Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, in uw beleidsnota lees ik: “In Vlaanderen blijkt het bestaande netwerk van natuur- en bosgebieden ontoereikend om het verlies van plant- en diersoorten te voorkomen. (…) Ecologische verbindingen tussen groene gebieden vormen een noodzakelijke randvoorwaarde voor de biodiversiteit.” In het ontwerp van witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) worden ruimtelijke beleidsdoelstellingen geformuleerd, uiteraard ook voor natuur en bos. Een van de principes is het vrijwaren van de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en Natura 2000. Ik citeer nogmaals: “Ruimtelijke ontwikkeling bevordert de realisatie van het Vlaams Ecologisch Netwerk en de Europese natuurdoelstellingen voor het Natura 2000-netwerk. Biodiversiteitsherstel vereist het behoud en de realisatie van grote eenheden natuur.”
We weten dat ook de meest bedreigde zonevreemde bossen op korte termijn een betere bescherming krijgen. Het uiteindelijke doel blijft weliswaar nog steeds om die planologisch te verankeren, via een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), maar intussen zullen er toch beschermingsmaatregelen gelden. Ik vroeg me echter af of het klopt dat de bestemming bos of natuur voldoende bescherming biedt. Klopt het dat de aanduiding als VEN- of Natura 2000-gebied die bos- en natuurgebieden daadwerkelijk ook maximaal vrijwaart, of zijn er toch achterpoortjes? Vandaar mijn vragen.
De bos- en natuurregelgeving voorziet in verschillende beschermingsregimes enerzijds en in afwijkingsmogelijkheden anderzijds om bossen alsnog te kappen en te bebouwen of te verkavelen. Welke procedures moeten daarbij worden gevolgd? Kunt u daar een overzicht van geven? Indien een dergelijk bos behoort tot Natura 2000-gebied of gelegen is binnen het VEN of een Habitatgebied, geldt dan het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) als “direct werkende norm” in de zin van artikel 4.3.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), en moet bijgevolg de vergunningsaanvraag worden geweigerd?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, de bescherming van een bos is afhankelijk van de ligging van dat bos. Ik zal u de regelgeving eventjes schetsen. De ontbossingsregeling is vermeld in artikel 90bis van het Bosdecreet. Dat steunt op de volgende principes. Ontbossing is verboden, tenzij anders is bepaald in het Bosdecreet. Als ontbossing niet verboden is, dan is een stedenbouwkundige vergunning vereist. Een stedenbouwkundige vergunning voor ontbossing of een verkavelingsvergunning voor beboste gronden kan niet worden verleend zonder een compensatie. Die compensatie varieert naargelang de situatie van de aanvrager en de aard van het perceel dat moet worden ontbost. Compensatie kan gebeuren door bebossen in natura of door het betalen van een bosbehoudsbijdrage. Met de middelen van die boscompensatie wordt dan ook verder grond aangekocht bedoeld voor bebossing. Een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing kan niet worden verstrekt wegens het ontbossingsverbod, behalve in vier gevallen: indien de ontbossing noodzakelijk is met het oog op het uitvoeren van handelingen van algemeen belang; voor ontbossing in zones met de bestemming woongebied in de ruime zin en industriegebied in de ruime zin of een met die zones gelijk te stellen ruimtelijke bestemming; voor ontbossing van de uitvoerbare delen in een niet-vervallen vergunde verkaveling; voor ontbossing in functie van vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt voor speciale beschermingszones (SBZ’s) of voor beschermde soorten op grond van het Natuurdecreet.
In alle andere gevallen kan van het verbod tot ontbossen worden afgeweken indien er vooraf een ontheffing van het verbod wordt verkregen. In de praktijk worden die ontheffingen gegeven door de administrateur-generaal van het ANB. Voor bossen die gelegen zijn in het VEN, gelden nog bijkomende bepalingen. De vergunningverlenende overheid moet de VEN-toets of verscherpte natuurtoets uitvoeren, conform artikel 26bis, paragraaf 1, van het Natuurdecreet.
De verscherpte natuurtoets betekent dat de overheid geen toestemming of vergunning mag verlenen voor een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. De vergunningverlenende overheid kan advies vragen aan het ANB. Als die toetsing uitwijst dat er wel degelijk onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN te verwachten is, dan kan er een beroep worden gedaan op een uitzonderingsregeling om af te wijken van dat verbod. Nadere regels met betrekking tot die afwijking staan beschreven in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid. Een dergelijke afwijking kan alleen bij afwezigheid van een alternatief worden toegelaten of worden uitgevoerd om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. Steeds moeten alle schadebeperkende en compenserende maatregelen worden genomen.
Er is een verbod tot wijziging van vegetaties. Een ontbossing is een vegetatiewijziging en is verboden in het VEN. Van dat verbod kan worden afgeweken door middel van een algemene ontheffing gegeven door de minister bevoegd voor het natuurbehoud, of door een individuele afwijking verstrekt door het ANB. Deze procedure staat beschreven in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003.
Voor bossen die gelegen zijn in speciale beschermingszones en waar een Europees te beschermen habitat of soort voorkomt of tot doel is gesteld, gelden de regels omtrent de passende beoordeling. Dat betekent dat in eerste instantie een initiatiefnemer moet nagaan of de voorgenomen ontbossing geen betekenisvolle schade aan de natuurlijke kenmerken van die speciale beschermingszones kan veroorzaken. Dat gebeurt in de vorm van een gericht onderzoek, de passende beoordeling. Het verslag van dat onderzoek moet bij de vergunningsaanvraag worden gevoegd. De vergunningverlenende overheid is ertoe gehouden om zelf ook een beoordeling te doen en de vergunningsaanvraag passend te beoordelen, om te zien of er geen betekenisvolle schade aan de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones kan optreden. Ook in dit geval is een afwijking mogelijk, als is gebleken dat er voor de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone geen minder schadelijke alternatieve oplossingen zijn en alleen om dringende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. Als de betrokken speciale beschermingszone of een deelgebied ervan een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort is, komen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten of, na advies van de Europese Commissie, andere dwingende redenen van groot belang in aanmerking.
Het zijn die toetsingen die als direct werkende normen gelden volgens het VCRO. Het ANB heeft in de regelingen inderdaad een adviesrol, maar het advies op zich is niet bindend. Het ANB kan zich in een advies wel beroepen op de figuur van de direct werkende norm om duidelijk te maken dat een vergunning mogelijk onrechtmatig kan zijn. Dat kan het geval zijn indien er geen compensatievoorstel bij de vergunning zit, indien er geen bewijs is dat er geen betekenisvolle effecten op een SBZ te verwachten zijn of indien in het dossier een passende beoordeling ontbreekt die aantoont dat de mogelijke impact op de ontbossing niet betekenisvol is.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk overzicht.
Die direct werkende norm bestaat ook bij Erfgoed. Wanneer er een negatief advies is van Erfgoed, wordt dat als bindend beschouwd. Wanneer dat in strijd is met direct werkende normen, wordt dat beschouwd als een niet te nemen hindernis. Hier zegt u in geval van ANB dat zelfs als we dat zouden beschouwen als in strijd met of als gevolg van de direct werkende norm, we toch aan dit advies, mits motivatie, kunnen voorbijgaan.
Ik denk dat we hier in een grijze zone of in elk geval in een complexe situatie verzeilen. Ik lees in uw beleidsnota, minister, bij operationele doelstellingen 17, dat u werkt aan een vernieuwd wettelijk kader en een vereenvoudigd instrumentarium voor Bos en Natuur. Hoever staat het daarmee? Op welke termijn kunnen we daar teksten over verwachten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, de vorige regering heeft beslist om geen enkel advies nog bindend te maken. Dat gebeurde in het kader van een grote vereenvoudiging waar iedereen achter stond. Er is één uitzondering, namelijk Onroerend Erfgoed. Een advies is echter een advies en dus niet bindend.
Die vereenvoudiging zal klaar zijn tegen het najaar en vloeit voort uit iets wat hier is beslist. In het Natuurdecreet hebben wij het strikte onderscheid opgeheven tussen de bosbeheerplannen en natuurbeheerplannen en streven we naar een vereenvoudiging zodat het overal over hetzelfde type zou gaan. Dat zal eind dit jaar klaar zijn.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u hebt gelijk dat we tijdens de vorige legislatuur hebben gezegd dat die bindende adviezen een contradictio in terminis zijn. Een advies is een advies en dus per definitie niet bindend. U zegt dat er een uitzondering bestaat voor Erfgoed, ik denk dat er nog uitzonderingen bestaan bij Waterwegen, zoals de bouwvrije zones of de zones die toegankelijk moeten blijven naast de waterlopen. Ook daar blijft het advies bindend.
De vraag om uitleg is afgehandeld.