Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik weet niet of ik er voor de goede orde bij moet vertellen dat ik ook lid ben van Natuurpunt. (Opmerkingen van de voorzitter)
Minister, dit gaat over een onderwerp waar zowel leden als niet-leden van Natuurpunt geen problemen mee hebben dat we het belangrijk noemen en ter harte nemen. De kringwinkels en de kringloopcentra spelen een belangrijke rol in het afvalbeleid in Vlaanderen. Ook uw administratie en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) onderstrepen dat en verwachten er veel van. Het succesverhaal was tamelijk groot in de afgelopen twintig jaar door de toename van inzameling en hergebruik. Maar men blijft de lat terecht hoger leggen. Op dit moment zitten we aan ongeveer 6 kilogram hergebruik per inwoner. De OVAM wil tegen 2022 stijgen tot 7 kilogram.
We willen dit allemaal onderschrijven en onderstrepen, en dit succesverhaal mee in de verf zetten. Naar aanleiding van de communicatie van het jaarverslag van de koepel van de kringwinkels van enkele weken geleden, ben ik toch een beetje ongerust geworden door wat ze zeggen. Ze onderschrijven uiteraard mee die doelstellingen en onderstrepen dat de stijging in de voorbije jaren sterk was en dat ze dat graag zo houden.
Aan de andere kant begint er wel een fundamenteel personeels- en ondersteuningsprobleem te rijzen. In veel gevallen zijn ze in grote mate afhankelijk van sociale tewerkstelling op allerlei manieren. We kennen allemaal de ‘chicanerieën’ rond het Maatwerkdecreet van de afgelopen jaren, rond de schorsing van het ministerieel besluit dat in de plaats moest komen. Als we willen dat de kringwinkels die doelstellingen halen, zullen ze worden geconfronteerd met de nood aan bijkomende inzamelpunten, de nood aan het bestrijken van een groter gebied, de nood aan een toename van het aantal verkooppunten, en zullen ze worden geconfronteerd met een steeds grotere complexiteit omdat het gaat over andere producten, moeilijker te scheiden producten enzovoort. De evolutie van het personeelsbestand om dat te doen, volgt niet.
Ik heb grafieken van de sector sinds 1995. Dit is de stijging van de omzet en het aantal klanten, en dit is de stijging van het aantal personeelsleden. Dat is ongeveer de helft. Bovendien gaat het door de eigenheid van het maatwerk of van de sociale tewerkstelling vaak om mensen die beperkt inzetbaar zijn en een tamelijk groot verloop hebben.
Minister, in hoeverre is dit nog combineerbaar? Ik heb het nagevraagd in de kringwinkel in mijn eigen regio. Op dit ogenblik zit men aan ongeveer 1,8 miljoen kilogram hergebruik. Dat zijn cijfers van 2015. Op basis van de ambities van de OVAM zou men naar ongeveer 2,2 miljoen kilogram moeten gaan tegen 2022. Men weet echt niet hoe men dat met de huidige personeelsbezetting kan doen. Men stelt vast dat op basis van het Maatwerkdecreet de personeelsbezetting en de profielen van de medewerkers alleen maar precairder worden. Er begint met andere woorden een kloof te gapen tussen de doelstellingen van het milieubeleid en de mogelijkheden die men op het terrein heeft om dat met de juiste mensen om te zetten in de praktijk. Dat zou ons toch allemaal na aan het hart moeten liggen.
Minister, wat is uw mening hierover? Bent u bereid om daar vanuit het milieubeleid desnoods meer middelen in te stoppen om dat te ondersteunen? Bij gebrek daaraan, hebt u met de minister bevoegd voor sociale tewerkstelling, in casu minister Homans, minstens al overleg gehad over hoe zij dit bij gebrek aan middelen van uw kant, kan en wil oplossen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Tobback, mijn antwoord zal heel kort zijn. U hebt trouwens een schriftelijke vraag gesteld op 13 juni waarop u een antwoord kreeg over de doelstelling van de kringloopcentra en dat die goed werken. Als u mij vragen stelt over het Maatwerkdecreet, dan moet ik u doorverwijzen naar de bevoegde minister, en dat is minister Homans. Ik stel voor dar dat u die vragen aan haar formuleert.
In het kader van de kringloopwinkels is er uiteraard overleg. Wij willen natuurlijk naar die 7 kilogram gaan. Uw vragen en opmerkingen gaan specifiek over het Maatwerkdecreet, en daarvoor wil ik u graag doorverwijzen naar de bevoegde minister.
De heer Tobback heeft het woord.
Ja, minister, het probleem is wel uw probleem. Want u bent degene die de ambitie en doelstellingen oplegt als het gaat over hergebruik en recyclage. U bent degene die zal worden aangesproken, en terecht, wanneer die cijfers om allerlei redenen niet kunnen worden gehaald. Het gaat me aan het hart dat u uw handen hier helemaal aftrekt van een redelijk essentieel probleem, van een redelijk essentiële actor die midden in uw bevoegdheidsdomein actief is. Het is alsof de minister van Mobiliteit zijn handen zou aftrekken van de sector van de vrachtwagens. Dit gaat wel over uw bevoegdheidsdomein.
Minister, het stelt me ongelooflijk teleur dat u zelfs niet bereid bent om te onderstrepen of u zich ja dan neen bewust bent van het probleem. Uit uw antwoord kan ik alleen maar afleiden dat u het zich niet aantrekt of we die doelstellingen nu wel of niet halen, of dat wel of niet een probleem zou zijn. Ik heb concreet gevraagd of u zich bewust bent van het probleem. Zelfs daar heb ik geen antwoord op gekregen. Ik kan uit die manier van antwoorden alleen maar concluderen dat het u niet interesseert of er een probleem is of niet. Anders had u daar minstens een antwoord op kunnen geven.
Minister, ik noteer dat u niet weet dat dit blijkbaar een probleem is in de kringloopcentra. Ik noteer ook dat u eigenlijk doelstellingen door de OVAM laat opleggen zonder zich aan te trekken of daar instrumenten voor zijn om die ook uit te voeren. Ik noteer eveneens dat wanneer het gaat over gezamenlijke verantwoordelijkheid in de regering, die niet schijnt te bestaan.
Voorzitter, ik noteer ook dat als u vragen afwijst over bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening omdat de minister van Energie er al op zou hebben geantwoord – dit gaat over een andere vraag om uitleg die ik heb ingediend –, dat toch ook een heel eigenaardige praktijk is. Ik had aan minister Schauvliege een vraag gesteld over de compatibiliteit tussen de VLAREM-wetgeving en de fast track inzake wind, waar blijkbaar een groot probleem bestaat. Uw antwoord was om die vraag te verwerpen omdat de minister van Energie erop had geantwoord. Als de minister van Energie bevoegd is voor ruimtelijke ordening, dan zou de minister van Natuur en Milieu ook bevoegd mogen zijn voor het maatwerkbeleid. Het is het een of het ander natuurlijk.
Hier wordt eigenlijk met het parlement een loopje genomen in een domein waar nochtans geen controverse over bestaat en waarin we allemaal vooruit willen. Ik begrijp echt niet goed waarom u zich daar op die manier van af wilt maken.
Mijnheer Tobback, ik verwijs even naar de regeling en het feit dat uw andere vraag om uitleg is afgewezen. Dezelfde week dat u de vraag om uitleg hebt ingediend, is die ruimschoots besproken in de commissie met minister Bart Tommelein. Op dat moment was u, geloof ik, niet aanwezig, maar u had dan wel de mogelijkheid om uw vragen in dat debat aan bod te laten komen. Dat is de reden waarom die vraag om uitleg is afgewezen.
Mijnheer Tobback, er is serieus overwogen om ook deze vraag om uitleg wel of niet toe te staan. Uw vragen gaan hier over het inzetten van instrumenten in het decreet Maatwerk, en dat zijn geen vragen voor deze commissie. Ik had ze eigenlijk moeten doorverwijzen naar de bevoegde minister. Maar omdat u ook wilt kijken naar de doelstellingen die worden bereikt – alleen voor dat luik –, heb ik in overweging genomen om de vraag om uitleg hier toe te laten. Maar uw vragen naar instrumenten en uw vragen over maatwerk zijn effectief voor de andere minister. Daarom heeft deze vraag om uitleg na een serieuze overweging het nog net gehaald om in deze commissie gesteld te kunnen worden.
Voorzitter, ik ben zeer blij met die overweging en met uw brede interpretatie, maar ik noteer toch dat ik op mijn concrete vragen … ik heb zelfs heel weinig concrete vragen over het Maatwerkdecreet gesteld. Ik heb vragen gesteld over de compatibiliteit tussen de personeelsbezetting in de kringloopcentra en de doelstellingen van de OVAM. Ik heb daar van de minister van Milieu – dit is haar bevoegdheid – geen enkel antwoord op gekregen. Dat is een alarmkreet vanuit de kringloopcentra. Minister Homans is daar niet voor bevoegd.
Ik zou het echt niet ernstig vinden, het is geen parlementair werk, om door de twee ministers van het kastje naar de muur te worden gestuurd, en dat in een sector waar we allemaal, als inwoner of als werknemer, bij betrokken zijn. En dan stellen we vast dat niemand bereid is om zich het probleem zelfs maar aan te trekken. Iemand moet die verantwoordelijkheid nemen.
Dat geldt trouwens ook voor het andere punt. De minister van Energie heeft in deze commissie verwezen naar de minister van Ruimtelijke Ordening. Het lijkt me dus nogal logisch dat ik daarover een vraag om uitleg zou stellen aan de minister van Ruimtelijke Ordening, die bij die zitting niet aanwezig was, want het was alleen minister Tommelein die zei dat hij niet kon antwoorden op vragen over ruimtelijke ordening en dat hij zich zou beraden bij zijn collega. Het is dan nogal logisch dat het parlement ook aan de minister van Ruimtelijke Ordening en van Milieu vragen stelt over ruimtelijke ordening en milieu. Regeringsleden die het parlement van het kastje naar de muur sturen, zodat er nooit moet worden geantwoord, dat is toch niet de bedoeling van commissiewerk.
Neen, collega, daar ben ik het volledig mee eens. Maar als ik uw vraag om uitleg lees zoals ze is ingediend, dan is uw vraag of de minister op de hoogte is, maar u stelt ook heel duidelijk de vraag: wilt u met de bevoegde collega overleg plegen? Met andere woorden, u erkent dat de bevoegdheid eigenlijk bij een andere collega ligt. Dat is uw vraag. U kunt dus niet ontkennen dat de bevoegdheid ook elders ligt.
Maar ik heb zelfs op die beide vragen geen antwoord gekregen. Ik heb niet gehoord van de minister dat ze het probleem serieus neemt, en ik heb niet gehoord dat ze zou overleggen.
U hebt uw reactie gegeven. Laat ons alstublieft het debat even voortzetten. Dan kunt u misschien …
De minister heeft mij doorgestuurd naar de minister van Sociale Tewerkstelling. Ze heeft zelfs niet het engagement genomen om dat zelf te doen. Dat is geen antwoord.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik vind het een vreemde discussie die u, mijnheer Tobback, aanbrengt. De problemen die men vandaag ondervindt door de uitvoering van het Maatwerkdecreet – in de vorige legislatuur zat ik in de commissie Werk en heb ik sociale economie nauw opgevolgd – zijn te wijten aan het Maatwerkdecreet, dat in de vorige legislatuur is goedgekeurd op voorstel van toenmalig minister Van den Bossche.
Mijnheer Tobback, u weet dat de uitvoeringsbesluiten door de Raad van State zijn geschorst. Dat geeft vandaag wel wat problemen her en der in de sociale economie. We hebben daar vorige week met de Maaslandse gemeenten over vergaderd, maar of dat nu specifiek en alleen repercussies zou hebben voor de kringloopwinkels? Die vraag hoort eigenlijk niet thuis in deze commissie.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Mijnheer Tobback, het is toch niet zo dat, als de minister van Leefmilieu beslist dat er meer moet worden gesorteerd, waar ik een groot voorstander van ben, het budget dan ook sowieso van Sociale Economie zou moeten komen. We weten dat de kringloopwinkels sowieso hoge eisen stellen aan de profielen die ze vragen. Ze vragen sterke profielen, die, als we de doorstroom bekijken, zelfs ook in het normaal economisch circuit (NEC) zouden terechtkunnen. Daar is ook een hoge subsidie aan gekoppeld. Dan houdt men die het liefst ook nog zo lang mogelijk in de sociale economie tewerkgesteld. Men gaat dan voorbij aan de essentie van het Maatwerkdecreet, aan de essentie van doorstromen, aan het rugzakprincipe, waarbij de zwaarste rugzak moet worden bezorgd aan de persoon met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt. De kringloopwinkels kunnen sowieso ook andere doelgroepen aanwerven. Die moeten niet per se uit de sociale economie komen.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik bedank de collega’s voor hun opmerkingen. Ik wil daar zelfs voor een stuk mee akkoord gaan en ik had graag die discussie gehad, maar het gaat me niet over het Maatwerkdecreet. De discussie over het Maatwerkdecreet zullen we wel in de bevoegde commissie voeren. De discussie gaat over het feit dat die kringloopwinkels inderdaad voor een stuk gebruikmaken van het Maatwerkdecreet. Collega, voor mij hoeft dat ook niet exclusief te zijn. De discussie gaat over de vraag of ze met de huidige middelen en mogelijkheden de doelstellingen halen, en de doelstellingen qua recyclage- en afvalbeleid moeten wel degelijk in deze commissie worden besproken. Wanneer er een probleem is, of dat nu komt door het Maatwerkdecreet of door het klimaat of door de files op de wegen, waardoor we moeilijkheden hebben om de doelstellingen te halen inzake hergebruik en recyclage, en wanneer men daar vanuit de sector zelf op wijst, dan lijkt het me nogal logisch dat we dat hier bespreken.
Ik stel vast dat niemand blijkbaar erg wil ingaan op die noodkreet die er wel degelijk is. Dit is een succesverhaal. Dat blijkt iedere keer opnieuw uit het jaarverslag, en dat is ook dit jaar uit het jaarverslag gebleken. Er is echter een probleem, en de vraag is of men het onder ogen wil zien of niet. Ik noteer dat men het bij de meerderheid eigenlijk gewoon liever niet onder ogen ziet en liever doelstellingen oplegt zonder zich af te vragen of we ze kunnen halen. Dit gaat over milieudoelstellingen. Dit gaat over afvaldoelstellingen. Dit gaat over hergebruik en recyclage, en niet over het Maatwerkdecreet op zich. Dat is maar een van de aspecten ervan, maar het is wel een aspect dat we in het oog zullen moeten houden, en blijkbaar wordt dat niet in het oog gehouden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.