Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, de uitvoer van bedrijfseigen mest kwam hier al diverse malen aan bod. U haalde het aan in uw beleidsnota, minister. U wilt er de nodige aandacht aan besteden en mogelijke oplossingen uitwerken.
De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) heeft een ontwerpprotocol uitgewerkt met haar Waalse tegenhanger. Nu is de oplossing in zicht en ze wordt een feit vanaf 2017. Vlaamse landbouwers krijgen de mogelijkheid om bedrijfseigen mest uit te voeren naar hun gronden in het Waalse Gewest.
Dat is positief, maar er is nog werk aan de winkel, namelijk een regeling met Noord-Frankrijk. De problematiek ligt daar een stuk complexer omdat daar een Europese aanpak nodig is en een en ander op Europees niveau geregeld moet worden. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen gedroogde dikke fracties en ruwe meststoffen. In Frankrijk zijn de departementen bevoegd voor zulke regelingen, en momenteel is er enkel toestemming verleend voor de invoer van onbehandeld pluimvee- en paardenmest, en niet voor andere ruwe mestsoorten, omdat de Fransen vinden dat daaraan gezondheidsrisico’s verbonden zijn. Minister, u hebt bij diverse vragen om uitleg al te kennen gegeven dat uw diensten inspanningen blijven doen om een regeling met Noord-Frankrijk uit te werken.
Minister, welke concrete regeling werd er uitgewerkt voor Vlaamse boeren die hun bedrijfseigen mest naar het Waalse Gewest mogen exporteren?
Werd het ontwerpprotocol van de VLM en haar Waalse tegenhanger integraal overgenomen? Of waren er knelpunten die een politieke oplossing moesten krijgen? Hoe lang gaat het akkoord duren? Welke evaluatie en opvolging wordt er gepland?
Hebben de diensten inmiddels de vooropgestelde analyse gemaakt van de huidige situatie met Noord-Frankrijk? Zo ja, welke zijn de conclusies en de belangrijkste redenen voor de weigering?
Welke stappen wilt u verder zetten om toch te komen tot een grensboerregeling met Noord-Frankrijk?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Vlaanderen en Wallonië hebben inderdaad een samenwerkingsprotocol afgesloten betreffende de informatie-uitwisseling. Op die manier kunnen gewestgrensoverschrijdende veeteeltbedrijven percelen gelegen in het andere gewest bemesten met eigen geproduceerde dierlijke mest.
Concreet betekent de term gewestgrensoverschrijdend bedrijf dat: het bedrijf beschikt over dierlijke productie en landbouwactiviteiten in beide gewesten; de afstand in vogelvlucht van de plaats waar de dierlijke mest geproduceerd wordt – de stallen dus – en van de te bemesten percelen tot de gewestgrens niet groter is dan 25 kilometer; de afstand in vogelvlucht tussen de plaats van de dierlijke productie en de percelen niet groter dan 40 kilometer is. Landbouwers die voldoen aan deze criteria kunnen zich laten erkennen als grensboer. Wanneer een grensboer eigen dierlijke mest wil spreiden, moet hij transportdocumenten opmaken, en deze transporten voordien en nadien melden met behulp van een internetapplicatie. De registratie van de transporten gebeurt door het gewest waar de mest wordt afgezet. De informatie over deze mesttransporten, evenals informatie over de potentiële afzetruimte van de gronden, wordt jaarlijks uitgewisseld tussen de beide administraties.
De totale hoeveelheid dierlijke mest die een individueel bedrijf via deze weg transporteert, mag niet groter zijn dan de eigen dierlijke mestproductie. Om de autoriteiten de mogelijkheid te geven dit na te gaan, zullen de gegevens uitgewisseld worden. Om de uitwisseling van gegevens mogelijk te maken, zal iedere landbouwer om erkend te worden als grensboer, toestemming moeten geven om de gegevens ter beschikking te stellen. In het najaar zullen de potentiële grensboeren worden aangeschreven om hen goed te informeren.
Bij het vaststellen van inbreuken tegen de verplichtingen uit het samenwerkingsprotocol of de geldende mestwetgeving kan de bevoegde autoriteit beperkingen opleggen. Door een goede samenwerking tussen de VLM en het Office Wallon de Déchets en tussen de administraties en het beleid werden mogelijke knelpunten gedetecteerd en opgelost.
Het gaat om een samenwerking van onbepaalde duur, die weliswaar op elk moment kan worden bijgesteld indien dat nodig zou zijn. In het samenwerkingsprotocol is in opvolging voorzien door een raadgevende commissie. Deze commissie is minimaal samengesteld uit twee vertegenwoordigers van de verschillende diensten. De commissie regelt algemene en individuele problemen en stelt jaarlijks een balans op van de mestbewegingen op basis van de uitgewisselde gegevens.
Over een algemene analyse van de problematiek van export naar andere lidstaten zijn al veel schriftelijke vragen en vragen om uitleg gesteld. De antwoorden daarop werden u bezorgd. Ik zal die hier niet allemaal overlopen. De Europese verordeningen bieden een juridische basis om dierlijke mest vanuit Vlaanderen te transporteren naar Frankrijk.
Dit laat toe dat de individuele lidstaten onderling exporttransporten regelen door individuele toestemmingen te verlenen. Voor pluimvee- en paardenmest heeft Frankrijk reeds individuele toestemmingen verleend. Voor varkensmest is dat tot op heden nog niet het geval.
Wat de problematiek van de Vlaamse grensboeren met grond in Frankrijk betreft, willen we eveneens een bilateraal akkoord afsluiten, zoals we dat met Wallonië hebben gedaan. De VLM heeft reeds contact opgenomen met de bevoegde autoriteiten op het Franse grondgebied. Dat loopt echter niet zo gemakkelijk. Er is wel wat koudwatervrees aan Franse zijde. Daarom bewandelen we ook andere wegen. We zaten eerst bij de nationale diensten, nu gaan we uitzoeken of we via de regionale diensten niet gemakkelijker bereidheid kunnen vinden. Die stap naar de naburige departementen wordt nu gezet.
Overleg plegen over de grenzen van de gewesten kan mooie resultaten opleveren. We hopen diezelfde overlegprocedure met Frankrijk en de ons omringende departementen te kunnen gebruiken.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, de regeling die u met Wallonië hebt getroffen, is heel positief. Voor heel wat grensboeren zal dat een oplossing bieden. In 2014 ging het over 724 landbouwers. Misschien is het handig om ons de huidige cijfers te bezorgen van de grensboeren die van de nieuwe regeling gebruik zouden kunnen maken.
Het is goed dat u verder inspanningen blijft doen en dat u ook bij de regionale departementen in Noord-Frankrijk aanklopt voor grensboerregelingen. Dat is een grote stap vooruit, maar natuurlijk kan het altijd nog beter. In Vlaanderen is er een groot mestoverschot. Voor heel wat boeren zou de export van hun bedrijfseigen mest een oplossing kunnen zijn als dat ook kan gebeuren naar niet-eigen bedrijfsgronden in bijvoorbeeld Wallonië. De varkenshouderij in West-Vlaanderen heeft daar een groot aandeel in, en misschien moet in de toekomst worden gekeken naar exportmogelijkheden van eigen bedrijfsmest naar niet-eigen bedrijfsgronden. Zijn er plannen om in de toekomst een volgende stap te zetten in het verhaal van de afzetting van bedrijfseigen mest?
Collega, het is niet alleen belangrijk wat de minister doet, het is ook baanbrekend. Veel van haar collega’s hebben hun tanden stukgebeten op dit dossier, maar zijn niet geslaagd.
Minister, wanneer wordt de Europese meststofwetgeving eventueel aangepast? Dat is ook niet onbelangrijk.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De bijkomende cijfers en gegevens zullen we opzoeken en bezorgen.
De volgende stap gaat natuurlijk een beetje verder. Zowel Wallonië als Frankrijk worstelen soms met de waterkwaliteit en nitraat. Het is niet vanzelfsprekend om onze mestoverschotten naar daar te exporteren. We blijven het gesprek verder aangaan, maar het is geen evidente discussie. In Europa zal binnenkort het gesprek worden gestart over aanpassingen. De exacte timing heb ik niet bij.
Minister, u krijgt inderdaad een pluim. Ik hoop dat u verdere stappen zet om nog meer baanbrekend werk te realiseren. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.