Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, minister, deze vraag circuleert al een tijdje in het parlement. Ik had ze ingediend vlak voor u de beslissing nam en de regering daarover uitspraak heeft gedaan. Er is dan een actualiteitsdebat geweest in de plenaire zitting. Ik heb het toch noodzakelijk geacht om deze vraag aan te houden omdat we er toen niet echt dieper op in zijn kunnen gaan.
Mijn fractievoorzitter, de heer Vandenbroucke, heeft een schriftelijke vraag gesteld over de afslanking van de provincies en de impact die dit zou hebben op de amateurkunsten. Op 1 januari 2017 worden de taken en bevoegdheden van persoonsgebonden aangelegenheden immers overgeheveld van het provinciaal niveau naar lokale besturen en/of de Vlaamse overheid.
Er zijn nog een aantal onduidelijkheden over het precieze verloop en de impact die deze overheveling zal hebben op de betrokken organisaties. Deze hebben immers onlangs hun financieel behoefteplan voor de periode 2017-2021 ingediend. Zolang er geen definitief nieuws is, blijft de onzekerheid en ongerustheid over de toekomst in de sector groot.
U garandeert de aangegane engagementen op vlak van ondersteuning van de amateurkunstensector onverkort voort te zetten. Wat de provinciale subsidies betreft, is het uw betrachting deze opdracht volledig over te nemen en te versterken. Dit wilt u doen via een nieuw decreet waarvan momenteel de krijtlijnen worden uitgetekend en waarna intensief overleg met de sector zal volgen. Er zal een overgangsjaar nodig zijn om het nieuwe decreet goed te keuren en te implementeren.
Minister, wat bedoelt u precies met ‘betrachting’? Hoe gaat u dit doen? Is er al duidelijkheid met betrekking tot de personeelsoverdracht? Wat bedoelt u precies met ‘versterken’? Gaan er subsidies bij komen? Hoever staat u met het opstellen van het nieuwe decreet? Hebt u al overleg gepleegd met de sector? Wat is hier tot nu toe uit gekomen?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Idrissi, sinds het indienen van uw vraag en vandaag zijn er een aantal dingen gebeurd die ik voor u op een rijtje zet. Op dinsdag 9 juni werd via elektronische procedure het afslankingsdecreet voor een derde keer principieel goedgekeurd. Het ontwerp van decreet ligt nu voor de tweede keer voor advies bij de Raad van State. We verwachten dit advies trouwens eerstdaags. Op woensdag 15 juni was er het actualiteitsdebat in de plenaire vergadering dat over de hoofdlijnen ging en minder over de materies. Er is op een gegeven moment een cultureel luik aan gekoppeld. Ondertussen heeft mijn kabinet verdere onderhandelingen gevoerd met de provincies teneinde het over te hevelen bedrag voor cultuur en jeugd definitief te bepalen. Na lange gesprekken met de betrokken instellingen en sectoren zijn er nu trilaterale gesprekken met de sector of de instelling, het kabinet en de provincies om dit alles in detail te bekijken. We schieten daar zeker op.
Dit is het algemene kader waarin we werken. Het is de bedoeling om dit voor het zomerreces af te ronden. Na het zomerreces gaan we verder met het uittekenen van de toekomst. Hoe zullen we de aangegane engagementen van de provincies voortzetten? Welke initiatieven blijven behouden en hoe tekent zich het nieuwe kader van het Vlaams regionaal cultuurbeleid af?
U weet ondertussen dat de definitieve overheveling is uitgesteld met een jaar. Dit geeft ons iets meer de tijd om het toekomstige kader en de nodige regelgeving uit te tekenen. Eerder had ik gesteld te werken met een overgangsjaar waarbij alles in 2017 ‘as is’ zou worden overgenomen. Nu kunnen we dat jaar gebruiken om de voorbereiding van het regiodecreet te verdiepen.
Ik ga niet direct in op Bijbelse tekstexegese van mijn eigen terminologie in schriftelijke vragen inzake ‘betrachten’ en ‘versterken’. Ik wil wel een antwoord op uw vraag proberen te geven. Tal van lokale amateurkunstenaarsorganisaties kregen door deel te nemen aan bijvoorbeeld een tornooi een meerjarige subsidie toegekend van de provincies. We willen nu over de provinciegrenzen heen bekijken hoe we dit best kunnen continueren en/of hervormen. Er zijn een aantal zaken waar provinciale initiatieven werkelijk aan de spits lopen op vlak van wat qua goed beleid zou kunnen – vanuit ons perspectief geoordeeld dan – en er zijn andere zaken waar er grote verschillen zijn. Die twee oefeningen moeten we doen. Wat goed is, zullen we verder uitbouwen. Waar de verschillen tussen de provincies groot zijn, moeten we kijken hoe we dit het beste kunnen overnemen, continueren en binnen welk stramien.
Ik wil samen met de betrokken actoren bekijken hoe we in de toekomst talentvolle amateurkunstenaars kunnen ondersteunen door hun bijvoorbeeld extra speelkansen aan te bieden. In eerste instantie zullen de provinciale middelen die overkomen naar Vlaanderen, gebruikt worden om het nieuwe Vlaamse beleid vorm te geven. Uw vraag over de middelen wordt beantwoord bij de opmaak van de begroting.
De personele aangelegenheden worden in hoofdzaak geleid door het Agentschap Binnenlands Bestuur. Het is immers zo dat voor alle bevoegdheden – Welzijn, Sport, Cultuur, Jeugd en Gelijke Kansen – dezelfde maatregelen gelden voor het personeel. De personeelsleden zullen overgenomen worden door de Vlaamse overheid, dus ook diegene die werken rond amateurkunsten.
U had een vraag over de opmaak van het nieuwe decreet. Er is een inventaris gemaakt van de taken die de provincies uitvoeren om de amateurkunstensector te ondersteunen. Op basis daarvan heeft mijn kabinet, in overleg met mijn administratie, een aantal krijtlijnen uitgetekend voor een regionaal cultuurbeleid. Ik wil hierover een conceptnota aan de Vlaamse Regering voorleggen. Ik weet dat sommigen soms nogal minnetjes doen over conceptnota’s, maar het is een volstrekt normale beleidsopbouw om van een probleemstelling naar een decreet te gaan. Het is goed om in de tussentijd een conceptnota te hebben.
Met de nota hebben we een draagvlak: uiteraard binnen de regering, hopelijk zo groot mogelijk binnen het parlement, maar ook met de sector. Tegelijkertijd willen we vanuit transparantie ruimte geven voor debat waarin men de sprong van conceptnota naar ontwerp van decreet verder kan becommentariëren. Ik wil niet van een black box, van een niets naar een volwaardig decreet gaan. De conceptnota zal zoals andere conceptnota’s haar belang hebben in het uittekenen van de principes waarop verdere decretale regeling kan steunen.
Uiteraard is er overleg met de sector. Mijn kabinet heeft in het hele proces geregeld overleg met de koepelorganisaties. Zij hebben actief meegewerkt aan de inventarissen en het in kaart brengen van alle provinciale initiatieven. Vorige week heeft mijn kabinet hen nogmaals ontvangen, waarbij de allerlaatste stand van zaken werd meegegeven. Er is afgesproken dat een stuurgroep zal worden opgericht voor het uittekenen van het regionale decreet, daarin zullen ook de koepels vertegenwoordigd zijn.
De rest zullen we in het najaar bespreken. We zitten op schema en we behandelen de sector als volwaardige gesprekspartner qua inhoudelijke input.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister. Ik heb nog wat vragen.
Uw kabinet heeft druk overleg gehad over het over te hevelen bedrag voor Cultuur en dat is dan een algemeen bedrag. Er zijn op dit ogenblik bilaterales. Betekent dat dat er al afgeklopt is op een bepaald bedrag? Kunt u dat meegeven?
U gaat niet – terecht – aan tekstexegese doen van schriftelijke vragen. Ik vraag wat uw betrachting is, omdat de onduidelijkheid binnen de sector zorgen meebrengt. Ik probeer te achterhalen hoeveel zorgen ze zich moeten maken. U spreekt over ‘warm overnemen’ en zegt daarmee eigenlijk: maak u geen zorgen. Dat is natuurlijk schitterend, maar eigenlijk weet ik het op dit ogenblik niet. U vertelt mij de stand van zaken en de procedures en hoe u aan wetgeving gaat doen. U hebt een conceptnota gemaakt. Dat betekent dat er draagvlak moet worden gecreëerd, anders zal de nota wellicht niet nodig zijn.
Ik vind het goed dat u de sector als volwaardige gesprekspartner beschouwt. Het is belangrijk dat zij die betrokkenheid voelen en dat ze voelen dat het niet allemaal boven hun hoofd wordt beslist.
Er komt een conceptnota en daarop gaat u de wetgeving baseren. Wat is uw timing, minister?
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, tijdens het actualiteitsdebat hebt u op vraag van de heer Caron geantwoord dat de middelen van de provincies behouden zouden blijven binnen de respectievelijke provincies. U weet dat dit met veel enthousiasme is ontvangen en door heel veel mensen goed gehoord is. Nu hoor ik u zeggen dat u het komende jaar gaat gebruiken om te zien welke engagementen kunnen worden behouden. Ik kan daar mogelijk enige spanning zien. Het kan zijn dat ik dat fout zie, vandaar mijn vraag.
Ik ben vooral heel blij dat u een stuurgroep hebt opgericht, waar de verschillende organisaties bij betrokken zijn. Het is zeer belangrijk om in de complexe oefening waar we voor staan, de mensen die het veld het best kennen, te betrekken. Zo kunt u komen tot – u hebt het vandaag nog eens herhaald – die warme overdracht van de engagementen die er in de provincies zijn. Ik denk dat dat belangrijk zal blijven in de toekomst.
Minister Gatz heeft het woord.
Neen, er is nog niet definitief afgeklopt, maar ik kan u zeggen dat we in detail praten over over te hevelen bedragen om wat nu bestaat oordeelkundig verder te kunnen ondersteunen. Ik heb dat altijd gezegd in de commissie. We zijn daar heel ver mee gevorderd. Ik ga ervan uit dat we nog voor de zomer, zeer binnenkort dus, kunnen afronden.
Aan de andere kant – u weet dat ook –: alles hangt met alles samen. We wachten af wat het advies van de Raad van State precies zal zeggen over het afslankingsdecreet. Wellicht komen die dingen de volgende dagen allemaal samen. Als alles goed gaat, kunnen we de volgende stap zetten.
Ik ga me niet op een heel precieze timing vastpinnen. Het zou mogelijk moeten zijn om de conceptnota in het najaar te hebben en het ontwerp van decreet in het voorjaar. Dat lijken mij behoorlijk na te streven doelstellingen. Dan zullen we zeker in deze commissie regelmatig op de krijtlijnen kunnen terugkomen.
Mevrouw Bastiaens, uw vraag bouwt voort op de vraag van de heer Caron in de plenaire vergadering. Wat de draagwijdte van mijn antwoord betreft, die is heel duidelijk. De provinciale middelen – die er nu nog zijn en in de toekomst ‘waren’ – werden in bepaalde provincies iets meer ingezet om een bepaalde ‘verevening’ ten opzichte van het centrum van het land – ik zal het maar zo zeggen, dat zijn Antwerpen, Gent en Brussel – toch een beetje te compenseren. Die middelen moeten we in de iets meer perifere provincies kunnen houden; het mag geen middelpuntzoekend systeem worden.
In die zin herhaal ik mijn antwoord dat ik in de plenaire vergadering gegeven heb: dat zal zeker als beginsel deel uitmaken van de conceptnota. Het moet absoluut de bedoeling zijn, ook gelet op de discussie die we vanmiddag zullen hebben met betrekking tot één welbepaalde provincie en het Kunstendecreet, om wat er nu provinciaal ondersteund wordt aan initiatieven in de provincie, dat die middelen daar ook verder kunnen renderen en dat we niet nog eens een omgekeerde solidariteit zouden moeten acteren of zelfs organiseren. Zo moet u dat begrijpen.
De rest zal vervolgd moeten worden op het ogenblik dat de beslissingen – hopelijk binnenkort – genomen worden op de ministerraad van de regering.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.