Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Croo heeft het woord.
Minister, op 19 maart 2014 communiceerde u het volgende: “Op het Overlegcomité tussen de gemeenschappen en federale overheid is vandaag de contingentering voor medische specialismen besproken. In dit kader werd reeds een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de federale overheid. Deze werkgroep zal haar werkzaamheden voortzetten. In eerste instantie zal werk gemaakt worden van een correct medisch kadaster dat de arbeidskracht inzake geneeskunde in kaart brengt. Dat zal gebeuren via een kruising van de gegevens van het federaal kadaster van gezondheidszorgberoepen met de prestatiegegevens van laatstgenoemden. Dit vormt de basis voor de verdere besprekingen. De resultaten van de werkgroep zullen in elk geval opnieuw aan de regeringen worden voorgelegd. De Vlaamse Regering zal het dossier dus blijven opvolgen."
In een antwoord op een vraag om uitleg van collega Peter Persyn in de commissievergadering van 3 maart 2015 liet u ook verstaan dat de planningscommissie werk maakt van het dynamische kadaster van de verschillende specialismen om een beter zicht te krijgen op het aantal actieve artsen per specialisme, om op die manier betere voorspellingen te kunnen maken van de planning van het aanbod van de verschillende specialismen. Er werd ook een interkabinettenwerkgroep Gezondheidsberoepen opgestart die dit dossier zou opvolgen. De gemeenschappen zijn conform de bepalingen van de zesde staatshervorming bevoegd voor het bepalen van eventuele subquota. Om een beleid verder uit te werken wou u echter eerst zicht krijgen op het dynamisch kadaster. In uw beleidsnota 2014-2019 staat het volgende: "We ondersteunen het federale beleid van de contingentering van de tandartsen en artsen. We onderzoeken voor welke beroepscategorieën het systeem van subquota behouden moet blijven. Hiervoor werken we heel nauw samen met de Planningscommissie medisch aanbod, om in het belang van elke overheid over hoogkwalitatieve gegevens over de sector van de gezondheidszorgwerkers te kunnen beschikken."
Zoals reeds eerder werd vermeld, is de erkenning van de gezondheidszorgberoepen door de zesde staatshervorming een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap geworden. Het bepalen van de normen waaraan een kandidaat-zorgverstrekker moet voldoen om erkend te worden en de erkenning zelf, blijven echter een federale bevoegdheid. De Federale Regering legt een contingent op waaraan de gemeenschappen zich moeten houden: ze mogen dus maar een bepaald aantal RIZIV-nummers verdelen. Wallonië houdt daar al jaren geen rekening mee, daar worden meer artsen toegelaten tot de opleiding, waardoor er een overschot aan Franstalige artsen ontstaat in Wallonië. Hoewel Vlaanderen deze quota wel heeft, geraakt een deel van de Vlaamse artsen niet aan een erkenning. Nu leverde de planningscommissie onlangs het advies af betreffende de quota. Dat zou de wettelijke verdeelsleutel 60 procent Nederlandstalige artsen tegenover 40 procent Franstalige artsen wijzigen naar een 56,5/43,5-verhouding.
Hoever staan we nu met de uitwerking van het dynamisch kadaster? Hoe staat u tegenover het advies van de planningscommissie om de wettelijke verdeelsleutel te wijzigen, wat, voor alle duidelijkheid, geen unaniem advies was? In welke mate heeft de Vlaamse Regering kunnen wegen tijdens de nauwe samenwerking met de Planningscommissie medisch aanbod, zoals werd aangegeven in uw beleidsnota?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het dynamisch kadaster is een instrument van de Cel Planning van het Medisch Aanbod van de federale overheid, onder de auspiciën van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. Het dynamisch kadaster is in volle uitwerking en de eerste resultaten van de koppeling aan de consumptiegegevens – zijnde de koppeling aan de gegevens van het RIZIV – zijn als basis genomen voor het recente advies van de plenaire vergadering van de federale Planningscommissie. Het dynamisch kadaster zal in de komende maanden en jaren verder verfijnd worden.
Voor alle duidelijkheid: de Vlaamse Gemeenschap werd tot op dit ogenblik nog niet formeel gevraagd om een advies te geven. Bij de verdeling van het globale contingent over de verschillende gemeenschappen is tot nu toe altijd de 60/40-verhouding gehanteerd, alhoewel dit geen wettelijk bepaalde verdeelsleutel is. In het meest recente advies van de Planningscommissie is de nieuwe verhouding geen uitgangspunt maar een ‘resultante’: men heeft op basis van de voorgestelde berekeningen de aantallen per gemeenschap ingeschat per deeldiscipline. Het resulterende totaal vertoonde uiteindelijk niet de traditionele verhouding. We zien op dit ogenblik geen redenen om het standpunt dat we sinds vorige regeerperiode innemen te wijzigen. We wensen de 60/40-verhouding te behouden en kijken uit naar het effect van de filter die bij decreet in de Franse Gemeenschap geïnstalleerd werd. Het betreft een examen dat na de eerste bachelor werd ingevoerd en de komende maanden voor het eerst zal worden toegepast. Of dit naar behoren werkt, zal pas blijken na de tweede zittijd 2016.
Bovendien kan het niet los worden gezien van andere problemen met betrekking tot de contingentering, namelijk het overschot aan afgestudeerden aan geneeskundestudenten in de Franse Gemeenschap of, concreter, het tekort aan RIZIV-nummers voor het teveel aan afgestudeerden. Het is ten zeerste de vraag of de realiteit van dat overtal ook meegenomen is als parameter om de toekomstige noden te berekenen. Dan zou men immers verwachten dat het aandeel aan Franstalige kant beduidend lager ligt, gelet op hun ‘wervingsreserve’, als ik dat zo mag noemen, of met andere woorden het aantal afgestudeerden die nog op een RIZIV-nummer wachten.
Tegelijk vinden we het belangrijk dat de nodige maatregelen genomen worden, in overleg met de onderscheiden gemeenschappen, die met de zesde staatshervorming bevoegd zijn geworden voor de subquota, om de integratie van de dubbele cohorte artsen die afstuderen in 2018 in de ziekenhuizen en de vervolgopleidingen te vergemakkelijken en om knelpuntspecialisaties ingevuld te krijgen door gerichte maatregelen om de aantrekkelijkheid te verhogen, onder andere via de omkadering, aanbieden van kwaliteitsvolle stages. In dat kader hebben we ook de opdracht gegeven aan de Koninklijke Academie voor Geneeskunde in België om een advies te geven over de kwaliteit van de stages en de aantrekkelijkheid van de knelpuntspecialismen.
De Vlaamse overheid heeft één niet stemgerechtigde vertegenwoordiger en aldus ook één plaatsvervanger in de Planningscommissie medisch aanbod. We willen de planningscommissie verder stimuleren om haar werkzaamheden rond het dynamisch kadaster voort te zetten en zodoende de uitgewerkte modellen verder te valideren en te verfijnen.
Mevrouw Croo heeft het woord.
Uit de cijfers van de erkenningen van 2015 blijkt dat de quota in Vlaanderen gerespecteerd worden. Het quotum lag er op 80 artsen en er zijn er 85 erkend. Daarnaast heeft de federale overheid nog eens 47 Europese diploma’s en één niet-Europees diploma erkend. Langs Franstalige kant staan er 81 erkenningen tegenover een quotum van 52. Daarbovenop zijn nog 83 Europese en 11 niet-Europese diploma’s erkend. Ik hoop dat Vlaanderen niet gaat meedoen aan die toestanden, want dat zal een onevenwicht bij de artsen brengen. Het zal onze studenten die in een zwaar ingangsexamen moeten slagen, verhinderen om een RIZIV-nummer te krijgen en te kunnen werken. Dat zou toch wel heel spijtig zijn, na de zware inspanningen die de studenten, maar ook hun families, hebben geleverd.
Bovendien is er ook het probleem van de buitenlandse artsen en tandartsen die de taal niet machtig zijn. Die examens zijn absoluut niet wat ze horen te zijn. Die artsen kunnen zich echt niet verstaanbaar maken tegenover patiënten. Daar worden wij bij ons in het ziekenhuis dagelijks mee geconfronteerd. Naast de buitenlandse patiënten hebben we buitenlandse studenten in het kader van Erasmus. Dat is echt wel een probleem. Er moet toch wel over worden gewaakt dat de taalvaardigheden er zijn, dat die mensen goed kunnen communiceren, en dat ze ook een evenwaardige opleiding hebben. Eigenlijk moeten we streven naar een ingangsexamen tout court voor alle mensen die een erkenning willen, ook al hebben ze hun diploma in het buitenland behaald.
Mevrouw Saeys heeft het woord;
De vraag is al aan bod gekomen tijdens de plenaire vergadering. Ik ga nog eens herhalen wat ik toen heb gezegd. Voor het eerst is het quotum gebaseerd op een wetenschappelijke methode. Dat is in de Planningscommissie unaniem goedgekeurd, zowel door Vlamingen als door Walen, maar het resultaat ervan is door twee leden niet goedgekeurd. Als men een systeem goedkeurt, moet men achteraf toch ook het resultaat ervan aanvaarden. Het is ook de eerste keer dat de minister van Volksgezondheid Wallonië gedwongen heeft om de instroom in het onderwijs te gaan inperken, met een numerus fixus. Hoe betrouwbaar dat zal zijn, zullen we zien. Er zijn in ieder geval vergrendelingsmechanismen in het voorstel ingebouwd.
Voor het eerst ook zullen overtallen worden gecorrigeerd, omdat Wallonië inderdaad op een schandalige manier met de instroom van artsen is omgegaan. Het voorstel is dat er jaarlijks 194 plaatsen van het quotum van Wallonië zullen worden afgetrokken, maar omgekeerd zal het quotum voor Vlaanderen verhoogd worden met 76 plaatsten. Dat zal gebeuren gedurende zeven jaar.
Onze federale minister is dus niet echt naïef. Ze houdt toch twee stokken achter de deur. Ten eerste doet men die oefening voor één jaar, namelijk 2022, en zal men dan wel zien of Wallonië het ook ernstig meent met die numerus fixus. Ten tweede zal de minister erover waken dat ze werkt met genummerde autorisaties, die exact met de quota zullen overeenkomen. Wie daar niet over beschikt, zal dan ook geen RIZIV-nummer krijgen.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, uw antwoord is hetzelfde als dat dat we in de plenaire vergadering hebben gekregen, wat ook maar logisch is. Ik kan er me volledig bij aansluiten, maar ik voel me toch geroepen om iets te zeggen, want nu zijn we een amalgaam aan het maken in de vraagstelling van de toe te kennen RIZIV-nummers, het medisch aanbod van de Planningscommissie en de erkenning van buitenlandse diploma’s. We moeten opletten dat we niet alles in één zak gooien, waardoor niemand nog weet waarover we eigenlijk praten. Dat is niet allemaal hetzelfde.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik ben het eens met wat de heer Bertels zegt, maar het is een feit dat heel wat buitenlandse studenten hier komen studeren. Ik heb onlangs het woord gevoerd over de taalproblematiek in het Brusselse. Ik ben niet alleen bekommerd om de onrechtvaardigheid van de schandalige uitwassen die nu twintig jaar aan de gang zijn, waarbij mensen in de zuidelijke helft van het land wetten en afspraken aan hun laars lappen, maar vooral om de problemen van taalgebruik.
Mevrouw Croo stelt in de praktijk vast dat er inderdaad tandartsen zijn die uit een Franstalig gebied komen en in België snel aan de bak geraken maar die hun patiënten niet verstaan. Dit geldt a fortiori voor mensen die elke dag aan het ziekbed staan, zowel in een ziekenhuis als in de thuissituatie. De vergelijking maken met stukadoors die uit Polen komen, gaat in dezen echt niet op. Ik pleit eigenlijk voor misschien bijkomende Vlaamse maatregelen in de erkenning. Hetzij tijdens de opleiding hetzij na de opleiding moeten er stevige testen zijn. Zo niet belanden we binnenkort van de wal in de sloot. Beter voorkomen dan genezen.
Ik wil niet dat me woorden in de mond worden gelegd als ‘Poolse stukadoors’ en ‘gezondheidsberoepen’. Ik heb daar zelfs in de verste verte niet over gesproken. Ik wilde gewoon opmerken dat de erkenning van buitenlandse gezondheidszorgers en de planningscommissie niet noodzakelijk hetzelfde is. Wanneer er voor de kwaliteit van de zorg taalkennis moet zijn, dan moeten we die afdwingen via de kwaliteit van de zorg, daar bestaat geen discussie over. Maar men mag hier niet alles in één zak gooien.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik ben het met een aantal zaken eens en ik bevestig, voor zover dat nog nodig is, dat minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block al heel wat inspanningen heeft gedaan. Ik heb er begrip voor dat moet worden gezocht naar een oplossing, maar er moet ook begrip worden opgebracht voor het feit dat de Vlaamse Gemeenschap, die zich al jaren houdt aan een aantal afspraken, met voorzichtigheid kijkt naar een aantal evoluties.
De Franse Gemeenschap zegt dat ze een instrument heeft ontwikkeld om de instroom daarop in te werken, maar dat moet eerst op zijn effectiviteit worden beoordeeld. Minister Crevits en ikzelf hebben onlangs tijdens de interministeriële conferentie gezegd dat we weten dat dit in Wallonië onderhevig is aan heel wat juridische betwistingen. Het is dan ook logisch dat we willen weten in welke mate dat instrument effectief blijkt te zijn, wetende dat de Vlaamse Gemeenschap, en vooral de studenten en de kandidaten die geïnteresseerd zijn in die opleiding in Vlaanderen, al jarenlang een systeem ondergaan dat voor hen vaak een dikke streep door de rekening betekent omdat de toekomstperspectieven niet kunnen worden gehonoreerd.
Mevrouw Croo heeft het woord.
Ik hoop alleen dat de quota worden gehandhaafd en dat de verhouding niet wordt gewijzigd. Het is niet de bedoeling dat er communautaire zaken op de agenda worden geplaatst, maar we moeten er wel op toezien dat de buitenlandse diploma’s met de nodige omzichtigheid worden bekeken voor ze worden erkend.
De vraag om uitleg is afgehandeld.