Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, sinds 2002 kunnen alle werknemers uit de social profit in aanmerking komen voor een aanmoedigingspremie als ze gebruik willen maken van het principe van de landingsbaan. In juni 2016 heeft de Vlaamse Regering beslist om dit te wijzigen. Er wordt alleen gefocust op zorggerelateerde beroepen. Dat werd al besproken in de vorige legislatuur, maar het is er toen niet van gekomen de aanmoedigingspremie voor landingsbanen aan te passen en dat enkel nog te doen voor zorggerelateerde beroepen. Dat zat er al langer aan te komen.
De regering heeft op 20 mei 2016 een wijziging goedgekeurd waardoor die aanmoedigingspremie enkel voor zorggerelateerde beroepen kan. Er was op dat ogenblik geen akkoord met Verso over wat de lijst van zorggerelateerde beroepen is. U hebt dan zelf een lijst voorgesteld aan de regering. Die lijst was gebaseerd op een werklijst van de functieclassificatie die vandaag nog niet is goedgekeurd door de sociale partners. Dat is nochtans al ingevoerd vanaf 1 juni 2016.
Op de aanvraagformulieren staat dat de individuele werkgever in de aanvraag moet aangeven of het volgens hem of haar een zorggerelateerd beroep is.
Minister, hoe zult u dat praktisch organiseren? Verso heeft al aangegeven dat dit niet de verantwoordelijkheid is van de individuele werkgever, maar wel van de administratie. En hoe bindend is die lijst? Eigenlijk is mijn concrete vraag: hoe strikt is die lijst? Er staat bijvoorbeeld ‘leefgroepbegeleider’, maar opvoeder-groepschef staat er niet in. Een opvoeder-groepschef is iemand die de opvoeders begeleidt, maar in de praktijk ook opvoeder is. Is dan een opvoeder-groepschef ook een begeleider? Hoe strikt zult u dat interpreteren? Er komen ook nieuwe beroepen. Op dit ogenblik weet ik dat er ergens een ‘agressiecoach’ is. Als ik die functiebeschrijving lees, geeft die begeleiding aan opvoeders, maar wordt hij in de praktijk ook ingezet voor heel moeilijke gasten.
Minister, hoe strikt is het? Ik stel geen vraag over het fundamentele principe, maar wel over hoe u het praktisch zult doen omdat ook Verso steeds heeft aangegeven dat een functielijst niet zou werken. Het is dus belangrijk om zoiets goed uit te werken.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, de Vlaamse Regering heeft naar aanleiding van de begrotingsaanpassing 2015 beslist om de toegang tot het stelsel aanmoedigingspremies landingsbanen te wijzigen met focus op zorggerelateerde beroepen. Voor de operationalisering zijn we niet over één nacht ijs gegaan. We baseren ons op een functie-inventaris van het IF-IC (Instituut voor Functieclassificatie), een vzw die wordt beheerd door de sociale partners van de social profit en die, in het kader van het Vlaamse VIA 4-akkoord (Vlaams Intersectoraal Akkoord), de opdracht kreeg een functieclassificatie uit te werken.
De afgelopen jaren werd door het IF-IC een grootschalige representatieve enquête met diepte-interviews gehouden met functiehouders en hun leidinggevenden, waarbij de functies werden beschreven en geanalyseerd. De opgemaakte functie-inventaris is dus gebaseerd op een grondige wetenschappelijke methode en kent een draagvlak binnen het VIA-project. Het materiaal werd immers bij de social profit zelf verzameld en besproken op diverse stuurgroepen.
De functie-inventaris van het IF-IC werd vervolgens gebruikt voor de afbakening van zorggerelateerde beroepen. Een eerste voorstel van toegelaten lijst werd aan de sociale partners van de social profit voorgelegd in de zomer van 2015. Er was echter geen bereidheid om hierover besprekingen te voeren. Vanuit mijn administratie werd het dossier verder voorbereid – u kent mijn slogan: liefst met de sociale partners, maar als het moet, zonder de sociale partners –, met de bedoeling de hervorming te laten ingaan vanaf maart 2016.
Op de Vlaamse Regering van februari werd de afspraak gemaakt om nog enig uitstel te geven, zodat de sociale partners nog een laatste kans kregen om tot een oplossing te komen. We hebben aan de sociale partners een alternatieve lijst gevraagd, maar wel vanuit dezelfde filosofie en met eenzelfde effect. De filosofie is om het te bewaren voor zorggerelateerde beroepen. Ik heb echter geen alternatieve lijst mogen ontvangen.
Op 20 mei besliste de Vlaamse Regering de aanmoedigingspremies voor nieuwe landingsbanen vanaf 1 juni te beperken tot zorggerelateerde beroepen. Via een ministerieel besluit heb ik als minister van Werk een lijst met toegelaten beroepen vastgelegd. Het departement staat in voor de uitvoering van deze maatregel. Het aanvraagformulier voor nieuwe premies werd aangepast. Elke aanvraag bevat een luik dat ook voor 1 juni reeds verplicht ingevuld diende te worden door de werkgever van de persoon die een aanmoedigingspremie aanvraagt. Dat is nogal vanzelfsprekend. Het gaat onder andere om gegevens over het contracttype, het tewerkstellingsregime, het RSZ-inschrijvingsnummer van de werknemer. Wij vinden ook dat het aan de werkgever is die vanop de lijst in bijlage kan beoordelen of het een zorgberoep is of niet. Zij zijn veel beter geplaatst dan wij. Ze hebben zelf mee de functieclassificatie opgemaakt. De werkgever kent de functies van zijn werknemers; voor de administratie zou dit nogal moeilijk zijn. We zullen dat ook antwoorden aan Verso op hun brief van 3 juni.
Het departement zal de komende periode de werkwijze van nabij opvolgen, registreren en evalueren. Wanneer er onduidelijkheden zijn of wanneer zich nieuwe gevallen zouden voordoen, dan moeten die worden uitgeklaard en moet er een verduidelijking komen op de website zodra daarover een beslissing is genomen. Ik ben graag bereid om daar op een flexibele manier mee om te gaan.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben me ervan bewust dat er heel veel stappen zijn gezet voor de regering die beslissing heeft genomen. Verso had daar een andere visie op. Deze en de vorige regering wilden een aanpassing aan zorggerelateerde beroepen terwijl die bereidheid er bij Verso niet was. Zij bekeken dit eerder als werkbelasting in zijn geheel.
Ik ben het met u eens, minister, dat de werkgever moet beslissen of iemand een zorggerelateerd beroep uitoefent. Dat is een moeilijke verantwoordelijkheid. Zo kan een directeur een aanvraag krijgen en zien dat het beroep niet op die lijst staat terwijl hij weet dat het een zorggerelateerd beroep is. Ik geef opnieuw het voorbeeld van de opvoeder-groepschef. Dat staat er nu niet op, het is geen nieuw beroep. Wat moet een directeur daarmee doen? Hij is verantwoordelijk voor de aanvraag. Hij moet op het formulier op de website aangeven dat het gaat om een zorggerelateerd beroep, maar het staat niet op de lijst. Die flexibiliteit zou ergens moeten kunnen worden aangegeven, zo niet ontstaan er problemen. Wie de aanvraag doet in de voorzieningen, moet de zekerheid hebben daar niet mee in de problemen te geraken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.