Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de gevolgen van een brexit en de gesprekken die hierover plaatsvinden
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
In januari 2013 gaf de Britse Premier David Cameron zijn inmiddels befaamde Bloomberg-speech, waarin hij het idee van een ‘in/out’-referendum lanceerde. Intussen heeft Cameron een hervormingsdeal kunnen sluiten met de Europese Unie. Deze deal gaat echter enkel door wanneer de Britten op 23 juni 2016 beslissen om in de Europese Unie te blijven.
Het brexitdebat woedt hevig in Groot-Brittannië, naast politici nemen ook het middenveld en de ondernemingswereld eraan deel. Daarnaast proberen ook niet-Britten het debat te beïnvloeden, denk maar aan de Amerikaanse President Barack Obama, die de Britten opriep om in de Europese Unie te blijven. Eind mei 2016 mengde ook de European Round Table of Industrialists (ERT), de Europese belangenbehartiger van een vijftigtal multinationale industriële bedrijven, waaronder Umicore en Solvay, zich in het debat. De ERT publiceerde een brief in enkele Europese kwaliteitskranten met een oproep tegen een brexit. De heer Leysen was in dit verband zeer actief in onze media.
Los van de politieke consequenties van een mogelijk vertrek van Groot-Brittannië uit de Europese Unie is ook de economische impact voor Vlaanderen interessant. Zo spreekt de Duitse Bertelsmann Stiftung in een 'policy brief' van mei 2015 over een daling van het bbp voor ons land van 0,20 procent tot mogelijk 0,96 procent. Vandaag hebben we kennis kunnen nemen van de cijfers van de studiedienst van ING die in De Tijd zijn gepubliceerd. Daarin werden onder meer ook de effecten op de werkgelegenheid in Vlaanderen berekend.
Wat zal volgens u de politieke impact zijn van een mogelijke brexit op Vlaanderen en de Europese Unie? Wat zal volgens u de economische impact zijn van een mogelijke brexit op Vlaanderen en de Europese Unie? Beschikt u over specifieke gegevens, rapporten of studies die de economische impact van een brexit voorspellen op de Vlaamse economie? Zo ja, kunt u die met ons delen?
De heer van Grieken heeft het woord.
Donderdag spreken de Britten zich in een referendum uit of ze kiezen voor het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Europese Unie of voor een zogenaamde brexit. Volgens artikel 50 van het Verdrag van Lissabon kan een lidstaat zich terugtrekken uit de EU. In de praktijk is dat echter nog nooit gebeurd. Een land dat eruit wil, moet dat allereerst melden bij de Europese Raad, het gremium van regeringsleiders, waarmee vervolgens ook moet worden onderhandeld over de voorwaarden. Een eventueel akkoord moet met een gekwalificeerde meerderheid worden goedgekeurd en het Europees Parlement moet zijn zegen geven over het akkoord.
Volgens mediaberichtgeving zijn EU-landen al weken met elkaar in gesprek over de nasleep van een eventuele brexit. Blijkbaar zou de sfeer zijn dat een vertrek uit de EU alleen kan “tegen een hoge prijs”. In de EU-machtscenakels zou men immers schrik hebben van een domino-effect, nieuwe referenda en zelfs een Europese desintegratie.
Een EU-functionaris zei in de Financial Times: “Een succesvolle Brexit zou het einde van de EU betekenen. Dat mag niet gebeuren.” Ook Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker zou al hebben gezegd dat het Verenigd Koninkrijk op niet veel begrip van de andere landen moet rekenen als het neen-kamp het zou halen.
U weet dat ik wel iets voel voor een brexit. De soevereiniteit van natielanden en het geven van de macht aan het volk vind ik nogal belangrijk, en ik hoop vele volksvertegenwoordigers met mij. Maar het is ook een realiteit dat in het geval van een brexit ons land er alle belang bij heeft om goede relaties met het Verenigd Koninkrijk te onderhouden. Het Verenigd Koninkrijk is immers Vlaanderens vierde exportbestemming. Onze vier havens, Antwerpen, Gent en vooral de kusthavens Zeebrugge en Oostende, richten zich sterk op de Britse markt.
Het is alsof uw voorganger Kris Peeters de agenda van deze commissie kende, want indertijd liet hij optekenen dat onder leiding van graaf Paul Buysse het Belgische bedrijfsleven zich voorbereidde op een brexit. ‘Gouverner, c’est prévoir.’ En daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister-president.
Bent u op de hoogte van eventuele gesprekken over de nasleep van een eventuele brexit? Hebt u desgevallend zelf politieke gesprekken daarover gevoerd? Klopt de berichtgeving dat het vooral het doel is om het Verenigd Koninkrijk en zijn burgers een hoge prijs te laten betalen voor die brexit, om een domino-effect te vermijden? Wat zijn de gevolgen van een brexit voor de Europese Unie en Vlaanderen, vanuit economisch en politiek standpunt?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, ik zal u niet verrassen als ik zeg dat ik het ten zeerste zou betreuren, mocht het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaten. Ik denk dat het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk zowel voor de Unie als voor het Verenigd Koninkrijk zelf als voor Vlaanderen heel veel troeven en voordelen biedt.
Vooreerst worden de evenwichten binnen de Europese Unie nu mee bepaald door het Verenigd Koninkrijk. Bij het vertrek daarvan zal de traditionele Frans-Duitse as enorm aan belang winnen, terwijl er nu een groter evenwicht is in het spel tussen die grotere lidstaten.
Het Verenigd Koninkrijk heeft zeer veel internationale bindingen en vertakkingen, trans-Atlantisch, de Commonwealth, zeer grote en sterk vertakte diplomatie, een sterke traditie in diplomatie, het maakt deel uit van de VN Veiligheidsraad, is lid van de G7 en de G20. Het is met ‘the City’ ook een zeer belangrijke financiële wereldspeler. Het is een van de weinige lidstaten die de groei aanjaagt. Het is een sterke economische groeier en ook een aanjager van de groei van onze economie. De groeivooruitzichten voor het Verenigd Koninkrijk voor 2016 bedragen 2,2 procent, uiteraard in een niet-brexit-scenario. Het Verenigd Koninkrijk biedt onze bedrijven toegang tot een markt van 60 miljoen mensen. Het is een land waar Vlamingen vrij naartoe kunnen reizen, kunnen gaan studeren, of zaken mee kunnen doen.
Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke lidstaat, met een bbp van ongeveer 10 procent van het bbp van de EU, en een nettobetaler aan de Europese Unie. Die nettobetaling zou moeten worden opgevangen door alle andere lidstaten samen op het moment dat het Verenigd Koninkrijk de Unie verlaat.
Het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk is ook vanuit andere oogpunten belangrijk voor de Unie. Het Verenigd Koninkrijk is zeer sterk gericht op het bevorderen van vrijhandel wereldwijd. Het is een van de lidstaten die de Unie behoedt voor overregulering. De Britse politiek – of het nu Labour of de Conservatives zijn – zet zeer sterk in op de verdieping van de interne markt en de versterking van de Europese competitiviteit.
Het Verenigd Koninkrijk is ook een van de grote verdedigers van het excellentieprincipe, waar Vlaanderen heel sterk van profiteert. Er zijn in deze commissie herhaaldelijk vragen gesteld over Horizon 2020. Vlaanderen slaagt er telkens opnieuw in om disproportioneel meer middelen te krijgen uit dat programma van om en bij de 80 miljard euro – nu is dat een klein beetje verminderd, zoals u weet. Dat is omdat wij excelleren, omdat wij sterke onderzoeksinstellingen en universiteiten hebben. Een studie van VIVES van juni 2016 toont aan dat het Verenigd Koninkrijk een van de belangrijkste bondgenoten is van Vlaanderen in de Raad voor Concurrentievermogen, waar al die zaken aan bod komen.
Het Britse Lagerhuis bewaakt ook altijd sterk het subsidiariteitsprincipe. In het algemeen kun je zeggen dat het Verenigd Koninkrijk zeer veel aandacht heeft voor en effect sorteert in het efficiënt inzetten van Europese middelen en dat het goede verhoudingen nastreeft tussen de inzet van middelen en de resultaten die daarmee behaald worden. Het is ook een door en door democratisch land. Het heeft een sterke democratische traditie, sinds de Magna Charta. Het land doet misschien soms wat moeilijker dan andere lidstaten over EU-regelgeving, maar het zet EU-regelgeving altijd veel sneller dan andere landen om, met een door en door democratische reflex.
De Unie zou 60 miljoen van de ongeveer 500 miljoen inwoners verliezen en een zeer sterke economie en een belangrijke lidstaat verliezen, en zou daardoor sowieso een minder belangrijke wereldspeler worden.
Ik denk dat de zwaarste politieke impact voor het Verenigd Koninkrijk zelf zou zijn. Het Verenigd Koninkrijk zou de Unie verliezen als hefboom in de wereld. We weten al lang dat er geen Europese staten meer zijn die wereldspeler kunnen zijn. Het is de Unie die die rol op zich moet nemen. Denk aan de vrijhandelsverdragen en andere aangelegenheden waarin de Unie moet optreden. Het Verenigd Koninkrijk zou ook geen EU-regelgeving of handels- en investeringsakkoorden meer kunnen beïnvloeden. Het staat buitenspel op dat vlak, ook als het toetreedt tot de Europese Economische Ruimte.
Ook intern zou het Verenigd Koninkrijk met uitdagingen geconfronteerd worden. Ik heb het hier al gehad over de Schotse positie. Ik heb de Schotse premier Nicola Sturgeon bezocht, die van plan is om bij een ‘leave-stemming’ een nieuw referendum te organiseren bij de Schotten, van wie een vrij grote meerderheid – om en bij de tweederde – voorstander is van ‘remain’. Hetzelfde probleem doet zich voor bij grote delen van de Noord-Ierse bevolking. En zelfs rond Gibraltar zouden er nieuwe discussies ontstaan, als je de Spaanse posities daarover bekijkt en volgt.
Ik kom tot de economische impact, collega’s. Ik heb kennis genomen van het ING-rapport, dat een impact van 0,5 procent op het bnp van de Belgische economie becijfert tegen eind 2017, in tegenstelling tot de totale impact voor de Europese Unie van min 0,3 procent. Heel recent was er een 'policy brief' van het Centraal Planbureau van Nederland. Dat rapport concludeerde dat de impact van een brexit op de Nederlandse economie tegen 2030 kan leiden tot min 0,9 tot min 1,2 procent van het bnp, afhankelijk van een zachte of een harde brexit.
Er zijn namelijk twee scenario’s mogelijk, collega’s. Met een harde brexit wordt bedoeld dat er niets in de plaats komt van het EU-lidmaatschap, dat met andere woorden de betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk gebaseerd zijn op het Wereldhandelsverdrag en de bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie, en op het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie. Dan worden douanetarieven en niet-tarifaire handelsbelemmeringen van kracht met de Europese Unie. Dat is een harde brexit: geen enkele band meer met de interne markt.
Bij een zachte brexit, die er pas na lange onderhandelingen kan komen, wordt er een vorm van vrijhandelsakkoord gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk en de 27 EU-landen, komen er voor de belangrijkste sectoren verlaagde heffingen en teruglopende niet-tarifaire handelsbelemmeringen en kan het Verenigd Koninkrijk nog in bepaalde mate preferentiële toegang hebben tot de interne markt van de Unie en vice versa.
Op basis van deze methodologie van het Nederlandse Centraal Planbureau heb ik aan de Studiedienst van de Vlaamse Regering gevraagd om de impact van een brexit op Vlaanderen te berekenen. De bevindingen zijn allesbehalve rooskleurig. In vergelijking met België is de impact voor Vlaanderen 20 procent zwaarder. Volgens de berekeningen zou in het geval van een zachte brexit het niveau van het Vlaamse bbp in 2030 niet 1,5 procent, maar 1,8 procent lager uitvallen. Bij een harde brexit zou het niveau van het Vlaamse bbp in 2030 niet 2,1 procent, maar 2,5 procent lager zijn. Dat zijn natuurlijk prognoses en schattingen, daar is iedereen zich van bewust, zeker wanneer het over 2030 gaat, maar ze zijn echter wel gebaseerd op studiewerk van het Nederlands Centraal Planbureau met een transpositie naar onze Vlaamse economie.
Een brexit zou Vlaanderen om verscheidene redenen heel duidelijk hard raken. We voeren meer uit naar het Verenigd Koninkrijk dan we invoeren. Het overschot op onze handelsbalans bedraagt 12 miljard euro. In 2015 bedroeg onze export naar het Verenigd Koninkrijk 27,4 miljard euro, een stijging trouwens met 8 procent ten opzichte van 2014, en onze invoer 15,1 miljard euro. Het Verenigd Koninkrijk is voor ons dus een bijzonder belangrijke handelspartner, belangrijker dan voor het geheel van België. Voor Vlaanderen staat het Verenigd Koninkrijk op de vierde plaats als Europees exportland. Door de grote openheid van de Vlaamse economie zou Vlaanderen dus een relatief grote exportschade oplopen.
De uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk is goed voor 9,3 procent van onze totale uitvoer, een kleine 10 procent dus. In vergelijking met onze invoer is dat een groot verschil. We hebben een zeer positieve handelsbalans. De invoer vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Vlaanderen is maar 5,2 procent van onze totale invoer. Dat is natuurlijk nog altijd een heel belangrijk percentage, maar het ligt toch significant lager. Bovendien vertoont onze export naar het Verenigd Koninkrijk een stijgende trend. Zoals u weet, staat Vlaanderen voor 83 procent van de Belgische export wereldwijd. Naar het Verenigd Koninkrijk is dat met 87 procent nog meer. Dat is ontzettend veel. Bijna 90 procent van de Belgische export richting Verenigd Koninkrijk is Vlaams. Wereldwijd zijn wij de zesde importeur op de Britse markt, na Duitsland, China, de Verenigde Staten, Nederland en Frankrijk. Dat betekent dat ongeveer 5 procent van wat het Verenigd Koninkrijk invoert, uit Vlaanderen komt. Uit studies blijken we na Ierland, Cyprus en Nederland het sterkst afhankelijk te zijn van de Britse markt.
De uitvoer van diensten zou in dat scenario minder worden getroffen, maar vooral de uitvoer van goederen zou klappen krijgen, en precies op dat terrein is Vlaanderen het actiefst. Wij exporteren zeer veel goederen en minder diensten naar het Verenigd Koninkrijk.
U hebt allemaal in de krant gelezen dat professor Van Hove van de KU Leuven heeft berekend dat typisch Vlaamse sectoren hard kunnen worden getroffen. De voedingsindustrie, de textielindustrie, met de tapijtindustrie, maar ook farmaceutische producten en bepaalde chemiesectoren zijn bedreigd.
Gelet op de performantie van onze industrie op de Britse markt waarschuwt professor Van Hove zelfs voor de toekomst van die industrie, met in extremis zelfs de teloorgang van enkele specifieke industrietakken.
Vandaag is de waarde van het pond al aanzienlijk gedaald, en economen verwachten bij een brexit een nog grotere ontwaarding. Deze waardedaling en het herinvoeren van importtarieven zou ook wegen op het beschikbaar inkomen. ING berekende dat voor de huishoudens de schok van een brexit het grootst zou zijn in Spanje en Finland.
De invloed op het aantal jobs is moeilijk te bepalen. Volgens ING zijn in het geheel van België ongeveer 120.000 jobs of 2,8 procent van de totale Belgische tewerkstelling afhankelijk van de export naar het Verenigd Koninkrijk. De Vlaamse Studiedienst berekende dat het Vlaamse Gewest 17 procent sterker zou reageren dan België in zijn geheel op de daling van de werkgelegenheid bij een brexit.
Uiteraard kan een en ander ook leiden tot dalende investeringen, door de onzekerheid en een eventuele volatiliteit op de markten. Volgens de Britse statistische dienst maken de directe Belgische investeringen in het Verenigd Koninkrijk ongeveer 7 procent van het bbp uit, terwijl de inkomsten uit die investeringen goed zijn voor 0,5 procent van het bbp. Als het Britse pond effectief met 10 procent daalt, betekent dat voor de ondernemingen die investeerden, een verlies van 0,05 procent bbp of 200 miljoen euro.
De blootstelling van de Belgische banksector zou beperkt blijven tot 4 procent van het bbp. Als de beroering op de financiële markten blijft aanhouden, zou er een impact van 0,1 procent op het bbp kunnen zijn.
Tot slot verliest de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk een van de grootste betalers van de Unie. In 2014 droeg het land een nettobedrag van 14,7 miljard pond bij aan de begroting. Een uittreding zal dan ook repercussies hebben op de bijdragen van de andere landen.
Op lange termijn, wanneer de onzekerheden zijn weggewerkt, kan er evenwel een verschuiving in de investeringen plaatsvinden die Vlaanderen ten goede kan komen, gezien het potentiële vertrek van internationale bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk. Dat valt niet uit te sluiten. Het zal misschien vooral om financiële instellingen gaan. Wij zouden dan ook, net zoals andere EU-landen, bedrijven kunnen aantrekken.
De slotsom blijft dat na Ierland Vlaanderen economisch het hardst door een brexit zou worden getroffen, en dat is geen rooskleurig vooruitzicht.
Al deze inschattingen zijn nuttig voor het debat, maar zoals gezegd kunnen ze vandaag alleen een indicatie geven. Niemand kan zeggen wat in 2030 exact het gevolg zal zijn. Er zijn heel veel onbekenden, maar als we kijken naar onze positie op die markt, dan weten we dat dit een zaak is van het allergrootste belang.
Buiten de harde brexit zijn er vier scenario’s mogelijk.
Een eerste is dat het Verenigd Koninkrijk zicht krijgt op lidmaatschap van de Europese Economische Ruimte, zoals Noorwegen, Liechtenstein en IJsland. Dat betekent dat het land volledig toegang heeft tot de Europese interne markt en vice versa. Het moet ook de interne marktregelgeving van de EU en de regels inzake mededinging en staatssteun overnemen, maar heeft geen stemrecht. Alles wat interne markt, staatssteun en mededinging betreft, is nu ook van toepassing in Noorwegen, Liechtenstein en IJsland, met dien verstande dat deze landen niet mee mogen beslissen.
Het VK zou opnieuw geen beperkingen kunnen opleggen aan het aantal EU-werknemers die toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. Het VK moet in dat geval ook bijdragen aan de Europese Unie, net zoals de Noren dat moeten doen, maar in mindere mate dan bij lidmaatschap.
Ten tweede kan de Unie een vrijhandelsakkoord afsluiten met het VK. Het zou dan gaan om een akkoord van de nieuwste generatie zoals het CETA (Comprehensive Economic and Trade Agreement) en het TTIP, waarin zowel tarifaire als niet-tarifaire belemmeringen worden weggewerkt en waarin een ISDS-investeringsbescherming wordt opgenomen waaraan eventueel ook een visaliberaliseringsakkoord kan worden gekoppeld.
Een derde mogelijkheid is dat er een op maat gemaakte associatie-overeenkomst zou zijn zoals nu met Zwitserland. Dan zal het ervan afhangen welke wederzijdse tarifaire en niet- tarifaire resultaten er sector per sector onderhandeld zullen worden. Het valt af te wachten of de Unie zover wil gaan om ook een sectoraal akkoord inzake financiële diensten af te sluiten – wat cruciaal zou zijn voor het VK – , wat Zwitserland tot nog toe niet kon realiseren.
Een vierde mogelijkheid is een douane-unie, zoals met Turkije. Dan gelden aan de buitengrenzen van de Europese interne markt en het VK dezelfde gemeenschappelijke importtarieven voor goederen. Goederen kunnen ook vrij circuleren binnen de douane-unie.
Merk op dat in elk van deze scenario’s het VK geen toegang kan krijgen tot de EU-handelsakkoorden die de Unie heeft afgesloten. Het gaat over een zestigtal handelsakkoorden die het UK dus zelf opnieuw zal moeten onderhandelen. Als nieuw EER- (Europese Economische Ruimte), douane- of geassocieerd partnerland van de Unie zal het VK in ruil ook opnieuw moeten bijdragen aan de EU-begroting en moeten voldoen aan de EU-normen en regelgeving ter zake, evenwel zonder dat de Britse regering dan nog enige invloed heeft. Dat is de situatie van de Noren. Zij moeten de interne marktregeling, staatssteun, competitiviteitsregels overnemen en implementeren. Ze moeten bijdragen aan de Unie maar kunnen niet mee beslissen over die regels. Welke formule het ook zou zijn, het is duidelijk dat dan opnieuw een zeer sterk debat zal worden gevoerd, zowel met de 27 lidstaten als binnen de Unie zelf, omdat bepaalde van die overeenkomsten opnieuw neerkomen op een afstand van soevereiniteit, in grotere of in mindere mate.
Voor elk van die vier type-overeenkomsten is een akkoord nodig van alle 27 lidstaten en van het Europees Parlement en natuurlijk ook van het VK. Dat is zeer complex. Het zijn processen die heel lang kunnen duren. In artikel 50 staat dat er binnen 2 jaar een notificatie moet gebeuren van de uittredingsprocedure. Binnen die 2 jaar moeten het VK en de 27 lidstaten een akkoord proberen te bereiken over een terugtrekkingsverdrag, dat de voorwaarden van terugtrekking bepaalt. U begrijpt dat dat een zeer complexe samenhang is van allerlei regels. Het terugtrekkingsverdrag moet in de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van de stemmen en na goedkeuring van het Europees Parlement worden goedgekeurd. Tegelijk kunnen uiteraard de andere onderhandelingen worden gevoerd over een Europese Economische Ruimte, over een associatie-overeenkomst, over een douane-overeenkomst. Dat kan tegelijk gebeuren, maar ook een associatie-akkoord moet uiteindelijk worden voorgelegd aan de Raad, aan het Europees Parlement en aan de parlementen van de 27 lidstaten als het over een gemengd verdrag gaat.
Er moeten dus finaal twee akkoorden worden gesloten die elkaar beïnvloeden en parallel kunnen verlopen. Het is duidelijk dat er geen handleiding voor bestaat. Het is onontgonnen terrein. Het is nooit eerder gebeurd. Zullen de Britten die in de EU-27 verblijven zich bijvoorbeeld nog op het burgerschap van de Unie kunnen beroepen? Wat zal de situatie zijn van Schotland als zij bij referendum zouden zeggen dat ze hun onafhankelijkheid uitroepen maar dat ze lid willen blijven van de Unie?
Ik kom nu tot de harde brexit – dit was de zachte brexit – waarbij niet mag worden aangenomen dat al die zaken binnen twee jaar rond zouden zijn. De termijn van twee jaar kan worden verlengd met eenparigheid van de stemmen van de Europese Raad en uiteraard met het akkoord van de betrokken lidstaat. Als er geen akkoord kan worden bereikt om de duur van de onderhandelingen te verlengen en dus ook de toepassing van het Unierecht te verlengen, dan is er op een bepaald moment een brexit zonder enige band tussen de Unie en het VK. In dat geval zullen de economische kosten voor de 27 en voor het VK nog veel hoger oplopen.
In het geval van een brexit zonder enige band met de Unie valt het VK onder de regels van het Wereldhandelsorganisatie (WHO). Het is echter nog onduidelijk of het VK ‘automatisch’ lid kan blijven van de WHO of niet. In dit laatste geval zal het VK onderhandelingen moeten voeren met het WHO om lid te blijven. In het geval het VK automatisch WHO-lid kan blijven, moet het VK voldoen aan de externe EU-tarieven, die ongeveer 3 procent bedragen, vergelijkbaar met de tarieven die de EU hanteert met andere landen. Door de invoertarieven, maar ook niet-tarifaire handelsbelemmeringen als gevolg van afwijkende standaarden en reglementeringen, zal de handel dalen. Het VK hoeft zich wel niet te houden aan de standaarden van de EU.
In elk geval wordt op internationaal niveau een EU zonder het VK een minder aantrekkelijke partner voor niet-EU landen om handels- en investeerdersovereenkomsten mee te sluiten. Het VK zelf wordt ook minder aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders als toegangspoort tot de EU. In het geval van een brexit zijn er geen winnaars, alleen verliezers.
Er wordt in de pers inderdaad druk gespeculeerd en gespind over ‘the day after’, na een eventuele meerderheid voor een brexit. De reden is dat het hier om een totaal nieuw gegeven gaat. Ik word uiteraard goed op de hoogte gehouden van de discussie op EU- niveau. Ik lees dat sommige politici zoals Wolfgang Schäuble duidelijk reageren. Maar de vraag is of die uitspraken ook zullen worden herhaald na een ‘ja’ of een ‘neen’. Ik denk dat een aantal uitspraken nu bedoeld zijn om de kiezer te duiden op de zware financiële en economische consequenties die een brexit met zich mee zou brengen. In elk geval zal ik geen harde taal spreken, geen veto’s uitspreken. Ik denk dat we op dit ogenblik positief moeten beklemtonen hoe belangrijk het is dat het VK lid blijft van de Europese Unie, belangrijk voor Vlaanderen en belangrijk voor het Verenigd Koninkrijk. Bij een negatieve uitslag zal een pragmatische en realistische aanpak nodig zijn met een constructieve dialoog waarbij we maximaal moeten inzetten op het behartigen van het Vlaamse standpunt. Voor mij is het duidelijk dat de toetreding van het VK tot de EER de beste optie zou zijn. Als dat niet lukt, dan een verregaande handelsassociatie-overeenkomst die tarifaire en vooral niet-tarifaire belemmeringen zoveel mogelijk zou wegwerken zodat onze export niet in elkaar stuikt. Idealiter treedt het VK ook toe tot de douane-unie die de Unie al heeft opgezet en is er ook een vlot visaverkeer voor werknemers.
Ik denk dat het grootste gevaar zou schuilen in een lange periode van onzekerheid. Nadat de Britse regering de artikel 50-procedure opstart, zal het nog twee jaar duren vooraleer een brexit een feit is. Nadien komt er een procedure van onderhandelingen. President Tusk zegt dat die minimaal zeven jaar kan duren. Cameron zelf spreekt over een “decennium van onzekerheid”, met als gevolg dat er natuurlijk een grote periode van onrust en instabiliteit en dergelijke meer kan zijn, die burgers en bedrijven raakt en effect heeft op de welvaart.
Als het ‘remain’-kamp wint, dan moet er ook aan tafel worden gezeten. Er is een overeenkomst gesloten met Tusk voor een viertal punten met betrekking tot subsidiariteit, soevereiniteit, competitiviteit en het vrij personenverkeer. Ik neem aan dat de partijen dan zeggen dat ze zich daar ook aan houden. Ik hoop dat daar in dat geval werk van wordt gemaakt.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor een zeer uitvoerig antwoord. Het is dan ook een zeer belangrijke discussie. De brexit beroert de gemoederen, zeker en vast in het Verenigd Koninkrijk, waar we zien dat allerhande argumenten, emotionele maar zeker ook economische, worden bovengehaald, zowel bij het ‘remain’- als het ‘leave’-kamp. We hebben vorige week nog het trieste dieptepunt in de campagne gezien, met de moord op een politicus in het Verenigd Koninkrijk.
Minister-president, het is goed dat u daar zeer uitvoerig bent op ingegaan. U hebt de politieke gevolgen geschetst en ook de economische gevolgen voor Vlaanderen, de impact op onze economie en het feit dat wij meer uitvoeren naar het Verenigd Koninkrijk dan dat er van daaruit naar Vlaanderen wordt geëxporteerd. Ook de impact op de werkgelegenheid hebben we vanmorgen zeer uitvoerig in de krant De Tijd kunnen lezen, en dit naar aanleiding van de studie van ING.
Tegelijkertijd hebt u aan de Studiedienst van de Vlaamse Regering opdracht gegeven om na te gaan wat de verschillende hypotheses zijn: de zachte en de harde brexit, maar ook de verschillende mogelijkheden die er wel degelijk zijn als er toch wordt beslist tot een brexit en er dan met een zachte brexit wordt overgegaan tot onderhandelingen, die inderdaad een periode van onzekerheid zullen meebrengen. Het komt dan toe aan het Verenigd Koninkrijk om te beslissen op welke manier het land met andere landen verder wenst te gaan: het lidmaatschap van de EER, of een vrijhandelsakkoord of een op maat gemaakt associatieakkoord of de douane-unie zoals die er nu met Turkije is. Het is goed dat we daar een overzicht van hebben.
Tegelijkertijd is het wel degelijk van belang dat de Europese instellingen zichzelf wat in vraag durven te stellen. U hebt verwezen naar de beslissingen van de Europese Raad van 18 en 19 februari om over te gaan tot die verdieping, de betere relatie die er moet zijn van de eurozone versus de niet-eurozone en de competitiviteit die moet worden hersteld. Er is uiteraard ook het respect voor de soevereiniteit. Dat is vooral de vraag van het Verenigd Koninkrijk. We kennen de argumenten, soms terechte argumenten: het respect voor de soevereiniteit van de verschillende lidstaten, waarbij er onder meer wordt gedacht aan het principe van de rode kaart bij de subsidiariteit. Tegelijkertijd is er de beslissing van de Europese Raad om te werken aan het vrij personenverkeer.
Zoals ik reeds zei, moet er een grondig debat worden gevoerd over de toekomst van de Europese Unie. Er is in de Europese Unie echt wel nood aan hervormingen, en dit om de efficiëntie van de instellingen daadwerkelijk te verbeteren, om het democratisch deficit dat toch wel bestaat binnen de Europese Unie, weg te werken en om de competitiviteit te herstellen en werk te maken van economische groei en werkgelegenheid, en dit allemaal om de welvaart in Vlaanderen en bij uitbreiding in de hele Europese Unie veilig te stellen.
De Europese relaties tussen Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk zijn dus van belang voor onze welvaart en voor de werkgelegenheid. U hebt het gezegd: ongeveer 80 procent van de export binnen België komt uit Vlaanderen. Wanneer we dit gaan extrapoleren naar het Verenigd Koninkrijk, blijkt dit maar liefst 87 procent te zijn.
Wat de uitslag van het referendum ook is, de sterke politieke en diplomatieke banden tussen Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk moeten in ieder geval gevrijwaard blijven. Ik denk dan ook dat het goed is dat we dit debat hebben gevoerd en dat u rekening hebt gehouden met verschillende opties. Het is een democratisch debat dat wordt gevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Ik hoop dat dergelijke democratische debatten, ook mogelijk in andere landen of in de Europese instellingen, in het Europees Parlement zullen worden gevoerd.
Ik meen dat de Europese Unie wel vragen moet blijven stellen waarom er plots een eurokritische houding ontstaat in meerdere landen. We kennen nu dit brexitdebat in het Verenigd Koninkrijk en we kennen ook bepaalde houdingen die er bestaan in andere landen. Tegelijkertijd weten we ook dat bijvoorbeeld IJsland een kleine twee jaar geleden heeft beslist dat het niet langer kandidaat-lidstaat van de Europese Unie was. Als we nog iets verder teruggaan in de tijd, weten we dat bepaalde sterke economieën, zoals die uit Noorwegen, uiteindelijk zelf beslist hebben om geen lid te worden van de Europese Unie.
De Europese Unie moet het debat durven aangaan. Het is misschien de verdienste van het Verenigd Koninkrijk dat dit debat ook in andere landen op gang zal komen. Ik denk dat dit Europa nood heeft aan zeer belangrijke hervormingen.
De heer Van Grieken heeft het woord.
Sta me toe te beginnen met de laatste opmerking van collega Vanlouwe. Ik ben ook voor meer debat en meer referenda. Ik ben altijd blij te horen, mijnheer Vanlouwe, dat u ook pleit voor referenda. Ik hoop dat uw partij dan ook volgt in de toekomst daaromtrent. (Opmerkingen van Karl Vanlouwe)
Ik heb genoteerd dat u blij bent met veel referenda over de rol van Europa enzovoort. Ik zal het verslag erop nalezen.
Minister-president, u hebt een beetje een politieke schets gemaakt en uw mening gegeven daaromtrent, uw voorkeur voor een brexit of niet. Of die brexit er komt of niet: laat ons eerlijk zijn, dat hebben we zelf niet in de hand, dat ligt in de handen van de Britse kiezers. Volgens mij is het belangrijk dat het perfect mogelijk blijft dat via handelsakkoorden onze handel met het Verengd Koninkrijk geen schade lijdt. Ook Noorwegen en Zwitserland behoren niet tot die Europese Unie, en met deze landen drijven we wel gewoon handel. Zwitserland is ons twaalfde exportland. Ook de studies die u citeert, zullen wel kloppen, maar die gaan uit van enkele premissen waar ik het niet mee eens kan zijn. Uiteraard, wanneer er politieke onzekerheid is, reageren de markt en de beurs daar een beetje twijfelachtig op en het pond zal wel zakken, maar niemand zegt dat de stand van het pond laag zal blijven.
Men gaat ook voorbij aan het feit dat die Britten, ongeacht of ze bij de Europese Unie horen of niet, altijd zullen moeten consumeren en altijd zullen moeten importeren. Het was deze ochtend nog Paul graaf Buysse die in De Ochtend zei: na een brexit worden we niet wakker in een andere economie, de boel blijft wel draaien, maar we moeten ons natuurlijk wel voorbereiden. De instandhouding van het vrije verkeer van kapitaal en goederen is dus perfect mogelijk, ook als het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaat. Het Verenigd Koninkrijk kan bijvoorbeeld perfect deel uitmaken van een Europese vrijhandelsassociatie.
Wat we wel in handen hebben, minister-president, voor een stukje toch, is de houding van de Europese Unie tegenover het Verenigd Koninkrijk. Als de Europese Unie zich te hard opstelt, dreigen onze handelsbetrekkingen schade op te lopen en dreigt Vlaanderen daar schade van te ondervinden.
Op die vraag over de gesprekken die gevoerd worden en of u zelf ook dergelijke gesprekken voert, heb ik geen antwoord gehoord. Het is een beetje zoals bij een scheiding, niemand is erbij gebaat dat beide partijen zich heel hard opstellen. Dialoog is het codewoord. Daarom wil ik een oproep doen tot redelijkheid en respect voor het oordeel van de Britse kiezer. Ik hoop dat men zich op de beste manier zal kunnen schikken naar de gegeven omstandigheden na het referendum op donderdag.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister-president, u zegt het te zullen betreuren indien de brexit donderdag een feit zou zijn. Ik ben het met u eens, ik zou dat ook betreuren. U spreekt terecht over de negatieve economische effecten en u haalt ook politieke redenen aan, namelijk dat met een brexit een sterke internationale speler uit onze club verdwijnt.
Met een aantal andere argumenten ben ik het niet eens. U bewondert de Engelsen om wat zij in de interne Europese verhoudingen met Duitsland en Frankrijk inbrengen. U zegt dat er efficiëntie wordt nagestreefd, ik vind veeleer dat men op de rem gaat staan in verband met Europese verdieping. De houding van Groot-Brittannië draait in het debat over Europa zeker niet alleen om efficiëntie – daar zijn we allemaal voor – maar ook om effectiviteit. Men wou eigenlijk dat de Europese integratie veel minder effect zou hebben en in mindere mate echt vorm zou krijgen. Het adagium dat Groot-Brittannië altijd heeft gehuldigd is: ‘hoe minder politieke integratie, hoe beter’.
Ik vind dat u een politieke inschatting maakt waarvan ik vermoed dat ze niet gedeeld wordt door de volledige regering, als ik uw coalitiepartners bekijk en beluister. Open Vld heeft bijvoorbeeld sterke woordvoerders die verdere Europese integratie bepleiten.
U schetst scenario’s en geeft een interessant overzicht van hoe er met een brexit moet worden omgegaan. Wat u niet vermeldt en waar ik ook geen voorstander van ben, maar wat hier en daar wel wordt gesuggereerd, is dat Europa een onderhandeling zou opstarten over nieuwe voorwaarden om toch binnen de EU te blijven. Aldus zou de stem van de kiezer als het ware overruled kunnen worden door nieuwe afspraken.
Vindt u dit een mogelijk scenario? Of meent u, zoals ik, dat mochten ze opteren om de EU te verlaten, wat ik niet hoop, dit een beslissing is die consequent moet worden doorgetrokken?
De heer Poschet heeft het woord.
Minister-president, ik heb ook die studie van het Nederlands centraal planbureau doorgenomen, en de impact is inderdaad gigantisch. Na Ierland zou België, en dan vooral Vlaanderen, de zwaarste klap krijgen, met een krimp van 1,8 tot 2,5 procent van het bbp.
Ook al resten er maar enkele dagen meer, toch moeten we er alles aan doen om het ‘remain’-kamp te helpen winnen. Dat kan op verschillende manieren. Het kan op persoonlijk vlak tussen mensen die Britten kennen, het kan ook via stedenbanden of tussen burgemeesters. Kortom, ik pleit voor een consequente houding om het VK in de EU te houden.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik denk dat de minister-president bijna een ‘strategienota Verenigd Koninkrijk’ gebracht heeft, met daarin alle aspecten van het belang van Groot-Brittannië voor Vlaanderen en voor Europa. Het voordeel van deze discussie is dat we eens stilstaan bij onze relatie met deze lidstaat en buur. Vandaag is er nog veel speculatie en daarom hadden we misschien beter gewacht tot volgende week, tot we weten waarover we precies spreken.
Nu zijn er nog veel hypothetische scenario’s. Wat ik het meeste vrees, is de desintegratie van het Europese verhaal. Dat zou een buitengewoon negatieve spiraal op gang brengen. Het moet juist de bedoeling zijn, in deze tijden van somberheid, ongerustheid en angst, om het Europese verhaal te voeden en te versterken. Het is cruciaal voor onze eigen toekomst als Vlamingen en als Europeanen.
Minister-president, u hebt gewezen op het onevenwicht dat binnen de EU kan ontstaan. De Frans-Duitse as heeft één heel sterke kant en één kant die volgens mij op dit ogenblik in de lappenmand ligt. Er is niet alleen ongerustheid over de dominantie door één lidstaat, maar de vraag is ook hoelang die Duitse schouders het politieke verhaal in Europa blijven dragen. Als Groot-Brittannië daar niet meer bij zit, vrees ik dat de last die op Duitsland rust, alleen nog maar meer zal doorwegen, met nog meer onevenwicht in de Frans-Duitse as tot gevolg.
Ik zou dus liefst na donderdagavond dit debat voeren, en met kennis van zaken inzichten formuleren en een standpunt innemen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik ben vrij volledig geweest, zowel wat betreft het politieke als het economische, en ik zal enkel nog kort ingaan op een aantal beschouwingen.
Collega Vanbesien, u neemt uw wensen voor werkelijkheid als u denkt dat ik het regeerakkoord niet volg. De Vlaamse Regering gaat voor het aanscherpen van de EU-reflex en voor verdieping, maar ook voor subsidiariteit. Dat is ook wat de Duitse minister Schäuble nu zegt. We moeten geen wensbeelden ontwikkelen, maar pragmatisch te werk gaan. We moeten kijken waar we elkaar echt in kunnen versterken. Laten we de bureaucratie afbouwen, want die tendens is overal bezig. Dat zijn geen tegenstijdige signalen.
Collega Van Grieken, u gaat daar nogal licht over. Als de Britten hun soevereiniteit niet langer willen afstaan binnen de Europese Unie, dan is het maar de vraag of ze wel de Europese Economische Ruimte willen. Dat brengt namelijk exact hetzelfde met zich mee op het vlak van na te leven regels wat betreft de interne markt en competitiviteit en staatssteun. Alle andere voordelen vallen weg, maar die regels moeten ze blijven aanvaarden, en bovendien moeten ze, zonder inspraak, blijven betalen aan de Europese Unie, net zoals de Noren, bijvoorbeeld. U stelt het voor als een ideaalbeeld, maar ik ben niet zo zeker dat de Britten dat zo ideaal zullen vinden.
Ik blijf er wel bij dat, mocht het tot een brexit komen, dit het ideale scenario zou zijn. Maar het is niet iets wat in een handomdraai geregeld is. Die procedure zal verlopen op onontgonnen terrein. Vanaf het moment dat de Britten de uitstap notificeren, loopt er een termijn van twee jaar. Binnen die termijn moet heel het Unieverdrag ontrafeld worden en moet er gekeken worden op welke manier er wel nog kan worden samengewerkt. Dat zijn bijzonder complexe aangelegenheden. Men hoeft geen grote EU-specialist te zijn om in te zien dat dit niet zo simpel is. Intussen ontstaan er allerhande tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen in de handel, met alle gevolgen van dien.
Collega Kennes, het is inderdaad makkelijker discussiëren als de beslissing gevallen is. Laten we hopen dat de ‘remain’-stemmen het halen. We moeten ons wel goed bewust zijn van de gevolgen. In alle gesprekken die ik voerde, zowel met Britten die ik ontmoet heb, als men anderen, heb ik telkens gewezen op het belang hiervan. We moeten dat met volle overtuiging blijven verdedigen.
Ik hoop echt dat het zo blijft, niet alleen vanwege de politieke constellatie van de Europese Unie, maar ook voor de economische gevolgen die eraan verbonden zijn, zeker voor onze Vlaamse welvaart. Je kunt discussiëren over die studies, maar nog eens: dat zijn indicaties. Wij voeren enorm veel uit. Dit is onze vierde grootste handelspartner. Als daar belemmeringen ontstaan, als er dramatische koersschommelingen zijn, als er douanetarieven geheven worden of andere niet-tarifaire belemmeringen ontstaan, weet je dat dit ons nadeel zal berokkenen. Die export is zo groot.
Wij zijn niet bij de grote spelers in de Europese Unie. De KU Leuven zegt nu al dat de gevolgen voor de automobielsector wellicht minder erg zullen zijn, omdat zowel de Duitsers, de Fransen als de Britten er belang bij hebben om elkaar het leven daar niet al te moeilijk te maken. Maar wij zijn heel sterk met onze voedingsindustrie, als kleine Vlaamse speler de sterkste Europese speler in voeding. Wij zijn heel sterk met onze textielsector. Er zullen er weinig zijn die gelijklopende belangen met ons verdedigen. Ik wil dan ook echt waarschuwen voor de economische gevolgen als dit zich zou voltrekken.
Ik ben het ermee eens dat je met Tusk, met Schäuble en anderen moet zeggen: laat ons goed luisteren naar de burger, laat ons goed kijken waar we elkaar kunnen versterken, laat ons proberen om de onrust die er in heel Europa is, te ontmoeten en om zeer pragmatisch vooruitgang te boeken, en zeker niet van de daken gaan schreeuwen dat er nu zeer grote sprongen vooruit moeten worden gemaakt, want dat zal alleen contraproductief werken in dezen.
Collega Vanbesien, de hypothese dat ze er toch weer in willen blijven, lijkt me zeer raar, als je een mandaat krijgt van je bevolking om eruit te stappen en dan toch weer een nieuw mandaat vraagt om weer toe te treden en weer te gaan onderhandelen. Maar alles is mogelijk, natuurlijk. Zodra de notificatie gebeurd is, zit je wel in die procedure. Als dat staande de periode van overgang zou gebeuren, kan dat misschien. Maar als het definitief is, zit je met een nieuwe toetredingsprocedure van artikel 49. Dan zit je weer in een zeer lange overgangsperiode.
Politiek en economisch hoop ik dus, om allerlei redenen, dat het ‘remain’ wordt. Ik ben het ermee eens dat het echt grote debat over de consequenties zal worden gevoerd zodra de Britse kiezer zich uitgesproken heeft, wat niet belet dat het onze plicht is om daar nu over na te denken en te bekijken wat de mogelijke gevolgen ervan zijn.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw heel duidelijke repliek. Het is inderdaad bijzonder goed dat wij vandaag al het debat gevoerd hebben en dat bijkomende cijfergegevens bekend zijn gemaakt, onder meer van de implicaties van een eventuele brexit op onze economie en onze welvaart. In tegenstelling tot collega Kennes vind ik dat we het debat nu al moeten voeren en rekening moeten houden met verschillende scenario’s die zich kunnen voordoen, zodat we voorbereid zijn op beslissingen die het referendum al dan niet met zich kan meebrengen. We moeten niet wachten tot de problemen zich voordoen, maar mogen daar ondertussen zeker over debatteren en vooruitkijken.
Ik hoop ook dat wij vanuit Vlaanderen duidelijke signalen kunnen geven dat wij een Europa willen dat gebaseerd is op fundamentele Europese, westerse waarden en vrijheden, die wat mij betreft in de 28 lidstaten dezelfde zijn en moeten blijven. Ik hoop ook dat wij een grondig debat kunnen voeren over de toekomst van de Europese Unie, een Europese Unie die democratisch is, die sterk is, met sterke lidstaten, en wat mij betreft ook met een zeer sterk Vlaanderen binnen die Europese Unie, een Europese Unie die opgebouwd wordt vanuit de lidstaten, van onderuit, zonder dat daar een sterke bureaucratie boven staat, waar er een misschien een democratisch deficit zou kunnen bestaan.
Het is goed dat we dit debat ook hier in het Vlaams Parlement voeren. Ik verwacht alleszins dat we er ook volgende week, na het referendum dat over enkele dagen plaatsvindt, zeker nog verder over zullen discussiëren.
De heer Van Grieken heeft het woord.
De minister-president sprak over de specifieke identiteit van het Verenigd Koninkrijk. Dat collega Vanbesien, die normaal gezien de mond vol heeft van diversiteit, problemen heeft met de identiteit van een bepaalde natiestaat en de diversiteit van verschillende natiestaten, vind ik opmerkelijk. (Opmerkingen van Wouter Vanbesien)
Ik lees ook tussen de regels van uw discours, collega Vanbesien, dat de Britten maar de gevolgen moeten dragen van dat gedwongen huwelijk – want het is de Britten nooit gevraagd. Dat ze maar de gevolgen moeten dragen van een democratische beslissing, vind ik zeer gek. Het is een gedwongen huwelijk, waar verschillende volkeren en naties toe gedwongen zijn.
Minister-president, ik ben blij dat de Britten, ongeacht wat de uitslag donderdag is, de mogelijkheid hebben gekregen om zich uit te spreken. Voor hen die allemaal de mond vol hebben van directe democratie en zich democraat noemen: ik hoop dat we ooit ook in Vlaanderen, onafhankelijk of niet, de mogelijkheid hebben om referenda en volksraadplegingen te houden, want dat zou toch echt een meerwaarde zijn voor onze democratie. In dat opzicht hebben de Britten, ongeacht de uitslag, reeds gewonnen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.