Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Tegen 2020 zijn er 17.000 nieuwe leerkrachten nodig, terwijl nog steeds een groot aantal jonge leerkrachten afhaakt, vaak na enkele jaren met af en toe een vervangingsopdracht, maar zonder een stabiele aanstelling. Anderzijds stijgt door de langere loopbaan het belang van werkbaar werk voor oudere personeelsleden. In een veranderend onderwijslandschap verwachten we terecht veel van leerkrachten, maar we kunnen dat enkel doen als ze ook bevestiging en waardering krijgen.
In die context is het werk aan het loopbaanpact voor onderwijspersoneelsleden een zeer belangrijke taak. Het is allicht een van de belangrijkste werven van de minister van Onderwijs. De voorzichtige, en volgens sommigen aarzelende, start van de besprekingen was op 27 oktober 2015, maar ondertussen is de intensiteit van het overleg met de sociale partners wel opgevoerd. Uiteraard is het belangrijk om aan het pact te werken via sociaal overleg, maar deze commissie is ondertussen ook nieuwsgierig naar de situatie en de vorderingen.
Reeds tijdens de vorige legislatuur hebben verschillende collega’s en ikzelf vragen gesteld over de mogelijkheden om jonge leerkrachten aan de slag te houden.
Minister, wat is de stand van zaken van het loopbaanpact? Welke procedure wordt er verder gevolgd? Welke stappen zijn al gezet? Welke opties ziet u om de retentie van jonge leerkrachten te verhogen via een loopbaanpact en ervoor te zorgen dat oudere leerkrachten blijvend werkbaar werk uitvoeren? Hoe ziet u de verdere afwikkeling? Wat is de timing van de procedure?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u hebt de historiek goed geschetst. Eind vorig jaar heeft de Vlaamse Regering een mededeling goedgekeurd voor de opstart van de loopbaanbesprekingen. Deze opstartnota omvatte twee belangrijke componenten: enerzijds de opdracht van de leraar en loopbaandifferentiatie, anderzijds een vereenvoudiging en harmonisering van de verlofstelsels. Op de startvergadering van 27 oktober 2015 is daaraan nog het thema van onderwijskundig leiderschap toegevoegd.
U had het over een aarzelende start, maar dat wil ik nuanceren, want aan het eind van vorig werkjaar bereikten we een historisch akkoord over de harmonisering van verlofstelsels. De discussie daarover was al meer dan twintig jaar aan de gang. Deze harmonisering en hervorming is uitgewerkt tot een evenwichtig geheel, met aandacht voor de schoolorganisatie, werkbaar werk en eindeloopbaan en de situatie van startende leerkrachten. De besluitvorming is hierover afgerond, en voor het hoger onderwijs zijn de besprekingen intussen ook nagenoeg afgerond.
Het nieuwe zorgkrediet biedt bovendien extra mogelijkheden op het vlak van professionalisering en zorg. Over de andere thema’s van het loopbaandebat zijn vorig jaar al formele en vooral informele besprekingen gevoerd. De gesprekken met de sociale partners hebben we op een doorstartvergadering van 27 september 2016 voortgezet. Vorig jaar hadden de vakbonden geweigerd verder te onderhandelen vanwege de grote onzekerheid die er was over zware beroepen, tantièmes en de afhandeling van de diplomabonificatie. Hoewel die onzekerheid blijft bestaan, zijn ze nu toch bereid om opnieuw rond de tafel te gaan zitten.
Dit gaat dan over de opdracht van de leraar, de gedifferentieerde loopbaan ingebed in een loopbaancontinuüm, dat gaat van de beginnende tot en met de ervaren leraar. We hebben de contouren van de besprekingen over dit tweede thema toegelicht op deze vergadering van vorige dinsdag. Er zijn geen nota’s uitgedeeld, maar we hebben wel een aantal bouwstenen overlopen. Het plan is om een startnota te verspreiden bij de vakbonden, die een aantal pistes aanreikt om mee verder te werken.
We willen gaan naar een omvattende, billijke en realistische, en daardoor waarderende, omschrijving van de opdracht van de leraar, met een duidelijke afbakening van de opdracht. Omvattend: inclusief alle opdrachten die een leraar uitoefent, ook buiten het strikte lesgeven. Het lesgeven blijft nog altijd de kern uitmaken van de opdracht van de leraar. Billijk: verschillen die er binnen een onderwijsniveau bestaan en historisch gegroeid zijn, maar niet meer te verklaren of te verantwoorden zijn, werken we weg.
Realistisch: de opdracht komt tegemoet aan wat een leraar reëel presteert, en is ruimer dan het lesgeven alleen. Ik geef een voorbeeld: om één uur les te geven gaan daar voorbereidingen aan vooraf. Dat zou je kunnen vermenigvuldigen met een coëfficiënt om te komen tot x, daarbij komen nog de extra taken die een leerkracht vervult en zo krijg je een bepaald schema. Dat is de facto de schoolopdracht, die in het lager onderwijs al bestaat. In het secundair onderwijs zou je tot een gelijkaardig model moeten kunnen komen. Dat is volgens mij zeer waarderend. Nu gaat men er immers vaak van uit dat de opdracht maar bestaat uit het aantal uren dat een leerkracht voor de klas staat.
We investeren in de situatie van jonge, beginnende leerkrachten. Zo kan aanvangsbegeleiding structureel een onderdeel uitmaken van de opdracht van junior-leerkrachten. We gaan op zoek naar meer werkzekerheid voor jonge leerkrachten. Ik wil alvast al onderstrepen dat die werkzekerheid voor de jongere leerkrachten ook voor een stuk zal moeten worden gevonden in de nota’s rond bestuurlijke optimalisatie en de samenwerkingsverbanden tussen scholen. Ik kijk daarbij naar collega De Ro, maar er zijn ook nog andere gemeenten en scholen waar er al samenwerkende pools bestaan en die ervoor zorgen dat er meer werkzekerheid kan worden verschaft.
Er komt ruimte, ook in het urenpakket, voor differentiatie. Dit komt én de scholen ten goede, die hiermee een meer flexibel personeelsbeleid kunnen voeren, maar ook de leraren voor wie hierdoor meer differentiatie mogelijk wordt, en die mogelijk maakt dat de leraar zich opnieuw kan toeleggen op zijn/haar kernopdracht, het lesgeven.
De sociale partners hebben zich geëngageerd om in het kader van de loopbaanbesprekingen, het onderwijskundig leiderschap te versterken. Met de sociale partners is een procedure afgesproken om elke dinsdag te vergaderen over de loopbaan. De komende maanden moeten deze besprekingen tot resultaten kunnen leiden.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw interessant antwoord. Ik ben het met u eens dat de harmonisering van de verlofstelsels via sociaal overleg ongetwijfeld een heel belangrijk punt is.
Nieuw voor de commissie was dat onderwijskundig leiderschap een belangrijk thema wordt bij de verdere besprekingen. Het is een terechte keuze dat dit thema daar verder behandeld wordt.
Ik doe een suggestie. Over dit thema werden we hier steeds op regelmatige tijdstippen geïnformeerd vóór we daar iets over in de pers konden lezen. Ik hoop dat dit in de toekomst zo kan blijven.
Ik ga geen inhoudelijke uitspraken doen over zaken waarover u momenteel intense onderhandelingen voert. Ik hoop dat die besprekingen succesvol kunnen worden afgerond op relatief korte tijd. De gevolgen daarvan voor heel het onderwijsveld en voor de kwaliteit van ons onderwijs zijn immens belangrijk.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik hoop ook dat we tot een lerarenloopbaanpact kunnen komen. Ik heb een aantal vragen, die u, gelet op de stand van de onderhandelingen, misschien nog niet volledig kunt beantwoorden. Ik formuleer ze alvast.
We zijn de idee van de schoolopdracht niet ongenegen, maar, rekening houdend met de situatie die we gecreëerd hebben met procenten in opdrachten in het hoger onderwijs, moeten we opletten dat we niet met dezelfde valkuilen geconfronteerd worden. Het ene jaar is een groep studenten begeleiden in een opdracht goed voor een bepaald percentage en het volgende jaar is dat weer een ander percentage. Het verschil is wel dat we in het hoger onderwijs met een semi-gesloten enveloppe zitten met een kliksysteem. In de begroting is nu geld uitgetrokken om te klikken, waarvoor dank. In het leerplichtonderwijs zitten we met een systeem dat open is. We moeten er dus over waken dat we niet terechtkomen in een systeem van willekeur, waarbij het percentage het ene jaar x is en het andere jaar y.
Een tweede bekommernis heb ik al enkele keren geuit, ook in het licht van de herwaardering van tso en bso. De praktijkvakken of de pv-uren worden in 29en uitgedrukt. Dat komt nog voort uit de idee dat daarvoor weinig voorbereiding nodig was. De mensen die tso en bso kennen, weten dat het om volwaardige leerkrachten gaat, en het verschil met algemene vakken (AV) en technische vakken (TV) eigenlijk niet zo groot meer is.
Een derde bekommernis is de betaalbaarheid. Extra taken verzwaren de werkdruk, tenzij we in extra middelen voorzien. En waar die laatste vandaan zouden moeten komen, weet ik niet. Als er geld beschikbaar komt, moet dat ook worden aangewend in het basis- en kleuteronderwijs. Mijn fractie is daar een voorstander van. Dat zijn onze aandachtspunten.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik zal het hier minder over de directeur hebben, hoewel hij of zij een cruciale positie inneemt. Ik ben ervan overtuigd dat een directeur die goed weet wie hij waarvoor moet inzetten, zeer veel flexibiliteit kan genereren. We kunnen dan afstappen van de voor iedereen gelijke noemer, weze het met een klein verschil per graad. Het is erg positief dat u het hebt over de afbakening van de taken van leerkrachten. Vooral voor het secundair onderwijs is dat zo. De werklast is er enorm toegenomen. Een grondige taakomschrijving zou erg goed zijn. De erkenning van de autonomie van de leerkracht verdient ook aandacht. Misschien moeten een aantal zaken aan die autonomie worden overgelaten. Hij of zij moeten als professional worden gewaardeerd, wat natuurlijk impliceert dat ze moeten kunnen rekenen op professionalisering. We kunnen het debat niet ten gronde voeren, maar flexibiliteit en autonomie zijn erg belangrijk.
Als men zou gaan werken met schoolopdrachten, zoals de heer Daniëls opmerkte, dan vergt dat een goede organisatie van wie de roosters opstelt en de uren verdeelt. Als de directies voldoende professioneel zijn, dan hoeven we niet bang te zijn voor willekeur. Willekeur bij voorbaat helemaal uitsluiten, kan maar als men een carcan handhaaft. Dat heeft veel nadelen. Zelf heb ik dat als leerkracht ook kunnen ervaren. Sommigen komen daardoor in een zeer comfortabele positie terecht: goed gevorderd in de carrière en jarenlang met ongeveer dezelfde opdracht. Zij hebben het aanzienlijk gemakkelijker dan iemand die begint en soms naar twee of drie scholen moet trekken, wat soms met zich meebrengt dat het aantal vergaderingen en de planlast verdubbelt of verdrievoudigt. Men zou daar rekening moeten mee houden. Leerkrachten die geen voltijdse opdracht hebben, werken meer, tegen een lager salaris en met minder zekerheden.
Revolutie in het onderwijs werkt niet. Maar ik denk toch dat er een ommezwaai nodig is, en daarvoor kunt u op onze steun rekenen. Als de sociale partners dat niet met een open geest kunnen bekijken, dan moeten we onze verantwoordelijkheid nemen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Twee woorden vind ik hier erg belangrijk: ‘meer werkzekerheid’. Nogal wat leerkrachten hebben een onzeker statuut. Ze hebben zelfs een Facebookpagina waarop ze tips en bekommernissen kwijt kunnen. Het gaat niet enkel om startende leerkrachten. Die groep heeft recht op licht aan het eind van de tunnel. Zo zijn er leerkrachten die net voor ze het statuut van tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) zouden kunnen bemachtigen, worden gedumpt. Ik stel het scherp, maar dat zorgt voor erg veel frustratie. Een andere zaak is het feit dat ze een bepaald aantal maanden gewerkt moeten hebben vooraleer ze een volledige werkloosheidsuitkering kunnen krijgen. Een grote groep voert vervangingsopdrachten uit, waardoor heel wat leerkrachten terugvallen op een minimumuitkering. Ook die mensen moeten hun facturen betalen. Ze trouwen, ze bouwen… en uiteindelijk haken ze af.
Ik heb nog een tip. Mijn fractie heeft een voorstel van resolutie ingediend om het takenpakket van leerkrachten te verduidelijken en de directies te versterken door de opsplitsing van functies dankzij de creatie van pedagogische en organisatiedirecteuren. Neemt u dat mee, want het zijn goede voorstellen. Het voorstel over de leerkrachten lichamelijke opleiding, dat in de vorige vraag aan bod kwam, past daarin. De heer Daniëls vond dat overigens een goed voorstel. (Gelach)
Ik heb een vraag over dat onderwijskundig leiderschap. Het is zeer positief dat dit item is toegevoegd. Onderzoeken tonen aan dat het functioneren van directies bepalend is. Hoe ruim wordt de notie ‘onderwijskundig’ in de besprekingen opgevat? Wat betreft onderwijskundig leiderschap heeft ook de leerkracht een belangrijke rol. We moeten ook kijken naar de eisen die we stellen aan de opleiding en vorming van schooldirecteuren, en hoe belangrijk het element ‘leiderschap’ en het luik van het onderwijskundige daarin is. Vandaag gaat veel aandacht naar het onderwijskundige aspect, maar veel minder naar de kwaliteiten inzake leiderschap, hoewel evaluatierapporten aantonen dat sterk leiderschap voor het verschil zorgt. Hoe ruim wordt dat thema in de besprekingen opgevat?
Ik zal starten met een antwoord op de laatste vraag, van mevrouw Helsen. Hoe we de discussie over het leiderschap zullen aanpakken, is een zeer delicate kwestie. Het is in feite het voorwerp van een derde werkgroep, afhankelijk van hoe breed of hoe smal men het bekijkt en of men het al dan niet kan integreren in de loopbaan. Men is er nog niet uit, maar ik neem uw suggestie mee.
Een punt waar ook mevrouw Brusseel naar heeft verwezen, is dat we de impact van leiderschap en onderwijskundig leiderschap onderschatten. In de Radio 1-uitzending over werkbaar werk zei iemand dat het van belang is dat de leiders en de CEO’s voldoende worden gecoacht om ervoor te kunnen zorgen dat het welbevinden van hun personeel op het werk groter wordt. We gaan er altijd van uit dat het personeel werkbaar werk moet hebben, maar als een leider zelf goed geschoold is, kan hij daar al een stuk voor zorgen. In onze scholen zien we de zwakte of de sterkte van het leiderschap ook vertaald in het welbevinden van het personeel.
Het eindrapport over Project Innoveren en Excelleren in Onderwijs (p.IOE) is opgeleverd. We hebben bespaard op p.IOE aan het begin van de legislatuur. p.IOE is vertaald in eindresultaten en staat nu op de website. Uit p.IOE kan onder meer worden besloten dat goed leiderschap een positieve invloed heeft op de kwaliteiten van de leerkracht en op de leerresultaten van de kinderen.
Wat de verdere gesprekken betreft, heb ik heel veel waardevolle suggesties gehoord. U moet me vergeven dat ik daar niet te diep zal op ingaan. Mevrouw Brusseel zei daarnet wel dat als de partners hun verantwoordelijkheid niet opnemen, wij dat wel moeten doen. Mijn betrachting is wel om tot een pact te komen. Dat betekent dat we op een gedragen wijze tot een hervorming komen, zoals we ook hebben gedaan met de verlofstelsels. Heeft iedereen een protocol van akkoord afgeleverd? Neen. Zijn er opmerkingen gekomen? Ja. Maar globaal gezien kan iedereen ermee leven. Dat zou ik hier ook wel wensen. We moeten wel moedig zijn, want ik heb geen ezeltje met geld. Wel heeft de OESO twee weken geleden nog gesteld dat we met ons secundair onderwijs qua financiering in de absolute top zitten. Dat is iets minder het geval voor het basisonderwijs en zeker minder voor het kleuteronderwijs. Maar kijken we even naar de globale pot: voor leerplicht staan we op plaats nummer zeven. Dat is een heel hoge ranking.
Het zit goed. Er zit een scheeftrekking in want het zijn bijna allemaal lonen. Het moet mogelijk zijn om winsten te boeken in de manier waarop we de loopbaan gaan bekijken. Ik kan niets beloven op dit ogenblik, maar ik wil wel met een vrije en open geest die gesprekken aanvatten. Het zullen geen gesprekken zijn over extra middelen. Dat kan niet, de context kent iedereen. Er zijn opportuniteiten om ook een stukje te herverdelen, maar dat wil ik graag aan de dynamiek van de gesprekken overlaten, want ook dat zijn heel gevoelige kwesties.
Ik kom tot het carcan van de noemers. Ik heb gezegd dat ik het belangrijk vind om naar een opdracht te gaan. Wat de heer Daniëls zegt, is juist. We moeten ervoor zorgen dat het geen vat van willekeur wordt. Daar ben ik het ook mee eens. Als men met werkgevers en werknemers samen aan tafel zit, dan is er weinig risico dat er willekeur zal ontstaan. Ik ben ook wel gevoelig voor deze opmerking. Wel is het zo dat wanneer men differentieert en op maat van leraars wil werken, er leerkrachten zijn voor wie het lesgeven tijdelijk of definitief moeilijker gaat. Ik vind het wel aangenaam als er soepel kan worden ingespeeld op de bestaande noden. Lesgeven blijft natuurlijk wel de corebusiness en kernopdracht van elke leraar. Ik hoop dat we het schema van de gesprekken kunnen aanhouden. De onderhandelingen hebben plaats op dinsdag. Er komt ook nog een spoeddecreet. De onderhandelingen zullen nu en dan wel eens worden verstoord door andere onderhandelingen.
De nota over de vliegtuigloopbaan heb ik ook gelezen. Ik begrijp dat wie in de oppositie zit, probeert een mooi concept uit te werken, maar in dat concept zitten ook een aantal zaken die socialistische voorgangers van mij hebben afgeschaft. Ik zie er een aantal opties in, maar we moeten de budgettaire effecten van elke keuze goed bekijken. Daarmee heb ik het kader geschetst. Ik zal jullie op de hoogte houden, maar de gesprekken lopen en er zal veel worden gezegd. Ik kan niet elke week een stand van zaken geven. We hebben dat ook niet gedaan voor de verloven, en daarvan is het eindresultaat uiteindelijk goed bevonden.
Dank voor het antwoord, minister, en ook dank aan de vele collega’s voor de ondersteunende woorden. Mijnheer Vandenberghe, ik heb uw voorstel gelezen. Om het met beeldspraak te zeggen: bij voorstellen met vliegtuigen moet men ook altijd kijken naar de ecologische voetafdruk.
Ik ben het volledig eens met wie stelt dat de oplossing betaalbaar moet zijn. Maar dat betekent zeker en vast niet dat er geen verschuivingen mogen plaatsvinden. Integendeel, want ik vond de Twitterberichten van Dirk Van Damme erg interessant. Vandaag stellen dat het pact geen euro mag kosten, zou ik eerlijk gezegd niet doen. Het gaat in het loopbaanpact uiteraard niet alleen over het secundair onderwijs, maar ook over het hele leerplicht- en kleuteronderwijs. We weten toch nog wat er bij het begin van de legislatuur over het kleuteronderwijs is gezegd? Onderwijskundig leiderschap versterken is belangrijk. Maar we mogen dat ook niet als een deus ex machina voor de oplossing van alle problemen opvatten. Als u veel bijkomende eisen stelt, dan zult u ook inzake de verloning van de directies iets moeten doen.
Ik ben het 100 procent eens met de stelling dat een pact nodig is om een gedragen voorstel dat op het terrein echt werkt, te kunnen bewerkstelligen. Dat vereist dus dat er een overeenkomst met de partners moet worden bereikt. Het is dan niet nodig dat men het over elk punt eens is. Luisterend naar veel mensen heb ik wel de indruk dat de geesten daarvoor rijp zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.