespreken. Zodra dat traject is afgesproken, dan geldt natuurlijk het verhaal van rechten en plichten. Dat maken we ook altijd duidelijk. Als we een traject naar werk afspreken, dan moet dat ook gevolgd worden. Als dat niet gebeurt, dan kan of zal dat worden doorgegeven voor een controle.
Via het vernieuwde beleid ‘Focus op talent’ wil ik inzetten op het versterken van individuele talenten en competenties en op het realiseren van een mindswitch op het terrein waar ook de omslag naar deze talentbenadering moet worden gemaakt. Het is belangrijk dat een werkgever beseft dat een diploma en cv belangrijk zijn, maar niet het enige. We moeten niet starten vanuit een hokjesbenadering waarbij vooral wordt gekeken naar afkomst, leeftijd enzovoort, maar wel in functie van vaardigheden, met focus op aanwezig talent en competenties. Dat is een veel betere benadering waarop VDAB vandaag al volop inzet. Dat is nog te weinig geweten.
We bieden elke werkzoekende maatwerk aan en beschouwen allochtonen niet als een aparte doelgroep. We gaan na wat zij kennen en kunnen. Wanneer er perceptieproblemen zijn, dan pakken we die ook aan. Ik heb dat in het verleden al vaker gezegd in antwoorden op vragen van de heer Annouri. Ik stel wel vast dat bij werkzoekenden met een migratieachtergrond het aspect taal van groot belang is. Wanneer er geen contacttaal is, kan ook een beroep worden gedaan op tolken, maar dat kan een snelle bemiddeling wel bemoeilijken.
‘Werkervaring door middel van werkplekleren’ is belangrijk in deze context. Men zal maximaal doch maatgericht inzetten op beroepsverkennende stages, opleidingsstages, individuele beroepsopleidingen (IBO’s) en beroepsinlevingsovereenkomsten (BIO’s), met, waar aangewezen, integrale of taalcoaching op de opleidings- en werkvloer. Op die manier kunnen we veel van die mensen op een positieve manier benaderen. Ervaring leert dat deze competentiescores door werkgevers, bij aanwerving, als zeer waardevol beschouwd worden.
Momenteel is er voldoende aanbod Nederlands als tweede taal (NT2). VDAB heeft met betrekking tot het geïntegreerd, intensief en regulier taalaanbod, goede afspraken met het Agentschap Integratie en Inburgering en via deze weg met de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie. Momenteel zijn daar geen wachtenden. Het aanbod wordt flexibel aangepast aan de vraag. Voor 2017 voorziet VDAB in een tender voor NT2. Hierdoor worden VDAB-instructeurs vrijgemaakt voor een aangepast aanbod taalondersteuning en -coaching op de opleidings- en werkvloer. Er zijn vandaag geen wachtenden en het is ook de bedoeling er morgen geen te hebben.
Wat de aanbevelingen in het SERV-advies betreft die betrekking hebben op nieuwkomers, heeft het Asiel-, Migratie- en Integratiefonds een project gefinancierd, ‘@level2work’, dat na goedkeuring eind juni vanaf 1 juli van start is gegaan. Dit project sluit volledig aan op het actieplan ‘integratie via werk’ dat dan weer rekening houdt met de aanbevelingen van de Commissie Diversiteit van de SERV.
Dit project omvat een aantal belangrijke elementen. Een e-loket en contactloket brengen de doelgroep meteen in kaart, staan in voor trajectbepaling, begeleiding en diplomagelijkschakeling en verbinden hoogopgeleide anderstaligen met aangewezen aanbodverstrekkers en werkgevers. Dit project omvat ook geïntegreerde en versnelde taaltrajecten, een technische screening, een competentiescan, al dan niet in combinatie met een versnelde niveaubepaling van het diploma, in functie van het valoriseren van eerder of elders verworven competenties, werkplekleren in functie van een tewerkstelling op niveau op de arbeidsmarkt, de ontwikkeling van een aanbod over het omgaan met trauma’s en stress, een loopbaanontwikkelingstraject gericht op loopbaanontwikkeling op middellange termijn.
Het project bestaat uit proeftuinen die vertrekken vanuit de praktijk om tot afstemming, ontwikkeling en uitbouw te komen. Dit betekent dat dit alles op heel korte termijn wordt opgestart en uitgevoerd.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Het gaat inderdaad over meer dan allochtonen. U zult me dan ook nooit iets anders horen zeggen dan dat het individu centraal staat. De vraag ging echter over de cijfers en die zijn nu eenmaal algemeen. Er is geen opsplitsing tussen laaggeschoold en hooggeschoold. Het is belangrijk dat die hier even kunnen worden genuanceerd.
Maatwerk en focus op competentie is ook voor onze fractie de beste aanpak. We moeten uiteraard eerlijk zijn: er zal een inspanning nodig zijn van zowel de werkgevers als de werknemers. Die mindswitch is geen evidentie, het is een werk van lange adem. Ook VDAB moet alert blijven. Het activeringsbeleid geldt voor iedereen en daar moeten we ook over waken.
Een ander belangrijk element is het kwalitatieve luik van het banenpact. We kunnen heel wat waardevolle initiatieven nemen om daar vooruitgang in te boeken.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik sluit me aan bij deze vraag. Mevrouw Talpe, ik ben niet verrast. We zien al jaren, keer op keer, dat dit een groep is waarvoor tewerkstelling heel moeilijk gaat. U hebt gelijk als u zegt dat er voor een deel verklarende factoren zijn in scholingsgraad. In Vlaanderen zijn er veel jongeren met migratieroots die laag opgeleid zijn, die uitvallen op school, die problemen hebben om een diploma te halen en door te stromen naar werk. Het probleem is niet enkel het allochtoon zijn op zich, het gaat ook over de koppeling met laaggeschooldheid enzovoort. We stellen echter vast dat dit probleem zich ook voordoet bij hoogopgeleiden.
De meest recente studie waar ik aan denk, heeft het over hoogopgeleide allochtonen die zevenmaal zo lang naar werk moeten zoeken in vergelijking met hun hoogopgeleide autochtone studiegenoten. Minister, u was van plan een campagne uit te rollen na de zomervakantie. Wanneer zal dat precies gebeuren? Ik ben in blijde verwachting.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, wanneer het gaat over de tewerkstelling van personen met een migratieachtergrond, is er inderdaad het competentievraagstuk waarbij het dan gaat over laaggeschoolde ongekwalificeerde jongeren. In Antwerpen is er een ongekwalificeerde uitstroom van 28 procent waaronder een meerderheid jongeren met een migratieachtergrond. Ik zal dat probleem dan ook zeker niet minimaliseren, integendeel. Maar daarnaast is er de tewerkstellingskloof tussen allochtone en autochtone hooggeschoolden, en die is groter dan bij laaggeschoolden, wat een groot probleem is. Wij motiveren iedereen om een diploma te halen, maar wanneer blijkt dat ze ook dan moeilijker aan werk geraken dan diegenen die bij wijze van spreken hun plan trekken, dan zijn dat eigenlijk de meeste demotiverende rolmodellen. Broers en zussen van iemand die een diploma behaalt maar dan thuis zit, zullen nog meer gefrustreerd geraken. Minister, hebt u daar een specifieke aanpak voor? U legt immers heel sterk de nadruk op competentieontwikkeling, maar wordt er ook aandacht besteed aan diegenen die heel competent zijn?
De heer Annouri had het over een campagne. Ook ik ben benieuwd naar de vooruitgang op dat vlak.
Heeft VDAB, om het probleem beter in kaart te brengen, een zicht op de mate waarin werkgevers profielen aanklikken? Dat lijkt me zeer interessant. Een nieuw wervingskanaal is LinkedIn, maar dan gaat het vaak over hooggeschoolden. LinkedIn profileert zich door te zeggen dat zij zelfs in beeld kunnen brengen wie geïnteresseerd is in een bepaald profiel. Dat is een moderne matching. VDAB zet zeer sterk in op digitalisering en heeft in principe wel de informatie, maar dit is een vorm van databeheer waarmee we kunnen zien in hoeverre bepaalde groepen weinig of opvallend minder worden aangesproken door de werkgevers. Op die manier kan men dan ook gerichter aan de slag met die werkzoekenden.
De heer Ronse heeft het woord.
De tewerkstelling van allochtonen is een thema dat ook onze fractie heel erg bezighoudt, om dezelfde redenen als de andere fracties.
Minister, ik ben blij dat u zegt dat er geen gerichte loonkostverlaging komt voor allochtonen. Dat zou heel stigmatiserend zijn. Een loonkostverlaging zoals in het doelgroepenbeleid is voor een deel een compensatie voor een verlaagd rendement. Jongeren, laaggeschoolden en middelgeschoolden moeten immers nog wat ervaring opdoen. Ook voor mensen met een handicap en ouderen is dat evident omdat zij nog een aantal skills moeten bijleren. Dat is niet het geval bij allochtonen, zij hebben geen verlaagd rendement omdat zij allochtoon zijn. Dat is een belangrijk verschil.
Een van de belangrijkste hervormingen van het banenpact – de heer Hofkens noemde de minister ‘Philippe de hervormer’ – is dat er komaf is gemaakt met die stigmatisering en dat er volop wordt ingezet op competenties en tijdelijke werkervaring. Voor laag- en middelgeschoolde allochtonen kijk ik uit naar het resultaat van de tijdelijke werkervaring vanaf 2017. Voor hooggeschoolde allochtonen deel ik het sentiment dat de heer Annouri en mevrouw Kherbache hebben uitgedrukt. Vanuit deze commissie moeten we uitkijken naar het project waar de minister naar heeft verwezen: @level2work.
Dit is een heel moeilijk thema. Vlaanderen is nu bevoegd voor werk, maar ook het federale niveau heeft daar vroeger altijd mee geworsteld. Er bestaan dan ook geen wonderoplossingen voor. Ik meen echter dat we de goede richting uitgaan. Ik kijk dan ook uit naar het @level2work-verhaal.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik ben blij met de vraag en met het antwoord. De heer Annouri had het over de ongekwalificeerde uitstroom, dat is bij deze groep bij uitstek een zeer belangrijk probleem. Ik wil echter even stilstaan bij de taalproblematiek en de manier waarop VDAB daarmee omgaat.
Minister, u hebt me deze week nog een interessant antwoord bezorgd op een schriftelijke vraag over het taalniveau bij onze werkzoekenden. Er zijn ongeveer 35.000 werkzoekenden in Vlaanderen die geen of een beperkte kennis hebben van het Nederlands. Ik weet dat VDAB inspanningen doet en dat er in theorie geen wachtlijsten zijn maar ik stel wel vast dat 35.000 mensen jaar in jaar uit over geen of een beperkte kennis van het Nederlands beschikken. Dit is de grootste groep die leidt tot een stijging bij de langdurig werkzoekenden. Vraag is dan ook of VDAB de lat niet te laag legt wanneer het gaat over de kennis van het Nederlands. Moeten we daar geen extra actie ondernemen? VDAB organiseert zelf steeds minder taalopleidingen, er wordt wel samengewerkt met de centra voor basiseducatie maar we zien ook dalende slaagcijfers voor die taalopleidingen van VDAB. Ik denk dat het hoog tijd is voor een grondige analyse van het beleid inzake kennis van het Nederlands vanuit VDAB, samen met alle partners die ter zake actief zijn. In het regeerakkoord stond ook uitdrukkelijk vermeld dat werk zou worden gemaakt van een screening van alle werkzoekenden wat de kennis van het Nederlands betreft.
Uit die cijfers die u me hebt gegeven, blijkt duidelijk dat men de problematiek in kaart kan brengen. Die 35.000 mensen zijn dus gekend. Alleen denk ik dat we iets meer moeten doen om die kennis van het Nederlands op een hoger niveau te brengen, wat noodzakelijk is op onze arbeidsmarkt. Anders dreigen we het probleem alleen maar groter te maken in de toekomst.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, uw vraag is natuurlijk heel omvattend. Dit kan niet in de gauwte in een antwoord op een vraag om uitleg van een collega worden meegenomen. Op zich is dat echter geen probleem. Ik zal uw opmerkingen zeker meenemen. Eerlijk gezegd, taalopleiding lijkt te veel het klassikale. Heel de opleiding op de werkvloer, waarbij een vak leren met Nederlands leren wordt gecombineerd, is natuurlijk gericht op het aanleren van een bepaalde taal, de taal om een job te kunnen doen. Dat is ook mijn rol. Dat is wat VDAB moet doen. Het aanleren van de taal op zich is niet meteen de rol die wij moeten spelen. Het is altijd in functie van werk. Ik neem uw opmerkingen echter mee en zal bekijken op welke manier we daarop een antwoord moeten en kunnen geven.
Mijnheer Annouri, wat de perceptie betreft, ik besef dat zeker ten volle. De uitrol van de campagne inzake diversiteit en discriminatie zou nog in het najaar van dit jaar starten. Ik heb geen exacte datum. Ook denk ik dat u weet dat ik besprekingen heb met de vakbonden om te bekijken hoe we een aantal van de projecten die er in het verleden waren, een upgrade kunnen geven. Een van de voorstellen die ik al heb zien passeren, gaat ook over de vraag hoe we iets kunnen doen met de perceptie, ook op de werkvloer, over het van een andere afkomst zijn. Ook in de hervorming van Jobkanaal die ik heb gedaan, zitten er elementen met betrekking tot die perceptie. Dat aspect zit dus wel ergens in alle projecten die er zijn. Ik ben het ermee eens dat allochtoon zijn op zich helemaal niet het probleem is. Wat nog wel een probleem is, is de perceptie die allochtoon zijn bij sommige werkgevers heeft. Daar willen we dan ook altijd aan werken. Ik dacht dat ik dat ook had meegenomen in het antwoord.
Mevrouw Kherbache, met betrekking tot die hooggeschoolden is nu inderdaad het project @level2work gestart. We zullen zien hoe dat loopt en welke lessen we daaruit kunnen trekken voor de toekomst. Ik weet niet of VDAB er een zicht op heeft wie werkgevers aanklikken. Ik zal dat navragen. Ik vraag me echter ook af wat men wel of niet kan doen in het kader van de privacy. We moeten dat dus toch wel wat breder bekijken, maar ik zal dat in elk geval meenemen en bekijken.
Mijnheer Ronse, ik ben het natuurlijk eens met uw opmerking dat het stigmatiserend zou zijn, mocht men daar een doelgroepkorting aan gaan geven. Ik vind dat ook.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik denk dat we mogen concluderen dat we allemaal de bezorgdheid delen, en dat we ook beseffen dat het een hele uitdaging zal zijn, maar dat we toch op dezelfde golflengte zitten. Minister, u hebt uw visie hier ook duidelijk weergegeven. Voor ons is bij de aanpak het volgende heel cruciaal. Maatwerk is heel belangrijk. Het is ook cruciaal dat men verder inzet op de mindswitch. Er is uiteindelijk ook het kwalitatief luik van het banenpact. We mogen inderdaad niet aan doelgroepdenken doen, maar moeten daar maximaal op inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.