Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg gaat over de artikel 60’ers. We kunnen er vandaag niet omheen dat die groep, die toch wel aanzienlijk is, met iets meer dan 10.000 werknemers die tewerkgesteld zijn in een artikel 60-statuut, ongerust zijn. Ze wachten op duidelijkheid. U hebt enige tijd geleden aangekondigd dat u dit zou hervormen als onderdeel van uw concept tijdelijke werkervaring. Tot vandaag blijft die hervorming eerder een onduidelijk verhaal dan een duidelijk signaal.
Om duidelijkheid te geven aan die sector lijkt het mij belangrijk om op korte termijn met hen in overleg te gaan en aan te geven in welke richting u wilt gaan. Bij alle hervormingen waarmee u momenteel bezig bent of die u hebt aangekondigd, merken we dat u een bepaalde groep doorstuurt naar sociale economie. Op zich is dat niet slecht, want dat is de plaats waar ze thuishoren. Maar als er geen afstemming is met de bevoegde minister of er zijn geen extra middelen of groeipad, kan uw hervorming een probleem zijn voor een aantal mensen die vanuit een statuut dat goed werkt, moeten evolueren naar een verhaal waarbij ze op een wachtlijst terechtkomen. Het is belangrijk dat we de hervorming van dat artikel 60 goed opvolgen en dat we ervoor zorgen dat er geen mensen uit de boot vallen, en zeker niet de allerzwaksten.
Vandaag trekken de OCMW’s, maar vooral de ondernemingen in de sociale economie en de kringwinkels, aan de alarmbel.
Daarom heb ik een aantal vragen. Ik hoop dat u er heel concreet op kunt antwoorden.
Minister, wat zijn volgens u de sterktes van de huidige maatregel van artikel 60, vooral ook aangezien u in het verleden hebt gezegd dat u die wilt behouden? Welke elementen in de bestaande maatregel gaat u bijsturen of wijzigen? In welke wijzingen voorziet u met betrekking tot de doelgroep van de bestaande maatregel? Zal het instrument ook in de toekomst kunnen worden ingezet in de sociale economie? Worden er wijzigingen doorgevoerd in functie van de tewerkstelling van artikel 60’ers in de sociale economie? Bent u zich bewust van de impact van de bestaande maatregel van artikel 60 in de sociale economie en van wat een eventuele wijziging kan betekenen voor die ondernemingen?
De vraag die daarop volgt, is logisch. Hebt u al overleg gehad met minister Homans, die bevoegd is voor de sociale economie, om de impact van die hervorming op de ondernemingen van de sociale economie te kunnen opvangen? Hebt u al overleg gehad met vertegenwoordigers van de ondernemingen in de sociale economie? Zo ja, wat was het resultaat van die besprekingen? Indien niet, wanneer zal dat overleg plaatsvinden?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Beenders, ter voorbereiding van de hervorming van artikel 60 in verband met tijdelijke werkervaring is mijn kabinet samen met VDAB de dialoog aangegaan met diverse grote, middelgrote en kleine OCMW’s, net om de troeven en verbeterpunten in kaart te kunnen brengen. Ik kan de volgende conclusies trekken. De OCMW’s ervaren artikel 60, paragraaf 7, als een belangrijk activeringsinstrument. De arbeidsovereenkomst tijdens het traject en de toegang tot het stelsel van de sociale zekerheid aan het einde van de arbeidsovereenkomst zijn belangrijke pluspunten van artikel 60. Het bestaande kader biedt de OCMW’s voldoende ruimte en ook voldoende autonomie om de dienstverlening in het kader van artikel 60 vanuit een eigen visie te kunnen vormgeven en indien gewenst diverse partnerschappen te kunnen aangaan. Het werken met een vaste trajectbegeleider wordt als een pluspunt ervaren. De registratie in één centraal dossier is zeker een voordeel. Het netwerk en de samenwerking met lokale bedrijven zijn voordelen. De financiële tegemoetkoming door de werkplekaanbieder is een belangrijke factor om dit kostenneutraal te houden voor het OCMW. Sociale economie speelt een belangrijke rol in het aanbod van werkplekken. Maatwerk is een centraal uitgangspunt, naast activering. Dat is de conclusie. Dat zijn de positieve punten.
Zoals u aangeeft in uw vraagstelling, was er op 30 oktober een conceptnota Tijdelijke Werkervaring. Daarover is in dit parlement ook een gedachtewisseling gehouden. De elementen die ik zal bijsturen wat artikel 60 betreft, staan ook vermeld in de conceptnota. De essentie is dat het instrument van artikel 60 in de toekomst zou moeten passen in een breder traject van tijdelijke werkervaring. Conform de afspraken in de conceptnota werkt VDAB momenteel samen met een aantal OCMW’s in een werkgroep een gedeeld afsprakenkader uit.
Ik kom terug tot mijn conceptnota. De instroom kan gebeuren vanuit diverse organisaties. Die kan gebeuren via VDAB, als het gaat over de instroom van werkzoekenden ingeschreven bij VDAB in functie van het verkrijgen of het behoud van werkloosheidsuitkeringen, maar die instroom naar tijdelijke werkervaring kan ook gebeuren via de OCMW’s, als het gaat over leefloongerechtigden. De bedoeling is dat dat gebeurt op basis van een uniform, gedeeld afsprakenkader. Ik zei net dat men daarover bijeenzit.
Zoals aangegeven in de conceptnota blijft het instrument van artikel 60 in de toekomst voorbehouden voor de doelgroep van de leefloongerechtigden, wat dus betekent dat het instrument louter door de OCMW’s zal worden gehanteerd. Zoals voorzien in de conceptnota kan artikel 60 bij alle werkgevers, dus ook bij werkgevers in de sociale economie. Gezien de doelstelling om binnen twee jaar door te stromen naar het normaal economisch circuit en de doelgroepafbakening voor tijdelijke werkervaring zal die werkervaring binnen de sociale economie als een eerste deel van een traject worden beschouwd. Het zal nog altijd het OCMW zijn dat bepaalt of een leefloongerechtigde behoefte heeft aan een tijdelijke tewerkstelling via artikel 60 in een sociale-economie-initiatief.
Als u dat allemaal hoort, dan meen ik ook gerust te kunnen zeggen dat ik geen negatieve effecten op de sociale economie zie. Diverse aspecten die verband houden met de financiering van artikel 60, moeten nog worden geregeld in een decreet. Een ontwerp van decreet is daarvoor in voorbereiding. We zullen verder zien wanneer dat dan precies zal worden goedgekeurd.
Ik heb regelmatig overleg met collega Homans, maar dat zal u niet verbazen, veronderstel ik. We overleggen ook duidelijk over deze maatregelen. Uiteraard zal dat ook door de Vlaamse Regering in haar geheel worden besproken.
Vorige week zijn we per brief ook nog op de hoogte gebracht van bekommernissen van de vertegenwoordigers van de ondernemingen in de sociale economie. Ik kan u zeggen dat we de koepel hebben uitgenodigd. Dat gesprek vindt of vond vandaag plaats. Het zou vandaag rond half tien beginnen. We zullen hen beluisteren en proberen hun bekommernissen ook weg te nemen, of daar toch minstens duidelijke antwoorden op te geven.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Het lijkt me ook een correct antwoord. Ik denk dat de sector die analyse kan delen. Ik heb vooral gehoord dat u geen bruuske hervorming zult doorvoeren, waardoor een bepaalde groep misschien via een andere weg geactiveerd zal geraken. U zegt wel duidelijk dat u veel hebt overlegd met minister Homans, en ik hoop dat ook echt. We zijn er echt oprecht bezorgd over dat er met al die hervormingen die u hebt aangekondigd, systematisch een aantal mensen worden doorgestuurd naar de sociale economie, wat misschien wel de juiste weg is, maar het blijft echt wel heel moeilijk om daar opnieuw groeipaden te krijgen. Ik hoop echt dat, wanneer u doorgaat met hervormingen en u merkt dat u de deur richting sociale economie openzet voor een bepaalde groep die niet bij uw bevoegdheid Werk hoort, u dat dan ook echt pas doorvoert als uw collega-minister daar ook een opening voor maakt. Ik ben maar bang dat hier de hervormingen worden afgerond, en u hebt een snelheid ter zake, maar dat daardoor groepen zoals die van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) of het wijkwerken voor een gesloten deur komen te staan.
En dat is de oprechte bezorgdheid die we in al die hervormingen delen. Uw visie is in veel gevallen juist, ik deel die. Maar we moeten er wel voor zorgen dat uw collega-ministers die deze bevoegdheden hebben, ook volgen. Wanneer zij niet volgen, is er een probleem met de hervorming die u voorstelt. In dat geval moet u begrijpen dat wij proberen die opening te forceren bij uw collega. We moeten erop letten dat de sociale economie versterkt uit de hervorming van artikel 60 komt. Het aantal mensen dat daar nu in tewerkgesteld is, zal niet dalen. Ik heb begrepen dat u daar min of meer de garantie voor geeft.
Minister, kunt u effectief garanderen dat het contingent binnen de sociale economie behouden blijft na de hervorming van artikel 60?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het is heel positief dat alle pluspunten die u hebt opgesomd, kunnen worden geïntegreerd in dat nieuwe stelsel van tijdelijke werkervaring. Ook de betrokkenheid van de OCMW’s, centrale actoren in dezen, is heel belangrijk.
Minister, u hebt gezegd dat u maatwerk heel belangrijk vindt, ik ga er dan ook van uit dat de duurtijd van artikel 60 ook maatwerk kan zijn in functie van bijvoorbeeld de toegang tot de sociale zekerheid. Afhankelijk daarvan is een bepaalde duurtijd van artikel 60 nodig om ervoor te zorgen dat het ook op dat vlak zijn doel bereikt.
Kunt u iets meer duidelijkheid scheppen over dat afsprakenkader dat in ontwikkeling is? Kunt u daar een timing bij geven? Veel OCMW’s die niet betrokken zijn bij dat verhaal en bedrijven van sociale economie en andere zullen immers veel vragen hebben bij dat kader omdat dit nu eenmaal de praktische zaken zal regelen voor dat beleid.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Beenders, ik wil even ingaan op uw laatste opmerking. Er bestaat een verschil in visie tussen uw partij en de onze. U klampt volgens mij te veel vast aan het verleden in plaats van te kijken naar de toekomst. Met tijdelijke werkervaring en wijkwerk bieden we meer mogelijkheden. Op die manier is het systeem veel socialer dan dat van vroeger met alle mogelijke statuten waarbij de mensen door het bos de bomen niet meer zagen.
Wanneer men dan in tegenstelling tot de vorige regering werkt met conceptnota’s, creëert men een extra draagvlak bij de stakeholders. Zonder conceptnota zult u in 2017 of 2018 plots worden geconfronteerd met tal van uitvoeringsbesluiten en ontwerpen van decreet, en dat zal nog veel harder aankomen. Dat is het voordeel van de conceptnota’s: de lijn van die nota’s is duidelijk en is veel socialer en biedt meer mogelijkheden om iedereen zo veel mogelijk naar de reguliere economie te leiden.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, de geplande hervorming van de artikelen 60 en 61 is geen gemakkelijke oefening. Het is logisch dat er ongerustheid is zolang niet alles duidelijk is en het totale plaatje niet zichtbaar is. Voor mij is dit een puzzel waarbij alle puzzelstukken finaal in elkaar moeten passen. Het is heel belangrijk dat we dit ruimer zien dan die verschillende stukken.
Minister, het is wel heel positief dat u zich aan die oefening waagt. Het is immers goed om te komen tot een stelsel van tijdelijke werkervaring dat zo veel mogelijk mensen naar een job toeleidt. In de sector was men bezorgd dat twee op de drie mensen bij de toeleiding uit de boot zou vallen en richting sociale economie zouden vloeien. Hoe evalueert u die uitspraak, minister? Ik heb begrepen dat er op dit moment overleg bezig is, dat is alvast een goede zaak. Op die manier kunnen we bij de sector heel wat onduidelijkheid en bezorgdheid wegnemen.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vragen van de heren Beenders en Bothuyne. Minister, ik hoor van u en van de sector dat er inderdaad overleg is en dat er veel openheid is. Dat is een goede zaak. Wij juichen dat toe, en dat is ook nodig in deze hervorming. Voor ons blijft de rode draad echter dat niemand uit de boot mag vallen. ‘Leave no man behind’ zou ik het zelfs noemen. Iedereen moet kunnen meegaan in het nieuwe hervormde stelsel. De bezorgdheid is er echter wel, en in die zin denk ik dat het succes van de hervorming zal worden afgemeten aan de vraag of er al dan niet mensen uit de boot vallen. Ik hoop dan ook vooral dat de onderhandelingen die u momenteel voert en de bezorgdheden die worden geuit vanuit de sector, u zullen inspireren om ervoor te zorgen dat een kader wordt gecreëerd waarbij niemand uit de boot valt.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Annouri, dat is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Ik ben wel blij dat er over grenzen van meerderheid en oppositie heen steun bestaat voor deze moeilijke oefening. We proberen de stap richting werk in het normale economische circuit te maximaliseren voor de toekomst. Dat is niet eenvoudig. Op een bepaald moment in het verleden zijn we de verkeerde weg opgegaan met het creëren van de gesubsidieerde tewerkstelling eerder dan een pad naar werk. We moeten dat zeker aanpakken voor mensen die wel op dat pad naar werk werk zouden kunnen hebben gevonden. Maar ik begrijp de bezorgdheid voor wie dan eventueel uit de boot zou kunnen vallen.
Mijnheer Bothuyne, voor mij zijn de duurtijd en het maatwerk er in functie van het traject naar werk. Artikel 60 is niet in de eerste plaats bedoeld om mensen van een leefloon naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) te krijgen. De eerste bedoeling is om ze van een leefloon naar een job te krijgen.
Mijnheer Bothuyne en mevrouw Talpe, als je een instroom naar tijdelijke tewerkstelling wilt realiseren, waarbij je de filosofie handhaaft dat je hen binnen een traject van maximum twee jaar naar het normale economische circuit brengt, loopt de manier van werken binnen het OCMW en VDAB gelijk. Vandaar dat overleg. Een gemeenschappelijk afsprakenkader mag niet zijn van: ‘Ik heb pech want ik zit bij het OCMW’ of ‘Ik heb pech want ik zit bij VDAB’ of ‘Ik heb geluk want ik zit bij de ene of bij de andere’. Men moet daarover afspraken maken. Mijnheer Bothuyne en mevrouw Talpe, dat is nu bezig. Men is nu dat afsprakenkader aan het maken.
Mijnheer Beenders, het is zeker niet mijn bedoeling om het aantal plaatsen in de sociale economie te verminderen.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. U bent nog maar net begonnen. Ook de oppositie steunt u in uw initiatieven, wanneer u er ook voor zorgt dat de mensen die niet via tijdelijke werkervaring naar het normale economische circuit kunnen en echt alternatieven nodig hebben, die ook krijgen.
Daarom vond ik het een beetje jammer, mijnheer Gryffroy, dat u zo’n steek zette. Ik vond uw opmerking pijnlijk. Wij zeggen wat de minister zegt. Om daar nu zo’n ideologische polemiek van te maken, dat vond ik er een beetje over. Ik vond het ook een beetje jammer voor de sector, want wij zorgen nu net voor die mensen die alternatieven nodig hebben. U kunt niet ontkennen dat dat niets te maken heeft met ideologie. Er zijn nu eenmaal mensen die niet via tijdelijke werkervaring naar een normaal economisch circuit kunnen. U moet zich daarbij neerleggen. Er zijn mensen die nood hebben aan begeleiding op de werkvloer. Er zijn mensen die nood hebben aan arbeidszorg. We moeten ervoor zorgen dat de bevoegde ministers, die daar verantwoordelijk voor zijn, stappen zetten. Wanneer zij dat doen, is er geen probleem. Dan steunen wij dat. Dat wil ik dus even rechtzetten: wij zijn geen ideologische discussie aan het voeren waarbij wij op een andere manier de mensen aan werk willen helpen. Wij willen gewoon dat iedereen die een bepaalde begeleidingsvorm nodig heeft, die ook krijgt, en dat mensen die via een tijdelijke werkervaring naar een job kunnen, dat ook gaan doen. Op dat vlak, mijnheer Gryffroy, begreep ik uw betoog helaas niet.
Minister, ik hoop dat u uw collega-ministers kunt overtuigen dat ze dezelfde stappen met dezelfde snelheid nemen als u, zodat iedereen op het juiste pad zit naar een job in het normale economische circuit. Diegenen die dat niet krijgen, moeten kunnen terugvallen op het sluitstuk, dat sociale economie en arbeidszorg in uw verhaal van tijdelijke werkervaring moeten zijn. Zo zie ik het: mensen die bij u niet terechtkunnen moeten aan een ander deurtje kunnen aankloppen. Dan is dat sociale economie of arbeidszorg. Als die deur dicht blijft, dan hebben we een probleem. Is die deur open, dan hebben wij geen probleem en dan steunen wij u. Dan hoop ik dat we op dat vlak nog een goede samenwerking tussen VDAB en OCMW kunnen blijven nastreven, zodat de mensen die vandaag in artikel 60 zitten, ook in uw hervorming kunnen blijven genieten van de steun die ze nodig hebben om hopelijk op heel korte termijn een job te vinden waarin ze zich thuis voelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.