Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
We hebben het enige tijd geleden in deze commissie nog gehad over dierproeven naar aanleiding van een voorstel van resolutie van collega Robeyns en recent naar aanleiding van de vraag van collega Ronse betreffende de mogelijke problemen met de zogenaamde niet-technische samenvattingen (NTS) van dierproeven. Om onnodig dierenleed te vermijden, en in afwachting dat dierproeven overbodig worden, schaart eenieder zich achter het principe van de drie V’s: vermindering, verfijning en vervanging.
Het gebruik van proefdieren voor wetenschappelijk onderzoek moet uiteraard streng worden gecontroleerd. Eind mei verschenen er cijfers over het aantal dierproeven dat Janssen Pharmaceutica heeft uitgevoerd in 2015. Het bedrijf is in het oog van de storm van dierenrechtenactivisten komen te staan omdat het in het afgelopen jaar zo’n 3000 proeven uitvoerde bij in totaal 34.000 dieren. Een meerderheid daarvan werd op het hondenras beagle uitgevoerd. Janssen Pharmaceutica wijst op het feit dat er momenteel nog 350 proefdieren aanwezig zijn, terwijl het bedrijf over een vergunning voor 600 honden beschikt. Dat er op dit ogenblik een stijgend aantal proeven op honden gebeurt, heeft te maken met een aantal veelbelovende onderzoeken voor het behandelen van kankers en hersenziekten.
– Tinne Rombouts treedt als voorzitter op.
Het voorbeeld van Janssen Pharmaceutica is representatief voor de algemene discussie. Dierproeven, die met honden in het bijzonder, worden zwaar gecontesteerd. Ook de goede trouw bij de uitvoering wordt in vraag gesteld. Maar daartegenover staat vaak de noodzaak om remedies te vinden voor ziektes bij mensen.
Opmerkelijk naar aanleiding van de casus van Janssen Pharmaceutica is de stelling van de woordvoerster van Animal Rights dat de geneesmiddelenindustrie te weinig zou investeren in alternatieven voor dierproeven. Zelfs de industrie van hondenvoeders zou dit volgens Animal Rights uit eigenbelang afblokken. Ook het gebrek aan transparantie van de laboratoria over hun dierproeven wordt aan de kaak gesteld.
Volgens de Europese richtlijn 86/609/EEG mogen geen proefdieren worden gebruikt als dezelfde resultaten verkregen kunnen worden zonder het gebruik van dieren. Minister, u verklaarde in het verleden dat het European Union Network of Laboratories for the Validation of Alternative Methods (EU-NETVAL) in het najaar van 2015 een nieuwe oproep zou lanceren, waarbij u de Vlaamse laboratoria zou sensibiliseren en aansporen om toe te treden tot dit netwerk, zodat ze ook kunnen deelnemen aan de ontwikkeling en validatie van de alternatieve methoden.
Minister, kunt u een overzicht geven van de actuele toestand van dierproeven in Vlaanderen. Wat is met andere woorden de verdeling tussen terminale, lichte, matige en ernstige dierproeven?
Hoe reageert u op de beschuldigingen vanuit Animal Rights dat de geneesmiddelenindustrie te weinig zou investeren in alternatieven voor dierproeven? Is dat aantoonbaar met cijfermateriaal? Hoe verloopt het overleg met de sector over alternatieven voor dierproeven?
Volgt u de redenering dat ook de producenten van hondenvoeders zich zouden verzetten tegen alternatieven voor proeven met honden?
Op welke manier zult u meer transparantie voor laboratoria inbouwen aangaande de door hen uitgevoerde dierproeven?
Hoever staat het met de oprichting van het nationaal comité dat in 2017 met de andere regio’s zal worden opgericht voor een adviserende taak aangaande de aanschaf, de fok, de huisvesting, de verzorging en het gebruik van proefdieren ter vervanging van het Deontologisch Comité?
Hoe verloopt de oprichting van het Vlaams comité van deskundigen aangaande proefdieren? Ziet u dit comité als complementair voor het nog op te richten nationaal comité?
Minister Weyts heeft het woord.
Bij de meeste dierproeven die in 2014 werden uitgevoerd, ondervonden de dieren een licht, namelijk 38 procent, tot matig, namelijk 44,5 procent, ongerief. In 14 procent van de dierproeven ondervonden de dieren een ernstig ongerief. 3,5 procent van de dierproeven werd uitgevoerd onder algemene verdoving, waarbij de dieren aan het einde van de proef niet meer bij bewustzijn kwamen. U vindt deze cijfers ook op de website van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). De volledige cijfers voor 2015 worden momenteel gefinaliseerd.
Animal Rights beweert inderdaad dat de geneesmiddelenindustrie te weinig zou investeren in alternatieven voor dierproeven. Ik weet niet op welk cijfermateriaal zij zich baseren om die stelling te staven. Evenmin heb ik weet van het verzet van producenten van hondenvoer tegen de ontwikkeling van alternatieven voor proeven met honden.
Op dit moment loopt overleg met de proefdiergebruikers en met de Nederlandse overheid over een mogelijke samenwerking voor de ontwikkeling en promotie van alternatieven voor dierproeven. Dit overleg zit nog zeker niet in een definitieve fase, maar de contacten verlopen goed.
Een transparante communicatie over het proefdiergebruik is, zoals u stelt, zeer belangrijk; vandaar dat de Proefdierrichtlijn 2010/63 van de Europese Unie een aantal bepalingen bevat die de transparantie vergroten. Zo worden bijvoorbeeld alle niet-technische samenvattingen van dierproeven en de statistische gegevens gepubliceerd op de website van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Vroeger gebeurde dat niet altijd erg transparant, maar onlangs zijn er mijns inziens grote stappen vooruitgezet.
De oprichting van een Vlaamse proefdierencommissie zit momenteel in de ontwerpfase. Europa verplicht ons om één nationaal aanspreekpunt te hebben. We willen een samenwerking tussen de drie regionale gewestelijke commissies realiseren. Dat moet aanleiding geven tot de vorming van een nationaal comité. Op deze manier behouden de drie gewesten hun soevereiniteit op het vlak van dierenwelzijn, en wordt tegelijkertijd voldaan aan de Europese verplichting om een nationaal comité op te richten. Het overleg tussen de gewesten hierover loopt momenteel op het niveau van de administratie.
Ik dank u voor het antwoord, minister. Vooreerst wil ik u vragen om de cijfers voor 2015, die momenteel worden gefinaliseerd, aan de commissieleden over te maken. Voorts zegt u dat u goede contacten onderhoudt met de Nederlandse overheid. In het verleden hebt u gezegd dat u samen met Nederland een centrum voor de uitwerking van alternatieven zou willen oprichten. Blijft dat uw bedoeling, en zo ja, zult u daarvoor geld vrijmaken? Bespreekt u dat met de Nederlanders? Ik ben blij dat u transparantie belangrijk vindt. Inzake de NTS hebben we inderdaad stappen vooruitgezet. Vorige keer hadden we het daarover al, toen de vraag van de heer Ronse is behandeld. Transparantie is belangrijk, zowel wat de cijfers betreft als wat betreft de aard van de dierenproeven en het leed dat dieren daarbij ondergaan. Minister, kunt u dus nog wat dieper ingaan op de lopende gesprekken met Nederland?
Betreffende de vraag over de mate waarin de industrie zelf investeert in de uitwerking van alternatieven, ga ik ervan uit dat de Ethische Commissie goed weet wat de noodzaak van elke dierenproef is. Verschaft de commissie informatie over de mate waarin wordt geïnvesteerd in alternatieven?
De cijfers voor 2015 worden momenteel gefinaliseerd. Na het doorvoeren van de aanpassingen zullen ze gepubliceerd worden op de website van het departement LNE. Wat de contacten met Nederland betreft, gaan we uit van de vaststellingen dat we werken in het raamwerk van de Europese regelgeving en dat er in Nederland al een centrum voor alternatieven voor dierenproeven bestaat. Het zou dan al te gek zijn om zelf nog eens het warm water te willen uitvinden. Onze beperkte middelen willen we dus aanwenden voor samenwerking, en daar zullen we beiden iets aan hebben. Daarover is evenwel nog niets beslist. Het is een feit dat ook bedrijven die dierenproeven uitvoeren, zeggen dat de Europese regelgeving hen dwingt om met die proeven hun resultaten te valideren, hoewel ze van mening zijn dat dit niet altijd nodig is. Dat zou bijvoorbeeld een voorwerp van onderzoek kunnen zijn. Tot slot nog dit: de Ethische Commissie heeft mij geen informatie over wantoestanden overgemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.