Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, vooreerst wil ik u bedanken omdat u me nog in juli telefonisch hebt meegedeeld dat u nog geen nieuws had over mijn vraag. Aangezien ik vandaag en gisteren geen telefoontje heb gekregen, verwacht ik enig nieuws. Het zou eigenlijk ook erg zijn, mocht er geen nieuws zijn na het gerechtelijk verlof en na het schoolverlof. De problematiek van de communicatie tussen alle gerechtelijke instanties en scholen is immers wellicht een problematiek die men het best nog even in de zomer had geregeld, om het schooljaar op dat vlak dan toch veilig te laten ingaan. Het is trouwens een problematiek die wellicht vanuit het oogpunt van uw bevoegdheid inzake het welzijnsbeleid, en ook vanuit het oogpunt van andere Vlaamse bevoegdheden, toch nog eens nader moet worden bekeken of aangeklaagd, aangezien we twee weken geleden ook nog eens werden geconfronteerd met dezelfde problematiek, zij het dat het toen ging over iemand die was veroordeeld en die ondertussen, tijdens het onderzoek, jarenlang aan het werk was bij een jeugdtheater.
Ik breng eventjes de feiten in herinnering. In juni was dit een belangrijke problematiek, die ook aanleiding heeft gegeven tot actuele vragen in het Vlaams Parlement. Nu zijn we dat echter hopelijk nog niet vergeten. Het ging over een leraar die in een lagere school in Ronse lesgaf. Die school vernam via de pers dat de leraar wegens het verspreiden van kinderporno en het onder een valse naam chatten met jongeren, met de vraag dat ze zich zouden uitkleden, werd vervolgd voor de correctionele rechtbank te Kortrijk. Blijkbaar was er noch in de fase van het opsporingsonderzoek, noch in de fase van het gerechtelijk onderzoek, noch in de fase na de verwijzing door de raadkamer, noch in de fase van de dagvaarding enige kennisgeving van de school, en dat ondanks de omzendbrief van april 2014, die richtlijnen aan de procureurs en eigenlijk ook aan de onderzoeksrechters bevat over het informeren van scholen met betrekking tot vermoedens van pedofilie en het onderzoek daarnaar bij leraars. De aanleiding van die omzendbrief zal u ook bekend zijn: toen er door de actualiteit meer aandacht was voor pedofolie, stelde men vast dat het voortdurend misliep op het vlak van communicatie.
Deze omzendbrief heeft echter blijkbaar niet kunnen voorkomen wat is gebeurd. Je moet het als schooldirecteur maar meemaken, om het met de woorden van de minister van Onderwijs te zeggen, dat je ‘s morgens wakker wordt met de radioberichtgeving dat een van je leraars wordt vervolgd wegens pedofiliefeiten, zonder dat iemand daar ook maar enige informatie over had gegeven. Uiteraard heeft de school wellicht dwingend de nodige maatregelen genomen. De minister heeft kort overlegd met de minister van Justitie. Er werd meegedeeld dat de procureurs-generaal binnenkort zouden bijeenkomen om dat toch eventjes nader te bekijken, om structureel te bekijken hoe men dat kan voorkomen.
Minister Crevits heeft in de plenaire vergadering trouwens een zeer goede suggestie gedaan. Ze zei dat het misschien interessant zou zijn dat men er in het strafdossier blijk van zou geven na te denken over die problematiek, door een motivering van niet-mededeling bij het dossier te voegen. Dat is eigenlijk geen slecht idee, want daardoor wordt men gewoon gedwongen, zij het hopelijk niet in het kader van nietigheden, om toch even na te denken over die zeer gevoelige problematiek. Wat doe je als je een leraar vervolgt voor pedofilie? Waarom deel je dat niet mee aan de school? Zo stopt men op zijn minst enige verantwoording in het dossier, waarbij men zegt dat in het kader van de omzendbrief niet aan alle criteria werd voldaan om de keuze te maken om dat mee te delen aan de school.
Er werd gesteld dat dat overleg van de procureurs-generaal met de gemeenschappen binnenkort zou plaatsvinden. Dat betekende niet dat ze dat in juli zouden doen. Vandaag is het 20 september. Ik veronderstel dat men dat vóór 1 september al nader heeft bekeken. Ik kijk bezorgd uit naar uw antwoord.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega, door omstandigheden werd de vergadering van het College van Procureurs-generaal en de deelstaten van 2 juli verplaatst naar 30 augustus 2016. Het ging overigens over droevige omstandigheden: de begrafenis op dat ogenblik van de procureur-generaal van het Hof van Cassatie, Patrick Duinslaeger. Dat is de reden waarom de vergadering die dag niet heeft kunnen plaatsvinden.
De vergadering is dan inderdaad verplaatst naar 30 augustus 2016. Op die vergadering is inderdaad onder meer onderzocht of de toepassing van de COL 8/2014 met betrekking tot de mededelingen van vervolgingen en veroordelingen van ambtenaren niet aan een evaluatie toe was.
Op dit ogenblik is in een automatische toekenning aan de werkgever voorzien voor alle veroordelingen tot een correctionele of criminele straf, inclusief verkeersinbreuken op het ogenblik dat de beslissing in kracht van gewijsde is getreden.
De procureur des Konings of de arbeidsauditeur kan op basis van vier cumulatieve criteria – de ernst van de feiten, de band tussen het misdrijf en het beroep, het belang van het onderzoek en het stadium van de rechtspleging – een individuele beoordeling maken om ook in lopende zaken, tijdens het onderzoek of tijdens de vervolging de werkgever in kennis te stellen. Dat vergt steeds een individuele beoordeling en is een zeer delicate oefening, niet het minst gelet op het vermoeden van onschuld.
Wij hebben, uiteraard in overleg met minister Crevits, aan het College van Procureurs-generaal vooreerst een tekstaanpassing voorgesteld zodat het parket verplicht wordt om onmiddellijk de werkgever in kennis te stellen op het ogenblik de vervolging wordt ingesteld bij verwijzing of rechtstreekse dagvaarding, wanneer de feiten van die aard zijn dat het vertrouwen wordt geschaad ten aanzien van personen aan wie, in het kader van hun onderwijstaken of welzijnstaken, de hoede over minderjarigen is toevertrouwd. Het College van Procureurs-generaal heeft gewezen op het belang van het vermoeden van onschuld en benadrukt dat de COL steeds appreciatiebevoegdheid in hoofde van de magistraat behoudt.
Er was ook een tweede voorstel. We hebben namelijk aan het College van Procureurs-generaal de vraag voorgelegd om een grondige evaluatie van het toepassingsgebied te maken. Recente gebeurtenissen hebben nogmaals gewezen op de noodzaak hiervan. De huidige COL 8/2014 richt zich op bepaalde beroepscategorieën zoals ambtenaren, personen tewerkgesteld in de jeugdsector, medische en paramedische beroepen, de georganiseerde beroepen en personen die tewerkgesteld zijn in een sector die een openbare dienst verleent, zoals bijvoorbeeld De Lijn, de telecomsector enzovoort. Dit zijn allemaal personen die een geregelde, professionele en betaalde bezigheid uitoefenen.
Voor ons is het belangrijk dat de bepalingen van de COL ook van toepassing kunnen zijn voor personen die als vrijwilliger werken. Dat is een voorstel dat bij herhaling ook via het Vlaams Forum Kindermishandeling is geformuleerd. We hebben specifiek gevraagd om te bekijken of het toepassingsgebied niet kan worden uitgebreid.
We willen dus ook bekijken in hoever er maatregelen moeten worden genomen inzake andere beleidsdomeinen, zoals bijvoorbeeld de sportsector, de jeugdsector en de culturele sector.
U argumenteert dat we er minstens voor moeten zorgen dat er een reflectie is en dat, als men het niet wil, men het eventueel toch expliciet moet doen. De regel zou zijn dat men het in normale omstandigheden moet doen. Het College van Procureurs-generaal was daarover aanvankelijk eerder terughoudend, omdat het dat vermoeden van onschuld en de individuele appreciatie van de parketmagistraten voor ogen had. Maar uiteindelijk heeft de vergadering beslist dat men die COL 8 van 2014 zal evalueren, inclusief het toepassingsgebied ervan.
De gangbare procedure in het College van Procureurs-generaal is dat de tekstaanpassingen en de evaluatie van het toepassingsgebied moeten gebeuren in het bevoegde expertisenetwerk. De vergadering heeft dan ook beslist dat de gemeenschappen zullen worden genodigd om aan die werkzaamheden deel te nemen en dat er een akkoord is dat er via het expertisenetwerk een tekstaanpassing zal worden bekeken en besproken.
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dat is enerzijds goed nieuws, maar anderzijds is er enig gevaar dat die aanpassing een schooljaar zou kunnen duren. De vraag is dan ook wat er ondertussen gebeurt.
Er is een eenvoudige maatregel die u zelf kunt treffen, namelijk alle parketten op die gevoeligheid wijzen. Twee weken geleden was er een gelijkaardig gebrek aan communicatie of een gebrek aan bezorgdheid vanuit het parket richting figuren die al veroordeeld waren wegens pedofilie en toch in bepaalde instellingen werken. Maar aangezien iedereen toen op vakantie was, heeft niemand daarop gereageerd. Er is dus toch iets aan de hand.
Ik herhaal: dit was ook de bezorgdheid van alle onderzoekscommissies. Men verzorgt de communicatie tijdelijk en dan verdwijnt de interesse weer. Het is zeer moeilijk om in het geval van het gerecht in Kortrijk en de school in Ronse uit te leggen waarom er niet werd voldaan aan die vier criteria. De persmagistraat heeft toen verklaard dat men dat pas moet doen als er een veroordeling is. Ik vrees dat dat wijst op een gebrek aan kennis en gevoeligheid ten opzichte van deze materie.
Ik hoop dat u er vanuit het Vlaamse niveau zo sterk mogelijk op aandringt dat die eenvoudige tekstaanpassing wordt uitgevoerd en de richtlijnen op de werkvloer worden aangescherpt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De procureurs-generaal hebben een taakverdeling. Ik heb de indruk dat de bevoegde procureur-generaal zich er wel van bewust is dat het korps moet worden gesensibiliseerd rond dat issue.
Mijnheer Landuyt, de gevolgde procedure is de gebruikelijke procedure. Het is niet de bedoeling dat er tijdens een college met gemeenschappen circulaires ter zitting worden aangepast. Er is een procedure waarbij het kader van wat er moet gebeuren naar een expertisenetwerk wordt verstuurd dat die aanpassingen zal uitvoeren. Op de vergadering is er zeker niet besproken over welke punctuele tekstaanpassingen het gaat, maar men heeft mij wel verzekerd dat men wel degelijk aan de slag zal gaan met onze twee vragen.
U mag ervan uitgaan dat wij dat zullen opvolgen. Wij zullen deelnemen aan die expertisewerkzaamheden. Wij zullen het uiteraard op de volgende vergadering van het college aanbrengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.