Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de regionale televisieomroepen
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, vandaag zijn er in Vlaanderen tien regionale omroepen. Conform het Mediadecreet hebben die een aparte plaats en opdracht binnen ons medialandschap. Voor de uitvoering van hun decretale opdracht wordt een samenwerkingsovereenkomst tussen de omroep en de Vlaamse overheid afgesloten. De Vlaamse overheid geeft een beperkte subsidie, maar via het decreet op de regionale omroepen ontvangen zij toch wel substantiëlere vergoedingen van de distributeurs. In wezen blijven de regionale radio-omroepen private omroepen. Ook decretaal zijn ze een aparte categorie van particuliere televisiediensten, evenwel met de specifieke taak om regionaal nieuws en informatie te brengen binnen hun verzorgingsgebied.
De huidige samenwerkingsovereenkomsten met de regionale omroepen lopen eind dit jaar af. U kondigde aan dat een en ander geëvalueerd zal worden. De leefbaarheid van de regionale omroepen blijft nog steeds een aandachtspunt, en dat ondanks de initiatieven uit de vorige legislatuur, onder andere het decreet met betrekking tot de vergoedingen die ze van de distributeurs krijgen.
Tijdens de bespreking van de beleidsbrief Media werd ook dieper ingegaan op de toekomst van de regionale omroepen. U zei toen het volgende: “De situatie van de regionale televisie zal een van de interessantere debatten van 2016 opleveren. Op dit moment zijn de opties nog ruim. De eerste optie bestaat in de voortzetting van het bestaande pad, met aandacht voor de samenwerkingsovereenkomst en de al dan niet integratie daarin van nieuwe vragen of verwachtingen en de bijhorende financiële middelen. (…) Sinds de vorige legislatuur kunnen ze wel op een ondersteuning van de overheid rekenen. Die zal behouden blijven, maar of de overheid nog meer hoort te subsidiëren, is nog maar de vraag. In die context komt het media-ecosysteem en bijvoorbeeld de rol van de Vlaamse Audiovisuele Regie (Var) in de kijker. Een andere mogelijkheid is een verbeterde samenwerking met de VRT.”
Intussen weten we waarom u dit aankondigde als een van de interessantere debatten voor 2016, want naar aanleiding van de presentatie van uw nieuwste pennenvrucht hebt u inderdaad een ballonnetje opgelaten over de toekomst van de regionale omroepen. We weten dat ze een zorgenkindje blijven. U stelt de vraag of ze niet naar een grotere schaal moeten worden gebracht, bijvoorbeeld provinciaal of onder de vleugels van de VRT. Er wordt onder meer verwezen naar Groot-Brittannië, waar die ontkoppeling al langer bestaat.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij de aanleiding en de doelstelling van het onderzoek met betrekking tot de regionale radio-omroepen? Als ik goed ben ingelicht, loopt dat nu en hebben de regionale omroepen inderdaad een aantal vragen gekregen, waarop ze geantwoord hebben. Kunt u iets zeggen over de verdere timing van dat onderzoek? Wanneer zullen we de resultaten daarvan te zien krijgen?
Naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrief Media gaf u aan dat er nog verschillende opties waren voor de toekomst van de regionale omroep. Welke opties liggen er vandaag nog ter tafel? Zijn er al een aantal aan de kant gezet? Wat blijft er vandaag nog over?
In uw visievorming verwijst u naar het voorbeeld van Radio 2 en de regionale ontkoppeling in Groot-Brittannië. Wij denken dat dat toch een heel andere context is. Het gaat daar om de ontkoppeling van een publieke radio-omroep enerzijds en de ontkoppeling van een publieke televisieomroep anderzijds, en dus niet van particuliere initiatieven, zoals de regionale omroepen bij ons georganiseerd zijn. Hoe wilt u daarmee omgaan?
En tot slot, als u de regionale omroepen op een of andere manier onder de vleugels van de VRT wilt brengen of daarbij wilt laten aansluiten, kan dat wel binnen de huidige beheersovereenkomst met de VRT, die nu loopt tot 2020?
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik zal mijn vraag niet uitgebreid inleiden. De heer Vandaele heeft dat al op zijn geheel eigen en schitterende wijze gedaan. Ik ben wat geschrokken van een passage in uw recente boek over de media, waar u naar eigen zeggen niets over te zeggen hebt. Het zal vakantieliteratuur worden, behalve die passage natuurlijk.
De regionale omroepen hebben zorgen. Die zorgen zijn deels opgevangen door de structurele financiering die decretaal geregeld is en die we hier een tijd geleden samen hebben uitgewerkt. Maar blijkbaar blijven er toch een aantal problemen aanwezig, ook op het vlak van eigen inkomsten, reclamewerving, samenwerking enzovoort. Dat zijn een aantal problemen die mij gesignaleerd worden.
Nu lanceert u dus die denkpiste om de regionale zenders onder te brengen in de VRT-stal. Ik vermoed dat u indicaties hebt over de financiële situatie van de regionale omroepen, die misschien nog kritischer zijn dan die die ik ken.
Mijn fractie en ik vinden regionale televisie zeer belangrijk. Regionale tv is een sterke actor voor de versterking van de sociale cohesie en de lokale gemeenschappen. Regionale tv brengt op een goede manier nieuws over de regio’s. Radio 2 doet dat overigens ook, en die zender is een model waarnaar men kan verwijzen, al ben ik niet vergeten dat de zogenaamde ‘ontkoppeling’ van Radio 2 in de aanloop van de opmaak van de beheersovereenkomst door de VRT zelf bijna werd afgebouwd – al is dat in de afgesloten beheersovereenkomst gelukkig niet zover gekomen. Uw collega, minister Tommelein, zat hier jarenlang in de commissie. Hij was hier met verve actief. Ook hem is het belang van de regionale zenders niet ontgaan. Hij heeft ze altijd verdedigd. Het feit dat hij nu als minister zelf een weerbericht ‘groene energie’ invoert en daarvoor op hen een beroep doet, benadrukt het belang van regionale tv.
Minister, hoe zijn de regionale zenders het voorbije jaar doorgekomen? Is er financiële stabiliteit? Is de kwaliteit voldoende hoog? Bij de laatste bespreking in de commissie bleek dat de jongste meting van de kwaliteit niet al te positief uitviel. Zijn de waarderingscijfers voldoende hoog? Is er voldoende bereik? Wat is de juiste onderzoeksopdracht die u hebt uitgeschreven in functie van het eventueel onderbrengen van de regionale zenders bij de VRT? Welke afspraken zijn er gemaakt tussen de Vlaamse Regering en de regionale zenders wat betreft het presenteren van het weerbericht ‘groene energie’? Ik vraag me dan ook af of u de regionale tv nu zult gaan sponsoren. Wat wordt er in dat verband van de zenders verwacht, en wat staat daartegenover?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, collega's, dank voor de vragen. Nadat in de beleidsbrief een tip van de sluier was opgelicht, was het geen toeval dat ik het debat wou opentrekken naar aanleiding van mijn nieuw verschenen boek. Ik situeer even wat de stand van zaken van de problematiek is. De onderzoeksopdracht betreffende de regionale televisieomroepen past inderdaad in de evaluatie van de huidige samenwerkingsovereenkomsten met de regionale televisieomroeporganisaties voor de periode 2012-2016. Die lopen dus eind van dit jaar af. De onderzoeksopdracht heeft ook betrekking op de decretale bereikvergoeding door dienstenverdelers aan de Vlaamse regionale televisieomroeporganisaties en de impact hiervan op de leefbaarheid. De belangrijkste onderzoeksvragen uit het bestek zijn samengevat de volgende. Eén: het in kaart brengen van de bestaande tewerkstellingsprogramma’s en de verschillende financieringsbronnen – inclusief de overheidscommunicatie en de subsidiestromen en steunmaatregelen – van alle Vlaamse regionale televisieomroepen in de periode van 2011 tot heden, met aandacht voor de relaties tussen de vzw’s en de commerciële bedrijven die erachter zitten.
Het tweede element van het bestek is het in kaart brengen van de organisatiestructuren, aandeelhoudersstructuren en verbanden tussen de regionale omroepen en de verbonden bedrijven. Het derde element is de impact en het belang van de samenwerkingsovereenkomsten voor de leefbaarheid van de regionale omroeporganisatie. Het vierde is de doelmatigheid en de effectiviteit van de decretaal bepaalde bereikvergoeding door de dienstenverdelers voor de regionale omroepen. Het vijfde betreft de perspectieven van de regionale omroepmarkt inzake consolidatie en marktevoluties. Het zesde betreft de opportuniteiten van de digitalisering en de toekomstige distributie. Het laatste element is het formuleren van aanbevelingen op basis van al deze aspecten.
De studie wordt uitgevoerd door het onderzoeksbureau Podium Perception Management (PPM), dat, zoals de commissieleden weten, veel voeling heeft met de materie. De studie wordt op dit moment afgerond. De resultaten worden gepresenteerd in het najaar, wat verklaart waarom ik ze vandaag nog niet in detail kan bespreken. Maar de bevindingen zullen zeker een rol spelen in het debat. Zolang de onderzoeksopdracht niet opgeleverd is, zijn alle opties nog open. Ik wil dat benadrukken. Ik verwacht de resultaten van het onderzoek in de loop van de maand september aan de commissie te kunnen voorleggen.
De vraag die in de onderzoeksopdracht is verwoord, luidt letterlijk: ‘Wat kan een nauwere samenwerking van de regionale televisieomroepen met de VRT betekenen?’ PPM bereidt momenteel een antwoord op onder meer deze vraag voor, en zal in dat verband aanbevelingen formuleren. Het onderzoek moet ook bekeken worden in het licht van wat nu reeds is opgenomen in de beheersovereenkomst met de VRT: ‘Versterking van het media-ecosysteem – Structurele samenwerking met andere Vlaamse mediaorganisaties’. Dat vereist de volgende actie: ‘Exploratie van samenwerkingspistes met Vlaams-Brusselse en regionale media’. Dat staat zo in de beheersovereenkomst.
Hoe bepaalde resultaten zouden kunnen passen in de huidige beheersovereenkomst met de VRT, is een voorbarige vraag: eerst wil ik de visie en de aanbevelingen van PPM afwachten. Een volgende stap bestaat er dan in om tegen eind 2016 duidelijkheid te hebben over het verder te voeren beleid inzake regionale televisie. Wat ik in mijn boek heb willen aangeven, is dat we moeten nadenken over de toekomstige taken, perspectieven en opdrachten van de regionale televisieomroepen. Als men het traject van de afgelopen jaren bekijkt, dat zijn ze helaas wel een zorgenkindje. Ik leg straks nog uit waarom dat zo is. Er zijn evenwel nog mogelijkheden, en precies daarom heb ik de opdracht uitgeschreven om de inkomsten, samenwerkingsmogelijkheden en digitale mogelijkheden te onderzoeken. De digitalisering van het medialandschap en het veranderend consumptiegebruik bieden ook voor de regionale omroepen opportuniteiten. De vraag is dus of ze daar voldoende op inspelen.
U kent ook het probleem van de waarderingscijfers. De boodschap is niet echt prettig: de afgelopen jaren is er een duidelijk dalende trend van de waarderingscijfers waarneembaar, en dit voor alle zenders. Het waarderingsonderzoek is erop gericht jaarlijks betrouwbare waarderingscijfers per omroep en per informatieprogramma te verschaffen, en dat voor de duur van de samenwerkingsovereenkomst. De doelstelling is dat elke omroep voor de journaals en de informatieprogramma’s een gemiddelde waardering van minimaal 7 op 10 zou moeten halen. Het onderzoek voor de periode oktober-november 2015 werd door de administratie op 1 december 2015 elektronisch overgemaakt aan de regionale televisieomroepen. Het toont aan dat, na een significante daling van de waarderingsscores in 2014 voor acht van de tien journaals, de waarderingscijfers in 2015 eerder stabiel zijn gebleven ten opzichte van 2014, maar echt gunstig kan dit vooralsnog niet worden genoemd.
De waarderingscijfers van vier van de tien journaals liggen voor 2015 lager dan in 2014, waarbij dit voor één omroep een significante daling inhoudt. Bij zes van de tien journaals is er een lichte stijging van de waarderingsscores ten opzichte van 2014, maar deze stijgingen zijn niet significant. Concreet grenzen zeven van de tien journaals aan de norm van 7 op 10, en liggen drie omroepen significant onder deze norm, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval.
Ook de andere informatieprogramma’s overstijgen de waarderingsdoelstelling van 7 op 10 niet. De meerderheid grenst evenwel aan deze norm, terwijl een kleine minderheid de minimale waardering van 7 op 10 niet haalt, ook niet na toepassing van de bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval.
Wat de kijkfrequenties betreft, geven de resultaten van het waarderingsonderzoek 2015 aan dat er net zoals in 2010, 2012, 2013 en 2014 substantieel meer respondenten zijn die verklaren minder te kijken dan zij die meer kijken naar hun regionale televisieomroep in vergelijking met één jaar eerder. Voor alle omroepen samen ligt de verhouding hoger dan 3 op 1. Deze verhouding is ook aanzienlijk hoger dan de afgelopen jaren. In 2014 was dit hoger dan 2 op 1. De onderzoekers geven hieromtrent aan dat dit een indicatie is dat ook de bereikcijfers van de regionale televisieomroepen in 2015 verder dalend zijn.
De groep die verklaart minder te kijken, geeft ook een significant lagere waardering – bij vele omroepen is deze waardering ruim onder de drempel van 7 op 10 – dan de groep die verklaart even vaak of meer te kijken dan één jaar geleden. De onderzoekers geven aan dat er verwacht mag worden dat minstens een deel van deze groep definitief zal afhaken.
Net als bij de voorgaande metingen, blijkt dat de regionale televisie omroepen voornamelijk een ouder, dus 55-pluspubliek aantrekken. Op basis van de kijkfrequentie per leeftijdscategorie ligt het bereik bij de jongeren en jonge gezinnen zeer laag.
Net zoals in de voorgaande waarderingsonderzoeken blijkt echter dat er zowel bij jong als oud een grote interesse bestaat voor regionaal nieuws en regionale informatie. Dat is wel duidelijk het perspectief dat er nog altijd is en dat ik ook in de vragen van de twee parlementsleden heb gehoord. Televisie blijkt nog wel belangrijk te zijn als regionale informatiebron, maar ook nieuwswebsites en sociale media worden belangrijker. Bij jongeren zijn deze digitale media de belangrijkste bron van regionale informatie.
De nieuwsprogramma’s werden net als in de voorgaande metingen beoordeeld op een aantal criteria. Hieruit blijkt dat de nieuwsprogramma’s van de regionale televisieomroepen vooral niet goed scoren op de affectieve component, die ook bestaat. De kijkers beoordelen in het algemeen het nieuwsaanbod als onvoldoende boeiend, aantrekkelijk of verrassend, wat we onder de affectieve component kunnen klasseren. De kijkers quoteren de nieuwsprogramma’s dan weer beter op vlak van actualiteit en betrouwbaarheid, wat absoluut een goede zaak is. Dat is dan de informatieve component. Dit betekent niet dat ze ook als ‘diepgravend’ worden beoordeeld, want ook deze scores liggen laag. De kijkers vinden dat de aangeboden nieuwsfeiten dus wel voldoende actueel en betrouwbaar zijn, maar ze verwachten meer geboeid en verrast te worden door het nieuws uit de eigen regio.
Deze tendensen zijn niet nieuw, ze liggen in lijn met de bevindingen uit het rapport 2014 zoals toegelicht in mijn antwoord op een vraag van mevrouw Brouwers in deze commissie in juni vorig jaar. De waarderingscijfers onderstrepen des te meer het belang van de uitgeschreven opdracht naar de mogelijkheden voor de toekomst.
Mijnheer Caron, u stelde een vraag over het weerbericht rond groene energie. De Regionale TV Media (RTVM), die de nationale reclameregie voor alle Vlaamse regionale zenders verzorgt, laat weten dat het wekelijkse energiebericht een initiatief is dat binnen het project 2015 valt om nieuwe nationale kapstokken over alle regionale omroepen heen te ontwikkelen. Een vergelijkbaar bericht over de productie van hernieuwbare energie bestaat al in een tiental andere Europese lidstaten en ook al in Wallonië, waar dit gebeurt in samenwerking met de RTBF.
Elke maandagochtend vanaf midden juni, en dit gedurende 52 weken, worden productiegegevens over hernieuwbare energie per provincie doorgespeeld aan de redactie van RTVM, die deze info omzet in het stramien van een energiebericht van 15 seconden, en dit per provincie. Dit bericht wordt afgewerkt ter beschikking gesteld van elke betrokken regionale televisieomroep voor uitzending. Deze productie-informatie is afkomstig van de vzw APERe.
Het weerbericht hernieuwbare energie is dus provinciespecifiek en wordt uitgebreid toegelicht op www.energiesparen.be/weerbericht. Deze actie is ook opgenomen in het Zonneplan van mijn collega-minister bevoegd voor de energie.
Ter ondersteuning van dit initiatief betaalt het Energiefonds aan RTVM een forfaitair nettobedrag van om en bij 30.000 euro exclusief btw op jaarbasis als deelname in de productiekosten van dit energiebericht.
De regionale televisieomroepen laten hieromtrent weten dat ze trachten om voor volgend jaar hiertoe EU-subsidies te verkrijgen via het indienen van een subsidiedossier.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u zegt dat u met opzet een passage in uw boek hebt geschreven om de discussie op gang te trekken. Nu is het mij ook duidelijk waarom u ons het boek cadeau hebt gedaan. U ging er natuurlijk – terecht – van uit dat niemand van ons dat uit eigen beweging zou kopen. (Gelach)
Maar nu we het gekregen hebben, konden we wel niet anders dan onze medewerkers de opdracht geven om het boek te lezen. (Gelach)
Maar goed, alle gekheid op een stokje, dank voor uw antwoord en voor de stand van zaken van het onderzoek, waar blijkbaar eten en drinken in zit. Ik vernam dat een aantal regionale omroepen niet zo blij waren met sommige vragen in het onderzoek. Er werd bijvoorbeeld gepeild naar de aanwezigheid online en op social media, terwijl zij zeggen dat dat geen verplichting was, enkel een aanbeveling: 'We moesten dat niet doen en nu worden we daarop gequoteerd.' U bent daar niet echt op ingegaan, dus zal het waarschijnlijk niet zo’n vaart zijn gelopen.
Een ander pijnpunt – en dan hebben we het over de leefbaarheid en de reclame – hoorden we al in de vorige legislatuur: de concurrentie van de regionale omroepen met de openbare omroep, met name de radio. De regionale omroepen voelen die concurrentie op de reclamemarkt. Vandaar allicht de geste van uw collega Tommelein, die de regionale omroepen via zijn campagne iets wil toestoppen.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik neem aan dat we er, naarmate de maanden vorderen, nog op zullen terugkomen, zeker als de afspraken met de regionalen aflopen eind dit jaar. Dan zullen we toch eens samen moeten bekijken hoe we verder gaan.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind de onderzoeksvragen wel to the point en het is belangrijk om die in kaart te krijgen. Door deze vraag te stellen heb ik merkwaardig genoeg ook van een aantal regionale zenders antwoorden op mijn vragen gekregen. Dat kunnen ze als private actor natuurlijk altijd doen. Daaruit blijken niet altijd zeer positieve bevindingen en cijfers. De tendensen zullen misschien nog wat harder zijn dan die die u naar voren brengt, zeker inzake het financiële luik.
De toekomst van regionale televisie zal volgens mij – en u suggereert dat ook – in belangrijke mate door de digitale media worden bepaald. Als er een toekomst is, situeert die zich vooral daar en veel minder via het klassieke televisiescherm. Maken de cijfers over waardering en bereik ook onderscheid in de dragers van het medium? Jongeren gebruiken uiteraard veel meer digitale media dan ouderen. Zitten in die cijfers ook dalende tendensen of zijn die stijgend?
Wat betreft de groene energie en de spot daarover hebt u het over 30.000 euro forfaitaire productiekosten per jaar. Zijn dat kosten die al dan niet via de koepelstructuur bij de regionale omroepen zelf terechtkomen? Zijn dat kosten die worden gemaakt om een programma te maken? Twee zenders zeggen me dat ze dat gewoon gratis moeten doen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
In een persbericht naar aanleiding van uw boek verwees u naar de BBC om uw idee te staven om de VRT hierin te betrekken. We spreken met de BBC over een iets andere schaal. BBC Scotland of BBC Wales kunnen we moeilijk vergelijken met ROB TV. Als de studie er komt, hoop ik dat we nog in overleg kunnen gaan met de Vlaamse regionale televisieomroepen. Ik hoop dat het niet beperkt blijft tot het invullen van een enquête van het studiebureau. Ik hoop dat we dit in de commissie nog verder zullen kunnen uitdiepen. Ik vind september een beetje krap. Ik had gedacht dat we nu al iets meer zouden weten. Het is nog net te doen. We hebben dan drie tot vier maanden de tijd vooraleer de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten er komen. Stel dat we aan de decreten wat moeten veranderen, dan wordt het kort dag.
U neemt de BBC als voorbeeld. Misschien kunnen we aan het studiebureau vragen om ook na te gaan hoe de financiering werkt in meer vergelijkbare landen zoals Nederland en Denemarken. Kan dit nog aan de studie worden toegevoegd of kan de administratie dat nagaan?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Caron, de waarderingscijfers zijn momenteel gebaseerd op lineair televisiekijken en niet op andere elementen.
Ik zal u het antwoord op de detailvraag over de 30.000 euro bezorgen, ik heb dat nu niet voorhanden.
De BBC is één vergelijkingspunt. Wie het volgt, zal gemerkt hebben wat er in Nederland aan de gang is met de regionale omroepen, die veel meer financieel worden ondersteund dan hier. Ze hebben het ook niet gemakkelijk. Het is een breder Europees verhaal over omschakeling van inhoud naar vorm. Concreet is het slechte nieuws voor de regionale omroepen dat het model dat ze nu hanteren, aan het afbrokkelen is. Het goede nieuws is dat de kijkers altijd geïnteresseerd blijven in regionaal nieuws. Het gaat over de omschakeling naar een meer digitaal perspectief, waar geen pasklaar antwoord voor bestaat. Niet alleen de regionale televisieomroepen worstelen daarmee, maar ook veel grotere omroeporganisaties. Het is in die positieve context dat ik de omvorming wil zien.
Ik denk ook niet dat het een probleem is van timing. Het aflopen van de huidige beheersovereenkomst is niet veraf meer. Wanneer we verdere tijd nodig zouden hebben om oordeelkundig nieuwe paden in te slaan – in overleg trouwens met de regionale televisieomroepen –, dan kan er altijd naar overgangsmaatregelen en -termijnen worden gezocht. Dat is geen punt.
Ik bekijk dit als een positieve omschakeling die wel wat voeten in de aarde zal hebben. Het debat is nog open. Ik heb een aantal referentiepunten genoemd, meer bepaald de BBC en de VRT, maar ik ben daar niet mee getrouwd. Ik weet ook dat het autonome karakter van de omroeporganisaties ervoor zorgt dat ze niet zomaar ergens onder kunnen worden gebracht. Door een aantal richtlijnen en krijtlijnen te geven, neem ik mijn rol wel degelijk op. Als ik die voorstellen niet zou doen, dan zou u me vragen waar ze bleven. Ik open het debat, op oordeelkundige wijze met de knowhow van een buitenstaander. Daarna komen we daar uitgebreid op terug in deze commissie en zullen we het debat ten gronde voeren in nauw overleg met de omroeporganisaties. Als we dit goed aanpakken, moeten we deze kaap dermate ronden dat de Vlaming in de toekomst nog steeds goede regionale informatie kan verkrijgen. Dat is wel degelijk de bedoeling.
De heer Vandaele heeft het woord.
Hebt u er enig idee van wanneer we de studie kunnen krijgen?
Ik ga ervan uit dat dit begin september zal zijn, wanneer we allemaal fris en uitgeslapen uit vakantie komen.
Het zou anders mooie vakantielectuur zijn geweest. Nu zullen we toch uw boek moeten lezen. (Gelach)
De heer Caron heeft het woord.
Ik wil eindigen met mijn waardering uit te spreken voor wat regionale televisie doet. Ik ben een West-Vlaming en ben voornamelijk met hen getrouwd. Ik kijk zelden televisie maar via het internet wat ze brengen. Ze hebben een heel goed digitaal platform. Ik vind het een voorbeeld van hoe de toekomst van regionale informatie kan zijn. Je kunt het delen, op de eigen website en op Facebook zetten. Ik vind dat een interessant model. Hoe ze daar een verdienmodel aan koppelen, zal wel iets moeilijker zijn. Voor mij is de toekomst van regionaal nieuws digitaal.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.