Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de geringe werkzaamheidsgraad van vluchtelingen
Vraag om uitleg over de tewerkstelling van erkende vluchtelingen op de Vlaamse arbeidsmarkt
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, als we kijken naar de agenda, heb ik tijdens deze zomer blijkbaar heel veel aan u gedacht. Ik veronderstel dat dat een goede zaak is. Zomer of geen zomer, de arbeidsmarkt verdient non-stop onze aandacht.
We zijn het er allemaal over eens dat de beste manier om te integreren is ervoor te zorgen dat men een job heeft. Dat is meteen een van de moeilijkere uitdagingen voor deze mensen, die vaak totaal ontheemd naar hier komen en veelal de taal niet machtig zijn. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de werkzaamheidsgraad relatief laag is.
VDAB levert uiteraard al heel wat inspanningen om deze mensen aan het werk te helpen. Sinds april 2016 werden de gevolgen van de grote toestroom van vluchtelingen en asielzoekers tastbaar bij VDAB. Die is dan ook niet bij de pakken blijven zitten en had een actieplan klaar.
De federale staatssecretaris voor Asiel en Migratie is eveneens van oordeel dat de werkzaamheidsgraad voor vluchtelingen beter kan. Dat is ook de reden waarom hij met de minister in juli 2016 een akkoord gesloten heeft om een campagne op te zetten in de opvangcentra.
Staatssecretaris Francken heeft uitgerekend dat amper 3,6 percent van degenen die in een asielcentrum van Fedasil verblijft, werk heeft. Van de asielzoekers die in het opvangcentrum van het Rode Kruis in Helchteren – het grootste van Vlaanderen – verblijven, was in juli zelfs niemand aan de slag. Wie in een asielcentrum verblijft en werkt, moet trouwens ook een deel van zijn loon afstaan voor de ondersteuning van de opvang.
Minister, welke meerwaarde heeft het akkoord dat u hebt gesloten met de staatssecretaris voor Asiel en Migratie? Welke concrete modaliteiten worden bepaald in dit akkoord? Wat is de timing, de concrete aanpak en de objectieven? Kunt u hierover wat duiding geven? Op wie wordt deze campagne precies gericht? Is dat enkel op de vluchtelingen of ook op de opvanginstanties? In welke taal wordt de campagne gevoerd? Wie draagt de kosten van deze campagne? Is het de bedoeling dat de campagne eenmalig wordt opgezet of gaat het om een project dat structureel wordt ingepast bij het begeleiden en opvangen van vluchtelingen en asielzoekers?
Ik ga nu over tot mijn tweede vraag om uitleg.
Minister, uit een persbericht van VDAB van 9 september 2016 blijkt dat na één jaar 33,3 procent van de vluchtelingen een job gevonden heeft. Na drie jaar stijgt dat percentage naar 44,5. Dat is geen enorme stijging, maar op zich hoeft dat niet noodzakelijk zeer slecht nieuws te betekenen, aangezien het niet onlogisch is dat ze voor het vinden van een job en het opdoen van de juiste kwalificaties en verwerven van de taalkennis enige tijd nodig hebben. Per slot van rekening zijn zes op de tien vluchtelingen die recent in België zijn aangekomen laaggeschoold.
Daartegenover staat dan weer dat er ook heel wat technische profielen onder de vluchtelingen zitten die vlot inzetbaar zouden moeten zijn voor knelpuntberoepen. Onrustwekkender is wel dat ze daarna uit het zicht van de arbeidsbemiddeling verdwijnen, waardoor ruim de helft in het illegale arbeidscircuit of de langdurige werkloosheid dreigt te belanden. Daarnaast is het ook niet meteen hoopgevend dat de stijging tussen het eerste en derde jaar werkloosheid zo gering is, te meer omdat een aantal onder hen ook terechtkomen in gesubsidieerde banen.
VDAB heeft heel wat middelen heeft gekregen om de toevloed van vluchtelingen en asielzoekers op te vangen. Er werd 7,5 miljoen euro vrijgemaakt, onder meer, en heel belangrijk, voor de aanwerving van 35 extra mensen, die konden helpen met het wegwerken van de grootste barrières, zoals taal en de bemiddeling.
Van VDAB komen er wel positieve geluiden. Zo wordt benadrukt dat men de indruk heeft dat er steeds meer asielzoekers met een job zijn. Men gaat dus de goede richting uit. Ze zouden ook stilaan meer zelf op zoek gaan naar werk. Een pluspunt is ook dat de asielzoekers jonger zijn dan vroeger, en dus flexibeler en meer kneedbaar. Op die manier kan VDAB hen gemakkelijker begeleiden naar een knelpuntberoep.
Minister, wat zijn de belangrijkste struikelstenen binnen VDAB en het actuele werkgelegenheidsbeleid die lijken te verhinderen dat vluchtelingen en asielzoekers aan een job geraken? Welke bijkomende mensen, middelen en projecten werden concreet ingezet voor de activering en bemiddeling naar een job? Hoe evalueert u die initiatieven in het licht van de mindere tewerkstellingscijfers? Hoe valt te verklaren dat de helft na drie jaar in de langdurige werkloosheid of illegaliteit op de arbeidsmarkt verzeild geraakt? Hoe valt dit te rijmen met het maatwerk dat VDAB en u toch hoog in het vaandel voeren? Wat doet VDAB als iemand van de radar verdwijnt en in het illegale arbeidscircuit terecht dreigt te komen? In welke mate slaagt VDAB erin om de technische profielen toe te leiden naar de knelpuntberoepen? Welke eventuele bijsturingen zult u doorvoeren aan uw beleid met het oog op een snellere en grotere tewerkstelling van vluchtelingen en asielzoekers?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik moet toegeven dat ik in een beperktere mate aan u heb gedacht tijdens de zomervakantie. Of dat al dan niet een goede zaak is, laat ik in het midden. Ik heb alleszins een vraag die aansluit bij die van mevrouw Talpe.
We weten sinds mei dat VDAB verwacht dat dit jaar ongeveer 10.000 erkende vluchtelingen een jobaanvraag zullen indienen. Eerder communiceerde VDAB ook dat er in 2015 553 erkende vluchtelingen een job hebben gezocht, zich hebben ingeschreven bij VDAB. Slechts een kwart van dat aantal is doorgestroomd naar een job.
Mevrouw Talpe heeft het gehad over de nieuwe cijfers voor september waaruit een vooruitgang blijkt, maar wanneer we de lijn doortrekken naar de totale groep van tienduizend, blijft er nog een grote restgroep waarop moet worden ingezet.
Intussen heeft de VDAB een actieplan opgezet om erkende vluchtelingen aan het werk te krijgen, maar toch blijkt dat deze mensen bijzonder moeilijk hun weg vinden naar de Vlaamse arbeidsmarkt.
Minister, u hebt afgelopen zomer een opmerkelijke uitspraak gedaan, maar u hebt nadien ook gezegd dat u er alles aan zou doen om erkende vluchtelingen aan het werk te helpen. Veel vluchtelingen weten vandaag niet waarnaartoe en hebben het gevoel van het kastje naar de muur te worden gestuurd. In plaats van elkaar te bekampen op het politieke vlak zouden we beter alle constructieve en productieve ideeën omarmen om zoveel mogelijk vluchtelingen aan het werk te helpen. Mijn partij heeft afgelopen zomer dan ook het constructieve idee gelanceerd van een centraal integratiepunt. In Duitsland bestaan deze integratiepunten al langer en bewijzen ze dat ze de integratie van vluchtelingen veel sneller en efficiënter doen verlopen.
Ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) verwijst er expliciet naar in zijn advies, en zegt dat het PeRF-programma (Perspective für Flüchtelinge) van de Integration Points in Noordrijn-Westfalen tot inspiratie kan dienen. Ter verduidelijking, dit programma is gericht op alle vluchtelingen van wie permanent verblijf waarschijnlijk is. Het is een twaalfwekenprogramma gericht op het in contact brengen van vluchtelingen met de arbeidsmarkt en het bevat onder meer lessen over hoe de arbeidsmarkt in Duitsland werkt, een analyse van hun competenties, een gespecialiseerde taalopleiding en assistentie bij hun kandidaatstelling voor een job.
Minister, ik ken u niet als een politicus die grove en scherpe uitspraken doet. Ik was dan ook verbaasd te lezen dat u verwees naar vijfhonderd herders. U hebt dat nadien proberen recht te treken. Ik ben benieuwd naar uw terugblik op die uitspraak. Wat bedoelde u daar precies mee? Kunt u daar wat toelichting bij geven?
Hebt u intussen al een beter zicht op de exacte profielen van de erkende vluchtelingen die zich inschrijven bij VDAB? Welke extra initiatieven hebt u al ondernomen om erkende vluchtelingen snel en efficiënt te integreren op de arbeidsmarkt? Is dit volgens u voldoende?
Welke extra initiatieven zult u nemen om de verwachte toestroom aan vluchtelingen op de Vlaamse arbeidsmarkt op te vangen? Bent u van mening dat de contacten tussen de verschillende diensten die vluchtelingen begeleiden voldoende vlot verlopen, bijvoorbeeld tussen OCMW en VDAB?
Hoe staat u als minister van Werk tegenover het idee van één centraal integratiepunt dat mijn partij deze zomer naar voren schoof om de versnippering tegen te gaan en erkende vluchtelingen sneller te integreren?
Is het niet opportuun om dit idee dat duidelijk vruchten afwerpt in Duitsland op zijn minst in overweging te nemen in plaats van het weg te zetten als een betutteling van de steden en gemeenten zoals minister-president Bourgeois eerder deed?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, de intentieverklaring die ik afsloot met staatssecretaris van Asiel en Migratie, Theo Francken, geeft een richtinggevend werkkader aan de VDAB en Fedasil. Die verklaring beoogt de snelle en plaatsingsgerichte activering van asielzoekers. Regionaal betekent dit dat via hechte samenwerking asielzoekers, subsidiair beschermden en erkende vluchtelingen sneller worden geïnformeerd, doorverwezen, en gemobiliseerd in functie van mogelijke tewerkstelling.
De intentieverklaring vertaalde zich in een ontwerp van samenwerkingsovereenkomst tussen Fedasil en VDAB, dat in oktober op de raden van bestuur van beide organisaties ter goedkeuring zal worden voorgelegd. De samenwerkingsovereenkomst biedt duidelijkheid over gezamenlijke doelstellingen en concrete acties die worden verwacht van de medewerkers van Fedasil, zijn partners in de opvang en VDAB.
Eenduidige en eenvoudige procedures en gedigitaliseerde methodes faciliteren de samenwerking en zorgen ervoor dat doorverwijzing, activering en opvolging door monitoring efficiënt en effectief kunnen verlopen. Er is een infocampagne met een handleiding voor doorverwijzers, een online boekingssysteem voor intake en screening en een monitoringcomité dat instaat voor de evaluatie, bijsturing en opvolging. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar de samenwerking tussen een regionaal orgaan, VDAB en een federaal orgaan is dat zeker niet altijd.
De campagne wordt gericht op al wie mag en kan werken. Het gaat dus om erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden, en om asielzoekers met een arbeidskaart C. Het richt zich op alle opvangcentra en lokale opvanginitiatieven in Vlaanderen. De campagne is meertalig, maar opgesteld conform de Vlaamse taalwetgeving en de huisstijl van de Vlaamse overheid. We hebben er dus voor gezorgd dat we aan de taalwetgeving voldoen, maar ook dat die mensen die onze taal nog niet of onvoldoende kennen, de informatie in hun eigen taal krijgen.
De infocampagne wordt gedragen door VDAB. Dit is conform zijn opdracht en zoals alle andere infocampagnes gericht op werkzoekenden en werkgevers, kortom op ‘werken in Vlaanderen’. Voor de rest dragen VDAB en Fedasil de kosten voor hun eigen acties die aansluiten bij hun opdracht.
Het VDAB-actieplan ‘integratie via werk’ en de daarmee gepaard gaande snelle activering is een duidelijke beleidskeuze en wordt structureel ingebed in het bemiddelingsaanbod van anderstalige werkzoekenden. De samenwerkingsovereenkomst met Fedasil is voor onbepaalde duur, met de mogelijkheid tot opzegging. Dit geeft aan dat men vanuit de opvangcentra ook wil gaan voor een structurele samenwerking.
Mijnheer Annouri, u peilt naar mijn engagement om die groep van erkende vluchtelingen aan het werk te helpen. Nu, ik kan u zeggen dat we met het beleid van integratie via werk dat VDAB voert, heel uitgesproken gaan voor een snelle bemiddeling naar werk, als het kan met korte trajecten. We doen dat voornamelijk via samenwerking. Dat is wel belangrijk. Het gaat om samenwerking met de opvangcentra, zoals daarnet ook al is gebleken, en samenwerking met het Agentschap Integratie en Inburgering, maar ook om samenwerking met bedrijven en sectororganisaties.
Misschien is het toch ook eens nuttig om wat historische cijfers te geven over de uitstroom van inburgeraars. Ik denk dat dat voor u beiden toch wel een goed beeld kan geven. Momenteel vindt van de totale doelgroep 24 procent werk na zes maanden, 33 procent na een jaar, 42 procent na twee jaar en 44 procent na drie jaar. Na drie jaar heeft 44 procent dus werk gevonden en is 29 procent nog op zoek naar werk. De overige 27 procent is niet meer op zoek naar werk. Zij zitten dus niet meer bij VDAB, om het zo te zeggen. Dat kan echter zijn – en het lijkt me toch goed om dat mee te geven – omdat hun verblijfsstatuut niet werd verlengd, omdat ze medisch-mentaal nog niet geschikt zijn voor de arbeidsmarkt of door een keuze voor gezinsuitbreiding of een studietraject. Er zijn heel veel mogelijke redenen waarom die laatste 27 procent niet langer werkzoekend is.
Die tewerkstellingscijfers werden ook genoemd door de vraagsteller. Ik wil er toch op wijzen dat 71 procent van de anderstalige nieuwkomers na drie jaar uit VDAB uitstroomt. Aangezien VDAB door haar decretale opdracht uitgeschreven werkzoekenden – dus die 27 procent die uitstroomt, maar niet werkt – niet verder opvolgt, kunnen we die ook niet verder in kaart brengen. De redenen zijn divers, zoals aangegeven. Met betrekking tot de 29 procent die na drie jaar nog steeds werkzoekend zijn, kan ik u meegeven dat die profielen soms echt nood hebben aan een langer traject, onder andere wegens analfabetisme, traumaproblemen of beperkte leervaardigheden. Het is heel vaak zo dat die werkzoekenden nog niet klaar zijn voor de arbeidsmarkt, en ook niet voor alternatieve tewerkstelling die meer aangepast is voor hen. We moeten ter zake inzetten op trajecten, en dat is maatwerk, zoals u wel zult verstaan.
Mevrouw Talpe, u vroeg ook wat VDAB doet als iemand van de radar verdwijnt en in het illegale circuit zou kunnen terechtkomen. Zolang ze ingeschreven zijn bij VDAB, kunnen we hun beschikbaarheid op de arbeidsmarkt natuurlijk volgen. Bij een vermoeden van tewerkstelling in het illegale circuit neemt VDAB de gepaste controlemaatregelen in het kader van het rechten- en plichtenbeleid. VDAB volgt uitgeschreven werkzoekenden natuurlijk niet verder op. Dat is ook niet de job van VDAB. De opvolging met betrekking tot het illegale arbeidscircuit is de opdracht van de sociale inspectie. Daar kunnen wij als Vlaamse overheid dus niet meteen iets aan doen.
Mijnheer Annouri, u vroeg ook of ik een zicht heb op de profielen van de vluchtelingen die ingeschreven zijn bij VDAB. Ik zal u wat algemene cijfers geven. Wat gender betreft, gaat het om 60 procent mannen en 40 procent vrouwen. Wat leeftijd betreft, behoort 80 procent tot de leeftijdsgroep van de 25- tot 54-jarigen, terwijl 18 procent jonger zijn en 2 procent 55-plussers zijn. Wat scholingsgraad betreft, is 43 procent laaggeschoold, 32 procent middengeschoold en 25 procent hooggeschoold. Bij de inschrijving bij VDAB heeft die werkzoekende aangegeven in welk beroep hij of zij aan de slag zou willen gaan. Dat kan anders zijn dan de verklaring die ze hebben afgelegd bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Toen ging het veeleer over het beroep dat ze uitoefenden in het thuisland. Dat verschil is er dus.
Ik heb een tabel bij me met de tien belangrijkste beroepen van de instromers vanaf januari 2015 tot en met eind juli 2016. Ik zal ze aan het commissiesecretariaat overmaken. Daarbij wordt ook telkens vermeld om hoeveel het gaat en of dat een knelpuntberoep is of niet. Als je die tabel bekijkt, dan zul je zien dat je prioriteiten en bemiddelingsacties aan doelgroepkenmerken kunt proberen te koppelen. Mevrouw Talpe, u vroeg in welke mate VDAB erin slaagt om zij die een meer technisch profiel hebben, toe te leiden naar knelpuntberoepen. Het is natuurlijk zo dat de VDAB-bemiddelaars steeds op korte en als dat kan ook op wat langere termijn proberen te bemiddelen en te oriënteren. Bij het kortetermijnplan kijkt men natuurlijk meteen naar kansen op de arbeidsmarkt en de mogelijkheden om die mensen via snelle bemiddeling daar te brengen. Dan kom je automatisch terecht bij de knelpuntberoepen. Als aanwezige technische competenties aansluiten bij die knelpuntberoepen, dan is dat meteen duidelijk. Indien dat niet zo is, dan zet men in op werkplekleren met integrale coaching en taalcoaching. Dat laatste is heel vaak nodig.
Ik kan u ook zeggen dat bedrijven die een vacatureaanbod van knelpuntberoepen hebben, gewoonlijk ook heel willig zijn om samen te werken met VDAB om die openstaande vacatures in te vullen en aan werkplekleren te doen. Zij bieden dan ook heel wat mogelijkheden aan VDAB voor die profielen. Daar zijn ook onze eerste successen te vinden, dus het percentage waarbij dat al is ingevuld. Eigenlijk is het fantastisch dat men op zo’n korte termijn al mensen die zijn gevlucht en de taal heel vaak niet kennen, aan werk heeft geholpen.
Wat mijn uitspraak in de zomer betreft, wil ik eerst en vooral zeggen dat u het hele interview in Knack moet lezen. Dan zie je dat dat helemaal niet stigmatiserend was bedoeld. Als je natuurlijk alleen die zin eruit haalt, wat een krant heeft gedaan, en die zin tweet of in de krant zet, dan geeft dat natuurlijk een heel andere indruk. Mijn boodschap was dat ik geen vijfhonderd herders als herder in Vlaanderen kan gebruiken. Dat is niet stigmatiserend. Ik heb er ook meteen bij gezegd dat we zullen bekijken hoe we die herders op basis van competenties en talenten wél kunnen inzetten op onze arbeidsmarkt.
Dat is helemaal niet stigmatiserend bedoeld. Het kwam ook niet zo over als je het hele artikel leest. Ik mag toch vragen om het artikel in zijn geheel te bekijken? Mijn uitspraak was dat die herder hier op korte termijn in de job die hij gewoon was te doen, geen werk zal vinden. Als de herder door VDAB kan worden omgeschoold tot bijvoorbeeld lasser, dan zal hij hier op langere termijn wel een job vinden. We zullen daar, net als voor alle andere werklozen, alle werk voor doen. Ik ben blij dat u ernaar vraagt. Knack had dit eerst zelf ergens gepost, maar ze hebben dat dan verwijderd omdat ze zelf vonden dat het uit de context was gerukt.
U vraagt beiden welke initiatieven ik al ondernomen heb om vluchtelingen te bemiddelen naar een job en welke middelen daartoe werden ingezet. VDAB kon 35 bemiddelaars extra aanwerven en die zijn ingezet op het screenen, activeren en begeleiden en bemiddelen naar werk. Via een aantal ESF-oproepen werd specifiek ingezet op de noden in Antwerpen en Gent, op activering richting zelfstandig ondernemerschap en op de verhoogde instroom van jongeren. Het Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie zorgde dan weer voor extra middelen voor begeleiding van hoogopgeleide anderstaligen. Ik kom daar straks op terug.
Er werd door VDAB in de eerste plaats ingezet op samenwerkingsovereenkomsten. Met VVSG volgt eveneens een samenwerkingsovereenkomst. Er zijn nu wel al praktische afspraken en gezamenlijke acties met lokale besturen en OCMW’s. De werkwijze is dat er wordt vertrokken vanuit bepaalde noden en praktisch organisatorische mogelijkheden, de regiorealiteiten en het efficiënt aanwenden van middelen en medewerkers.
Mevrouw Talpe, u vroeg naar de struikelstenen die die mensen ondervinden. Ik zal er twee noemen die zeer dicht bij de arbeidsmarkt staan. De eerste is taal, wat u niet zal verbazen. In het kader van het VDAB-beleid ‘Integratie via werk’ wordt er meer ingezet op geïntegreerde trajecten werk en taal, waarbij de taal wordt geleerd op de werkvloer. Heel wat laaggeschoolde vluchtelingen beheersen geen enkele contacttaal. Dat staat dan een snelle bemiddeling in de weg. 43 procent van de groep is lager- of ongeschoold. Dat betekent dat er bij hen prioritair dient gewerkt te worden aan het verwerven van de Nederlandse taal, algemene en technische competenties.
Een tweede struikelsteen is dat we initieel niet weten waar die mensen zullen terechtkomen. Het opvangcentrum is de basis, maar daarna kunnen ze vrij kiezen waar ze gaan wonen. Dat kan soms zorgen voor wat vertraging bij snel te bemiddelen profielen. De samenwerkingsovereenkomst met Fedasil en de doorverwijzingsmogelijkheden naar het CAW komen hieraan tegemoet. We proberen op deze manier een beter zicht te krijgen op wie waar terecht zal komen. Die mensen zullen vooral graag een job hebben dicht bij huis.
Wat betreft extra initiatieven om de verwachte toestroom op te vangen of bijsturingen aan het huidige beleid verwijs ik naar het plan ‘Integratie via werk’ van VDAB. We vatten daar op een bevattelijke manier samen wat we gaan doen en hoe we dat zullen aanpakken. Dit plan is gebaseerd op de adviezen van de Commissie Diversiteit van de SERV en wordt in de sector enthousiast onthaald. De strategisch-tactische en operationele doelen worden helder en SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden) geformuleerd.
Dit brengt mij tot de vraag van de heer Annouri over het idee van een centraal integratiepunt. Het VDAB-plan ‘Integratie via werk’ steunt op partnerschappen en nieuwe of vernieuwde samenwerkingsovereenkomsten met de alle partners zoals het Agentschap Integratie en Inburgering, Fedasil, de VVSG, en ook Onderwijs en Welzijn kunnen daarbij worden betrokken. De doelstelling is heel duidelijk: snelle herkenning van de mogelijkheden van de mensen in functie van integratie en tewerkstelling. Deze organisaties organiseren zich hiertoe zo functioneel mogelijk. Zij kunnen, de regionale realiteit in acht nemend, het beste constateren welke werkpunten gezamenlijk geïnstalleerd worden. Er zijn zowel virtuele als fysieke mogelijkheden om de samenwerking hecht te maken. Een aparte structuur daarbovenop opzetten, zou ik niet doen. De samenwerking loopt goed en VDAB neemt er duidelijk zijn rol in op. Ik kan u bevestigen, mijnheer Annouri, dat de samenwerking tussen VDAB en OCMW goed verloopt. Er is regelmatig overleg op het niveau van de VVSG. Er werden zowel centraal als plaatselijk, afspraken gemaakt met betrekking tot activering en doorverwijzing van vluchtelingen, subsidiair beschermden en asielzoekers, vanuit zowel de dienstverlening als wat betreft de lokale opvanginitiatieven. De VDAB-netwerkmanagers hebben prioritair en maximaal ingezet op deze samenwerking.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord. U had gisteren tijdens de plenaire zitting al geduid dat het antwoord lijvig zou zijn, en terecht. Het is geruststellend te vernemen dat er vanuit allerlei invalshoeken wordt ingezet op integratie en optimale activering. Ik vind het belangrijk dat we een overzicht hebben gekregen en gehoord hebben wat de visie is van VDAB en uzelf. We kunnen daar mee over nadenken.
Het is positief dat de intentieverklaring leidt tot een samenwerkingsakkoord. Dit komt in oktober op tafel. Het is heel goed dat VDAB en Fedasil nauw zullen samenwerken. Het is ook belangrijk dat er een duidelijke doelstelling is en dat daar concrete acties aan worden gekoppeld: informeren, doorverwijzen, mobiliseren, digitalisering. Het is verder van belang dat dit toegankelijk en laagdrempelig is voor iedereen en dat alle actoren van de arbeidsmarkt erbij worden betrokken. U hebt dat ook geduid. Ik kijk dan ook uit naar het verslag van de evaluatie en de monitoring van de uitwerking van het samenwerkingsakkoord.
Het is te begrijpen dat er heel wat randproblematieken zijn. Er is intense begeleiding en maatwerk nodig. Taal is heel belangrijk, maar ook het omgaan met cultuur, relaties met collega’s en toezichtrelaties. Dat is allemaal niet zo eenvoudig. Ik was dan ook niet verbaasd over de 44,5 procent, maar we moeten wel alert blijven. Ik verneem dat het voor de overige groep fiftyfifty is: de helft is nog ingeschreven bij VDAB en de andere helft is illegaal of is een gevolg van de gezinssituatie of het volgen van een opleiding. Ik ben blij dat u dit wat hebt genuanceerd.
Het moet ons streven zijn om zoveel mogelijk vluchtelingen aan het werk te krijgen. Dat is niet eenvoudig. Enerzijds zijn er de laaggeschoolden die we misschien gemakkelijker knelpuntberoepen kunnen toewijzen. Anderzijds zijn er de hooggeschoolden. Het advies van de Commissie Diversiteit van het VESOC behandelt dit expliciet. Er zijn heel wat opportuniteiten. Het is goed te vernemen dat bij VDAB de insteek van de knelpuntberoepen wordt meegenomen.
Wat betreft het actieplan van VDAB, is er al zicht op het aantal vluchtelingen of asielzoekers dat in wacht staat om gescreend te worden? In welke sectoren gaan deze mensen vooral aan de slag?
De private arbeidsbemiddelaars zoals uitzendkantoren of ondernemingen die met laaggeschoolden werken, zoals dienstenchequebedrijven, kunnen hier ook een belangrijke rol in spelen. Daar is de taak vaak uitvoerend en kunnen laaggeschoolden er gemakkelijk terecht. Basiskennis van de taal is er vaak ook voldoende. Wat is uw idee over het betrekken van die private arbeidsbemiddelaars?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u eveneens voor uw uitgebreid antwoord. We wisten inderdaad gisteren al dat er een serieus en goed onderbouwd antwoord zou komen.
Ik heb de vraag over uw uitspraken gesteld omdat ik benieuwd was naar uw uitleg. Ik wou u de kans geven om het te verduidelijken. Ik schrok toen ik dat zag en ik heb het interview ook helemaal gelezen. Ik zag ook op Twitter dat u meteen tegengas begon te geven. U vond dat het niet kon dat de uitspraak zo werd gekaderd. Het is belangrijk dat we in de huidige tijden met de vluchtelingen die op onze arbeidsmarkt terechtkomen en het maatschappelijke klimaat onze woorden wikken en wegen. We moeten ze op zijn minst duiden als ze verkeerd worden geïnterpreteerd of geframed. Daarom wou ik u deze kans geven. Dat is voor mij een belangrijke zaak.
Ik dank u verder voor alle verduidelijkingen over de profielen, de opleidingsgraad en dergelijke. Ik kijk ook uit naar de bijlage die u zult meegeven over de top tien van jobs of sectoren waarin ze willen terechtkomen.
U zegt dat virtueel en in real life de diensten goed samenwerken. U vindt een aparte structuur erbovenop overbodig. De SERV geeft zelf aan dat er wel wat inspiratie te halen valt. Het gaat niet zozeer over de samenwerking, maar wel over duidelijkheid en transparantie. Werkzoekende erkende vluchtelingen en mensen die waarschijnlijk permanent in ons land zullen kunnen blijven, vinden het vaak heel moeilijk om te weten waar ze naartoe moeten gaan. Ze hebben af en toe het gevoel dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd. Heel veel instanties leveren goed werk en veel mensen zijn bereid en hebben goesting om te werken. Het zou dan ook heel jammer zijn als daar een miscommunicatie tussen was. Hebt u er zicht op hoe erkende vluchtelingen het aanbod zelf ervaren? Vinden ze dat er duidelijkheid is? Via een klantentevredenheidsenquête zouden we kunnen weten of onze inspanningen de mensen bereiken.
De heer Ronse heeft het woord.
Mijn fractie deelt de bezorgdheden die zijn geuit door beide vraagstellers. Het is heel belangrijk dat erkende vluchtelingen perspectief krijgen op werk. Dat is belangrijk omwille van drie redenen. Ten eerste is het belangrijk voor de integratie. Het is ook belangrijk voor de welvaart. Het biedt ondernemers de opportuniteit om de juiste mensen te vinden en er wordt meer bijgedragen aan de sociale zekerheid. Ten derde draagt het ook bij tot het welzijn van die mensen, hun eigenwaarde en zelfrespect.
Het is ongezien hoe snel Vlaanderen vanuit de overheid, de minister en zijn collega’s de machinerie in gang hebben gezet. De turbo is in gang gezet: 35 mensen extra bij VDAB, een samenwerkingsakkoord met Theo Francken dat voor mij voor een stuk de rol van het integratiepunt vervult. Dat is de one stop shop. We doen meer dan in Duitsland. We gaan zelf met VDAB naar de opvangplaatsen. Daarnaast is er ook samenwerking met de steden en gemeenten. Mijnheer Annouri, u deed wat smalend over de visie van minister-president Bourgeois op steden en gemeenten. In Kortrijk werkt het OCMW fantastisch samen met VDAB. Ze spelen een goede rol in activering. We moeten daar met respect naar kijken. Ik kijk ook uit naar de evaluatie.
Collega’s, de turbo en de hele machinerie is pas aangezet. Het samenwerkingsakkoord is pas in juli gesloten. De negentien vragen die vandaag op tafel liggen, worden volgens mij iets te vroeg gesteld. Ik denk dat we pas over een zes of zeven maanden echt kunnen nagaan wat werkt, wat niet werkt. Dan zullen we zien hoe het verder kan verlopen.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ook mijn fractie hecht heel veel belang aan alle inspanningen die gebeuren om asielzoekers en erkende vluchtelingen aan het werk te helpen. De meerwaarden daarvan werden daarnet al aangegeven. Het gaat zowel om professionele als sociale integratie.
Een belangrijke actor in de hele begeleiding van vluchtelingen is het OCMW. Vaak is de OCMW-consulent degene die het meest contact heeft met die personen, die hen het best kent. In die zin speelt hij als aanspreekpunt een goede rol.
Uit de evaluatie van de voorgaande grote vluchtelingstroom is gebleken dat de OCMW’s ook als een activeringsmachine hebben gewerkt. Ik verwijs naar de discussie die bij het grootste OCMW van Vlaanderen, dat van Antwerpen, werd gevoerd. Daar werd aangegeven dat de instrumenten, zoals artikel 60, een belangrijke rol spelen bij de eerste stap, met daarna de doorstroming naar het reguliere arbeidscircuit. Artikel 60 is belangrijk om die vluchtelingen aan het werk te helpen. Het OCMW van Antwerpen heeft dan ook gevraagd om daar extra op in te zetten.
Minister, is er in het actieplan ook een behoeftebevraging gebeurd bij de verschillende OCMW’s? Want de noden zijn wel anders. Tussen Antwerpen en Kortrijk is de schaal wel wat verschillend. Het is nuttig om de schaarse middelen goed in te zetten, en ze in te zetten waar de nood het hoogst is. Is er overleg ter zake met de OCMW’s? Speelt men in op de specifieke behoeften bij de verschillende steden en gemeenten?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, in mijn antwoord heb ik gezegd dat de samenwerking tussen VDAB en OCMW zeer goed verloopt. Een bevraging over het wat en hoe van iets dat we hebben uitgestuurd, hebben we zeker niet gedaan. Dat zou het actieplan enkel vertraagd hebben. De goede wisselwerking, het inzetten van de juiste instrumenten op de juiste plaats, en dat kan regionaal verschillen, komt daaruit naar voren. Zo heeft men in Antwerpen een centraal onthaalbureau opgericht, dat op een geïntegreerde manier van intake en screening aan het werken is. In Gent heeft men ervoor gekozen om anders te werken, met een duidelijk uitgetekende flow van efficiëntie en snelle doorverwijzing.
We spelen daar in op de plaatselijk aanwezige kennis, op de ervaringen. Op die manier proberen we ook voor kleinere steden en gemeenten na te gaan op welke manier het beste wordt gewerkt. Dat kan ook gebeuren via een soort van clustervorming met samenwerking en dergelijke meer. Dat is de goede manier van werken: geen eenheidsworst, niet voor iedereen hetzelfde, maar inspelen en samenwerken met de plaatselijke actoren. Dat kwam in mijn antwoord toch goed naar voren.
Mijnheer Ronse, wat die evaluatie betreft, hebt u gelijk. We hebben gedaan wat we moeten doen. Of alles juist en goed is? Daarop kan ik enkel het volgende zeggen: ‘the proof of the pudding is in the eating’. Over zes of zeven maanden kunnen we zien waar we moeten bijschaven. Uiteraard, zoals steeds, zijn we bereid om te evalueren, en waar nodig, bij te sturen.
Mijnheer Annouri, ik heb ook geen spijt van mijn uitspraak over de herders. Men moet die in de hele context zien. Het hele interview in Knack toonde net hoe ik mensen die hier toekomen dezelfde kansen wil geven als aan de eigen werklozen. We proberen om op maat, mensen, en dus ook de asielzoekers, te begeleiden naar een job.
Over het punt inzake de integratie ben ik het eens met de heer Ronse. Er is de samenwerking tussen Fedasil en VDAB. Ze komen toe bij de asielcentra. Daar wordt de informatie van VDAB gegeven, de OCMW’s komen daar ook. Op die manier wordt dat gerealiseerd.
Mevrouw Talpe, we stellen de hele VDAB-werking ter beschikking van alle werklozen. We willen bij die hele werking maatwerk leveren ten aanzien van alle werklozen. Als private bemiddeling het meest geschikt blijkt te zijn, kan die in bepaalde programma’s meewerken. Het is niet zo dat er een asielwerking op zich is, en daarnaast de werklozenwerking: er is één VDAB-werking. Wat het meest geschikt is, daar wordt op ingegaan.
Wat uw vraag over het actieplan betreft, dat heb ik niet bij me.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik ben blij dat er heel wat beweging is op het terrein en dat er een goede samenwerking is met de federale overheid, met de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. Alle niveaus – Vlaams en federaal – slaan de handen in elkaar.
De heer Ronse vindt het misschien te vroeg om al deze vragen te stellen. In deze materie is het echter nooit te vroeg om aan de kar te trekken en te tonen dat we mee werk willen maken van een goede doorstroming en goede aanpak. Campagne voeren is één zaak, maar het zijn de resultaten die tellen. VDAB staat voor een heel grote uitdaging. Onze fractie wil zeker meehelpen en er mee over nadenken.
De heer Annouri heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk dat wij, als parlementsleden, dit continu blijven opvolgen en, waar nodig, kritische vragen stellen en bijsturen.
Ik volg de heer Ronse. Werk zorgt voor een inkomen, voor een identiteit en een rol in de samenleving. Dat is van ontzettend groot belang. We moeten daar ook volwaardig op inzetten.
Ik sluit af met iets om in overweging te nemen. Weten we hoe de asielzoekers zelf het aanbod ervaren en of ze zelf het gevoel hebben dat ze weten waar ze terecht moeten komen? Kunnen we dat in kaart brengen? Het is minstens van even groot belang dat de doelgroep zijn weg kan vinden in al het werk dat wordt gedaan. Wat we daar uithalen, kan worden gebruikt om de eigen werking te verbeteren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.