Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in het kader van de zesde staatshervorming hebben we de kans gekregen om de Interuniversitaire attractiepolen (IUAP) in te kantelen bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Als we kijken naar de geschiedenis van dit onderzoekprogramma, kunnen we zien dat sinds de oprichting in 1987 verschillende netwerken werden uitgebouwd. Dat was ook de bedoeling: het uitbouwen van netwerken tussen universiteiten in de verschillende landsdelen. In het verleden mochten ze dan ook vaak lovende evaluaties ontvangen.
Ik lees in uw beleidsbrief dezelfde vaststelling: “Wat de universiteiten betreft, houdt de zesde staatshervorming ook de overheveling in van het dossier van de Interuniversitaire attractiepolen naar de gemeenschappen. In overleg met de minister van Onderwijs en de universiteiten zullen we nagaan hoe en onder welke voorwaarden dit programma het best wordt verdergezet.”
In de beleidsnota, iets recenter, staat: “Tot slot moet ook de in het kader van de zesde staatshervorming besliste overname vanaf 2018 van het federale programma met betrekking tot de Interuniversitaire attractiepolen (IUAP) worden voorbereid. De mogelijkheid wordt onderzocht om dat programma in commerciële omroepen-beheer tussen het FWO en FNRS een doorstart te geven, mits enkele aanpassingen gericht op het versterken van de complementaire rol in het Vlaamse academische financieringssysteem.”
Minister, het wordt niet veel concreter dan dat. 2018 is niet meer zo heel ver weg. Op basis van de ietwat vage omschrijvingen is het mij onmogelijk de toekomst te zien die u wilt uitgaan met die attractiepolen die vandaag de enige organisaties zijn die een structurele samenwerking hebben tussen Nederlandstaligen en Franstaligen enerzijds, en internationale universiteiten anderzijds.
Vandaag worden er 47 netwerken gefinancierd, waarin 396 onderzoeksteams zijn betrokken, waarvan 257 Belgische. De eigenheid van de organisaties vinden we terug in de verdeelsleutel. In het verleden werd er ook al eens naar die attractiepolen gekeken, en toen kwam er telkens naar buiten dat deze verdeelsleutel essentieel is om die eigenheid te behouden. Wanneer het zou worden afgeschaft, zouden we niet meer kunnen spreken over netwerkopbouw. Dan gaat het gewoon over projectfinanciering. Daartoe hebben we al mogelijkheden. Slaag je er dan nog in om de structurele samenwerking tussen universiteiten te behouden of stellen we ons tevreden met een bilateraal contact?
Het is belangrijk dat het volume aan ondersteuning overeind blijft omdat er aan de andere kant dingen worden afgebouwd. Ik hoop dat u bij de inkanteling weloverwogen te werk zult gaan en optimaal gebruikmaakt van uw bevoegdheid om de best mogelijke oplossing te vinden voor de toekomst van dit programma.
Minister, binnen welk kader geeft u invulling aan de uitvoering van de zesde staatshervorming met betrekking tot de Interuniversitaire attractiepolen? Welk budget hebt u daarvoor ter beschikking? Zijn er overgangsbepalingen? Zijn er aan die overgangsbepalingen budgettaire consequenties verbonden? Op welke manier is het overleg met de stakeholders gevoerd?
Minister Muyters heeft het woord.
Op dit moment loopt IUAP-fase VII tot 31 december 2017. Die loopt dus nu nog volop. BELSPO organiseert een evaluatie van de IUAP-netwerken behorende tot de zevende fase. Die zou in het najaar 2016 al afgelopen zijn. Ik veronderstel dat dat dus een tussentijdse evaluatie zal zijn, omdat die zevende fase tot eind 2017 loopt.
Momenteel loopt er ook een proces waarbij zowel wij als de Waalse collega’s de krijtlijnen vastleggen voor de opvolger van het IUAP-programma. We hebben hierover een princiepsakkoord met Waals minister Marcourt. Binnen deze nieuwe benadering zullen fundamentele onderzoeksprojecten worden gefinancierd aan de hand van een transparante selectieprocedure, waarbij excellentie als enig selectiecriterium wordt gehanteerd. Het is dan ook niet langer nodig om gebruik te maken van een interne verdeelsleutel.
De nadruk van dit hernieuwd programma ligt op projectfinanciering. U zei: nog een erbij op projectfinanciering, maar dit zal het enige zijn dat dan voor de regio’s geldt als projectfinanciering. Dat is een belangrijk verschil. Ik vind het belangrijk dat het onderzoek op basis van excellentie wordt gekozen. Het zou dus wel projectfinanciering zijn, maar minister Marcourt is het daarmee eens. Dat is met de bedoeling om de impact van de investering in het basisonderzoek te optimaliseren, maar het blijft ook de bedoeling dat netwerkaspect te behouden door minimum drie onderzoeksgroepen binnen een consortium voor te stellen. Dat is heel belangrijk voor mij. Je kunt dus pas in aanmerking komen als ze van de twee gewesten komen, en er moeten minstens drie onderzoeksgroepen meedoen. Op die manier zorg je ervoor dat ook de kleine mee aan bod kunnen komen.
Het vooropgestelde tijdschema houdt in dat in 2017 de selectieprocedure wordt voltooid, zodat de projecten kunnen starten op 1 januari 2018. De details werken we op dit moment uit.
De dotatie is 17.704.421 euro, en dat wordt jaarlijks geïndexeerd vanaf 2019. U vraagt naar overgangsmaatregelen, maar die zullen niet nodig zijn, aangezien we eigenlijk voor beide regio’s een nieuw kanaal opstarten vanaf 1 januari 2018.
Mijn kabinet onderhoudt nauwe contacten met het kabinet van minister Marcourt om een optimale samenwerking tot stand te brengen voor de opvolging van het IUAP-programma. Bovendien zit een vertegenwoordiging van mijn departement EWI in de federale stuurgroep van IUAP. Deze stuurgroep, onder voorzitterschap van de federale administratie BELSPO, heeft als doel de overgang tussen fases en de overdracht naar de gemeenschappen te faciliteren. Ook FWO en zijn Waalse tegenhanger en VLIR en zijn Waalse tegenhanger maken deel uit van deze stuurgroep, zodat via deze laatste de universiteiten eveneens participeren.
Ik kan u nog nieuws geven. Gisteren heb ik vernomen dat de Waalse collega’s de principiële beslissing hebben genomen en dat we nu dus voluit de volgende stappen kunnen zetten voor de uitrol en de voorbereiding van de nieuwe start op 1 januari 2018.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Er zit best wel wat eten en drinken in. Uiteraard loopt het programma nog tot eind 2017. Aan de andere kant is dat dichterbij dan we misschien zouden willen. Dus is het op zich interessant dat u vandaag al probeert om de krijtlijnen uit te tekenen, ook gezien het interregionale karakter van het programma, wat de bespreking nog net iets complexer maakt.
U zegt dat u de verdeelsleutel niet nodig hebt omdat u gaat voor excellentie. Het andere luik van uw antwoord is dat u wel het interregionale karakter wilt behouden. Daar stel ik me de vraag hoe je dan omgaat met de bestaande structuren. Ik vermoed dat je daar een aantal verschuivingen in zult hebben. Als u zegt dat men per consortium minimum drie groepen moet hebben, dan zou dat kunnen betekenen dat er heel wat meer aanvragen zouden kunnen komen, ook van kleinere organisaties. Betekent dat dan ook andere spelers plots aanvragen zouden kunnen doen? U spreekt over een consortium. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Die groep blijft dus behouden. Dat vond ik niet terug in uw antwoord. Dat is een bekommernis die ik hier snel noteerde.
U zegt dat u de selectie midden 2017 wilt doorvoeren om ze dan te voltooien. Dan is mijn logische vraag: wanneer wordt dat dan opgestart? Wanneer denkt u die oproep in orde van grootte te realiseren? Zal de evaluatie die bij BELSPO gevoerd wordt, daarin kunnen worden meegenomen? Ik stel vast dat er blijkbaar wel al beslissingen worden genomen. Men wacht dan blijkbaar niet op de evaluatie bij BELSPO.
Ik heb een technisch vraagje. U zegt dat meer dan 17 miljoen euro wordt geïndexeerd vanaf 2019. Betekent dat dan dat de facto voor het jaar 2018 geen indexering wordt doorgevoerd? Tot eind 2017 is het federaal. Is dat het bedrag dat wordt overgeschreven? Met andere woorden: verliezen we daar de indexatie? Of zegt u dat dit wordt doorgetrokken in 2019?
De heer Diependaele heeft het woord.
Het is mijn bedoeling om een beetje verder te kijken. Ik heb drie opeenvolgende opmerkingen. Eerst en vooral, minister, wat u doet, is absoluut noodzakelijk en dat is dat de programma’s die nu lopen, voortgezet worden, verzekerd worden en er geen onzekerheid is voor die mensen. Dat het onderzoek verder kan gaan, is absoluut noodzakelijk. Daar wordt voldoende voor gezorgd. Ik denk dat dat wordt erkend door de oppositie.
Ten tweede: samenwerking tussen de universiteiten moeten we absoluut promoten. We moeten dat zo veel mogelijk aanbevelen. We moeten daarachter blijven staan.
Met mijn derde opmerking wil ik naar de toekomst kijken, wanneer we de bevoegdheid overnemen in 2017. Een instrument of een financiering die er puur op gericht is om universiteiten van Vlaanderen en Wallonië te laten samenwerken, vind ik eigenlijk voorbijgestreefd. Je moet gaan samenwerken met universiteiten, het maakt mij niet uit van waar die komen, als dat maar is op basis van waardevol wetenschappelijk onderzoek. De idee dat we dat moeten doen binnen België tussen de universiteit van Luik en die van Leuven, ik zeg maar iets, vind ik niet terecht. Dat moet wel mogelijk zijn, voor alle duidelijkheid, zeker wel. Maar dat oordeel moet gebeuren op basis van wetenschappelijke expertise. Dat is een rode draad doorheen heel ons wetenschappelijkonderzoekbeleid en doorheen heel ons innovatiebeleid. Die lijkt me hier ook aangewezen. In de toekomst moeten we erover nadenken hoe we dat meer doelmatig en meer gericht op efficiëntie en excellentie moeten gaan herorganiseren.
Minister Muyters heeft het woord.
De spelers die vandaag samenwerkingen kunnen afsluiten, kunnen dat morgen ook doen. Dat wil zeggen: de Vlaamse universiteiten, de Waalse universiteiten, de federale onderzoeksinstellingen en buitenlandse onderzoeksinstellingen of universiteiten. Die kunnen dat allemaal doen voor een bepaald onderwerp. Het zijn dezelfde spelers als vandaag.
Ik begrijp de opmerking van collega Diependaele. Vandaag is er federaal een specifiek budget voor dat soort samenwerkingen uitgezet. Het is niet vanzelfsprekend dat men bijvoorbeeld in Nederland voor een onderzoeksproject even gemakkelijk een gelijkwaardig budget opzet. Dit is een verbetering van de huidige situatie. Je kunt nog een stap verder gaan. Wij proberen op vraag van de spelers die er vandaag op het veld zijn, het project van IUAP voort te zetten, met de samenwerking tussen de twee gewesten. Het is op vraag van het veld dat ik daarop ben ingegaan. We hebben geluisterd naar wat het veld naar voren brengt. Ik begrijp uw punt. Wij stimuleren uiteraard ook samenwerkingsverbanden elders, maar dit is een structurele samenwerking die gegroeid is doorheen de jaren, met de vraag of die kan worden gestimuleerd. De verdeling van de middelen tussen Vlaanderen en Wallonië gebeurt gewoon op basis van de Financieringswet, collega Van Malderen. Alle middelen die we door de dotatie van de Financieringswet krijgen, gebruiken we in dit nieuwe programma.
Het is geen besparing: de dotatie gebruiken we – ik zal het zo zeggen. Dat is die 17 miljoen euro. Als in de Financieringswet in 2018 toch – maar ik denk het niet – een indexering is ingeschreven, zullen we die ook gebruiken, maar ik denk dat het 2019 wordt. In elk geval, dat is de manier van werken. Op vraag van het veld zetten we dit voort.
Het positieve is, mijnheer Diependaele, dat er naast de vroegere verdeelsleutel tussen Vlaanderen en Wallonië nog een verdeelsleutel was tussen de verschillende spelers, en dat we die tweede laten vallen. We werken alleen nog op excellentie. Het zijn de beste projecten en niet: zoveel van daar en zoveel van ginder. Het is misschien nog niet ideaal, maar het is een stap vooruit. Dat is voor mij essentieel. In plaats van twee verdeelsleutels is er nog één die in de Financieringswet is vastgelegd: hoeveel middelen gaan er naar Vlaanderen en hoeveel gaan er naar Wallonië, en dan werken we terug samen.
De oproep, mijnheer Van Malderen, zullen we doen begin 2017, daarom kon ik niet wachten. Het overleg is afgerond. De Vlaamse en de Waalse Regering hebben de uitgetekende samenwerking goedgekeurd. Als we moeten wachten op de evaluatie van BELSPO in oktober kunnen we niet beginnen met een oproep begin 2017. Die moet dan worden beoordeeld, zodat iedereen met een fris gemoed in 2018 kan beginnen aan de nieuwe projecten.
We zullen dit uiteraard blijven volgen, vandaar mijn vragen naar data en budgetten. Ik vind het nog belangrijk om te noteren dat hier geen besparing wordt gerealiseerd.
Ik vind het ook belangrijk – alhoewel ik een paar kanttekeningen kan maken – dat u dit pragmatisch benadert. U gaat in op een oproep van het veld. Het is iets wat bijna dertig jaar historisch gegroeid is en waar structurele verbanden bestaan die op zich ook resultaten hebben gegeven en op zich ook hun plaats in ons landschap hebben. Ik vind dit beter dan een soort ideologische benadering waarmee men iets niet wil voortrekken omdat het in een ander landsdeel zit. Je werkt – vermoed ik toch, hoop ik toch – in een bepaald landschap. We gaan daar aan de slag met de middelen die voorhanden zijn, waaronder deze programma’s. Dit is een bezorgdheid die ook op het terrein leeft en die we zullen bewaken, namelijk dat men onder het mom van excellentie bepaalde onevenwichten zou kunnen krijgen. We mogen dus niet vervallen in een intra-Vlaams wafelijzerverhaal. Excellentie en de beoordeling ervan is ook niet altijd discussie- en waardevrij. Dat moet worden bekeken naast de structurele dingen die we kunnen doen in het evenwicht tussen projectmatig en aansturen. We moeten de dingen structureel op een bepaald peil zien te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.