Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, alweer via de media hebben we kunnen vernemen hoe groot de zorgnoden in onze samenleving zijn, hoeveel nood aan mantelzorgers we hebben en – dat is ook geen nieuws – hoe moeilijk die mantelzorgers het hebben om die zorg te verlenen. In de vakantieperiode zijn we blijkbaar nog gevoeliger voor de media dan in andere periodes. Ze hebben het moeilijk om die zorg te verlenen wegens – opnieuw – de gestegen zorgzwaarte, de combinatie van werk, gezin en zorg, financiële problemen die ze kunnen ondervinden, emotionele problemen en dies meer. Mantelzorgers hebben volgens mij dan ook geen nood aan een discussie tussen de gemeenten en de Vlaamse overheid over wie wat moet doen en in welke mate. De diverse overheidsniveaus moeten ter zake niet naar elkaar wijzen. Het is duidelijk een en-enverhaal, in ieder geval voor mij toch. Minister, zo is het ook beschreven in uw Mantelzorgplan, dat is besproken door de Vlaamse Regering, dacht ik toch.
Mantelzorgers hebben nood aan informatie, erkenning, ondersteuning. Die discussie hebben we al gevoerd en die noden zijn al bekend. Waar kan een mantelzorger hulp op maat vinden als hij die nodig heeft? Hoe kan hij duurzaam zorg verlenen zonder er zelf aan onderdoor te gaan en dies meer? Niemand twijfelt nog aan die noden, denk ik. Ze zijn al diverse keren beschreven.
In mijn ogen moet elk niveau aan de ondersteuning van de mantelzorg werken. Louter het hebben van een gemeentelijke mantelzorgpremie, of de hoogte ervan of de ruime of beperkte toekenningsvoorwaarden ervan, is volgens mij ook geen indicatie van hoe actief een gemeente zich inzet voor mantelzorg, noch van hoe goed de mantelzorger lokaal wordt ondersteund. Het zal veelal dikwijls een leuke symbolische erkenning zijn, en dat is belangrijk, maar er moet meer zijn.
Dan komen we bij de noden, die al diverse keren zijn beschreven, zoals een goed verlofstelsel, dat financieel en qua tijd toelaat om werk en zorg voor een naaste te combineren. Dat heeft een veel grotere impact op een mantelzorger of potentiële mantelzorger dan een symbolische premie. Er is het snel kunnen vinden van de juiste ondersteuning, een goed kader van sociale bescherming, ondersteuning die de mantelzorger opvangt, ondersteunt, verlicht wanneer de zorgtaken of de combinatie van taken even te zwaar worden. De noden en verzuchtingen zijn al dikwijls kenbaar gemaakt. Keer op keer blijven die terugkomen.
Minister, cijfers van uw eigen departement leren ons dat de vraag naar mantelzorg zal toenemen, terwijl het aantal mantelzorgers jammer genoeg een dalende lijn vertoont. De uitdaging van de vermaatschappelijking van de zorg – hier zijn we weer met dat concept – staat of valt mee met de taken die mantelzorgers kunnen opnemen. Ondersteuning is daarbij cruciaal. Dat erkent iedereen hier. Ik denk dat we het er ook over eens waren dat Vlaanderen daarbij onmiskenbaar een grotere rol moet spelen.
Minister, naar aanleiding van die discussie in de media heb ik de volgende vragen. Beaamt u de analyse, die onder meer ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) sterk heeft gemaakt en naar buiten heeft gebracht, dat de ondersteuning van de mantelzorgers in éérste instantie een bevoegdheid van de Vlaamse Regering is? Ik denk dat u dat ook hebt erkend in het Mantelzorgplan. Welke inspanningen zal de Vlaamse Regering extra leveren om adequate ondersteuning te garanderen voor de jongere en de oudere mantelzorgers? Eigenlijk is dat de vraag naar de implementatie van het Mantelzorgplan. Er is ook een discussie ontstaan over de vermaatschappelijking van de zorg in andere welzijnssectoren. Welke bijkomende acties zult u ondernemen om te vermijden dat de vermaatschappelijking van de zorg, in het algemeen en toegespitst op de ouderenzorg, voor sommigen zou of zal leiden tot een doe-het-zelfzorg, die de kwetsbaarste personen niet bereikt, die behoeftigen in de kou laat staan omdat ze geen of onvoldoende sociaal netwerk hebben? De gevoerde discussies en het Nederlandse voorbeeld waarnaar werd verwezen, maken duidelijk wat daarmee wordt bedoeld, denk ik. Hoe bewaakt u de grenzen van de vermaatschappelijking van de zorg om te vermijden dat we in een 'trek je plan'-zorgmodel terechtkomen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, de inzet op ondersteuning van mantelzorg is opgenomen in het Vlaamse regeerakkoord 2014-2019. Het is onze overtuiging dat mensen die zorg op zich nemen voor hun familie en/of vrienden, zich ondersteund en gewaardeerd moeten weten. In onze beleidsnota hebben we de beleidsmaatregelen aangekondigd die daarop een concreet antwoord moeten bieden. Het meegedeelde Mantelzorgplan bevat die maatregelen en toont aan dat de ondersteuning van mantelzorgers een maatschappelijke keuze is die op meerdere beleidsniveaus en -domeinen moet worden gerealiseerd. Naast Welzijn en Gezondheidszorg zijn ook domeinen als Onderwijs, Werk, met bijvoorbeeld de aandacht voor werkbaar werk, Ruimtelijke Ordening en Wonen, met bijvoorbeeld de versoepeling van de regels voor zorgwonen door collega Schauvliege, mee bepalend voor een omvattend mantelzorgbeleid. Federaal hebben de bevoegdheden Sociale Zekerheid, Ziekteverzekering, Fiscaliteit en Tewerkstelling een invloed op de ondersteuning van mantelzorgers. De lokale besturen staan dicht bij de burger en kunnen via hun lokaal sociaal beleid de mantelzorger daadwerkelijk mee ondersteunen, bijvoorbeeld door te investeren in community building en vrijwilligerswerk.
Bij de ontwikkeling van ons Mantelzorgplan hebben we dan ook acties geformuleerd voor meerdere bevoegdheden. We voorzien dan ook in overleg met de diverse beleidsniveaus en -domeinen in het kader van de ondersteuning van de mantelzorgers om samen die actiepunten te realiseren.
Het plan heeft als doel om zoveel mogelijk aan de noden van elke mantelzorger tegemoet te komen. Het plan bevat ongeveer 110 actiepunten. De actiepunten worden ingedeeld in vier grote thema’s. De thema’s gaan over het erkennen en waarderen van mantelzorgers, het ondersteunen van mantelzorgers en de samenwerking tussen informele en professionele zorg. Er wordt ten slotte specifieke aandacht gegeven aan de jonge mantelzorger.
Het onderzoek ‘Sporen naar duurzame mantelzorg – hoe perspectief bieden aan mantelzorgers’ heeft ondersteuning- en informatienoden van geregistreerde mantelzorgers bevraagd die zowel gericht zijn op het verminderen van belasting als op het ondersteunen en continueren van wat goed gaat. De balans tussen draagkracht en draaglast wordt bepaald door verschillende factoren en is voor elke mantelzorger anders. Ondersteuning moet daarom aansluiten bij de situatie van de mantelzorgers.
Belangrijke bevindingen uit dit onderdeel van het onderzoek zijn onder andere: het belang van bekendheid van het hulpverleningsaanbod bij de hulpbehoevende; het belang van informeren van mantelzorgers; het regelen en coördineren van de geboden hulp; de vraag naar financiële ondersteuning en ten slotte de respijtzorg.
De realisatie van een Vlaams Expertisepunt Mantelzorg is een speerpunt uit het ontwerp van het Vlaams Mantelzorgplan. Het laagdrempelig ontsluiten van informatie voor alle mantelzorgers, jong en oud, en de werking van een Vlaams expertisepunt zullen we dan ook prioritair opnemen. Het traject wordt dit najaar opgestart.
Zoals ook bij de opmaak van het Mantelzorgplan, zullen we bij de concrete uitwerking van dit Vlaams expertisepunt overleg plegen met heel wat actoren. We bouwen een laagdrempelig punt uit waar zowel mantelzorgers, geïnteresseerden als professionelen via verschillende kanalen terechtkunnen. Er wordt voorzien in online beschikbaarheid van diverse inzichten, kennis, regelgeving, methodieken, adviezen, vormingsmogelijkheden en ondersteuningsmogelijkheden.
Het is onze doelstelling te komen tot een concept dat overeenstemt met de ontsluiting van andere welzijnsinformatie. Ondersteuning van mantelzorg is namelijk geen traject dat op zich staat. De aandacht voor de ondersteuningsnoden van de mantelzorgers willen we geïntegreerd zien binnen het geheel van de zorg en ondersteuning rondom een zorgbehoevende. Vandaar ook dat de aandacht voor mantelzorg mee wordt opgenomen in de lopende projecten die inzetten op integrale zorg, coördinatie van zorg of zorgbegeleiding. Binnen de projecten van ‘geïntegreerd breed onthaal’ en de uitwerking van concepten in het kader van de eerstelijnsconferentie die in februari 2017 plaatsvindt, wordt bijvoorbeeld mantelzorg opgenomen. De projecten van ‘geïntegreerd breed onthaal’ zetten ook in op een outreachende aanpak en op het realiseren van rechten. Hiermee willen we ook de meest kwetsbare personen bereiken.
Op het vlak van de financiële ondersteuning voorziet de Vlaamse sociale bescherming in de zorgverzekering, tegemoetkoming hulp aan bejaarden (THAB) en het basisondersteuningsbudget (BOB). Die tegemoetkomingen kunnen door de zorgbehoevende ook worden gebruikt voor de ondersteuning van mantelzorg.
Ik wil graag enkele cijfers weergeven. Wat de zorgverzekering betreft, bedroegen de uitgaven voor de tegemoetkoming in 2015 344 miljoen euro. In 2015 waren er 238.000 rechthebbenden, waarvan 162.500 in een thuiscontext. Voor de THAB bedroeg het aantal rechthebbenden die een gemiddeld bedrag van tegemoetkoming van 265 euro per maand ontvingen 106.000. De uitgaven in 2015 bedroegen 357 miljoen euro. Het BOB ging in de eerste fase van start met 6250 personen die een bedrag van 300 euro per maand zullen ontvangen. De budgettaire weerslag voor de tegemoetkomingen BOB bedraagt bijgevolg dit jaar ongeveer 7,5 miljoen euro. Op kruissnelheid zal dat bedrag naar ongeveer 22 miljoen euro gaan, uitgebreid met andere fasen die moeten ingaan. Binnen de Vlaamse sociale bescherming streven we eveneens naar een maximale automatische rechtentoekenning.
Ook op het vlak van respijtzorg, een ander belangrijk punt voor de mantelzorg, worden er verschillende inspanningen geleverd. Bij de centra voor kortverblijf is er een verdubbeling van het aantal woongelegenheden sinds 2010: van 1054 in 2010 naar 2143 in 2016. Een verdere groei is gepland in de erkenningskalender. Wat de dagverzorgingscentra betreft, zijn we in zeven jaar tijd van 106 naar 243 dagverzorgingscentra geëvolueerd. Het blijft ons streefdoel om in iedere gemeente een dagverzorgingscentrum te hebben. Recent is ook beslist om 1 miljoen euro bijkomend te investeren in de dagverzorgingscentra. Met dit bedrag wordt voorzien in een betere personele omkadering en dit voor zeventig verblijfseenheden.
Voor gezinszorg zullen we vanaf 2017 opnieuw een groeipad kunnen opnemen, zoals dat ook uit de meerjarenraming blijkt. Ook voor oppashulp zullen we bekijken hoe we het aanbod kunnen versterken.
In uitvoering van de conceptnota Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen worden er dit najaar werkgroepen opgestart om de werking van lokale dienstencentra te optimaliseren. We bekijken ook hoe we buurgerichte zorgnetwerken kunnen ontwikkelen. Ervaringen van proeftuinen, zoals het platform ‘actief zorgzame buurt’, zullen daarbij dienstig zijn. Dat zijn proeftuinen die nog in de vorige legislatuur zijn opgestart, in de ouderenzorg, mede op initiatief van minister Lieten.
Als laatste voorbeeld van de inspanningen wil ik verwijzen naar het dementieplan Vlaanderen. Dat ontwikkelde psycho-educatie programma ‘Dementie en nu’ ondersteunt daadwerkelijk mantelzorgers. In uitvoering van het geactualiseerde dementieplan zal onder impuls van het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen het programma worden afgestemd op de specifieke situatie van jongdementerenden met ook jonge mantelzorgers. We gaan eveneens na hoe we de huisarts, de apotheker en andere zorgverleners beter kunnen betrekken in dit plan. Zo trachten we het ruime publiek van mantelzorgers nog beter te bereiken en te ondersteunen.
Vermaatschappelijking is geen verhaal van een terugtrekkende overheid. Om dat helder te maken, gebruiken we het cirkelmodel van de Wereldgezondheidsorganisatie. Elke cirkel stelt een partij voor die ondersteuning en zorg kan opnemen: de persoon zelf, de familie en vrienden, informele contacten zoals buren, collega’s of vrijwilligers, de algemene en de gespecialiseerde zorg en dienstverlening. Om de zaken goed te organiseren, zetten we in op de versterking en de ondersteuning van al die cirkels.
Vermaatschappelijking van de zorg betekent dus niet dat de mantelzorger en de zorgbehoevende er alleen voor staan. De kern van vermaatschappelijking van de zorg is dan ook dat de mantelzorgers en de zorgbehoevenden zich voldoende ondersteund voelen. Het Mantelzorgplan heeft specifieke aandacht voor de relatie van de mantelzorger met de professionele zorgverstrekker. Enerzijds wordt de mantelzorger erkend als zorgactor en anderzijds moet de professionele zorg aandacht hebben voor de noden van de mantelzorger. Mantelzorg mee integreren in zorgplannen en zorg- en ondersteuningsdoelen van de zorgbehoevende moet de grenzen aan mantelzorg mee helpen bewaken. De reeds verwoorde ondersteuning toont aan dat we helemaal niet afstevenen op een doe-het-zelfzorg, maar wel werken aan een zorgmodel waarbij appel wordt gedaan op het maatschappelijk kapitaal binnen een daadwerkelijke ondersteuning van mantelzorg en een aanbod van professionele zorg waar nodig.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wat u op het einde hebt gezegd, is belangrijk: geen doe-het-zelfzorg, maar een vermaatschappelijking van de zorg, waarbij een beroep wordt gedaan op het cirkelmodel zoals het beschreven staat. Dat zal ervoor zorgen dat, indien er geen wat u ‘maatschappelijk kapitaal’ hebt genoemd, is bij een zorgbehoevende, de overheid die rol blijft opnemen en die zorgbehoevende met een heel klein sociaal netwerk niet in de kou laat staan. Minister, als u dat ook zo in de praktijk kunt brengen, zult u ook op dat vlak onze steun hebben.
Ik ben blij dat u hebt benadrukt dat het gaat om integrale zorg en dat we dus geen nood hebben aan pingpongspelletjes tussen niveaus. Daarin volg ik u ook volledig.
Ik heb nog twee specifieke vragen, die u zelf hebt aangehaald, met betrekking tot de uitvoering of de uitrol van het Mantelzorgplan, waarbij we effectief de waardering en de erkenning moeten uitdrukken van het maatschappelijke kapitaal van mantelzorgers.
U hebt zelf verwezen naar het Vlaams Expertisecentrum dat is opgenomen in het Mantelzorgplan. In het recente verleden had ik begrepen dat dat in het najaar opgericht en actief zou zijn. Ik heb u nu horen zeggen dat het traject wordt opgestart in het najaar. Betekent dat dat er vertraging is met het overleg, met de ‘actoren’?
Op het federale niveau loopt een discussie over wendbaar en werkbaar werk en de zorgverloven. Is hierover nog overleg gepleegd met de federale minister van Werk, minister Peeters?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik denk eerlijk gezegd niet dat er een misverstand kan bestaan over de timing voor de realisatie van dat Expertisecentrum. Voor alle duidelijkheid: we willen daar niet gaan naar het zoveelste steunpunt. Ik denk niet dat iemand zit te wachten op nog eens een nieuw steunpunt. We willen dat inbedden in een reorganisatie van de bestaande welzijnssteunpunten.
Ik neem aan dat u weet dat die organisatie bezig is. We proberen een hergroepering te doen van al onze steunpunten, vanuit het evidente inzicht dat we, als we een intersectorale werking, een nieuwe aanpak willen stimuleren, expertise willen concentreren en beschikbaar maken, moeten proberen om de ondersteunende structuren op dat vlak te rationaliseren en optimaliseren.
Wat mij betreft, zal er in die context ook worden gezocht hoe we dat daar kunnen onderbrengen. Dat veronderstelt natuurlijk de medewerking van een aantal partijen die moeten instaan voor doorstroming, vorming, het afleveren en up-to-date houden van informatie. Dat proces zal van start gaan. Hoe we dat conceptueel willen plaatsen, is niet zozeer het punt van discussie, alleszins niet bij ons.
We hebben uiteraard regelmatig contact met de federale overheid, al was het maar omdat ik de minister van Werk door een samenloop van omstandigheden af en toe tegenkom. Het is duidelijk dat we vanuit de Vlaamse Gemeenschap in het debat over wendbaar en werkbaar werk dit thema ook hebben aangebracht. De federale overheid heeft de gemeenschappen enige tijd geleden al uitgenodigd om suggesties te doen. Uiteraard hebben wij gevraagd om dit thema ook op de agenda te plaatsen en in te brengen in het overleg met de Groep van Tien. Zoals u wellicht weet, zijn er een aantal concrete zaken die in dat kader door de bevoegde minister aan de sociale partners zijn voorgelegd.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, we kunnen, samen met u, alleen maar hopen. Ten eerste hopen we dat die reorganisatie snel kan verlopen en dat er geen stokken in de wielen worden gestoken. Dat Vlaams Expertisecentrum beantwoordt namelijk aan een behoefte op het terrein.
Met betrekking tot de discussies met de federale overheid over wendbaar en werkbaar werk hopen we ten tweede dat u voldoende slagkracht kunt inbrengen om ervoor te zorgen dat de mantelzorgers een beroep kunnen doen op wat u een integraal beleid van de verschillende niveaus hebt genoemd. Zo hoeven we geen pingpongspelletjes te organiseren tussen de verschillende niveaus, waar de mantelzorgers de dupe van zouden zijn en ook wij, met betrekking tot onze invulling van zorgbehoeftes.
De vraag om uitleg is afgehandeld.